LEIDSCK DAGBLAD, Woensdag 2 Juli.
Tweede Blad Anno 1919.
PERSOVERZICHT
Prov. Staten v Zuid-Holland
KUWST EN LETTEREN,
MEZOMDEN,
HET BEDRIJF STOPBEZET.
Mo. 18200
Fabrikant, winkelier en pu
bliek. Fabrikanten en winkeliers
de goeden hiei te na gesproken hebben,
zegt de „HAAQSCHE POST", gedurende
de°oorlogsjarer het koopend publiek in on3
land laten bloeden. .Voor die fabrikanten
en winkeliers breekt nu een kwade tijd aan.
Op de vette oorlogsjaren dreigen magere
vredesjaren te' volgen. Voor hen en voor
'de hcnderddnizendtallen mannen dn vrou
wen, die in hun dienst staan. Vooral met
het 'oog op de laatsten is het van belang,
dat dat het latente conflict, hetwelk bestraat
tnsschen voortbrenger en winkelier ter
eenre, verbruiker ter andere zijde, niet
voortwoekert tot nationale verarming en
groote werkloosheid daarvan het gevolg zijn.
Eet is een moerfik© kwestie en het is een
delicate kwestie. En derhalve is een goede
oplossing, d.w.z. een oplossing, die zooveel
mogelijk nut sticht en zoo weinig mogelgic
schade aanricht, niet gemakkelijk te vin
dei'
De ergste én de gevaarlijkste vjjand van
den middenstand, zoo gaat het blad voort,
is de winkelier; dat hebben de oorlogsjaren
onomstootelrjk bewezen. De ergste vgand
is hg, omdat de middenstand weerloos aan
hen: is overgeleverd.
De arbeider wordt op allé mogelijke ma
nieren geholpen, de rijke heeft geen hulp
noodig De middenstander, die evenzeer hulp
behoeft als de arbeider, wordt in den sterk
gelaten en staat dus hulpeloos tegenover
den winkelier. De gevaarlijkste vijand van
'den middenstand is de winkelier, omdat deze
zichzelf als middenstander den volke voor
stelt, in alle middenstandsvereenigingen
binnendringt, daarin veelal het liooge woord
voert én den grootsten invloed oefent, >n
zoodoende den middenstand nog steviger
te pakken neemt.
Eerste vereisckte is derhalve, dat uit alle
middenstandsvereenigingen alle winkeliers
principieel verwijderd worden en verwijderd
blgven. Schaap en wolf passen niet in één
kooi.
Verder dienen aanstonds kra-htiee maat
regelen genomen te worden om het te' e na ver
den middenstand gepleegde onrecht alsnog
zooveel mogelijk goed tie maken.
In de eerste plaats moesten de extra-
winsten, die de winkelier in de oorlogsjaren
en daarna gemaakt heeft onze zegs
man had het steeds uitsluitend over win
keliers, op fabrikanten, reederijen, 'enz. is
zijn oordeel goeddeels eveneens toepasse
lijk hun door buitengewone, speciale be
lastingen volledig ontnomen worden.
Vervolgens diende naar zijn meening Oe
overheid op uitgebreide schaal winkels en
magazijnen op te richten en te exploiteeren,
waar de burgerij, onafhankelijk van de
winkeliers en deraelver prijzen, de voor-
naamste standaard-levensmiddelen en be-
hoeften vleesch, visch, groenten, fruit,
enz. tevens boven- en opderkleeren zou
kunnen koopen. De Staat, subsidiair de pro
vincie of de gemeente. zou hierop niets
wogen toeleggen, er zelfs matig aan mogen
verdienen. Deze winkels dienden evengoed
opgericht te worden in de wijken der ge
goeden als in de arbeidsbvrarten. D' fatsoen
lijke winkeliers, dié ge n woekerwinst benton,
kunnen daar onmogelijk iets tegen hebben,
en de anderen moet men maar rustig laten
sputteren.
Aldus ongeveer redeneerde onze midden- j
stander.
Do eenige opmerking, die de HAAGSOHE
POST" zelf voorloopig wenacht te maken,
is deze. dat de aanhoudende duurte op bijna
elk gebied het denkbeeld van overheids-
.winkels steeds meer aanhangers doet win
nen. ook in de gegoede en meest behoudende
kringen. Dit oorspronkelijk vrijwel uitslui
tend door de sociaal-democraten voorgestaan
beginsel, blijkt door den nood der tijden'
geleidelijk gemeengoed te worden.
De eerste vergadering van de zomeraitting)
werd gisteren gehouden.
Er was, klaarblijkelijk met het oog öpi de
nieuwe samenstelling der Stalen, onder wel
ker leden zich thans twee vrouwen (mevr.
AlbardaBrals en mevr. S. Groeneweg)
bevinden, eene meer dan gewone belangstel
ling op de tribunes, alwaar, ook vele dames
aanwezig waren.
Ingevolge bet nieuwe reglement van orde,
benoemde de Voorzitter, de Commissaris der
Koningin, mr. E. C. baron gweerts de Lan-
das Wyborgh, een commissie van vijf leden
tot onderzoek van de geloofsbrieven, Tot
leden dier Commissie werden benoemd de
heeren mr. A. C. Visser van IJzendoorn,
mr. G. van Baren, mr. H. I. Nieboer, mr.
dr. J. Schokking en C. D. Wesseling.
Mr. Visser van IJzendoorn rapporteerde,
dat de Commissie adviseerde tot toelating van
alle gekozen leden, daarbij mededeelend©,
dat volgens de Commissie de benoemdver-
klaring van het lid B. van Eesteren, op een
anderen grond had behooren je steunen dan
waarop zij gesShiedde. Intusschen behoefde
deze omstandigheid, naar het oordeel der
Commissie, geen invloed te hebben op de
beslissing omtrent de toelating:
Do aanwezige leden legden daarna de ver-
eiechte eeden of beloften af.
Afwezig waren de heeren mr. W. FranckeO
(met kennisgeving) en E, A. van Sandick
(zonder kennisgeving).
De Voorzitter wenschte vervolgens de da
mes en heeren Statenleden geluk met het
vertrouwen, dat het volk in, hen gesteld hoeft;
dsorbij sprak hij den weosch uit, dat het hun
en hem gegeven zij te zamen veel en goed
work te doen. „Bij alle verschil van gevoelen
zal er" zeide de voorzitter „één band
zijn. dié ons allen omvat, .één verlangen, dat
ons allen vervult: het verlangen om onze
boste krachten te geven aan dit schoon© ge
west, bet te dienen met trouw en toewijding
in do zoo groote verscheidenheid zijner be
langen; opdat, na de moeilijke jaren, die ach
ter ons liggen, het een tijdperk van opleving
en bloei moge te gemoet gaan. De harde
arbeid van een ieder zal daarvoor noodig
zijn; harde arbeid, met opgewektheid en in
eensgezindheid verricht, ©n het is mijn stel
lige overtuiging dat gij bet tot uw plicht
zult rekenen hierin ons volk vóór te gaan.
Mog de zegen van den Allerhoogste op
do vervulling dier taak rusten.
Van de afgetreden Statenleden'' zoo
ging do voorzitter voort „nam ik reeds
afscheid brj het sluiten der buitengewone zit
ting in Mei j.l. Ten aanzien van één hunner
had ik dit. te herhalen nog geen veertien
dagen later en nu aan zijn graf. Wat ik toen,
mrrr in den breed© gezegd heb, worde hier
kortelrjk herhaald.
Allen, die miet Van de Velde hebben samen
gewerkt. zullen van hemi getuigen, dat .ge
durende de één en twintig jaren van zijn
ambtsvervulling a's lid uwer Staten en ge
durende de achttien jaren, welke hij deel
heeft uitgemaakt van het College van Ge
deputeerden, hij mtet onverzwakte to:wij
ding en stipte plichtsbetrachting de hem'
geschonken gaven en krachten in den dienst
van Zuid-Holland gesteld heeft. Zóó zullen
wij hem blijven gedenken.
Hierna werd de agenda voor dezen dag
afgehandeld en overeenkomstig de ge
dane voorstellen be vloten de aangekondigd
onderwerpen te' stellen in handen van ver
schillende commissies of van Gedeputeerd-
Staten, met verzoek om daaromtrent van
praeadvies te dienen, of wei te versenden
naar de afdeelingen of voor kennisgeving
aan t© nemen, of nader -aan de orde te
stellen; een en ander met deze uitzondc-
jriDg, dat van de agenda is afgevoerd, in
verband mét een ingekomen schrijven, de
missive van Ged. Staten, houdende voor
stel om de havenwerken van Midielharnis
opnieuw voor een vijfjarig tijdvak bij de
Provincie in onderhoud te nemen.
De vergadering werd hierna gesloten.
Ingekomen was o.a. nog in deze verga
dering een adres van de Provinciale Be- I
ambtenvereeniging. „De Eensgezindheid",
houdende dankbetuiging voor de toegestane
loensverhooging.
Heden kwamen de' Staten bijeen voor tie
samenstelling der afdeelingen en de ver
kiezing van zes leden van Ged. Staten en
van een buitengewoon lid van Ged. Staten.
Do in-beslag-neming Tan „De Hel".
Het „Weekblad van het Kocht" wijst er op',
dat bjj de beraadslaging in de Tweede Kamer,
over de interpellatie-Wijnkoop naar uaulei-
Umg van ne! in beslag nemen van Barbuese's
„De Hef 'herhaaldelijk de aandacht is ge-
i vesügd op hetgeen bij de behandeling van
do wijziging van art. 240 Strafwetboek in (le
I jarer. 1909 tot 1911 over de strekking van
dit artikel is verklaard.
Leest men het toen geschrevene on ge
sprokene na, dan kan er geen twijfel over
bVlaan, of boeken van wetenschappelijk©
strekking, uitingen van kunst zouden niet
i ondei de bepaling vallen. Aan het eind©
J van de beraadslaging over art. 240 en de
daaioj. voorgestelde amendementen releveer
de de voorzitter van de Commissie van Rap-
p-orteurs, mr. Van Sasse van IJsselt nog
oens bet aangevoerd© bezwaar, dat de reck-
ter het artikel zou kunnen toepassen buiten
da grenzen, die de Eegearing er aan gesteld
wilde hebben, en antwoordde op die be
denking door er op te wijzen, dat onder het
begrip zedeloosheid nimmer kan vallen dat
gene wat kennelijk enkel en alleen geschiedt
om te dienen het algemeen belang, de kunst
o£ do wetenschap, daar toch do bepalingen
van het oaderwerpelijk wetsontwerp, blijkens
deszelfs intitulé, slechte ten doel hebben
de zedeloosheid te bestrijden. Ipiusschen,
al deze verklaringen van Minister en Kamer
leden hebben slechts betrekkelijk© waarde;
da beslissende vraag is natuurlijk deze: wat
vtaat in de wet en dus welk© is de beteeke-
nis van de daarin voorkomende uitdrukking
„voor de eerbaarheid aanstootelijk"? Mr E.
Polak heeft getracht in zijn bekend proeE-
svefcrift de artt. 240 en 451 bis Swb. de stel
ling te verdedigen, dat onder die uitdrukking
alleen valt „wat met d© uitsluitende bedoe
ling om do lagere hartstochten van de men
seden tot ontucht te prikkelen aan de markt
gebracht wordt." Noyon, in zijn derde aaii-
teekening op art. 240 zookt een beperking
dorr den nadruk te leggen op het woord
„aanetooieiijk" en daaronder slechts te bren
gen hetgeen geschikt is ongezond© zinnelijke
gedachten op te wekken. De geheel sub
jective opvatting van mr. Polak ligt niet in
de woorden van het artikel uitgedrukt; de
mogelijkheid, dat een uiting van kunst voor
de eerbaarheid aanstoolelijk is, kan niet
geheè, ter zijde worden gesteld. Daarin ligt
het gevaar van de strafbepaling, nu zij o.i.
to kwader ure (sis do aangevoerde bed-sn-
Uingen in W. 8887 csn 9106) tot „geschrif
ten" is uitgebreid. F,en. uitlegging van het
artikel, waardoor de vrijheid voor weten
schap. en kunst in gevaar zoude kunnen ko
men, is niet geheel uit te sluiten. Intusschjn
wij gelooven toch niet, dat ©en dergelijke
uitlegging van het artikel van de zijde van
enzo rechterlijke macht te vreezen is. Wjjj
hebben thans ,,De Hel" gelezen en aarzelen
niet te verklaren, dat dit werk als geheel
zoover afstaat 'van de geschriften, die de
wetgever met zijn strafbepaling heeft willen
treffen, dat evn toepa3seïijk-verkIaring va®
art. 240 op het bedoelde werk als ondenk
baar mag worden beschouwd. Men moge over
het boek als kunstuiting denken zooals men
wil, men moge tegenover menige bladzijde
van hooge waarde en aangrijpende psycholo
gische diepte, enkele andere kunnen stellen
van zeer bedenkelijk realisme met betrek
king tot het sexueele, meerdere van veel
woorden zonder dieperen zin, ongetwijfeld
is het geheel ©en werk van hoogen ernst,
dat nooit of te nimmer aan poruographie
kan doen denken. Voor zulke boeken is bij
al het twijfelachtige van do in het artikel
gebezigde uitdrukking de strafbepaling niet
geschreven. Zelfs dan, wanneer de rechter
er toe zoude kunnen komen haar hier van
toepassing te verklaren, zou het de olicht
van het Openbaar Ministerie geweest zjjn,
die toepassing niet uit te lokken. De wetge
ver beeft in 1911 menige rekbare bepaling
aanvaard, in het door den Minister van
Justitie ingeroepen en gevraagde verlrou-
,wer>, dat het Openbaar Ministerie van de te
geven voorschriften een verstandig en be
leidvol gebruik zou maken. Bij het optreden
tegen het werk van Barbusse waren verstand
en beleid ver te zoeken.
Vacantictoeslag, enz.
Mijn-hoer d© Redacteur!
Boor ons is d.d, 2 Juni j.l. ©en adres aan
i den Gemeenteraad gericht, waarin verzscht
werd:
lo. aan de ambtenaren in gemeentedienst
een jaarlijkeehen vacantiet-ocslag te geven;
2o. uniferme diensttijden voor technische en
administratieve ambtenaren in (gemeente
dienst vast te stellen.
Op dit adres is door B. en W praeadvies
uitgebracht, waarin den Raad in overweging
gegeven wordt: lo. aan het verzoek om
acantietoelage geen gevolg te geven; 2o.
liet verzoek betreffende uniforme dienst
tijden voor kennisgeving aan te nomen.
Het, eerst© gedeelte van dit praeadvies
wordt o.a. gemotiveerd met de mede deel ing,
dat bij het vaststellen van het traktement
niet den vacantieocsl-ag is rekening gehou
den. Vriendelijke lczer(es), wanneer gij dit
ieest, verwacht gij, dat de traktementen hier
hooger zullen zijn dan in gemeenten, waar
een dergelijke toelage wel gegeven wordt;
maar wanneer gij dat denkt, hebt gij het
volkomen mis. De salarisregeling in Leiden
steekt in vele gevallen ongunstig af bij die
van andere gemeenten. De salarissen ziju
hier niet toereikend om behoorlijk rond' te
komen, laat staan om zooveel over te hou
den, dat men met zijn gezin ©enigen tiid
elders ontspanning kan gaan zoeken.
Wie zou bijv. willen beweren, dat een
trahtemnt van pl.m. f900 van een ambtenaar
met gezin ruim voldoende is om genoeg voor
zijn vacantie over te houden? Dat de trak
tementen daartoe niet toereikend zijn, wordt
door B. on W. zelf toegegeven, hoewel het,
naar wij vreezen, aan hun aaDdacht ont
gaan zal zijn. Zij zeggen toch in hun prae
advies: „Feitelijk dwingt men den ambte
naar, om, ook tegen zijn zin, vacantie te
nemen*' (als men hem vacantie-toel-age *geeft)
Ru is het aantal vacantiedas:en heusck niet
zóó hoog, dat, de ambenaren er geen raad
mee weten.
Mochten B. en W. er toe besluiten ©en
referendum daaromtrent onder de ambte
naren te houden, wü zouden den uitslag met
vertrouwen tegemoet zien en zijn overtuigd,
dat genoemd college geen 25 stemmen in hun
geest zou krijgen. Wanneer men dus door
het geven der vacantie-toeiage den ambte
naar dwingt verlof te nemen, dan komt
het hierdoor, dat zijn sal-aris niet toereikend
is om elders ontspanning te zoeken.
Volgens B. err' W. ig genoemd adres- ©en
voorn it loopen op do Ambtenarenwet, maar
waarom wacht men dan, tot de wet de ge
meente tot het geven van den vaeantietoe-
slag dwingt?
Reeds het feit, dat de vaeantie-toeslag
in het wetsontwerp is opgenomen, bewijst
o. i. duidelijk, dat de behoefte algemeen ge
voeld wordt
In het tweede gedeelte van het prae
advies zeggen B. en W., naar aanleiding
van de diensttijden ter Seoretarie: „Een
verdere strekking had het te dezen opzichte
door den burgemeester in het midden ge
brachte, zooals men moest kunnen begrij
pen, niet.
Dat wij deze strekking 'begrepen hebben,
toont juist ons adres, want vanwaar anders
dat verzoek?
Waarom moet ©en ambtenaar aan de
Liehtfabrieken bijv. Ö1/* uur per week (dat
is dus bijna een geheelen dag voor de
secretarie) langer werken dan zijn collega's
ten Stadhuize?
„Maar", zal de lezer(es) zeggen „dan bj
d; armode bij do salarisregeling zeker wel
rekening gehouden".
Zeker is dat zoo, want de amfoenaren do?
Lichtfabrieken ontvangen voor die meer
dere uren minder salaris dan de Stadhuis
ambtenaren.
Wij meenen heeren Raadsleden dan ook in
overweging te mogen geven, onze verzoeken
in te willigen on niet mede te gaan met hefc
praeadvies, opdat een dergelijke teleursteb
ling ons bespaard worde.
Hoogachtend,
HET BESTUUR DER. AFD. LEIDEN
VAN DEN
CENTR. NED. AMBTEN A ARSBO N D<
Leiden, 1 Juli.
De verkoop in <!e Waag.
.Geachte Redactie.
De winkeliers, onderteekenaars va t het
ingezonden stuk onder bovenstaandon titel,
voeren o.a. aan, dat de concurrentie wol zorgt
voor niet te hooge prijzen; dat do gemeente
lis niet als verkoopster behoeft op te tre
den, want dat zij wel zullen zorgen, dat hefc
publiek niet to veel betaalt.
De oorlogsjaren hebben intiissehcn wel wat
anders geleerd. In de winkels werd den koo-
per het vel over de ooron gehaald. En d-.fc
nu do prijzen van het katoen in den laatsten
tijd met ongeveer vijftig procent gedaald
zijn, is vermoedelijk het gevolg van de con
currentie door de gemeente. Indien deze uit
blijft, zien wij telkens stijging van den prijs.'
cc melkslijters berichten, dat zij de melk
met 1 cent pr liter verhoogen; de aardappel-
handelaars, dat zij bun artikel met 2 cents
per K.G. opslaan. Wie weet wat den consu
ment nog meer te wachten staat! En van
concurrentie gesproken: Daarvan heeft het
publiek al heel weinig te wachten, blijkens
het eendrachtig optreden van de groepen bo
vengenoemd: melkslijters, manufacturers en
a ardappelen handel aars.
En verder: Als men bij ;den kapper binnen
treedt, hangt daar een kaart aan den wand
met tarieven, door een Vereenigïng vastge-
I sleld; de schoenmaker vertoont zijn gedrukte
(ijst, als men spreekt van hooge reparatie
kosten. Een fietsreparateur deelde mij eeni-
gen tijd geleden mede, dat hij beboet werd,
ais bij zekere herstelling voor minder geld
verrichte, enz.
Wat blijft er nu van de concurrentie over,
waavan de onderteekenaars zoo hoog op
geven?
Neen, het ware te wensohen, dat de ge
meente den verkoop van veel mepr artikelen
ter hand nam en als zij dat niet kan, dan
wordt het tijd, dat de consumenten zich gaan
Y/apenen tegen hooge prijzen d-oor een Ver-
ecniging van Verbruikers te. gaan oprichten.
Wie neemt daarvoor het initiatief?
Met dank voor de plaatsing, Uw dn.
CONSUMENT,
Geachte Redactie.
Naar aanleiding van het ingezonden stukje
'/an hoeren winkeliers wilde ik oven opmer
ken, dat mijn vrouw "een paar dagen vóór
den verkoop in de Waag, bij «en der grootste
winkeliers voor wit katoen betaalde 75 ets.
per el; dat was het goedkoopste. En nu toe
vallig den avond na den verkoop zijn de win
keliers het in de advertenties zoo roerend
eens met hun goedkoope aanbieding. Hadden
die goedkoope aanbiedingen, zooals die win
keliers schrijven reeds maanden bestaan,
heusch, Mijnheer de Redacteur, de mensehen
hadden zoo hard niet naar do Waag geloo-
pen. En hoelang zullen die zoogenaamde
koopjes der winkeliers aanhouden, of zullea
zij weer -spoedig in hun oude prijzen ver
vallen?
Het blijkt er wel duidelijk uit, dat de hee
ren winkeliers hot wel goedkooper kunnen
geven; maar liever reuzenwinsten maken,
Het wordt tijd, dat het publiek ook eens
gaat samenwerken op coöperatief gebied.
Hoogachtend,
W.
Naar E. ZOLA.
(Nadruk verboden).
Toen de werklui dos morgeus op hefc ate
lier kwamen vonden zij heit lokaaal koud,
Iiol en ellendig. Achter in de ruime zaal
stond de groote machine, nu verwezen-
stom met haar magere armen, ha^ir on
beweeglijke raderen; de droefgeestigheid
trof te meer, daar zij anders door haar
gezoem en haar rhytmisch beweeg bezio-
ling gaf aan het gebouw als mot den harte-
klop van een reus dio kranig' werk doet.
De clief kwam uit zijn kantoortje to
yoorschijn. Met droevige stem zei hij tot
de werklui
„Jongens, vandaag is er geen werk voor
jullie... D© bestellingen komen niet meer
invan alle zijden ontvang ik tegenorders
ik zou niet don boel blijven zitten. Dezo
Decembermaand waar ik zoozeer op ïièo
gerekend, waarin, andero 'jaren, (Zooveel
te doen viel, dreigt de meest solide zaken
te ruïncorcn. Wij moeten stopzetten".
En bemerkende hoo de mannen blikken
wisselden, blikken vol zorg over hot moe-
ten-ter ugkeeren naar huis, over den hon
ger, dio morgen wachtte, voegde hij met
zachte stem er aan toe:
,,lk ben niet onbarmhartig, dat verze
ker ik jullie... Mijn positie is erven ontzet
tend, nog moeilijker misschien dan van jui-
ïie. In een week heb ik 50.000 francs ver
loren, Ik schors hedon het werk, om den
afgrond niet nog dioper te makenik zag
nog geen stuiver van de vervaldagen op
15 dezer... Jo ziet, ik spreek met jullie
als vriendenik verberg j ullie niets. Mor
gen misschie-n al kunnen er deurwaarders
komen. Enfin, het ligt niet aan ons... Ik
kaa er niet meer tegen op, ik heb geen
b^ood meer voor jullie
Toen stak bij hun de hand toe. De man
nen drukten haar zwijgend. Enkele minu
ten lang stonden zij daar, onbeweeglijk;
hun vingers omknelden het overbodig ge
worden gereedschap.
Twintig, dertig families zo ader brood
de volgende week. Een paar vrouwen on
der hen, die in de fabriek werkten, kun
nen de opkomende tranen niet bedwin
gen. De mannen doen hun best flinker te
zijnzij houdeu zich goed en beweren, dat
men te Parijs, niet van honger sterft.
Toen, nadat de patroon van hen weg
gegaan is, trekken ook zij zich eén voor
cén terugde zaal wordh hun te be
nauwd; als u;t een sterfhuis gaan z© been;
d© dood© dat is hefc werk, dat is de groo
te, stomme machine, wier somber "geraamte
van uifc de diept© hon bedreigt.
Daar staal na de werkmia© op straat.
Meer dan acht dagen hoeft hij getracht
werk t© vinden. Van deur tot deur is nf
gegaan, zjjn diensten aanbiedend voor wel
ken arbeid ook. al is die nog zoo moeiljjk,
nog zoo moordend. Alle deuren zijn voor
hem dichtgeslagen.
Toen heeft hjj aangeboden om voor half
geld te werken. Be deuren hebben zich
niet heropend. H(j biedt zich aan voor,
niets, mits men hem maar houdt. Maar,
de stopzetting verbreidt zich over vel©
industrieën en het geld, het laffe geld,
houdt zich schuil. Na acht dagen zoekens
is er geen hoop meer; langzaam, met leege
handen, met gebroken rug, keert hij terug
naar zijn zolderkamertje. De regen valt brj
stroomen. Parjjs is bti slikweer naargeestig.
Ongevoelig voor de neerkletsende druppels
loopt hjj verder, voelend alleen den weeën
honger van binnen. Een Seine-brug steekt'
hjj over; hjj moot even kijken, de zwarte
diepte in, die hem aantrekt met zonder
bars machtMaar dan overlegt hij bij
zichzelf, dat hij een lafaard zou zijn en
hij gaat verder.
De regen heeft opgehouden. Hij verhaast
zijn passen, nu hij de verlichte winkels en
restaurants voorbij moet, de siagerswiu-
kels, de banketbakkerijen, heel het smul
lende Parijs, 's Morgens, toen hjj uitging,
huilden zijn vrouw eu dochtertje en h\j
had haar brood voor den avond beloofd.
En nu, onderwijl, vraagt hij zich aldoor
af, wat h(j bedenken zal, om haar nog
wat geduld bij t© brengen. Zij kunnen niet
langer meer zonder eten, zij zijn te teer;
op hem komt hét minder aan. Eén oogen-
blik kwam de gedachte aan bedelen bjj
hem op; maar op het beslissende oogeu-
bliK weigert zijn hand; zijn keel knijpt
dicht. Hij blijft op het trottoir stokstijf
staan en zij, die langs hem gaan, meenen
een dronkaard vóór zich te zien.
De vrouw van den werkman is naar
heneden gekomen, terwijl het kind bovan
te slapen ligt. Zij heeft niets meer in
buis; alles bracht zij reeds in de Bank-
van-Leening en binnen een week was
haar kamer leeg. Zonder het haar man
te zeggen, heeft zij van haar kant ook
gezocht. Zij heelt een besten man, die niet
drinkt, en zij zouden kunnen rondkomen,
als do loonen niet waren ingetrokken in
deze slappe tijden. Overal heeft z(j achter
stallige rekeningen; zij heeft geen moed
langs de winkels te gaan in haar buurt.
En altijd nog keert haar man niet terug.
De vrouw schuilt weg onder e'en portiek,
nu de regen valt. Nu én dan bedwingt'
zÜ haar- onrust niet langer en loopt zij
naar het uiteinde 'der straat, oral te zien,
of hij nog niet komt, dien zrj verwacht
En als zij terugkeert is haar ditn japon
netje om haar magere lijfje doorweekt an
doorschokken haar korte koorts-aanvallen.
De menschen gaan aam haar voorbij, mah"
nen kgken haar brutaal aan, heal het armoe
dige Parijs schijnt haari.te willen opnemen
om' haar in de goot te werpen. Zg heaft
honger; zij is overgeleverd. Daar tegenover
haar is een bakker, én zrj denkt San de
kleine boven, die slaapt.
Toen eindelijk haar echtgenoot in dé verte
voor haar opdoemt, met lamme beensn
haar nadert, vliegt zij naar hero toe en ziet
hem bezorgd aan.
„Nu'ï" vraagt zg hessch.
Hij. hij geeft geen antwoord, buigt het
hooid. Dan gaat zij het eerst weêr de trap
op, bleek als een doode.
Boven ia d© kleine ontwaakt. Zij staart
■met nadenkenden, wijzen blik in hot flak
kerende kaarslicht; een vreemde, aandoen
lijke uitdrukking- glijdt over het gezichtje
van het zevenjarige kindje, dat reeds de
verlepte, ernstige trekken draagt van een
volwassene.
Op don rand van' do kost, die haar als
ligplaats dient, zit zij overeind met afhan
gende bloote voetjes; haar doorzichtige
poppetlandjes drukken tegen haar borst de
lompen, die haar dekken. Daarbinnen voelt
2ij de brandwond, die zij zoo graag wou
smoren. En zij peinst-, de kleine.
Zij heeft nooit speelgoed gehad. Naar
school kan zij niet gaan, omdat zij geen
schoenen heeft. Toen zij kleiner was, ging
zij met moeder wel eens in 't zonnetje naar
buiten, doch dat is al lang geleden. Zij
hebben moeten verhuizen en sinds is het
'haar, alsof er een groote kou het huis is
linnengedrongeu. En sedert dien heeft zij
zioh niet prettig meer gevoeld, heeft zij al
tijd honger -gehad.
Zij is met haar gedachtetjes een diepte
ingegaan, die zij niet kan peilen. Heeft
iedereen dan honger? Zij heeft geprobeerd
zioh er aan te wennen, maar het gelukte niet.
Zij denkt, omdat zij nog te klein is; als men
groot is, begrijpt men dat beter. Haar moe
der weet het zeker, wel, Ala zij 'durf de, zou
zij haar zoo graag ito gen wie haar toch'
dwingt om honger te hebben.
En wat was het leelijk bij hen! Zij ziet
naar de kale muren', de havelooze stukken
meubel, al die zolder-armoe, die besmeurd
word door de misère der werkloosheid. 11
haar droomen kent zij andere kamers, vol
warmte en licht en mooie dingen....
De wind steekt inmiddels op en een hevige
tocht doet het kaarslicht sidderen en brengt
haar aan het hoesten. Haar oogen schieten
vol tranen.
Vroeger was zig bang om alleau gelaten
té worden; maar nu kan het haar niets meer
schelen. Daar zjj den heelen dag geen voed
sel had gezien, dsnkt zij, dat haar moeder
naar beneden ging om brood t? halen. Bg
die gedachte fl©urt zij ©ven op. Zrj zal haar
brood in heel klein© stukjes snijden en se
langzaam tot zich nemen, één voor één.
Zij ml met het brood gaan spelen.
Da moeder is binnengekomen, ook da
vader. De klein© ziet naar hen béiden op en
uaar hun handen. En, waar zij niets zeggen,
neuriet zg, na een oogenblik wachtens, op
zeurigen toon:
-,lk heb zoo'n honger, 'k Heb zoo'n hon
ger!"
De vader néémt zrjn hoofd tusschen de
vuisten eg terwijl hij neerzakt in een hoek,
druppelen dikke tranen nit zijn wanhoops-
oogen. De moeder, met moeite, haar traneif
wegslikkend, begint het kleintje opnienw
in de dekentjes te stoppen. Zij bedekt liet'
met alles', wat er aan mogelijke bedekking
is, en zegt, dat het zoet-stil most zijn en
slapen. Maar het kind, dat door de kon ligt
ta klappertanden en op haar borst des te
meer het vuur voelt branden, wordt opeens
vermetel. Zij slaat haar, armpjes om moeders
hals en héél ziacht vraagt zg:
„Zeg. moeder, waarom hebben wij hon
ger?" j. j