No. 18289 LE9DSCH DAGBLAD, Woensdag 15 October. Tweede Blad Anno 1919. PERSOVERZICHT. TWEEDE KAMER. - De broodkaart' weg, De brood- taart kan, naar de meaning van „DE HAAG- SCHH POST" verdwijnen ten vcordeele van de schatkist. Het is bij de tegenwoordige' graanregeling een onding geworden; in rea- tanranta en hotels eïscht men reeds geen] brcodbons meer van de gasten. Er is nu volop brood ten daaronder maakt dat hetwelk van het Eegeeringsmengelmoes gebakken is, het slechtste figuur. De bak kers klagen steen en been over de brood- grondstof, die hun vanwege de Regeering geleverd wordt. Velen vragen of de zoo genaamde rantsoeneerïng' missch en in stand gehouden wordt, omdat de Regeering met stroppen" zit, die zij zichzelf om den hal9 need, toen zij bepaalde contracten ploot, waarvan de bepalingen moeten" worden na gekomen op straffe van toch too- en zooveel te moeten betalen. Wat de Regeering in de oorlogsjaren gewrocht heeft, geeft mach tige wapens in de hr...d van de tegenstanders van sccialisatio en nationalisatie. De Re- gearing was een slechte fabrikante en een skchte lahenvrouw daarbij. 2ij eocp'oiteerde duur cn slecht. Ge'd is vooral verdiend door vanwege de Regeering begunstigde personen cf icbamen. Wg hopen echter niet, dat het bestaan der broodkaart moedwillig gerekt wordt, om sommige personen of lichamen b; paalde vcprdeelen te deen genieten. Het blad doet -ritkomen, dat geen broodte- kert te vree.-en is; trouwens, het broodge bruik wordt in geen enkel opricht door de broodkaart beperkt. Of dan mogelijk de broodkaart nooylig is cm te voorkomen, dat bet brood boven een' bepaalden prijs verkocht wordt? Onzes in ziens in geenen deele, want ook bij het niet- bestaan van een broodkaart kan een maxi mum prijs gesteld werden. „Maar", hooren wfj zeggen, „wie een broodbon inlevert, kan eischen, dat hem daarvoor brood tegen maximum-prijs geleverd wordt," Be halve dan, als de bakker zegt, dat lip geen Roo-eeringstrood meer voorhanden hoc-ft, of in liet geval, dat hij liever in hoofdzaak fc cod van „vrjj" graan bakt en verkoopt. ■Wij zonden daarom bijna zeggen, dat hak kers, di inonceeren, dat zij geen „i'.e- gtcringsbrood" bakken en verknopen, een grocte clnnteele zullen krijgen. Wel ont vangen ze zonder broodbons geen meel van de Kegeering. maar van de bueren en han delaren krijgen zij het wel. Nederland heeft, naar bet blad aanneemt, aan een 800.000 ton brood-grondstof per jaar meer dm genoeg. In 1917 produceerde Nederland meer dan 45 pCt. van onze be- kcefte. Wjj moeien dus neg invoeren 516.0C0 ten. In 1913 voerden wjj in ruim 2 millioen ten graan en meel. Wij kannen dus volstaan met nog niet 1/5 der tonnenmaat. die an ders aan den graaninveer werd dienstbaar gemankt. Dat van die aanvoeren ook veel v.erd uitgevoerd, doet hier niets ter zake, daar het° alleen gaat om een vergelijking tcHoh-n den beslist ncodigen en den norma len aanveer (niev invoer). Wijl do beschikbare tennenmaat in de eerste plaats dienstbaar gemaakt meet wor den aan 3eo inveer van broodgraan, ver volgens aan dien van hulpmeststoffen en veevoeder en vervolgens aan dien van brand stof en grondstoffen voor onzo industrieën, daar de zee weder vrij en niet oorlogsge- vaarljjk meer is. daar cnze o.,vrjjwillig uit geleende tennenmaat geleidelijk weder wordt teruggegeven en daar cnze bo-eren tegen woordig baas zjjn over hun graan, be taat er geen enkele ens bekende reden i..esr om de broodkaart te doen voortbestaan, zelfs niet ten voordeele van derden, want dezer voordeel brengt noodwendig de schade van i alle andere belastingbetalers mee. Deskundige voorlichting in den Gemeenteraad. In „R.-K. GE- MEENÏEPOLITIEK" wijst de lieer A. J. Ocstdam er op, daf het uitzondering is, wanneer juist deskundigen voor het wet houdersambt worden gekozen.- „Hier of daar ipogo een paedagoog voor de afdeding On derwijs gevonden zijn, een ingeni ur voor da bedr/vc een geldman voor de financiën, in het algemeen was het .roeien met de riemen, die men heeft." De heer Ocstdam zou daarom deskundige voorlichting wenschen en schrijft: „In het Parlement hebben de Ministers reeds de ambtenaren, die hen tijdens het debat voorlichten en tot dasverre ter tribune of in de loges zaten, achter zich verza leid, ten eirde hen terstond bjj de ban 1.te liebben. En zulks ondanks het feit, dat de Ministers niet uit de Kamerleden worden gekozen, gel' -o de .wethouders uit de Raa. kielen, zocdat mén voor de hoofden van departe menten nooit om deskundigen verlegen oe- hoeft te zitten. In de Raadsvergaderingen mag dus Ue voorlichting ook wel béter gerege'd wor den. Commiksie-vergaderingen en allerlei rapporten zijn niet voldoende, want op- de eindbeslissing, de eindverant,vo:r.lelijkheid, kon.i het aan. Ook in de Raadsvergaderingen dus de deskundigen, wat c. de he irijf'hoofden zouden zijn. En dan zc-u ik dezen heeren niet looier Sen sonfflenrsrol willen geven, maar hun de' bevoegdheid willen toekennen, deel ie neuian aan de discussies, welke daardoor aan diepte zonden kunnen wiiïoen en waar door tevens het vcrant.voo d lijkte d gevoel dier heeren zou worden verhoogd. Dc heffing ineens. Die „NIVUWE ROTTERDAMSCHE COU RANT brengt in herinnering, heb belas ting-ontwerp der Vrijzinnig-Democratische tiactie, bekend als „een heffing ineens". Hot blad noemt het, goed boschouwd, ecu oamentuur Als do heer Marchant c.s. niet >'n de me- mone van toelichting hadden neergeschre ven, dat, oit nu e(,n heffing-ineens was, dam zou. gélooven wij, ook wel niemand op do geiractitc gekomen zijn, met deze heffing te doen te hebben. Per slot van rekening dur ven de voorstellers dan ook in hot ontwerp zelf den naam YOor hun kindje niet aan, en hebben zij daar de belasbing Verdedigings belasting gedoopt een betiteling, die wat uit den tijd is geraakt, nu de oorlog voorbij is en er aan verdediging niet hard meer gedacht wordt. Nu willen wij den voorstellers alle recht doen wedervaren. Bij eten eersten opzet van hun ontwerp schijnen zij inderdaad op een heffing-ineens te hebben gezonnen. Voor hen is uitgangspunt geweest, dat cr een kapitaalheffing moest plaats hebben. Maar toen zijn zij daarop onmiddellijk deze juiste gedachte gaan verwateren. Na uiteen te hebben gezet, wat de ge dachte van do heffing-dneens iis, betoogt hetf blad, dat het van groot, belang is, dat eindelijk het masker, waarmee onze finan- cieele toestand bedekt is. afgerukt wordt cn aan den schiju-rijkdom een eind wordt gemaalct. Maar, zegt het blad, het is duidelijk, dat. deze heelo manipulatie alleen dim succes zou kunnen hebben, indien niet te voren op de bronnen van Staatsinkomst beslag wordt gelegd. De voorname bedoeling van de heffing-ineens is, ruw gezegd, de direc te belastingen te kunnen verminderen, met name den druk van de verdedigingsbolas- tingen zoo niet geheel op to heffen, dan toch dermate te verlagen, dat er weer ruim te konit voor de bolastingverhocgingon, die do nieuwe Staatsuitgaven onvermijde lijk moeten teweegbrengen. Geheol in strijd met deze gedachte, doet het voorstel-Marchant niet anders dan juist opnieuw de heffingen van het inkomen uit vermogen en arbeid, zij_ het onder een nieuwen naam, nog tien jaren lang ver zwaren. Volgens de „NIEUWE ROTTERDAM- SCHE COURANT" is het ontwerp gedena tureerd tot een extra-belasting van de in komsten uit het vermogien. De belasting, door de heeren Marchant c.s. ontworpen, is geen kapitaalhcffing meer. Zelfs voor zoover zij het kapitaal bezit op een zeker ooge»nblik als grondslag voor een tien jarigen belastingplicht heb ben genomen, zijn de voorstellers er op be dacht, de betaling zoo te regelen, dat do belasting zooveel .mogelijk juib \heft inko men zal worden voldaan. Zij zijn blijven hangen aan het oude dogma, dat belasting, die het kapitaalbeait aantast, uit den boozo moet worden geacht. Er is voor deze stel ling in het algemeen, en ten aanzien van jaarlijks berugkeerencle belastingen, zekor veel te zeggen doch men spreke dan ook maar niet. van heffing-ineens. Deze immers gaat uit van de gedachte, dat, wat er ook in heb algemeen van het dogma moge zijn, hei in exceptioneel© omstandigheden soms kan worden doorbroken, omdat het nood zakelijk tcan zijn, dat de gansche maat schappij op een goed oogenblik, zooals een wijs koopman wel doet, verlie-s neemt". De heeren Marchant c.s. schrikken daar voor terug. Zij zullen cr hun redenen voor hebben, maar wij vragen dan toch: hoe po se eren zij dan als voorstanders van een heffing-iueen3, on wat denken zij met hun voorstel, dVvb geen -enkel nieuw gezichts punt opont, alles principieel bij het oude laat, en de moeilijkheden voor de naaste toekomst eer verzwaart dan vermindert te bereiken 1 Voor wie een werkelijke liquidatie van althans een groot gedeelte van onzer eri- sisschuldefa zeer gowonscht achten, blijft de vraag: Wie schenkt ons do heffing-ineens 1 Vervallenverklaring van Ka merlidmaatschap. Hit „WEEK BLAD VOOR JDE BURGERLIJKE ADMI NISTRATIE" scfirijft over „Vervall on ver klaring van Karrerldmaat ap" o: d r ir eer. Ons geldendStaatsrecht ge:ft gem mid del aan de hand, om leden van een Jer beide Kamers der Slaten-Geaeraal, d.e door hun gedragingen daarvoor in aanmerking zouden moeten komen, van hun lidmaat :chip vervallen te verklaren. Wel kent het. Regle ment van Orde voor de Tweede Kamer, vooral sinds de jongste aanvulling daarvan in dit jaar, aan deze vergadering een uit gebreide disciplinaire macht toe tegenover haar leden, die Iran eindigen in het recht om een lid voor een bepaalden tijd gedu rende "den tijd der zitting den toegang to'; het Kamerlidmaatschap te ontzeggen (art. 74);'maar dit recht is ifhaukelrjk van het feit, dal een lid „door zijn gedragingen de geregelde behandeling van zaken oe- Iemmert. Tegenover leden, die door hun .gedra gingen" buiten de Kamer zich een plaats van volksvertegenwoordiger onwaardig hebben gemaakt, staat de Kamer naar deze bepaling machteloos. In Engeland is dit vanouds anders opge vat en heeft met name het Lagerhuis zich steeds bevoegd geacht leden van hun lid maatschap vervallen te verklaren, zoo vel op grond van hun gedragingen in de verga dering als daarbuiten. Wat ons land betreft, zien wg geen redon, waarom de Kamer zich bij haar Reglement van Orde niet hetzelfde recht zou kunnen toekennen, dat vanouds door gewoonte het i Parlen ent in Engeland heeft uitgeoefend. Een inbreuk op liet recht der k'.ezirs, is dit zeker niet meer dan de macht, die de Tweede Kamer zich thans reeds in art. 74 van haar Reglement heeft toegekend. Of immers de „gedragingen", die tot 'den maat regel aanleiding moeten geven, in dan wel bulten de Kamer zich vocrdcen, kan in het wezen der zaak geen verandering brengen. Alleen blijft de mogelijkheid beitaau, dat de kiezers het vervallen verklaarde lid brj de eerstvolgende periodieke verkiezin gen opnieuw in de Kamer brengen, aange nomen, dat zij daartoe bereid zouden zijn. Hiertegen zou alleen de wet kunnen waken door aan een besluit der Kamer tot ver* all en verklaring blijvende uitsluiting ven verkiesbaarheid te verbinden. Hat art. 84 der Grondwet zich hiertegen zou verzetten, kannen wij niet inzlea, om dat dit artikel zelfs reeds als eisch voor het lidmaatschap der Tweede Kamer 3telt, dat men niet van de verkiesbaarheid ontzet zij, en al mag v,-orden toegegeven, dac deze bepaling wel alleen zal hebben gedacht aan een ontzetting bij rechterlijke u'tipraak in de gevallen, bij de strafwet voorzien, de -woorden van het artikel dwingen tot deze beperkte uitlegging niet Daarenboven sluit art. 84 der Grondwet in zijn tegen woordige lezing u'tbreiding der vereis nten voor, bet Kamerlidmaatschap niet uit. Studenten in do toekomst In „MINERVA" schrijft prof. J. F. van Bemroelcn „Waar hot voorloopig wel niet goed mo gelijk zal blijken, en zeker ook niet wen- schelijk zou zijn, om al dogenen, aae wel mot aardsche goederen, maar niet met bij zondere geestelijke begaafdheid zijn toege rust, terug te houden van hun zij het ook minder gelukkig voornemen, om juist aca demisch© studie tót levensdoel te kiezen, moet er aan de andere zijd© met alle kracht naar gestreefd worden, om te zor gen, dat omgekeerd voortreffelijko aanleg, v/aar hij aanwezig is, zich vrij cn onbelem merd kunnen ontwikkelen. Het allesbehalve denkbeeldige gevaar,* dat daarmede gepaard ga3t, n.l. do toene ming van het g. wetenschappelijk prole tariaat, dient met bewustheid en vastbe radenheid onder de oogen gezien. Niet door angstvallige afscheiding der fortuinlijk ge borenen, evenmin door het onberaden om verwerpen van alle bestaande instellingen en verhoudingen, maar door de onbevangen toepassing der aloude beginselen van een dracht, humaniteit on burgerzin, waardoor ons Hollandschc volk in hachelijke tijden zijn bestaan heeft weten te handhaven cn waarvan ook de Academische jeugd in vro© gere dagen van gevaar voor het gemecne- best bij herhaling hlijlc heeft gegeven". Vergadering van gisteren. Moik-interpe 1 lat ie. De heer BRAAI' vraagt verlof clou Mi nister van Landbouw te interpeJleeren over den melkprijs, welke niet in overeen stemming is met de porduebtekosten en het molktekort. Woensdag zal over dit verzoek beslist wor den. Verklaring van znr. "Vim GrooaeuvRel. Do heer VAN GROENENDAEL (R.-K.) verkrijgt gelegenheid een verklaring af te leggen. Spr. horinnerb er axtn, óafc hij reeds vroe ger protesteerde togen hem toegedacht© antd-Necfcr!and£'Iie gezindheid. Jlij her haalt dat protest. Hij handelde nooit te gen de Grondwet en de wet. Daarmede is ook niot in strijd, dat spr. voor oen vo'ks- stomming is. Tijdens zijn rustkuur in Frankrijk las spr. geeu Nederlandsche couranten cn ont ving Liij 3lechts weinig correspondentie. Ge- ruimen tijd na datum kreeg hij aldus ken nis van bijzonderheden over de perscam pagne öegen hem, van de beschuldiging van-den heer Nolens en van de verklaring der Regoering. Het was spr. een raadsel» waaruit zou bëetaau de propaganda, door hem gemaakt; hij was slechts toevallig .één dag bs Brussel. De hear No lens is lot nu too in gebreke gebléven zijn be schuldiging te preciseoren. Heft was spr. niet doenlijk zich tegen c n. dergelijke vage beschuldiging te verdedigen; hij bep lalde zich daarom tot een protest. Spr. heeft ni vijn advocaat opgedragen of hij den hoer Nolens niet in rechte kan aanspreken, en vertrouwt, dat cr daardoor een oplossing zal komen. Spr. is steeds voorstander geweest van net zeiibeslemmingsrecht; reeds 20 jaae ge.eden heeft spr. dat gezegd en hei nooit verbor gen. On. deze opvatting heeft de R.-K. Ka- merclub hem binten geslopen. Spr. betreurt dit. Maar het heengaan daaruit wordt nem verzoet door de overtuiging, dat hij meer vrijheid van beweging zal verkrijgen. Van propaganda-voeren i3 geen sprake geweest; ware dat het geval, dan zou hij er eer mede moeten begonnen zjjn. Spr. motiveert waarom hy niet eer tegan verdachtmaking is opgekomen. Hij achtte hal beter op niet3 te r sage eren; d.m droeg hg geen verantwoordelijkheid voor hetgeen anderen ze.den. Bovendien werd van een zijde, waarvan spr. dat niet ver wacht had, geloof gehecht- aan beweringen zonder eenigen grond. Spr. herhaa.t voorstander te zyn van het ze 1 Ibestemmingsrechtals een zuivere toepas sing van het beginsel der democratie, van het beginiel der zelfregering van eon volk. De V00RZI1TER dringt er op aan niet in algemeen© beschouwingen te treden. Da heer VAN- GROENENDAEL treedt dan in een nadere uiteenzetting omtrent zijn opvattingen ran het zelibesteminings- recht. waarbij niet de belangen van andera volken mogen geschaad worden. Met een plebisciet wil men i. c. niet anders dan een overeenkomst tusschen Nederland en BelgLë. waarbij de bevolking zelfstandig be slist. Het ware rationeel geweest den volks- wil duidelgk te laten spreken. Toepassing van liet zelfbestemmingsvecht zou ook bevre diging geschonken hebben aan hen, die dat inderdaad wenschen. Er zijn welgestelde Limburgers, die zich voor een plebisciet verklaard hebben. In principe is spr. altijd voorstander ge weest Van het zelfbestehimingsrecht; maar nooit hééft hg er propaganda voor gemaakt, in Nederland niet, in Limburg niet, veel minder in België. Spr. protesteert daii^tegen de verdacht making van zijn nationale gezindheid en inzonderheid tegen de bewering, dat hij-bij een afscheiding van Limburg financieel voor- deel zou hebben; het tegendeel is waar. Spr. heeft een geheel Nederlandsche opvoeding en loopbaan gehad. Hij is altijd Limburg?r gebleven, gehecht aan zgn geboort grond, en steeds heeft hg medegewerkt aan het be houd van het gewestelijk karakter van Lim burg. Hg is voor behoud van een eigen 'Limburg, met eigen taal, gebruiken en gev/oontsn. Onjuist is, dat spr. bij zijn eerste ver kiezing in 1£)16 tot Kamerlid gezegd neeft-, dat dit was een eerste schrede op den weg naar "het Belgische parlement.In de ure des gevaars in 1919 is spr. tot zgn Limburg teruggekeerd. Hg wil op den ingeslagen weg voortgaan. De heer SCHAPER (S. D. A. P.) zegt, dai; de positie van bet Parlement ten aan zien van den heer Van Groenendael onhoud baar is. Het woord is nu aan de R.-K. Kamer- club. Waarom heeft deze niet voldaan aan diens vroeger verzoek, om een onderzoek, en waarom is de heer Van Groenendael nu door haar uitgestooten? De heer KOOLEN (R.-K.) komt op tegen de voorstelling van zaken, door den teer Van Groenendael gegeven. De aanklacht ne gen hem betrof niet zijn voorkeur voor een plebisciet. Ook spr zal nu mededeeling doen van het verhandelde in <le R.-K. ciubverga- dering. Daar heeft de heer Van Groenen dael erkend op 20 Juni te Brussel op een plaats, die naar het gevoelen der R.-K. Knmerclub daarvoor allerminst geschikt was, te hebben gesproken voor een pieb'sciefc in Limburg, daaraan toevoegend, dat dit een volgens hem gelukkige op'ossing zou zijn. De heer VAN GROÉNxiNDAJLL weet niet of hij en de heer Kooien het eens zgn over de plaats te Brussel; maar liet ligt op den weg van den heer Kooien, te zeg gen waar het was. Spr. ontkent de verklaring van den heer Kooien; hg heeft geen propaganda gemaakt, al sprak hr| inderdaad over.de zaak. De heer SCHAPER (S. D. A. P.) zegt, dac geen antwoord is gegeven op de vraag, waarom niet voldaan is aan het verzoek van den heer Van Groenendael om een enquête. De volksvertegenwoordiging scaat hier machteloos en spr. vraagt oï do Regeering Insr niet kan optreden en niets kan doen oirj de zaak tot een oplossing te brengen. De beer KOOLEN (R.-K.) zegt, dat nooit een dergelgk verzoek bij do IL-K. Kamer club is iagekomsiL De lieer Van Groenen dael sprak ever een enquête in deze Kamer ep deed e?n verzoek aan vijf IL-K. ie-don, die unaniem van gevoelen waren, dat uo en- fiiit te-ccmmissie hier gean toepassing 'kon vind- m Hem is toon de raa-ol gegeven do be ne erning van een ©ereraad uib te lokken, waaraan lin echter geen gevolg gvi". Le heer DE SAVORNIN LOHMaN (c.-H.) viaagt den heer Van Grce iendael op welk© plaats te Brussel gedeeld wordt en wi© Le ge nn en is over deze plaats te spreken. De heer VAN GROENENDAEL dat hel niet op zijn weg ligt te antwoorden op dö vraag, welke plaats bedeeld wordt. Spr. »s niet ever deze zaak begemoen. De heer DE SAVORNIN LOHMAN ant woordt, dat de eenige man, dlo belaag er bij heeft op d? vraag te antwoorden cn kan ant woorden (Geroep: Moob anbwroruen) is den heer Van Groeneadaei. Geschiedde het on der Nederlanders, dan valt er niets c.p te' zeggen; was het onder Belgen, dan staat de zaak anders. De heer VAN GROENÊNDAEL verklaart niet gesproken te hebben met eenige Belgi sche autoriteit, iiooh m:t- iemand» met de Belgische regeering in verband staande. 'De beer DRESSELHUYS (V.-L.) merkt' op, dat jnen niet langer schuilevinkje kan spelen, ópr. geert een comité-gen era al ia overwegihg. 'Geroep: Haar heeft- het volk niete aan!) 8pr. zal zijn verzoek om een -jom ié-gene- raal vccrloopig opschorten. De heer RUTGER8 (A.-R.) meent, dni de Kamer in da zaak-Van Groenendael geen besluit kan nemen, Op he: cogenblik moet men zich tevreden stei ei met het verkre gen resultaat. De heer KOLTHEK (Comm. P.), zegt," dat- de Regeering opheldering kan geven. De heer Bcngaerts hesït xeed3 schriftelijke vra gen gesteld. Spr. vraagt of de Regeering bereid zcu zgn een verklaring af te ïeggea, die verder gaat, dan heigeen men nu weef. De heer WIJNKOOP (Comm. P.)_. meent-, dat het iit principe alleen gaat om een twist in de R.-K. Kamerclub; de heer Van Groe nendael heeft het volste recht om te zeggen, Jat hij vcor een plebiscie'; is. Men is nu fce>.g cm de zaak op te blazen. De R.-Iv. Kamerclub in de eerst© plaats meet mede- deelen waarom zy dat doe\ Do heer KLEEREKOOPER (S. D. A. P.) 2egt, dat juon de zaak niet gecompliceerd meet maken. Hij vraagt, welk motief er is cm niet de plaats te noemen, waas het ge- t?;iek 'plaats had. De lieer VAN DOORN (ü.-L.) vindt, dat "men bezig is de zaak geweldig cp' te blazen, Er wordt te veel beiang gehecht aan een zaak, die dat niet waard is. De Kamer kan hier geen uitspraak deen; een motie zou niets geven. Spr. vraagt welk verschrikkelijk lands belang de heer Van Groenendael geschaad zen hebben. Hij weet nu trouwens s-enoeg hce zijn medeleden er over denken. Het kan ;-pi. weinig schelen waar het gesprek plaats had. De handeling van den e?nling treft cok volstrekt niet do geheele Kamer. De heer DE SAVORNIN LOHMAN (C.-H.) bete egt-, dat het gaat om de vraag of de heer Van Groenendael zich al dan niet heeft schuldig gemaakt aan een Staatsrechtelijk misdrijf, en of \vg met zoo iemand kunnen vergaderen. Het is vcor de Kamerleden van het grootste belang te weten, hoe' het met de zaak staat. De zaal: is niet op te lossen, wanneer, de betrokken perscnen, krachtens hum ambt cf uit 's lands belang, niet kunnen spreken, dat kan cok voor de Regeering gel den. Alleen de heer Van Grc-enendael heeft ei persoonlijk belang bg te spreken. Blijft hij zv.ijpen, dan kunnen wg hem rechtens niet vereerdeelen, maar men zal dan welen wat wg aan hem hebben. De Kamer zal dan moe ten verlangen dat de heer Van Groenendael haar vergaderingen niet bijwoont.. De heer DUIJS (S. E\. A. P.) n.erkt op, dat eerst de beuchulddiging juist meet g:fo mu- leerd werden. Het gaas niet aan lukraak t€i beschuldigen cp grond van aanwijzingen en dan te verderen, dat den beschuldigde te bewijzen. Spr. h eft neg geen enkel bewg's veer de beschuldiging gezien. Zoolang en geen overtuigend bewijs is, heelt men de' vei klaring rail den hce? Van Grcenendael aan te nemen. Men kan zeggeu, dat hij on tactisch was; maar spr. krijgt uen indruk, dat bier van een heiz6 sprake -is, welke pré- nes samenvalt met bet moment, dat da lieert Van Grcenendari ezn geschil kreig met zijn compagnon den hc<r v. d. Lande I e heer MARCHANT (V, D.) verklaart, dat de draai, weikon de hear Duvs aan dei kaak geeft, hem uiei bevalt. Lij acht dei zaaK van niGt te veel be te eken is. Een gesprok over een piebwoiel heeft in dezen tijd een geheel andere beteelcenis dnn gewoonlijk. De heer Van Groenendael .zal dat inzien. Maar anders nog wordt de sank als -een volksvertegenwoordiger do zaak in België aanroert. Dolm gaai, men daar zeggen, dat Nederland cle zaak niet aandurft, omdat hot. fcnng is voor den uit* slag. De Kamer heeft weinig gelegenheid ge had om zich een oordeel te vormen orer het inzicht en het oordeel van den heer Van Groenendael; hij was weinig in haar midden. De vraag is alleen of een volks vertegenwoordiger zich aan dezo zaak heeft schuldig gemaakt. Nu heeft de heer Van Groenendael bezwaar zich uit to laten over cle plaats, waar 't gesprek gehouden werch v Spr. vraagt nu of hij heeft gesproken met andere dan Belgische autoriteiten en. van welko nationaliteit was die autoriteit. De heer VAN GROENENDAEL meent, dat de heer Duys het juigtc antwoord heeft gegeven. De beschuldiger moest pre ciseeren. Spr. aebt zich niet gerechtigd te publicceren wat een ander hem zegt of schrijft, zonder dien ander er in te kennen. Spr. zal dus niet antwoorden. De VOORZITTER vraagt, of «de heer Van Groenendael misschien een termijn wil opgeven, welken hij uoodig acht voor over leg met de personen metwi© hij gespro ken heeft. Do heer VAN GROENENDAEL acht dit niet. noodig. (Beweging). Het debat wordt gesloten. Intrrpetlatic-Wijukoop. Toegestaan wordt het er zoek van don heer Wijnkoop voor een interpellatie aan don Ministers van Binncnlaudscho Za^cn en van Oorlog over de voorUdumig van den staat van beleg aan de grens. Bosloten wordt.de interpellatie nan heft slot der agenda te plaatsen. Interpellatie onderwijzeissalarïssenu Aan c3e orde is hierna de interpellatie- Ossendorp omtrent de bereidheid eter R©- geeringj om de onderwijzers ook te doen deelen in de extra-uitkeering, wolko zij voornemens is aan do ambfcenaaon te ver strekken en om de onderwijzers in de alge- niecne sa-larisregeling voor de Rijksambte naren op te nemen. De heer OSSENDORP (S. D. A. P.) licht zijn interpellatie toe, en stolt daarbij de volgoncle vragen Is <?e Rogeeriog bereid, om de extra-uit- keering van een maand salaris of meeT, toe gezegd aan de Rijksambtenaren, ook uit- te keeren aan dc onderwijzers, die werkzaam zijn aan bijzondere scholen? Is de Regeering bereid de onderwijzers, die werkzaam zijn bij het oponbaur en bij zonder lager onderwijs, en onderwij zers, the aan Rijksinrichtingen zijn verbon den, voor zooverre het hun salarieering be treft, op te nemen onder do Rijks burger lijke ambtenaren,wier ealarisrogeling is neergelegd in bijlage A. behoorende bij het Kon. besluit van 3 September 1918? De salarissen der onderwijzers, zelfs van hen, die in de hoogste klassen zijn ge plaatst, zijn beslist- onvoldoende. Uitvoe rig behandelt spr. den stand dor salaris sen, aandringend op volkomen gelijkstel- ling van de onderwijzers mot- de Rijks ambtenaren. De MINI-STER VAN ONDERWIJS, de heer DE VISSER, verkeert in twijfel op welke vragen van den heer Ossendorp hij moet antwoorden. Er is verschil tusschen de vrager, cloor hem 13 September en thans gesteld. De heer Ossendorp vraagt nu niet alleen opneming der onderwijzers in het Kon. besluit- van 3 September 1913, maar tevens overplaatsing van tabel B naar tabel A. Van do twee thans gestelde vragen heeft spr. de laatste met- verwondering verno men. Besloten is hier de onderwijzerssalaris- scn in dte wet op te nemen. Bovendien is een wetsontwerp L. O.-wet aanhangig, met een nota van wijziging, om de salansregc- ling in dat ontwerp op te nemen. Spr. zal dus van do wenschen der Kamer kennis nemen in het Voorloopig Verslag over dat wetsontwerp. Overgang der onderwijzers van tabel B naar tabel A zou 111 het algeineen niet in het voorcJscl der onderwijzers zijn. In hefc finaneieele bolang der onderwijzers "ai spr. het antwoord op de tweede vraag schul dig blijven. Dc eerste vraag is te algemeen geror.tm- leerddaarin wordt bijv. gesproken van bijzondere onderwijzers cn dus niet- alleon van die aan gesubsidieerde scholen, zoodat de vraag ol&n ook zou betreffen onderwij zers aa^i scholen van doofstommen e. d. Op de eerste vraag antwoordde spr., dat de onderwijzers bij heb Rijk do extra-uit kecring reeds hebben- Rest nog do vraag of deze extra-uit-keo ring ook zal gegeven worden aan onder wijzers van gemeenten en van gosubsidieer- do soholen. Aanvankelijk meende spr., dat dit niet gewenscht wasdoch er is één mo tief, dat den doorslag gaf om uitkeering t© geven. Volgens de nieuwe salarisweb kun nen zij geen bijdragen boven het salaris als deel van die wedde ontvangendaarom is

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1919 | | pagina 5