LEIDSCK DAGBLAD, Woensdag 2 Juli. Tweede Blad Anno 1919. PERSOVERZICHT Prov. Staten v Zuid-Holland KUWST EN LETTEREN, MEZOMDEN, HET BEDRIJF STOPBEZET. Mo. 18200 Fabrikant, winkelier en pu bliek. Fabrikanten en winkeliers de goeden hiei te na gesproken hebben, zegt de „HAAQSCHE POST", gedurende de°oorlogsjarer het koopend publiek in on3 land laten bloeden. .Voor die fabrikanten en winkeliers breekt nu een kwade tijd aan. Op de vette oorlogsjaren dreigen magere vredesjaren te' volgen. Voor hen en voor 'de hcnderddnizendtallen mannen dn vrou wen, die in hun dienst staan. Vooral met het 'oog op de laatsten is het van belang, dat dat het latente conflict, hetwelk bestraat tnsschen voortbrenger en winkelier ter eenre, verbruiker ter andere zijde, niet voortwoekert tot nationale verarming en groote werkloosheid daarvan het gevolg zijn. Eet is een moerfik© kwestie en het is een delicate kwestie. En derhalve is een goede oplossing, d.w.z. een oplossing, die zooveel mogelijk nut sticht en zoo weinig mogelgic schade aanricht, niet gemakkelijk te vin dei' De ergste én de gevaarlijkste vjjand van den middenstand, zoo gaat het blad voort, is de winkelier; dat hebben de oorlogsjaren onomstootelrjk bewezen. De ergste vgand is hg, omdat de middenstand weerloos aan hen: is overgeleverd. De arbeider wordt op allé mogelijke ma nieren geholpen, de rijke heeft geen hulp noodig De middenstander, die evenzeer hulp behoeft als de arbeider, wordt in den sterk gelaten en staat dus hulpeloos tegenover den winkelier. De gevaarlijkste vijand van 'den middenstand is de winkelier, omdat deze zichzelf als middenstander den volke voor stelt, in alle middenstandsvereenigingen binnendringt, daarin veelal het liooge woord voert én den grootsten invloed oefent, >n zoodoende den middenstand nog steviger te pakken neemt. Eerste vereisckte is derhalve, dat uit alle middenstandsvereenigingen alle winkeliers principieel verwijderd worden en verwijderd blgven. Schaap en wolf passen niet in één kooi. Verder dienen aanstonds kra-htiee maat regelen genomen te worden om het te' e na ver den middenstand gepleegde onrecht alsnog zooveel mogelijk goed tie maken. In de eerste plaats moesten de extra- winsten, die de winkelier in de oorlogsjaren en daarna gemaakt heeft onze zegs man had het steeds uitsluitend over win keliers, op fabrikanten, reederijen, 'enz. is zijn oordeel goeddeels eveneens toepasse lijk hun door buitengewone, speciale be lastingen volledig ontnomen worden. Vervolgens diende naar zijn meening Oe overheid op uitgebreide schaal winkels en magazijnen op te richten en te exploiteeren, waar de burgerij, onafhankelijk van de winkeliers en deraelver prijzen, de voor- naamste standaard-levensmiddelen en be- hoeften vleesch, visch, groenten, fruit, enz. tevens boven- en opderkleeren zou kunnen koopen. De Staat, subsidiair de pro vincie of de gemeente. zou hierop niets wogen toeleggen, er zelfs matig aan mogen verdienen. Deze winkels dienden evengoed opgericht te worden in de wijken der ge goeden als in de arbeidsbvrarten. D' fatsoen lijke winkeliers, dié ge n woekerwinst benton, kunnen daar onmogelijk iets tegen hebben, en de anderen moet men maar rustig laten sputteren. Aldus ongeveer redeneerde onze midden- j stander. Do eenige opmerking, die de HAAGSOHE POST" zelf voorloopig wenacht te maken, is deze. dat de aanhoudende duurte op bijna elk gebied het denkbeeld van overheids- .winkels steeds meer aanhangers doet win nen. ook in de gegoede en meest behoudende kringen. Dit oorspronkelijk vrijwel uitslui tend door de sociaal-democraten voorgestaan beginsel, blijkt door den nood der tijden' geleidelijk gemeengoed te worden. De eerste vergadering van de zomeraitting) werd gisteren gehouden. Er was, klaarblijkelijk met het oog öpi de nieuwe samenstelling der Stalen, onder wel ker leden zich thans twee vrouwen (mevr. AlbardaBrals en mevr. S. Groeneweg) bevinden, eene meer dan gewone belangstel ling op de tribunes, alwaar, ook vele dames aanwezig waren. Ingevolge bet nieuwe reglement van orde, benoemde de Voorzitter, de Commissaris der Koningin, mr. E. C. baron gweerts de Lan- das Wyborgh, een commissie van vijf leden tot onderzoek van de geloofsbrieven, Tot leden dier Commissie werden benoemd de heeren mr. A. C. Visser van IJzendoorn, mr. G. van Baren, mr. H. I. Nieboer, mr. dr. J. Schokking en C. D. Wesseling. Mr. Visser van IJzendoorn rapporteerde, dat de Commissie adviseerde tot toelating van alle gekozen leden, daarbij mededeelend©, dat volgens de Commissie de benoemdver- klaring van het lid B. van Eesteren, op een anderen grond had behooren je steunen dan waarop zij gesShiedde. Intusschen behoefde deze omstandigheid, naar het oordeel der Commissie, geen invloed te hebben op de beslissing omtrent de toelating: Do aanwezige leden legden daarna de ver- eiechte eeden of beloften af. Afwezig waren de heeren mr. W. FranckeO (met kennisgeving) en E, A. van Sandick (zonder kennisgeving). De Voorzitter wenschte vervolgens de da mes en heeren Statenleden geluk met het vertrouwen, dat het volk in, hen gesteld hoeft; dsorbij sprak hij den weosch uit, dat het hun en hem gegeven zij te zamen veel en goed work te doen. „Bij alle verschil van gevoelen zal er" zeide de voorzitter „één band zijn. dié ons allen omvat, .één verlangen, dat ons allen vervult: het verlangen om onze boste krachten te geven aan dit schoon© ge west, bet te dienen met trouw en toewijding in do zoo groote verscheidenheid zijner be langen; opdat, na de moeilijke jaren, die ach ter ons liggen, het een tijdperk van opleving en bloei moge te gemoet gaan. De harde arbeid van een ieder zal daarvoor noodig zijn; harde arbeid, met opgewektheid en in eensgezindheid verricht, ©n het is mijn stel lige overtuiging dat gij bet tot uw plicht zult rekenen hierin ons volk vóór te gaan. Mog de zegen van den Allerhoogste op do vervulling dier taak rusten. Van de afgetreden Statenleden'' zoo ging do voorzitter voort „nam ik reeds afscheid brj het sluiten der buitengewone zit ting in Mei j.l. Ten aanzien van één hunner had ik dit. te herhalen nog geen veertien dagen later en nu aan zijn graf. Wat ik toen, mrrr in den breed© gezegd heb, worde hier kortelrjk herhaald. Allen, die miet Van de Velde hebben samen gewerkt. zullen van hemi getuigen, dat .ge durende de één en twintig jaren van zijn ambtsvervulling a's lid uwer Staten en ge durende de achttien jaren, welke hij deel heeft uitgemaakt van het College van Ge deputeerden, hij mtet onverzwakte to:wij ding en stipte plichtsbetrachting de hem' geschonken gaven en krachten in den dienst van Zuid-Holland gesteld heeft. Zóó zullen wij hem blijven gedenken. Hierna werd de agenda voor dezen dag afgehandeld en overeenkomstig de ge dane voorstellen be vloten de aangekondigd onderwerpen te' stellen in handen van ver schillende commissies of van Gedeputeerd- Staten, met verzoek om daaromtrent van praeadvies te dienen, of wei te versenden naar de afdeelingen of voor kennisgeving aan t© nemen, of nader -aan de orde te stellen; een en ander met deze uitzondc- jriDg, dat van de agenda is afgevoerd, in verband mét een ingekomen schrijven, de missive van Ged. Staten, houdende voor stel om de havenwerken van Midielharnis opnieuw voor een vijfjarig tijdvak bij de Provincie in onderhoud te nemen. De vergadering werd hierna gesloten. Ingekomen was o.a. nog in deze verga dering een adres van de Provinciale Be- I ambtenvereeniging. „De Eensgezindheid", houdende dankbetuiging voor de toegestane loensverhooging. Heden kwamen de' Staten bijeen voor tie samenstelling der afdeelingen en de ver kiezing van zes leden van Ged. Staten en van een buitengewoon lid van Ged. Staten. Do in-beslag-neming Tan „De Hel". Het „Weekblad van het Kocht" wijst er op', dat bjj de beraadslaging in de Tweede Kamer, over de interpellatie-Wijnkoop naar uaulei- Umg van ne! in beslag nemen van Barbuese's „De Hef 'herhaaldelijk de aandacht is ge- i vesügd op hetgeen bij de behandeling van do wijziging van art. 240 Strafwetboek in (le I jarer. 1909 tot 1911 over de strekking van dit artikel is verklaard. Leest men het toen geschrevene on ge sprokene na, dan kan er geen twijfel over bVlaan, of boeken van wetenschappelijk© strekking, uitingen van kunst zouden niet i ondei de bepaling vallen. Aan het eind© J van de beraadslaging over art. 240 en de daaioj. voorgestelde amendementen releveer de de voorzitter van de Commissie van Rap- p-orteurs, mr. Van Sasse van IJsselt nog oens bet aangevoerd© bezwaar, dat de reck- ter het artikel zou kunnen toepassen buiten da grenzen, die de Eegearing er aan gesteld wilde hebben, en antwoordde op die be denking door er op te wijzen, dat onder het begrip zedeloosheid nimmer kan vallen dat gene wat kennelijk enkel en alleen geschiedt om te dienen het algemeen belang, de kunst o£ do wetenschap, daar toch do bepalingen van het oaderwerpelijk wetsontwerp, blijkens deszelfs intitulé, slechte ten doel hebben de zedeloosheid te bestrijden. Ipiusschen, al deze verklaringen van Minister en Kamer leden hebben slechts betrekkelijk© waarde; da beslissende vraag is natuurlijk deze: wat vtaat in de wet en dus welk© is de beteeke- nis van de daarin voorkomende uitdrukking „voor de eerbaarheid aanstootelijk"? Mr E. Polak heeft getracht in zijn bekend proeE- svefcrift de artt. 240 en 451 bis Swb. de stel ling te verdedigen, dat onder die uitdrukking alleen valt „wat met d© uitsluitende bedoe ling om do lagere hartstochten van de men seden tot ontucht te prikkelen aan de markt gebracht wordt." Noyon, in zijn derde aaii- teekening op art. 240 zookt een beperking dorr den nadruk te leggen op het woord „aanetooieiijk" en daaronder slechts te bren gen hetgeen geschikt is ongezond© zinnelijke gedachten op te wekken. De geheel sub jective opvatting van mr. Polak ligt niet in de woorden van het artikel uitgedrukt; de mogelijkheid, dat een uiting van kunst voor de eerbaarheid aanstoolelijk is, kan niet geheè, ter zijde worden gesteld. Daarin ligt het gevaar van de strafbepaling, nu zij o.i. to kwader ure (sis do aangevoerde bed-sn- Uingen in W. 8887 csn 9106) tot „geschrif ten" is uitgebreid. F,en. uitlegging van het artikel, waardoor de vrijheid voor weten schap. en kunst in gevaar zoude kunnen ko men, is niet geheel uit te sluiten. Intusschjn wij gelooven toch niet, dat ©en dergelijke uitlegging van het artikel van de zijde van enzo rechterlijke macht te vreezen is. Wjjj hebben thans ,,De Hel" gelezen en aarzelen niet te verklaren, dat dit werk als geheel zoover afstaat 'van de geschriften, die de wetgever met zijn strafbepaling heeft willen treffen, dat evn toepa3seïijk-verkIaring va® art. 240 op het bedoelde werk als ondenk baar mag worden beschouwd. Men moge over het boek als kunstuiting denken zooals men wil, men moge tegenover menige bladzijde van hooge waarde en aangrijpende psycholo gische diepte, enkele andere kunnen stellen van zeer bedenkelijk realisme met betrek king tot het sexueele, meerdere van veel woorden zonder dieperen zin, ongetwijfeld is het geheel ©en werk van hoogen ernst, dat nooit of te nimmer aan poruographie kan doen denken. Voor zulke boeken is bij al het twijfelachtige van do in het artikel gebezigde uitdrukking de strafbepaling niet geschreven. Zelfs dan, wanneer de rechter er toe zoude kunnen komen haar hier van toepassing te verklaren, zou het de olicht van het Openbaar Ministerie geweest zjjn, die toepassing niet uit te lokken. De wetge ver beeft in 1911 menige rekbare bepaling aanvaard, in het door den Minister van Justitie ingeroepen en gevraagde verlrou- ,wer>, dat het Openbaar Ministerie van de te geven voorschriften een verstandig en be leidvol gebruik zou maken. Bij het optreden tegen het werk van Barbusse waren verstand en beleid ver te zoeken. Vacantictoeslag, enz. Mijn-hoer d© Redacteur! Boor ons is d.d, 2 Juni j.l. ©en adres aan i den Gemeenteraad gericht, waarin verzscht werd: lo. aan de ambtenaren in gemeentedienst een jaarlijkeehen vacantiet-ocslag te geven; 2o. uniferme diensttijden voor technische en administratieve ambtenaren in (gemeente dienst vast te stellen. Op dit adres is door B. en W praeadvies uitgebracht, waarin den Raad in overweging gegeven wordt: lo. aan het verzoek om acantietoelage geen gevolg te geven; 2o. liet verzoek betreffende uniforme dienst tijden voor kennisgeving aan te nomen. Het, eerst© gedeelte van dit praeadvies wordt o.a. gemotiveerd met de mede deel ing, dat bij het vaststellen van het traktement niet den vacantieocsl-ag is rekening gehou den. Vriendelijke lczer(es), wanneer gij dit ieest, verwacht gij, dat de traktementen hier hooger zullen zijn dan in gemeenten, waar een dergelijke toelage wel gegeven wordt; maar wanneer gij dat denkt, hebt gij het volkomen mis. De salarisregeling in Leiden steekt in vele gevallen ongunstig af bij die van andere gemeenten. De salarissen ziju hier niet toereikend om behoorlijk rond' te komen, laat staan om zooveel over te hou den, dat men met zijn gezin ©enigen tiid elders ontspanning kan gaan zoeken. Wie zou bijv. willen beweren, dat een trahtemnt van pl.m. f900 van een ambtenaar met gezin ruim voldoende is om genoeg voor zijn vacantie over te houden? Dat de trak tementen daartoe niet toereikend zijn, wordt door B. on W. zelf toegegeven, hoewel het, naar wij vreezen, aan hun aaDdacht ont gaan zal zijn. Zij zeggen toch in hun prae advies: „Feitelijk dwingt men den ambte naar, om, ook tegen zijn zin, vacantie te nemen*' (als men hem vacantie-toel-age *geeft) Ru is het aantal vacantiedas:en heusck niet zóó hoog, dat, de ambenaren er geen raad mee weten. Mochten B. en W. er toe besluiten ©en referendum daaromtrent onder de ambte naren te houden, wü zouden den uitslag met vertrouwen tegemoet zien en zijn overtuigd, dat genoemd college geen 25 stemmen in hun geest zou krijgen. Wanneer men dus door het geven der vacantie-toeiage den ambte naar dwingt verlof te nemen, dan komt het hierdoor, dat zijn sal-aris niet toereikend is om elders ontspanning te zoeken. Volgens B. err' W. ig genoemd adres- ©en voorn it loopen op do Ambtenarenwet, maar waarom wacht men dan, tot de wet de ge meente tot het geven van den vaeantietoe- slag dwingt? Reeds het feit, dat de vaeantie-toeslag in het wetsontwerp is opgenomen, bewijst o. i. duidelijk, dat de behoefte algemeen ge voeld wordt In het tweede gedeelte van het prae advies zeggen B. en W., naar aanleiding van de diensttijden ter Seoretarie: „Een verdere strekking had het te dezen opzichte door den burgemeester in het midden ge brachte, zooals men moest kunnen begrij pen, niet. Dat wij deze strekking 'begrepen hebben, toont juist ons adres, want vanwaar anders dat verzoek? Waarom moet ©en ambtenaar aan de Liehtfabrieken bijv. Ö1/* uur per week (dat is dus bijna een geheelen dag voor de secretarie) langer werken dan zijn collega's ten Stadhuize? „Maar", zal de lezer(es) zeggen „dan bj d; armode bij do salarisregeling zeker wel rekening gehouden". Zeker is dat zoo, want de amfoenaren do? Lichtfabrieken ontvangen voor die meer dere uren minder salaris dan de Stadhuis ambtenaren. Wij meenen heeren Raadsleden dan ook in overweging te mogen geven, onze verzoeken in te willigen on niet mede te gaan met hefc praeadvies, opdat een dergelijke teleursteb ling ons bespaard worde. Hoogachtend, HET BESTUUR DER. AFD. LEIDEN VAN DEN CENTR. NED. AMBTEN A ARSBO N D< Leiden, 1 Juli. De verkoop in <!e Waag. .Geachte Redactie. De winkeliers, onderteekenaars va t het ingezonden stuk onder bovenstaandon titel, voeren o.a. aan, dat de concurrentie wol zorgt voor niet te hooge prijzen; dat do gemeente lis niet als verkoopster behoeft op te tre den, want dat zij wel zullen zorgen, dat hefc publiek niet to veel betaalt. De oorlogsjaren hebben intiissehcn wel wat anders geleerd. In de winkels werd den koo- per het vel over de ooron gehaald. En d-.fc nu do prijzen van het katoen in den laatsten tijd met ongeveer vijftig procent gedaald zijn, is vermoedelijk het gevolg van de con currentie door de gemeente. Indien deze uit blijft, zien wij telkens stijging van den prijs.' cc melkslijters berichten, dat zij de melk met 1 cent pr liter verhoogen; de aardappel- handelaars, dat zij bun artikel met 2 cents per K.G. opslaan. Wie weet wat den consu ment nog meer te wachten staat! En van concurrentie gesproken: Daarvan heeft het publiek al heel weinig te wachten, blijkens het eendrachtig optreden van de groepen bo vengenoemd: melkslijters, manufacturers en a ardappelen handel aars. En verder: Als men bij ;den kapper binnen treedt, hangt daar een kaart aan den wand met tarieven, door een Vereenigïng vastge- I sleld; de schoenmaker vertoont zijn gedrukte (ijst, als men spreekt van hooge reparatie kosten. Een fietsreparateur deelde mij eeni- gen tijd geleden mede, dat hij beboet werd, ais bij zekere herstelling voor minder geld verrichte, enz. Wat blijft er nu van de concurrentie over, waavan de onderteekenaars zoo hoog op geven? Neen, het ware te wensohen, dat de ge meente den verkoop van veel mepr artikelen ter hand nam en als zij dat niet kan, dan wordt het tijd, dat de consumenten zich gaan Y/apenen tegen hooge prijzen d-oor een Ver- ecniging van Verbruikers te. gaan oprichten. Wie neemt daarvoor het initiatief? Met dank voor de plaatsing, Uw dn. CONSUMENT, Geachte Redactie. Naar aanleiding van het ingezonden stukje '/an hoeren winkeliers wilde ik oven opmer ken, dat mijn vrouw "een paar dagen vóór den verkoop in de Waag, bij «en der grootste winkeliers voor wit katoen betaalde 75 ets. per el; dat was het goedkoopste. En nu toe vallig den avond na den verkoop zijn de win keliers het in de advertenties zoo roerend eens met hun goedkoope aanbieding. Hadden die goedkoope aanbiedingen, zooals die win keliers schrijven reeds maanden bestaan, heusch, Mijnheer de Redacteur, de mensehen hadden zoo hard niet naar do Waag geloo- pen. En hoelang zullen die zoogenaamde koopjes der winkeliers aanhouden, of zullea zij weer -spoedig in hun oude prijzen ver vallen? Het blijkt er wel duidelijk uit, dat de hee ren winkeliers hot wel goedkooper kunnen geven; maar liever reuzenwinsten maken, Het wordt tijd, dat het publiek ook eens gaat samenwerken op coöperatief gebied. Hoogachtend, W. Naar E. ZOLA. (Nadruk verboden). Toen de werklui dos morgeus op hefc ate lier kwamen vonden zij heit lokaaal koud, Iiol en ellendig. Achter in de ruime zaal stond de groote machine, nu verwezen- stom met haar magere armen, ha^ir on beweeglijke raderen; de droefgeestigheid trof te meer, daar zij anders door haar gezoem en haar rhytmisch beweeg bezio- ling gaf aan het gebouw als mot den harte- klop van een reus dio kranig' werk doet. De clief kwam uit zijn kantoortje to yoorschijn. Met droevige stem zei hij tot de werklui „Jongens, vandaag is er geen werk voor jullie... D© bestellingen komen niet meer invan alle zijden ontvang ik tegenorders ik zou niet don boel blijven zitten. Dezo Decembermaand waar ik zoozeer op ïièo gerekend, waarin, andero 'jaren, (Zooveel te doen viel, dreigt de meest solide zaken te ruïncorcn. Wij moeten stopzetten". En bemerkende hoo de mannen blikken wisselden, blikken vol zorg over hot moe- ten-ter ugkeeren naar huis, over den hon ger, dio morgen wachtte, voegde hij met zachte stem er aan toe: ,,lk ben niet onbarmhartig, dat verze ker ik jullie... Mijn positie is erven ontzet tend, nog moeilijker misschien dan van jui- ïie. In een week heb ik 50.000 francs ver loren, Ik schors hedon het werk, om den afgrond niet nog dioper te makenik zag nog geen stuiver van de vervaldagen op 15 dezer... Jo ziet, ik spreek met jullie als vriendenik verberg j ullie niets. Mor gen misschie-n al kunnen er deurwaarders komen. Enfin, het ligt niet aan ons... Ik kaa er niet meer tegen op, ik heb geen b^ood meer voor jullie Toen stak bij hun de hand toe. De man nen drukten haar zwijgend. Enkele minu ten lang stonden zij daar, onbeweeglijk; hun vingers omknelden het overbodig ge worden gereedschap. Twintig, dertig families zo ader brood de volgende week. Een paar vrouwen on der hen, die in de fabriek werkten, kun nen de opkomende tranen niet bedwin gen. De mannen doen hun best flinker te zijnzij houdeu zich goed en beweren, dat men te Parijs, niet van honger sterft. Toen, nadat de patroon van hen weg gegaan is, trekken ook zij zich eén voor cén terugde zaal wordh hun te be nauwd; als u;t een sterfhuis gaan z© been; d© dood© dat is hefc werk, dat is de groo te, stomme machine, wier somber "geraamte van uifc de diept© hon bedreigt. Daar staal na de werkmia© op straat. Meer dan acht dagen hoeft hij getracht werk t© vinden. Van deur tot deur is nf gegaan, zjjn diensten aanbiedend voor wel ken arbeid ook. al is die nog zoo moeiljjk, nog zoo moordend. Alle deuren zijn voor hem dichtgeslagen. Toen heeft hjj aangeboden om voor half geld te werken. Be deuren hebben zich niet heropend. H(j biedt zich aan voor, niets, mits men hem maar houdt. Maar, de stopzetting verbreidt zich over vel© industrieën en het geld, het laffe geld, houdt zich schuil. Na acht dagen zoekens is er geen hoop meer; langzaam, met leege handen, met gebroken rug, keert hij terug naar zijn zolderkamertje. De regen valt brj stroomen. Parjjs is bti slikweer naargeestig. Ongevoelig voor de neerkletsende druppels loopt hjj verder, voelend alleen den weeën honger van binnen. Een Seine-brug steekt' hjj over; hjj moot even kijken, de zwarte diepte in, die hem aantrekt met zonder bars machtMaar dan overlegt hij bij zichzelf, dat hij een lafaard zou zijn en hij gaat verder. De regen heeft opgehouden. Hij verhaast zijn passen, nu hij de verlichte winkels en restaurants voorbij moet, de siagerswiu- kels, de banketbakkerijen, heel het smul lende Parijs, 's Morgens, toen hjj uitging, huilden zijn vrouw eu dochtertje en h\j had haar brood voor den avond beloofd. En nu, onderwijl, vraagt hij zich aldoor af, wat h(j bedenken zal, om haar nog wat geduld bij t© brengen. Zij kunnen niet langer meer zonder eten, zij zijn te teer; op hem komt hét minder aan. Eén oogen- blik kwam de gedachte aan bedelen bjj hem op; maar op het beslissende oogeu- bliK weigert zijn hand; zijn keel knijpt dicht. Hij blijft op het trottoir stokstijf staan en zij, die langs hem gaan, meenen een dronkaard vóór zich te zien. De vrouw van den werkman is naar heneden gekomen, terwijl het kind bovan te slapen ligt. Zij heeft niets meer in buis; alles bracht zij reeds in de Bank- van-Leening en binnen een week was haar kamer leeg. Zonder het haar man te zeggen, heeft zij van haar kant ook gezocht. Zij heelt een besten man, die niet drinkt, en zij zouden kunnen rondkomen, als do loonen niet waren ingetrokken in deze slappe tijden. Overal heeft z(j achter stallige rekeningen; zij heeft geen moed langs de winkels te gaan in haar buurt. En altijd nog keert haar man niet terug. De vrouw schuilt weg onder e'en portiek, nu de regen valt. Nu én dan bedwingt' zÜ haar- onrust niet langer en loopt zij naar het uiteinde 'der straat, oral te zien, of hij nog niet komt, dien zrj verwacht En als zij terugkeert is haar ditn japon netje om haar magere lijfje doorweekt an doorschokken haar korte koorts-aanvallen. De menschen gaan aam haar voorbij, mah" nen kgken haar brutaal aan, heal het armoe dige Parijs schijnt haari.te willen opnemen om' haar in de goot te werpen. Zg heaft honger; zij is overgeleverd. Daar tegenover haar is een bakker, én zrj denkt San de kleine boven, die slaapt. Toen eindelijk haar echtgenoot in dé verte voor haar opdoemt, met lamme beensn haar nadert, vliegt zij naar hero toe en ziet hem bezorgd aan. „Nu'ï" vraagt zg hessch. Hij. hij geeft geen antwoord, buigt het hooid. Dan gaat zij het eerst weêr de trap op, bleek als een doode. Boven ia d© kleine ontwaakt. Zij staart ■met nadenkenden, wijzen blik in hot flak kerende kaarslicht; een vreemde, aandoen lijke uitdrukking- glijdt over het gezichtje van het zevenjarige kindje, dat reeds de verlepte, ernstige trekken draagt van een volwassene. Op don rand van' do kost, die haar als ligplaats dient, zit zij overeind met afhan gende bloote voetjes; haar doorzichtige poppetlandjes drukken tegen haar borst de lompen, die haar dekken. Daarbinnen voelt 2ij de brandwond, die zij zoo graag wou smoren. En zij peinst-, de kleine. Zij heeft nooit speelgoed gehad. Naar school kan zij niet gaan, omdat zij geen schoenen heeft. Toen zij kleiner was, ging zij met moeder wel eens in 't zonnetje naar buiten, doch dat is al lang geleden. Zij hebben moeten verhuizen en sinds is het 'haar, alsof er een groote kou het huis is linnengedrongeu. En sedert dien heeft zij zioh niet prettig meer gevoeld, heeft zij al tijd honger -gehad. Zij is met haar gedachtetjes een diepte ingegaan, die zij niet kan peilen. Heeft iedereen dan honger? Zij heeft geprobeerd zioh er aan te wennen, maar het gelukte niet. Zij denkt, omdat zij nog te klein is; als men groot is, begrijpt men dat beter. Haar moe der weet het zeker, wel, Ala zij 'durf de, zou zij haar zoo graag ito gen wie haar toch' dwingt om honger te hebben. En wat was het leelijk bij hen! Zij ziet naar de kale muren', de havelooze stukken meubel, al die zolder-armoe, die besmeurd word door de misère der werkloosheid. 11 haar droomen kent zij andere kamers, vol warmte en licht en mooie dingen.... De wind steekt inmiddels op en een hevige tocht doet het kaarslicht sidderen en brengt haar aan het hoesten. Haar oogen schieten vol tranen. Vroeger was zig bang om alleau gelaten té worden; maar nu kan het haar niets meer schelen. Daar zjj den heelen dag geen voed sel had gezien, dsnkt zij, dat haar moeder naar beneden ging om brood t? halen. Bg die gedachte fl©urt zij ©ven op. Zrj zal haar brood in heel klein© stukjes snijden en se langzaam tot zich nemen, één voor één. Zij ml met het brood gaan spelen. Da moeder is binnengekomen, ook da vader. De klein© ziet naar hen béiden op en uaar hun handen. En, waar zij niets zeggen, neuriet zg, na een oogenblik wachtens, op zeurigen toon: -,lk heb zoo'n honger, 'k Heb zoo'n hon ger!" De vader néémt zrjn hoofd tusschen de vuisten eg terwijl hij neerzakt in een hoek, druppelen dikke tranen nit zijn wanhoops- oogen. De moeder, met moeite, haar traneif wegslikkend, begint het kleintje opnienw in de dekentjes te stoppen. Zij bedekt liet' met alles', wat er aan mogelijke bedekking is, en zegt, dat het zoet-stil most zijn en slapen. Maar het kind, dat door de kon ligt ta klappertanden en op haar borst des te meer het vuur voelt branden, wordt opeens vermetel. Zij slaat haar, armpjes om moeders hals en héél ziacht vraagt zg: „Zeg. moeder, waarom hebben wij hon ger?" j. j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1919 | | pagina 5