No. 18280
LEIDSOH DAGBLAD, Zaterdag 4 October,.
Tweede §tad Anno 1919.
PERSOVERZICHT.
BINNENLAND
Op de huwelijksreis te Mcnte-Garlo.
1 weI haIÏ
1 Belasting op vormogensaanwae.
t^rt „DE NEDERLAND ER'- hooft zeor ernstige
leswaren togen de voorgosteldc hofiing op den
TeoraogoDsaanwas, -waarvan een vijftal behan-
rja£l& worden. Hot eerste bezwaar van het blad
dat zij op vorkeorde basis berust, in zoover
jgben rekening wordt gehouden mot de waarde-
[Vermindering van hot gold.
iVerder wordt gelaakt, da/t een bovenmatig ge
acht gehecht is aa de tijdelijke waarde van
rÓermogen&bes-tand deel en op 1 Mei 1919. Ten
derde is door het troffen van den aanwas tua-
«jhen 1916 en 1919 geen rokening gohoudon
het verlies vóór 1910 geleden. Een vierde
ibezwaar is, dal in- al die gevallen, waarin be-
(dWjfeinkomsten in vermogonsinkomston zijn om
gezet, zonder dat de betrokkene in draagkracht
iivooruitgegaan, de belasting zonder schijn van
ïfcden verschuldigd zal zijn.
Hot voorgaande gold alleon willekeur en ver
deling van lasten. Ernstiger dan dit alles ie
'do grooto economische schade, en de redactie
ih'eeft dan ook de grootste bedenking tegen het
feit, dat de bospaarde inkomsten met voorbó-
'4aoht<m .rade zwaarder belast zullen worden
iAan de verteerde.
Hoe geheel anders wordt hier te .werk gegaan
dan destijds bij de huurcommissiewet, toen de
.nieuwbouw", wat de eerste huurbepaling aan
gaat, uitgezonderd word van de strenge voor
schriften 'der wet. Het motief wa4 dat de
„nieuwbouw" met alle la-acht moest worden aan
gemoedigd on daaraan geen prikkel mocht wor
den ontnomen. Hier handelt men juist anders
om. Wol verre van 'de „meuw-kapitaliseoring"
piikkolen door een bevoorrechte positie, wordt
ify achtergesteld, schoei aangezien en met een
*'früTen extra cijns bejegend.
Dit is te meer te betreuren, omdat de spaar
zaamheid, die wij thans zoo noodig hebben,
juist thans ook zoo moeilijk te beoefenen valt
Niet alleen door de zware jaarlijksche belae-
'tlngen, die ons omringen, maar niet minder
'djóor de onzekerheid en de slormaclrtigheid van
idan tijd.
Hot blad meent, dat het ontwerp eon premie
pp do verkwisting-stelt."
Te vreezen valt, dat reeds de indiening van
Het ontwerp oen sfeer van onzekerheid lieoft ge-
pöhapen, die de productie niet dient. Do aan
neming zou naar onze stellige overtuiging het
économisch herstel in hooge mate belemmeren.
Schrijnend voor de rechtvaardigheid on heil
loos voor de volkswelvaart acht het blad een
'dergelijke belasting
Er zijn weinig belastingen te bedenken, die
niet beter zijn dan deze. Boven haar te verkie
zen ware bijv. een voortzetting van de oorlogs
winstbelasting, wanneer de voornaamste onef
fenheden daaruit werden verwijderd. Bij dit
laatste wordt in 't bijzonder gedacht aan het
«tempelen tot oorlogswinst van al wat nieuwo
anaatecbappijeu (sedert '14 opgericht) boven do
6 pOt. verdienen. Wanneer men deze en andere
bepalingen, die door den langen tijdsduur ab-
mrrd zijn geworden, wijzigde, dan zou die con
junctuur belasting boven de thans voorgestelde
Ün dik govaJ dit groote voordeel hebben, dat niet
ide -orepilde inkomsten werden bevoorrecht bo
ven de bespaarde, terwijl ook niet anders be
last zou worden dan wezenlijk genoten profijt,
niet de denkbeeldige accressen van he.t ontwerp.
Verre de vooxkour boven de voorgedragen
aanwasbelasting verdient ook een dusgenaamde
^heffing-inééns" over de geheele linie.
Het belasting voorste 1-
Marchant c. s. „DE NEDERiLAN-
®ÏE!R" schrijft over de door den heer Mar-
jchant c. 8. voorgestelde figuur van een hef
fing ineens
Het komt ons voor, dat, geheel afgezien
Tan de wenschelijkheid van zulk een hef-
J$ng op dit oogenblik en afgezien ook van
te ceffen bedragen, die nader bezien
kunnen worden, cn een zeer groot bezwaar
tfïjsfc tegen de tienjarige belasting van be-
arijfsinkomsten naast deze heffing in
ééns van de vermogens. Die laatste heffing
toch is aldus ingericht, zoowel wat de
hoogte der percentages als wat de ver-
v gehuldigde rente-betaling betreft, dat zij
3ji vele gevallen in. één of in enkele jaren
uit het vermogen zal worden voldaan, om
dat do belastingschuldige ef aan zal wan
hopen haar uit zijn inkomsten te vinden.
(Bteel de opzet als onmiddellijk ingaande
schuld aam het Kijk, waarover rente ver
goed wordt, werkt trouwens in die rich-
tin0. Bij sterfgevallen o.a. zal het onge
twijfeld regel worden, dat deze schuld te
gelijk met allo andere boedelschulden ver
effend wordt.
Al diegenen nu, die in één of in enkele
jaren, de vermogensheffing afdben, zullen
in de daarop volgende jaren „onbelaste"
vermogensinkomstcn hebben, terwijl daar
naast een zware jaarlijksche belasting op
de bedrijfsinkomsten zal drukken. Dit zal
reeds spoedig onhoudbaar worden. Vóór wij
vijf jaar verder zijn, zal een toestand zijn
geschapen, die niemand kan bevredigen.
Alle jongere vermogens, geërfd, verdiend
of bespaard, zullen „vrij" zijn en vele
oudere bovendiende arbeidsinkomsten
daarentegen zijn belast. Dat in bet verleden
de toenmaals bestaande vermogens een
achterlating hebben ondergaan, zal daarbij
weinig troost bicden. Men zou met de Me
morie van Toelichting (bladz. 2) kunnen
zeggen: die herinnering „verbleekt" snel;
het verkleinde vermogen heeft zich spoecfig
„geassimileerd". Wat bestaan blijft, is dat
tal van vermogens, zooals zij reilen en zei
len, van het servituut vrij zullen zijn ter
zelfder tijd dat de bedrijfsinkomsten nog
jaar 11a jaar bloeden.
Waar steeds terecht als regel is aangeno
men, dat de gefundeerde inkom
sten zwaarder moeten belast zijn dan de
inkomsten uit verdienste, zal dit do omge
keerde wereld zijn.
Er is nog een ander groot bezwaar tegen
de tienjarige belasting van bedrijfsinkom
sten.
Zij voegt weer een nieuwe complicatie in
ons belastingwezen. Terwijl alles er voor
pleit, binnen enkele jaren groote vereen
voudiging te brengen in veelvuldige draag-
krachtherfingen, en do vermogens-, inkom
sten- en drieërlei verdedfigingsbclastingen
tot één groot logisch geheel te consolidee-
ren, wordt hier weer oen nieuwe variëteit
geschapen, en, als belemmering op den
weg naar eenvoud, voor lange jaren vast
gelegd. Een variëteit bovendien, waarvan
het zeer de vraag is, of wij er na 10 jaar
af zullen komen, daaT immers de ervaring
met de verdedigingsbelastingen opgëdaan,
leert- hoe moeilijk het is te scheiden van
heffingen waaraan men eenmaal gewend is
geraakt. Zoo dit na 3 jaar geldt, zal het
na tien jarigen termijn zeker niet beter zijn.
Heb bezwaar weegt te sterker, omdat deze
tienjarige bedrijfsbelasting, als supplement
bedoeld en aanvaard van een achter den
rug liggende heffing-inééns, althans ge
durende die 10 jaren billijkheidshalve moei
lijk gewijzigd zal kunnen worden. Zij zal al
dien tijd min of meer „geblokkeerd" zijn.
Dit alles pleit er voor, van deze geïso
leerde bedrijfsbelasting, aan welke haar
tweelingzuster ontbreekt-, af te zien.
De vermogensbelasting tot een tienjarige
te maken acht de redactie niet wenschelyk
in verband met het hooge tarief. Daarom
zal h. 1., zoo het tarief van den heer Mar-
chanb aanvaard wordt, wel do oplossing
moeten zijn de door hem gedachte heffing
ineens, maar dan ook zonder de tienjarige
bedrijfsbelasting
Het tucht probleem. In „DE
KaTHGLIEKE SCHOOL" schrijft' T. sjijn slot
artikel ever de kwestie van lichamelijke straft
Hij herhaalt, wat hg daarover, in „DE NIEU
WE EEUW" schreef:
„CA wg nu wonschen zcudeii, dat den
onderwijzer heb onbeperkte recht werd ver
leend om „maar raak te slaan*? Wij denken
er niet aan. De historische figuur van school
monarch meb^plak en bullepees is ook ons te
zeer een gruwel, dan dat wij zijn herleving I
fccuden willen, of ook maar een zwakke
navolging van zrjn plomp' ransel-systeem be
geerlijk zouden achten.-
Alieen voor enkele der slechtste sujetten
is lijfstraf noodig en dan nog eerst bij reci
dive en als alle andere zachtere middelen
fviaaln hebben. Dat dan de tuchtiging nooit
•j^lfs maar gelgken mag op werkelijke mis
handeling on dat er niet toe overgegaan mag
werden in een furie van drift, achten wg
vetfischt. Met deze en nog andere waar
borgen tegen misbruik wenschen wij een
eventueel recht van den onderwijzer op li
chamelijke tuchtiging omgeven te zien. Waar-
bergeü, die zonder veel moeite te formuleer
"ren en in wettelijke voorschriften zijn vast'
te leggen.
De lijfstraffelijke rechtspleging, eenmaal
in enze schooltucht ingevoerd, zal dan big-
ken heilrgk in de werken cp tucht en",orde
zco in als buiten "de school en bovendien op
de resultaten van liet onderwijs.;
En y'fc zou op den duur zoo zelden noo-
'dig zijn ze toe te jpassen.; Want heb lijdt
geen twijfel, of het toestaan van het kastg-
Uingsrecnb aan den onderwijzer zou sterk
preventief werken.- Als de deugniet maar
weet, dab hij een pak kan cplcopen, als hij
maar weet^ dat 't uit is met zijn „onschend
baarheid", zal dat in vele gevallen al vol
doende zgn om hem van het kwade te weer-
hoiden* Juist de wetenschap, dat men hem
in elk geval „van zijn lijf blijft", maakt
hem thans overmoedig, brutaal en onhan
delbaar*
Er is tucht en discipline te scheppen,
ook hierin het classieke land der vrijheid.
Te gemakkelijker wijl dit alles met de ware
vrijhéid niets te maken heeft* Neen, de ware
vrijheid eischt juist de beteugeling der ban
deloosheid, die haar bedreigt als haai' erg
ste vijand.;
E11 de school kan' daartoe machtig veel
bijdragen, zoo dra zij niet me^r gebukt gaat
entier de officieele machteloosheid van thans
En na betreurd te hebben, dat het wets
ontwerp-De Visser het tuchtprobleenï niet
aannaait, vervolgt de schrijver:
„Zullen wjj voortgaan een geslacht te
kwekken van zenuwzwakken en will cozen?
E;n generatie van in hun jeugd verwende
en bedorven mannen en vrouwen, zonder
eerbied "vcor wet, recht en gezag, veel
eis chend en ontevreden?
Zooals het wetsontwerp-De Visser daar
ligt, dcemt het ook de nieuwe school als
CX'V oedingsinstituut, oj> voorhand
neer tot mislukking.
Ministers, burgsmessters, srhcolopz eners,
Ti cht-unies en anderen zullen dan hun klach
ten' over de tuchteloosheid der jeugd en
hun circulaires om hulp bij de bestrijding
van het kwaad niet meer behoeven te richten
tot dé onderwijzers. Deze hebben het recht
ze naast zich'neer te leggen: de wetgever
zelf heeft ze uitgeschakeld", aldus T.
Invoerrechten opkleederen*
DE STANDAARD" kemt met een voorstel
tct heffing van invoerrechten op kleederen.-
Vcor zoover wg nu van Antirevolutionaire
zijde reeds sinds jaren cp versterking van
onze invoerrechten aandrongen, is het daar
om consequent en rationeel, dat wij' thans
vooral op dat geding beslag leggen. Schier
alle industrieele en sociale verhoudingen wor
den door de gevolgen van den oarlog op be
denkelijke wjjze bemoeilijkt. De prrjsen van
alle waar gaan stelselmatig omhoog. De kans
cm er mee door te komen, neemt ga stad fg
af. De werkuren slinken. En de ernstige wil,
cm dcor verdubbelde inspanning van krach
ten er zich cpnieuw boven op te werken,
slenk zichtbaar. Gelukt het nu aan de Eegee-
ling om door voorzichtige tactiek als die
van de kleeding er beven op te werken, dan
mag verondersteld, dat wij zonder te groote
inspanning de plaats heroveren zullen, die
wg zco onuadenkend en onvoorzichtig voor
de Duitsche, en ten deele vcor de Belgische
tiafiek, inruimden. Gaan daarom Regeerid^
en Staten-Generaal er toe over, om in dit
critieke tijdsgewricht voor onze eigen klee-
derfabrikanten een geheel nieuw leven te
doen opkomen, dan mag ondersteld, dat dit
nieuw aangewonnen terrein voor lange jaren
op ons eigen initiatief zal kunnen teren.
Dcch dan moet de Protectie zich ook aandie-
nen en tcoveren wat ze toovéren kan.
Juist op industrieel gebied geraakten wij
Zco bitter ten achter, en al mag er nu in
geroemd, dat we in meer dan één industrieel
vak de laatste jaren weer opschoten, en ons
het uitzicht op een gelukkiger toekomst wis
ten te scheppen, inzake onze mannelijke
Weeding vooral zijn we sinds jaren geheeL
achteruit geraakt, en bleek het steeds op
nieuw ondenkbaar, cm zonder steun van
Overheidswege er weer bovenop te komen.
,Wg nemen daarom allerminst het standpunt
in, dat het hooge invoerrecht een wet van
Perzen en Meden vcor ons zgn moet. Denk
baar is 't zelfs, dat we ock van Antirevolutio
naire zgde er straks een protest tegen doen
uitgaan. Dcch op dit oogenblik moet doorge
tast, Zender verhooging van ons invoerrecht
kemen wg niet meer op; industrieele dreef.
Over RubinL In „DE HERVOR
MING" vervolgt de heer J. W. van der Linden
zijn beschouwingen over „Rubinl en wat daar
mede samenhangt".
Over hot optreden der telepaten zegt hij o.a.:
Hun optreden doet mij altijd denken aan een
sprekend feit, dat zich enkele jaren geleden in
de hoofdstad afspeelde. In den circus Schumann
waren, toen gelukkig het publick de ruimte ver
laten had, een paar leeuwen in de arena ach
tergebleven en wandelden nu in de gangen en
tusschon de zitplaatsen door. Wie zou eerder
aangowezen zijn om hen tot hun plicht en hun
kjjoien terug te brengen dan de dierentemmers,
die zoooveu nog hun macht over deze dieren
hadden bewezen? Maar deze dames en heoren
zaten reeds bij hun bier, hadden er, geroepen,
ook niets geen zin in en zagen er ook geen
kans toe, zoodat men de dieren-oppassers uit
„Artis" moest roepen, die, met den aard, het
zieloleven en de gewoonte der woestijn-bewoners
vertrouwd, hen spoedig naar hun droevig ver
blijf terugvoerden. Do heeren en dames, dieren
temmers, misten in dit geval de „omgeving"
waarin zij gewoon ziju te „werken", en, waai
het op aankomt, hun ontbrak en ontbreekt de
kennis der psyche van het dier en de genegen
heid, die uit den zorgvollen omvang met bijna
ieder dier bij don rechtgeaarden en ernstigen
mensch ontstaat en tot dierenkennis groet.
In nog sterker mate zijn ernst en liefde noo
dig om anderer „gedachten to lezen/
Maar do artiesten op dit gebied versmaden
deze moeilijke wegen en hebben voor hun ver
bazingwekkende „proeven" alleen noodig een
wonderzuchtig en lichtgeloovig publiek èn een
eigenaardige „omgeving". Voor het eerste kan
in ons land. geen beter centrum worden aange
wezen dan hot fraaie 011 kosmopolitische 's Gra-
venhage en het is niet zonder beleekcnis, dat
spiritistische en telepathische vertooningon hier
altijd hel meeste succès hebben gehad.
En veider:
Gesteld nu dat menschen als Rubini c. d.
elch niet van zeer behendige kunstgrepen cn
geheime afspraken bedienen, maar een gave be
zitten van onmiddelijko kennis van het voor
gewone menschen verborgene, dan zou dit alleen
bewijzen, dat zij tot een mensohen-variëteit bc-
hooron, die dichter dan do gewone menschen-
60ort, zich bij het dierenrijk cn dus bij „de na
tuur" aansluit. „Honni soit qui mal y penso!"
Dit wordt niét als verkleining hunner praeslatiaa
bedoeld Zij zouden dan eenvoudig, gedurende
deze, de baan der rede afsluiten om zoodoende
die van het instinct open te zetten en aldus hun
mededeélingon ontvangen en aan het verbaasde
publiek vertolken. Hun activiteit zou dan ten
slotte passiviteit, een passieve houding tegenover
do omgeving, een passieve, lijdelijke houding,
dio dan aan de andere pool zou komen te liggen
van dio passiviteit, waarbij de asceet, zich van
geheel zijn egoïstisch zijn ontledigend, zichzel-
ven met God vervult en mot God alles ziet, alles
weet cn alles vermag. Ik laat gaarne aan den
lezer over om te zeggen of hij zich geneigd voelt
hierbij aan deze passiviteit to denken. Wat mij
aangaat, ik houd hot voorloopig met de Rede,
waarmede wij ons tot nog toe, zoo goed cn zoo
kwaad als het ging, on nu on dan toch ook niet
zonder succès, beholpen hebben, zij het dan ook
dat wij, bij het naderen van zekere grenzen,
eenvoudig stilstaan en fluisteren: „tot hiertoe en
niet verder I"
Bijslag ougovallenrentc. Het lid der
Tweede Kamer, do heer Van dér Waerden,
had aan den Minister van Arbeid de vol
gende vragen gesteld
Is de Minister bereid maatregelen to tref
fen, om de uitbetaling van den bijslag op
de ongevallenrente op de plaatsen, waar de
uitkeering dbor of vanwege het Koninklijk
Nationaal Steuncomité geschiedde, ook na
liquidatie van dit instituut te bestendigen?
Is het den Minister bekend, dat in Am
sterdam en andere plaatsen, waar die liqui
datie haar beslag heeft gekregen, onmiddel
lijk gevaar bestaat, dat aan eenigo hon
derden rentetrekkers, zij het ook tijdelijk
plotseling de bijslag wordt onthouden?
Is do Minister bereid deze uitbetaling op
die plaatsen te doen opdragen, evenals te
Rotterdam en Den Haag geschiedt, aan
een speciaal bureau, of in kleine plaatsen,
aan den burgemeester?
Minister Aalberse heeft daarop geant
woord
Do uitbetaling van den bijslag op de on
gevallenrente heeft uitsluitend vanwege het
Kdninklijk Nationaal Steuncomité plaats.
Hoewel de steunbeweging voor het groot
ste deel geliquideerd wordt, is omtrent
liquidatie der instelling zelf niets bekeiid.
Het Koninklijk Nationaal Steuncomité is-
voornemens de betaling van bedoelden bij
slag voorloopig voort te zetten.
De uitbetaling geschiedt voor rekening
van genoemd Steuncomité door burgemees
ters, plaatselijke steuncomité's en rente
commissies. Waar plaatselijke steuncomitéa
worden opgeheven, neemt in den regel do
gemeente deze taak over. Het is mij alleen
bekend-, dat te Amsterdam de verdere re
geling der uitbetaling nog niet is vastge
steld, als gevolg van de weigering van het
gemeentebestuur, om door het Burgerlijk
Armbestuur of een ander gemeente-orgaan
de belangen dezflf steunbehoevenden to
doen behartigen. Tot dusverre echter heeft
de uitbetaling nog gekegeld plaats gehad.-
Het Koninklijk Nationaal Steuncomité is/
naar mij werd medegedeeld, over de voort
zetting der uitbetaling nog in onderhande
ling.
Uit de beantwoording der beide vorigo
vragen blijkt-, dat uk geen opdracht tot uit
betaling gegeven heb. Zoodanige opdracht
kan trouwens niet door mij worden gege
ven, aangezien ik niet bevoegd ben "den;
rentetrekkers krachtens de Ongevallenwet
1901 ecnige uitkeering toe te kennen boven
de hun krachtens die wet toekomende rente.
Do cv-kroonprins op bezoek bg zjjn ouders*
De gewezen Duitsche kroonprins vertrok*
Donderdag van Wieringen, om een familie
bezoek van ©enige dagen te brengen aan
zijn ouders te Amerongen.
Als vertegenwoordiger der Regeering be
geleidde de secretaris-generaal in algemee-
nen dienst, mr. J. B. Kan, den ex-kroon
prins naar het kasteel van graaf Bentinck.
In tegenstelling met daaromtrent ver
spreide berichten, verneemt men voorts uit
goede bron, dat de gewezen kroonprins
hoogstwaarschijnlijk ook den komenden
winter op Wieringen zal doorbrengen.
"V. D. meldt omtrent dit bezoek nog het
volgende
Naar wij uit Regeeringskringen verne
men, is diit eerste wederzien tusschen vader
on zoon tot stand gebracht om dringende
kwesties (omtrent hun. bezittingen, welke
den kroonprins bij de tegenwoordige ver
warring van den binnonlandschon politie-
ken toestand in Duitschland in het belang
van de toekomst zijner kinderen aan het
hart gaan, op te lossen. De kroonprins is
vergezeld van den secretaris-generaal van
Binnenlandsche Zaken, mr. J. B. Kan, den
burgemeester van Wieringen, den heer
Peereboom en majoor von Kummer.
De reis zal ongeveer tien dagen duren.
„Volkerenbond" of Volkenbond. Nu do
troonrede gesproken heeft van „Volkeren
bond," en een Vereeniging voor „Volkeren
bond" en Vrede haar arbeid gaat aanvan
gen, hebben wij ons gewend tot; prof, dr. A:.
Kluyver, te Groningen, met de vraag', aan
welke der beide in zwang gekomen vormen
Ydkerenbond of Volkejibond hrj de
voorkeur geven zou. i
„Ofschoon" schrijft de hoogleeraar. l'eïX
antwoord „het meervoud volkeren bjj
cns_ welbekend is, geef ik mij de voorkeur;
aan volken, dat ik voor zuiverder Neder-
iandsck houd, en daarom zou ik ook vol
kenbond verkiezen boven volkeren
bond. Zou de term bij ons niet een navdb-
ging zijn van den Duitschen naam? Ik weet
niet, wanneer men in Duitschland vcor het
eerst het begrip league ofnations met'
V 01 k e.r b u n d heeft aangeduid; ik heb een
voorbeeld uit een rede van Bethmann ïïoll-
.weg van 9 November 1916; mij dunkt,
ik herinner mg in Duitsche teksten cok wel
te hebben gelezen Liga der Nationen*
In elk geval mag men misschien stellen,
dat ölkerbund vrceger is gebruikt dan
volkeren- of volkenbond. Sommige
cdoc-rwetsche Hollanders zullen nog altgd
e^n bezwaar hebben tegen bond, ondanks
het bestaan van alle mogelijke bonden in
enzen tijd, en al wil men ook niet ontkennen,
'dat bond reeds in liet oudere Nederlandsch
voorkomt. Stellig is het in de 19de eeuw
veel gewoner bij ons geworden door het
voorbeeld van liet Duitsch, en de D u i t s c h e
Bond is zeker wel een van de eerste navol
gingen geweest. En zco heeft men dezö
maatschap der volken, deze sociétê dosf
nations, bg ons Volkenbond genoemd."
In „De Telegraaf' van 15 Juni 1919
K/cft mr. H. Louis Israels roods gepleit
vóór „Volkenbond" en tegen „Volkeren
bond", omdat naar hg schreef de Ne
derlanders tcch ook niet van volkerenkunde
en vclkerenrecht, maar van volkenkunde cn
vclkeniechfc spreken. (,,N. R. Ct.")
Uit het Engelsch van G, AMSWORTH.
i Cf ik wel eens gespeeld heb? Ja, en ik
raad het een ieder. af. Ik zal u mijn ge
schiedenis vertellen. Mijn vrouw en ik wa
xen óp de huwelijksreis, en geinstalleerd
in een hóteVtö Monte-Carlo. Door een toe
val, het onverwacht-teragzien van een
ivriend uit vroeger jaren, ging, ik' mee naai
het Casino, terwijl mgn vróuw haar middag
slaapje deed*
Vij zetten elk 'één goudstukje in, daj:
spreekt vanzelf. Mijn vriend verloor, wat
geluk was, em^ik won. Ik zettö op
nieuw in ©n won opnieuw. In tien \mi-
ii^ten had ik evenveel goudstukken ver
diend.
Den volgenden dag; verloor ik alles weer,
ik was toen wijs genoeg om er mee op to
houden*. Maar toch, ik voelde mij „ver
slagen, en dat prikkelt' een Engelschman,
te meer, omdat ik in het hotel op mgn winst
^pocht had. Ik moest inzien, dat mijtt
©slukssterretjei verbleekt was; allen hadden
iïig dat beminnelijk genoeg Jaten voelen;-
Dat ergerde mij en ik was vast besloten
qg tien goudstukken terug te winnen. Evon-
J?'" °lenig andere dwaas tei Monte-Carlo^
SW t öen systeem' uitj mijn vrien-
ittfön kË' dat dergelgko syste-
iStoukS0ö1mftmaak't0 a,les ü6èn 'direct®
3a<? wancLdaij? Zel?.erS11 onvergetelijke»
nag wandelde ik m?t mjjn vreuw, ia het be
rk van G311 aanzienlijke som geldt in bank-
po, itr. naar het Casino-gebouw. „Men moet
kapitaal hebben om het systeem toe te
lessen," legde ik vol zelfvertrouwen uit,
op haar ontsteld vragen.
.Wij verschaffen ons entrée-kaartert 1
ten zeer eenvoudige zaak en name»
onder de vele elegant-gekleede badgasten
onze plaatsen in.
Eindelijk hoorden wij van uit de speel
zaal handgeklap, de bedienden bij de deu
ren traden terug en de overige tien duizen
den van Monte-Carlo verdrongen zich naar
de rijk-versierde zalen, om er een plaats
te veroveren.
Wij beidjes zetten ons neer bj de tafel,
waar ik mijn tien goudstukken verloren had,
juist op het cogenblik, dat de croupiers
het geld voor den dag oittelden,
„I/aar nemen wij wat van mes, gelöoï
je niet?" lachte mjjn vrouw mij toe.
Een der croupiers, die Engelsch scheen
te verstaan, keerde zich glindachend naar,
ons. Op zgn gezicht' stond duidelijk te
leben:
„Bat is iemand, die hier vtfcï de eer
ste maal komt."
Als er op gestaan had: „iemand, die
voor de laatste maal komt", dan zOu het
juister geweest zijn,
„Messieurs, faite3 vds jeuxl"'
Ik deed mijn bankpapier in goud en zil
ver wisselen, en ordende de .massa in kleine
hoopjes op de tafel, daarna naa) ik papietÈ
en potlood,
„Faites vo's jeux, messieniSJ* klonk het
opnieuw,
Jh den beginne willen de spelers waf aan
gezet worden. Ik zette een vijffranes-stuk
den Iaagsten inzet op rcod.
„Negen! Rood eu oneven!" schreeuwde
ae croupier.
Ik had gewonnen. Een tweede vjjf-fraucs-
sbuk verloor ik. Ik zette èan tien-francs-
ftuk op dezelfde kleur; opnieuw mis. Ik
verdubbelde mijn inzet, altijd bleef het zwart.
Mijn vrouw zag mij angstig aan,
„"t Komt alles in orde, lieveling", stelde
ik gerust. „Nu komt weer de beurt aan
reed.'
De croupier aan het einde van ds tafel,
degeen, die Engelsch verstond, grjjnsde mij
aan. Koppig wierp ik twee goudstukken
op rood. Dit keer won ik. Ik keek met
een tartenden blik naar den croupier, den
kleinsten inzet leggend op rood. en sprak
onbevangen met mijn vrouw. „Mpn systeem
handhaafde zich kranig; in minder dan éSn
uur, tjjds had ik 195 francs gewonnen."
„Nu moet je ophouden, Jack," smeekte
mij plotseling mjjn vrouw. „Laten wij nu
weggaan. Het is hier akelig benauwd."
„Nog één keer, kind. Ik wil nog even die
laatste vijf francs terug hebben. Dan ga
ik met ja heen."
Zij wachtte. De ivoren' kogel rolde. Ik
vouwde mijn papiertje en stak het potlood
in de echêef geen vanjbeida M ik gé
bruikt.
„L'ier! Zwart en" even!"
„Kom nu, Jackl" fluisterde dringend m§n
vróuw.
Maar, ik sloeg geen aeht oö haar. Inte
gendeel, ik verdubbelde mjjn inzet en Vsf-
löor, eenmaal, tweemaal, steeds me®. La
enkele minuten had ik nog 120 francs uit
nijn portefeuille gelogd. Zou ik nu ophou
den en al dat geld verliezen? Dat zou
toch idioot geweest zgn. Ik kbn het niet!
Iets in mij dreef' mij er toe door te' spelen.
Eén winstje en ik zou ophouden.
Ik zette 320 francs op rood. Dan had
ik tien goudstukken gewonnen.
„Rood moet dit keer komen," zei ik
tot mijn vrouw, hoewel ik haar nieü er bij
aankeek. Zij antwoordde niets. Opnieuw
was het zwart! II: beet me op de lippen.
De croupier, die mg had toegegrijnsd, boog
zich naar, me over en fluisterde:
„Meneer, wacht voorloopig eens éven
■met spelen."
„Dank je, maar, ik weet zelf het beste,
wat mij te doen staat," gaf ik kort ten
antwoord.
Uiterlijk bleef ik volmaakt rustig, hoe
wel ik van binnen kookte. Waarom was ik
mijn vrouw maar niet gevolgd? Nu was
ik gedwongen reeds 32 goudstukken op de
tafel Peer te leggen, om mijn verliezan in
te kunnen halen. Ik aarzelde. Mrjn ver
stand dwong rnjj tot ophouden, terwijl mijn
speelzucht mij tot verder spelen dreef.
Zwart kon dit keer niet nog eens terug
komen, het was reeds zesmaal achter elkaar,
uitgespeeld! Met licht-bevende hand legde
ik de 32 Louis d'or, op de tafel.
.Jack!" hoorde ik verschrikt roepen".
„Het moet ditmaal komen," zei ik, zwaar,
ademend.
„Maar er zgn' toch evenveel zwarte als
roode vakjes," wierp zij, zeer, verstandig,
t9gen.
Dat toch alle dwazen", die te Monte-Carlo
volgens een bepaald systeem spelen
en het zijn er zoo wat de waarheid
dezer woorden in zich opnamen!
„De kansen zijn nu gunstig voor. mij,"
zei ik koppig en liet mijn inzet staan.
„Je hebt opnieuw verloren," fluisterde
zij bang.
Ik had nog slechts voldoende geld voor
één enkelen inzet; verloor ik dien, dau
was ik absoluut zonder, cent, ea dat op je
huwelijksreis! 0, wat een-miserabele dwaas
was ik geweest! Als zwart nu eens op
nieuw uitkwammaar, dat kon dood
gewoon niet, bepleitte ik met mezelve. In net
hotel had ik nog 20 Louis d'or; dat was
een som gelds, welke ik te Parijs voor mijn
firma bad geïncasseerd. De gedachte, dat ik
diefstal zou plegen, zette ik die som in,
drong niet, in mijn opwinding, tot me
doar. Het volgend oogenblik had ik mijn
vrouw reeds uitgeduid, waar zij -het geld
kon'vinden, en smeskto haar het zoo gnel
mogelijk to halen. Zij wist wat er van
afhing als deze, mijn allerlaatste, inzet ver
loren ging;, ook wist zij, dat het geld mij
niet toebehoorde. Zij zéi mg, dat ze' bat
niet deen kon.
„Faites vos jeus, messieurs!''
Ik zette ]2S0 francs op rood en bezwoer
mijn vrouw bij alles, wat ons dierbaar was,
mijn wensch in te willigen. Tegenstribbe
lend en verdrietig ging zij heen. Onder-
tusschen volgde ik den rol1 enclcn bal met
koortsg'oeieude oogen. Ik bad rechtstreeks
dat hij in een rood vakje zou afglijden.
Zou hij dan nooit liggen blijven? Eindelijk
rolt hij langzamer nu in zwart neon,