No. 88184,
LEIDSOH DAGBLAD, Vrijdag 13 Juni.
Tweede B!ad Anno 1919.
TiEEOE KAiER,
BUITENLAND
SPREEKCEL,
FEUILLETON.
ss>e:ïs.
j'crff ftdcriog van gisteren.
Do onderwijzerssalarissen.
rAan de ordo was de eindstemming over l\et
wetsontwerp tot wijziging van de wet op
•het L. 0. (onderwijzerssalarissen).
Het werd, als reeds geraelu, aangenomen
met. 87 tegen 3 stemmen.
Togen stemmen de lieeren Wijnkoop, Van
Ravesteyn en Kruyt (allen Communisten).
(Minister De Visser werd van alle zijden
gslukgowensch fcj.
Dc Min. was zichtbaar ontroerd. Hij be
gaf zich nuar den heer De Sivjrnin Loh-
man, den ouden strijder voor de gelijkstel
ling en drukte hem de hand. Verschel lende
leden wensêhten ook den heer Lohman
geluk.
Toen de keer Ossendorp voor het ontwerp
stemde, werd er door enkele leden van
rechts, speciaal door den heer Duymaer v.
Twist, gejouwd, waarover de lieer Lohman
zich zeer verontwaardigd toonde.
Intezpeilatie-Wyukoop.
Aan de orde i9 de interpellatie-Wijnkoop
ter zake van de in-beslag-neming van Bir-
tusse's „Do HeL"
De heer WIJNKOOP (Comm. P.) stelt
Ideze vragen:
I. Is het jui3t, dat do in-beslag-neming-en
,van het hoek „De Hel'1 van Ilenri Barbusso
op last van den procureur-generaal zijn ge
schied, of voor zooverre niet direct door hem
bevolen, dan toch op instigatie door sommige
officieren van justitie hebben plaats gehad,
en op grond van, welk ar ikcl van het W. v.
S. R. zijn deze in-beslag-n emingen dan ge
schied
II Kan de Minister medédeelen waar do
iii-be dag-nen'ipgen hebben «plaats gevon-
deis, en kan de Minister me dode el en, of
er hier te lande reeds een verkoopverbod
bestaat van Barbusse'f „Hel?'
III Is het juist dat niet alleen dc IIol
landsclie vertaling, maar ook op sommi
ge plaatsen het Fransche origireel met
beslag is belegd? Zoo ja, waar en waar
om?
Zoo neen, acht de Minister dan niet, dat
bedoelde ambtenaar of ambtenaren ia
de uitbefening banner functies ,verder
zijn gegaan dan toelaatbaar is, in hot bij
zonder, wijl zij door bon daad de uitdruk
kelijkc beduiding van den wetgevefr -over
schrijden, dat lekening gehouden moet
worden raet de eischen van Kunst cn
(Wetenschap
V. Is d^ Minister i staat mede te doe
len of wellicht politieke of godsdienstige
motieven bij bedoelde in beslag-nemir.gen
mode eon ro; gespeeld hebben, cn zoo ja,
in hoeverre?
Vr. Is do Minister niet van oordeel, dat
de procuneur-generaal of wie dan, in zijn
ijver het initiatief tot deze in beslag ne
mingen moge hebben g©n unon, aanleiding
is geo"den, dat moreel minderwaardige.1!
zich met oneerbare; bedoelingen op dit
boek hebben kunnen worpen; cn dat er
zoodoende moroele schade is toegebracht
door de handelingea van de overheid, ter
wijl deze cr op uit neet to zijn met de
oischen der burgerlijke moraal rekening
te houden?
VII. Acht de Minister zich in staat dit'
door do jusiitid eercnaal aangerichte ze
delijke kwaad mot zijn verantwoorde!ïjk-
heict te dekken?
VIII Is de Minister van plan de zaak
dezer ün-bcfllag-n'smi»igen haar {justitieel
beloop te late:i eii z>o ]u. wie zullen dan
worden *crvclgd; de boekhandelaars, de
uitgever of w:e anders
IX. Acht de Miawter bet niet een
schande voor zijn Iteg««rng cn voor zijo
land dat «mh vork, dat niet alleen in het
oorspronkelijke Fr n-ï'i, maar evenzeer
in liet Duitsc'h Engelsv'i Ihalf&ansch,
Spaansch ert in de Skandinaiafsche talen,
ongehinderd is kunnen vo .'chip-en on ver
spreid wovJm, in het. N"de'h<ndscb op
oen dergelijke wijze vervolgd cn rat r cel
vernederd wordt?
X. Is de Minister ten sljbte j:iet van
oordeel, dat do Regeering en de. justitie
door dergelijke handelingen als dc in-be
slag-neming van Barbusse's „Hel" zich
een recht van toezicht aanmatigen op hst
gebied vuil kunst Jen wetenschappen, in
het bijzonder op het gebied van do letter
kunde, dat haar volstrekt niet toekomt?
De infcerpellanfc geeft er eeu uitvoerige
toelichting bij en legt daarbp den nadruk op;
de vierde vraag: of de Minister voor het
verbod opdracht heeft gegeven. Ook betoogt
hij, dat deze inbeslagneming absoluut in strijd
is met de bedoeling van den wetgever, die
de betrokken artikelen van de strafwet heeft
gemaakt. Hg citeert om dat te bewijzen uit
do parlementaire debatten. Men moet, zegt
hg, dit boek in zgn. geheel lezen en in zijn
geheel beschouwen. Het gaat niet aan, en
kele passages te citeeren. Men moet het ne
men als geheel. Spr. aarzelt nipt te zeggen,
dat dit boek schaamteloos is. Het heeft name
lijk het schaamtelooze van de waarheid. Dit
beek „De Hel", waarnaar de procureur-ge
neraal de haad heeft durven uitstrekken
De heer VAN RAVESTEUN: (Comm. Par-
tg): „De schennende hand!II''
Do heer WIJNKOOP: Dit boek grijpt ons
a3n en ontroert ons. Het is kunst. Spr. ci
teert het oordeel van bevoegden er over. Het
boek is een opwekking tot de waarheid door
de verschrikking van leugen en dood in deze
bladzijden, en durft men dan spreken van
pornografie! De man, die dit boek verbood,
begrijpt er niets van, maar heeft, gesnuffeld
naar bepaalde woorden en bepaalde uitdruk
hingen. Er is niets geen materieels in het
boek. Barbusso is enkel en alleen gedreven
door het geestelijke.
De afgevaardigde keurt ook ernstig af de
geheimzinnigheid, die met de inbeslagneming
is geschied.-De vertaling van het boek is
buitengewoon kuisch. Alleen stakkers, die
naar viezigheden zoeken, kunnen er iets in
vinden. In de vertaling kan dus het motief
van de inbeslagneming niet zitten. Waarin
dan? Spr. oppert allerlei veronderstellingen,
maar geen enkele er van aanvaardt hg. De
overprikkelde menschen zullen door dit boek
nog sterker geprikkeld worden, maar de
massa zal er in vinden: De waarheid.
Hij acht het bijzonder merkwaardig, dat
deie Regeering juist zich aan een kunstboek
vergrijpt, terwgl zij pas met opera-subsidies
wilde werken en Willem Kloos een gratifi
catie gaf. Deze Willem Kloos is jui3t een
baanbreker geweest van het realisme, juist
in den geest van Barbusse.
Zitten er soms vraagt spr. ten slotte
politieke motieven achter de inbeslagne
ming? Hij leest een citaat uil het boek voor,
dat gericht is tegen vaderlandsliefde. Is dit.
de reden? Spr. hoopt, dat de Minister zich
vandaag zal uitsloven om nu eens heel dui
delijk te zgn. (Gelach).
_ï)e Minister van Justitie, de heer HEEMS
KERK, zegt, dat de heer Wijnkoop vraagt
of het een daad van de Regeering is en gaat
ar vast van do overtuiging uit, dat het wel
*oc is. De inbeslagneming is geschied op be
vel van den procureur-generaal bij het ge
rechtshof te 's-Gravenhage op grond van art,
230241 van het Wetboek van Strafrecht.
Zy geschiedde in een beperkt aantal plaatsen.
Indien het toch staat onder art. 240, is er
verkoop-verbod.
Vraag III. Spreker weet er niets van, dal
een Fransche uitgave in beslag is genomen.
IV. Natuurlgk niet. De Minister moet zich
zeer beperken in zijn wenken aan de justitie
en over éen vraag of een delict een drukpers-
delict is moet de Minister zich z. i. onthou
den, om de politiek er uit te houden.
De pandeling van den procureur-generaal
is toelaatbaar zoodra deze meent, dat er oen
overtreding bestaat, öf die overtreding be
staat, daarover spreekt spr. niet, want dat
is een zaak van den rechter.
De rechter zal verder hebben te oordeel-en,
maar de Minister heeft zich daarmede niet in
te laten.
V. Spr. heelt geen onderzoek ingesteld
r.aar de motieven van Hen jprocureur-gene-
x aai. Hij denkt echter, dat de bezwaren, tegen
dit boek gemaakt, geheel en al buiten de
politieke bezwaren staan, die gemaakt kun--
nen worden. Spr. kan zich niet begrijpen,
dat de lieer Wijnkoop denkt, dat er verband
bestaat.
VI. Spr. gelooft deze vraag niet te kunnen
beantwoorden zonder aan te nemen, dat er
iets aanstootelijks in dat boek staat. Het is
nu eenmaal onvermijdelijk, dat thans andere
personen het boek gaan lezen.
De heer KETELAAR (V. D.): De mensch-
heid is zondig.
De MINISTER meent, dat het te ver gaat
om nu te concludeeren, dat nimmer een ver
volging plaats heeft.
VII en VIII. De Minister moet alleen
verklaren, dat de rechter uitspraak zal moe
ten doen. Het Openbaar Ministerie moet het
weten en spr. zal er geen aanmerking op
maken.
IX De Regeering heeft niets gedaan,en
staal buiten de zaak, die een normaaKver
loop heeft. Sprekers persoonlijke overtuiging
vul bg niet zeggen, om'dat hem dit zal bren
gen op een terrein, waarop hrj niet wil ko
men, juist omdat hij Minister is.
X. Deze vraag behoeft spr. niet meer te
beantwoorden.
De VOORZITTER stelt voor den spreek
tijd thans te beperken tot een halfuur.
Do heer BEUMER (A.-R.) stelt voor den
tijd van een kwartier, doch trekt dit voorstel
later weer in.
Do heer WIJNKOOP (Comm. P.) repli
ceert en stelt voor een motie, luidende:
„De Kamer, de inbeslagneming van Bar-
bussed boek „De Hel" afkeurende, gaat over
tot do orde van den dag.
De heer KLEEREKOPER (S. D. A. P.)
komt op tegen het formalistische standpunt
van den Minister. Hij had ni'oeten voorko
men, dat een onkundig publiek wordt losge
laten op den kunstenaar. Spr. vraagt waar
bet heen moet, als hel op dezen weg voort
gaat en allerlei letterkundige producten in
beslag worden genomen. Juist daartegen
meet de Minister optreden en werken.
De heer VAN DOORN (U. L.) acht zich
in de Kamer onbevoegd om uit te spreken
of „De Hel" een kunstwerk is of niet. Spr.
heelt het boek gelezen na de inbeslagne
ming. Z.i. komen er ruwe. realistische voor
etellingen in voor. Of het werk daardoor
een pornografisch werk is geworden, kan
spr. niet beoordeelea. Op spr. heeft het
boek niet den indruk van zoo'n groot kunst
werk. Het moeilijke voor de Kamer is om te
beocrdeelen of hst een kunstwerk is.
Hij betreurt het, dat in de leiding van
do Openbare Ministeries in Nederland niet
do noodige eenheid bestaat.
Is er geen aanleiding voor den Minis te"
om art. 2J0 van hot Wetboek van Straf
recht te iieriien? Het tentoonstellen van
platen, die aanstootelijk zijn, ook al zijn
het kunstwerken, wenscht hij tegen te
gaan Met boeken is het anders gestold,
^ils ciio in beslag genomen worden, zijn
cr vole exemplaren in omloop, en het ge
volg is, dat velen juist nu het boek gaan
lezon.
Zoolang de reel-ter nog uitspraak moet
doen, kan z. i de Kamer niet uitspreken
dat zij do in-beslag-neming afkeurt.
De heer MARCH A NT (V.-D.) acbl het
zonderling, dat cr geen eenheid is ge
weest bij de in-beslag-neming. Nog zon
derlinger zal het zijn al» 't ©ene gerechts
hof wel de vervolging instelt, en in.: an
dere niet Hij hoopt, dat de ijverige pro-
cureur-gen.er.ial een los zal hebben gehad
en hij hoopt, dat de Minister een alge
meenen wenk zal geven om wat voorzich
tiger te ?iin.
De heerDRESSELHUIJS (V.-I.) ge-
looE wel, dat de Minister aanleiding zai
hebben om dc-n procureur-generaal op het
hart' te drukken niet zoo spoedig tot een
verbod over te gaan. Z. i kan het hoek
r.iet algemeen in beslag genomen worden
Alleen ka i dit geschieden bg lien, tegen
wie men een strafvervolging wil instellen.
Daarom kon dc Minister' gemakkelijk
den wenk geven, dat men niet zc-o op
cigcu gelegenheid tot} in-beslag-neming
moet overgaan.
Spr. kan niet de mot ie-Vrij r. koop steu
nen. omdat hij het hoek niet beeft gelj-
zen. Werd betreurd rf afgebeuld, dit
tot in-beslag-neming in het algemeen werd
overgegaan, dan wilde hii zijn stem wel
aan zoo'n motie gevm.
De hee<* DEKKERS (R.-K.) betoogt,
dat „De Hel gey.i kunstwerk is,, cn dat-
het dus, omdat het- riot behoorlijk is, wel
verboden moet worden. Opwekking tot
aesthet'seh genot zit er niet in cn een
walglijke mannenfiguur is dc hoofdpersoon
Verschillendo letterkundigen zijc het cr
mee eer.s, dat liet werk nice een kunst
werk is Hij beroept zich o. u. op Frits
I upidoth.
De. heer VAN RAVESTEYN (Comm.
P.) verdedigt de motie
De heer DE SAVDRNIN LOHMAN
(C.-ïl.) acht de motte onmogelijk Zij bevat
iets, waarover de Kim er zich niet Kan uit
spreken Hij zal er dus tegen stemmen.
De heer BEC MER (A -R.) zal tegen dc
motie stemmen, om-lat alleen de rechter
hier heeft te beslisser
De MINISTER zegt, dat op sommige
plaatsen het boek riet in beslag is ge
nomen, omdalb de ambtenaar van het
Openbaar Ministerie het niet wilde. De
Minister kan, in afwa.Li.ing van het pro
ces, geen oordeel uitspreken en een mo
tie-Wijnkoop kan geen ottert hebben.
De heer KLEEREKOPER (S. D. A J\)
meent, dat eer. motie w-'l doge!ijk effect
zal hebben, ecu moreel effect in elk geval.
De lieer MARCH ANT (V.-D.) zegt. dat
de motie alleen de iii-be slag-neming af
keurt. Zonder deze was een vervolging ook
mogelijk.
De motie-W ijnkoon wordt verworpen
met 36 tegen 97 stemmen.
Tegen stemde de rechterzijde en do hee-
ren Visser van IJzendoorn, De Murait,
Loly, Rink, Otto, DresseUn.ys, A. P. Staal
man, Abr. Staalman, Fock.
Geroep links: ,0e verwerping de
schuld vau de liberalen I
De vergadering wordt verdaagd tot- Vrij
dag één unr.
De vrouw van Landru,
Een medewerker van het „Journal" is een
lxïzock gaan brengen aan mevrouw Landru.
de echtgenoot© van den modernen Blauw
baard, die met haar kindereu zoo terugge
trokken mogelijk leeft, bang als zij is voor
aanraking met dc wreedé buitenwereld, die
het haar niet schijnt te kunnen vergeven,
dat zij de vrouw, was van hot onnatuurlijk
monster Landru.
Zij deelde den reporter het volgende mede:
In de oude kerk vaa Saint-Louis-en-l'Ite
zag zij Landru -voor het eerst. Hg was, even
als- zij godsdienstig opgevoed door zijn fa
milie en had zijn studies gedaan bij de broe
ders in de Rue Le Regratter. Beider ouders
woonden dicht bij elkaar. Landru was des
tijds onder-diaken in -do gonoemde kerk, en
het 10-jarige meisje vond aanstonds behagen
in zijn knap, beschaafd uiterlijk-en zijn be
scheiden, vriendelijk optreden. Hg was toen
18 jaar. De beide jongelieden leerden elkan
der nader kennen cn liefhebbn. Landru wis
toen klerk bg den architect Lccoeur. Hij was
een weinig zwak, en had reeds roodvonk,
meningitis en typheuse koorts gehad.
Daarop volgden drio jaren van scheiding,
daar Landru naar Saint Quentin moest ver
trokken, om cr zijl dienstplicht te vervullen.
Hij kwam terug met de Galons van sergeant-
iourier. Hij keerde bijna twee maanden vóór
zijn tijd terug, daar hij een zonnesteek had
gehad, en vrij lang in 't hospitaal had moe
ten vertoeven.
In 1893 word het huwelijk gesloten. Lii-
diu kwam weer bij den architect, en zijn
viouv werkte thuis als verf ster. De eerste
jaien waren zeer gel'ukkig. De patroon van
landru stelde groot vertrouwen in hem en
deze ging ie deren dag geld voor hem innen.
Hij was een model-echtgenoot: rookte niet,
dronk niet. had nooit con hard woord
Toen begon zijn aard langzamerhand te
veranderen. Hij vond allerlei machinos
uit, sliep niet meer. Het beetje overge
spaarde geld ging aap allerlei proefnemin
gen op. Landru verklaarde maar steeds: „Jo
zult zien wo worden rijk, we worden ge
lukkig." Hg vond een nieuw model motor
fiets uit, nam oen brevet, maar anderen
namen zijn denkbeeld over on exploiteerden
het. Zoo ging hot eveneens met mechaniek
speelgoed. Toen werd hg kaartteekenaar, cn
teekende o a. de kaart van de voorsteden
van Pargs voor een grooten uitgever. Hij
ontwierp het plan van een spoorweg van
Chevreuse. Hij wa3 van den ochtend tot den
avond in touw, zwoegend om zijn doel te be
reiken: rijk te zijn.
Mevrouw Landru begreep, dat zij zolve
nog harder zou moeten werken om de vier
kindermondjes te stoppen.
Zij nam eerst een chemische ververij over
in Batignolles, later werd zij zetbazin van
een wijnhuis. En intusschcn .liep Landru.
langs do straat, pogend zijn uitvïndigen aao
den man te brengen.
Eensklaps veranderde zijn levenswijze ge
heel en ah Hg verdween op een goeden dig
on spoedig kwam de politie zich bg de armq
vrouw vervoegen: men zocht Landru, die ge
stolen, geflescht had. Hij werd gearresteerd
cn gevangen gezet. Dat was omstreeks 1904.
Eens kreeg mevrouw Landru een brief van
den geneesheer Valion, die naar verzocht,
hem ecus te bezoeken in het Asyl Saiöt-
Anne. Daar deelde bij haar omzichtig mede,
dat hij haar chtgenoot nauwkeurig onder
zocht had en wel niet kon zeggen, dat hij
volslagen gek was, maar voor de toekomst
niet kon instann.
Het kostte mevrouw Landru veel strijd,
om weer mot den ontslagen gevangene te
gaan samenleven, maar toch bo3loot zij daar
toe, om de kinderen. Het was echter duide
lijk, dat Landru niet larger als een normaal
menseh kon worden beschouwd. Het echt
paar verhuisde ieder ©ogenblik, en hij kreeg
er nog andere fouten bij. Hij kwam o:n de
caie of vier dagen eens aa'nlbcvnen, bleef dan
eeu kwartiertje, ca verdween', zónder ooit te
zeggen waar hij heen ging of waar hij zich
ophield. Meestal kwam hij gold leen-en. In
twee jaccn- maakte hij de 3000 francs op,
welke zijn vrouw met hard werken had ovor-
gcipaard, plus dc spaarpotjes van twee kin
deren, samen 300 francs.
Maar in de laatsto jaren kwam hij h«-*r
juweelen brengen, nu eens een gouden ket
ting, dan weer eon ring, of een armband! En
ccn paar dagen later leende hij dan wcor 15
cf 20 francs. Zij bracht die kostbaarliedeo
meestal dadelijk naar ut-a lommerd, om hem
het .geld te kunnen Iconen.
De arme vrouw wist niet, waar al die dia-
gen vandaan kwamen. Nu zij t wel weet,
heeft zij andere zaken verkocht, om die ju-
weolcn te gaan inlossen, welke zij aanstonds
aan don rechter van instructie heeft ge
bracht
En al3 de ongelukkige vrouw dit alles b©<
1 kend heeft, als een biecht, schreeuwt y.rj hef
uit:
Dc3 nachts zie ik hemvoor zijn reefc-»
tei3 en dan.... naast den beul. Dat wil ik
nietvoor mijn kinderen. Begrijpt u dat?
Men moet hem doen inzien, men moer Lem
zeggen, dat hg zich van kant moet maken,
vóór het zoover komt
Een later bericht meldt, dat mevrouw
■Landru een ëïsch tot echtscheiding heeft te)
gediend, in de hoop, dat zij zoo spoedig mo
gelijk van naam zal kunnen verwisselen.
FAILLISSEMENTEN.
J. W. Yermey, kantoorbediende, Am
sterdam
A. J. Sch'ehergcn, kleermaker, Am
sterdam.
D C. van Vliet, i ijwielhandelaar, HH-
ersum.
Een inzender vestigt de aandacht op den
slechten toestand, waarin sommige ge
deelten van den walkant der Jr.n-van-
Govenkade (in Provinciaal beheer) ver
hoeren, welke bepaald gevaarlijk zijn.
Hier en rlaar gapen grooie kuilen en
tegenover do Gerrit-Dou-straat steekt u't
een der palen, overgebleven van een vroe-
geren steiger, een venijnige spijker. Zoo ia
cl meer
Het toezicht zie eens terdege toe
CORRESPONDENTIE. jE .ie V.,
Die verandering kunnen wij nu niot meer
opnemen. Het had op Uw weg gelege-i
ons op de hoogte to houden. Hot andere
bericht ontvingen wij van elders. Hun,
die U „ter verantwoording riepen", hebt
ge zeker medegedeeld, dat die berichten
riet van li waren
Naar het Fransch van VICTOR CHERBULIEZ.
(Na-druk verboden.)
32)
Mogelijk had ons jooigmensok nog wel
langer daar aan het venster gestaan, als
hij niet wat rechts kijkende opeens
het kasteel voor zijn blikken had gezien.
Op dat moment had hij niet meer gedacht
aan Mademoiselle Do Saligncirs, zijn kwade
geest, dio hij met recht verwensohen kon.
Toen viel hem opeens iets in hij nam de
pen en schreef den volgenden brief
„Waarde heer Poital
U is een van die vrienden, wien men alles
zeggen kan. Ik heb nog geen vier en twintig
uur op 't Witte Huis vertoefd, o£ ik heb u
iets te vertellen. U liadb wel heel goed
voorzien, dat er botsingen zouden komen,
of althans meer of min ruwe wrijvingen, en
bereidde er mij op voor, die maar heel phi-
lcGopihisoh op te vatten. En wilt u wel ge-
loovennu is haast do staat yan beleg af
gekondigd t-ussdken mijn vader en mij. En
mijn sahuldj is dat niet! Ik was bereid, om
van allerlei toe to géven en op te offeren
maar hij eisoht to veel on ik vrees, dat mijn
philosophie daar niet tegen bestand is.
Het lijkt- mij, of ik hem eerst sinds gis
teren ken. Vroeger besohouwde ik hem mot
den blik van een kinden kiuderoogen
bebben dit heerlijke voorrecht-, dlat zij niet
beoordeelen, hetgeen zij liefhebbendus
zocht ik nooit naar een verklaring van de
die hijmijn arme moeder inboezem
de. 's Avonds, als wij bij elkaar waren, en
mij in haar vertrouwen nam Zij
«ftd een «dele ziel, da/t eenvoudige burger
vrouwtje, en telkens, als zij die voor mij
ontplooide, meende ik een kistje val edel
gesteenten te zienmaar wait praat ik nu
eigenlijk, mijnheer Pointal Als ik over
mijn moeder begin, kan ik nooit mijn zin
non afmaken, 't Overkwam haar zoo dik
wijls, dat zij in een zin bleef steken. Soms
hield zij midden in een woord op, als zij
een zwaren tred in do vestibule hoorde,
en, terwijl alle kleur van haar lief ge-
zioktjo week, zei ze dlan„Stil, daar is
hij." Dan vroeg ik wel: „Is u bang, moe
der?" En ik liep den man te gemoét, <be
haar zoozeer vrees aanjoeg. Door niijn lief-
koozingen kwam hij bijna.altijd in een goed
humeur en triomfantelijk keerde ik dan
tot haar terug, of ik zeggen wou„Ziet u
wel, hij blaft, maar hij bijt niet."
En nu, tegenwoordig, ben ik nag bang
voor hem. Wie geeft mij echter mijn kinder-
oogen terug?
Wel zeer terecht woedt er beweerd, dat
het gemakkelijker is zijn plicht te doen,
dan dien te kennen. Zoo ben ik vast beslo
ten, mijn plicht na te komen, hoe moeilijk
mij die ook vallen moge als ik eerst
maar eens wist, waarin die bestaat.
U weet, dat ik geen slecht zoon ben u
weet, wat een genegenheid, wat een eerbied
ik altijd voor mijn vad'er gekoesterd heb,
hoezeer ik doordrongen ben van zijn goed
heden voor mij en hoezeer ik er naar ver
langd heb, hem dat. t-ens te vergelden. Dat
heb ik al zoo dikwijls gezegd en ik weet,
dat u ook geloof sloeg aan mijn woorden,
daar u evenzeer voe-lde, hoe oprecht ge
meend zij waren. Maar waarom herinnert
mijn vadJer mij zoo voortdurend aan mijn
schulden? Is hij bang, dat ik zo ontkennen
zal Neen, het is niet over het bedrag zelf,
dat ik het met hem oneens benmaar over
de wijze van afdoen. Als de omstandig
heden dit zoo meebrachten, mocht hii vTij
beschikken over mijn krachten, mijn ge
zondheid cn mijn leven maar kan ik nu
mijn waardigheid, mijn eer en mijn gewe
ten en de beslissing over al mijn aangele
genheden maar goedschiks aan hem over
laten, en tot hem zeggen„Uw wil, hoe
die ook zij, zal mijn gedlrag bepalen?"
Want wat beteekent nu iemand, die geen
wil heeft; dat is immers niemand?
En waarover is dat nu, zult u wellicht
vragen. Zonder mij to waarschuwen en
zonder mij te raadplegen, heeft hij zich in
het hoofd gezet mij te willen uithuwelijken.
Met wie? Dat raadt u in geen tien
keer Met Mademoiselle Claire do
Sa-ligneux, doubter van baron Patricdus,
zijn doodsvijand, dien hij een paar dhgen
geleden nog tot vcor de poorten van de
hel verwenscht heeft-. Voor de eeno partij
is het een kwestie van financiëel belang,
voor do andlero enkel ijdelhciden ik roep
er den Hemel tob getuige bij, dat ik wol
hoogmoed, maar geen ijdeüheid bezit. De
dochter van een baron, of de dochter van
een metselaar, dlat is mij allemaal het
zelfde. Maar dn eenige vrouw, die ik trou
wen wil, is de vrouw, die ik zal liefhebben.
Dio baronnen-dcobter, dio trouw ik niet.
Wait moet zij een armzalig klein hartje
hebbenZij geeft- zich zóó maar, zonder zich
te laten vragen, aan een man, dien zij nooit
gezien heeft-. Maar wat kan zij er aan dbcii,
nietwaar? Zij bezit niets en men heeft haar
verzekerd, dat hij haar rond een millioen
zal aanbrengen. Daar verschillen wij toch
in, freuleik wil u eerst wel zien. Dat
recht betwist men mij echter. De koop is
gesloten, luidde het antwoord van mijn va
der. Ik heb jo laten komen, omdat men
niet buiten je kon voor de plechtigheid)
men kan een jongmensch toch niet laten
trouwen, zonder dab hij er zelf bij ismaar
jo hebt anders geen stem in het kapittel.
Op alles moet- je maar ja cn amen zeggen
met gesloten oogen. Als het kind niet wil,
als het zijn drankje niet- wil slikken, dan
zullen wij het met do zweep er van langs
geven, en dan moet het wol
Mijn waardie heer Pointal. u heeft eens
heel vriendschappelijk gezegd, dat ik als
mijn vader gezond verstand en een
practisehen kijk op de dingen had, maar
diat ik van mijn moeder den zin erfde, om
mij van allerlei te verbeelden en mij dan
wijs to maken, dat het echt gebeurd was.
U zei toen ook nog nog, dat het niet recht
duicfelijk was. of do natuur mij nu bestemd
had) om in do politiek te gaan of om dich
ter te worden. Ik kan mij niet begrijpen,
hoe zoo'n tegenstelling mogelijk zou zijn,
en ik geloof ook niet, dat- ik ooit tusschen
dio beide zal behoeven to kiezen. Roman
tisch ben ik niet aangelegdidealistisch,
dat is wat anders. Maar zoudt- u nu den
ken, dat eeu beetje idealisme kwaad kon,
mits men maar het midden houdt tusschcn
do overdreven voorstellingen van clo echte
droome-rs en de laag-bij-dc-grond'sche wijs
heid van hen, die zich zoo bij uitstek prac-
t-isch achten.
Nu, ik zal nooit een artist- zijnde Hemel
heeft mij niet do gave verleend, om hetzij
dan in woorden, klanken of kleuren, uit
drukking to kunnen geven aan het beste,
wat er in mij omgaat. Wat ik geloof, wat
ik voel, daar kunnen enkel mijn daden ge
tuigenis van afleggenen ik wil ook, dat
zij dit doen. Liever was ik dbod, dan dat
ik het dubbelzinnige bestaan leidde van
aan den eenen kant grootsche dingen te
denken en aan den andieren kant laag-bij-
de-grondsche dingen te doen. Of is het niet
iets heel laag-bij-de-grondsch, of liever
alléén laags, om uit eerzucht of ijdelheid
een vrouw te trouwen, die men niet lief
heeft en do vrijheid van zijn hart op te
cffcrcn, enkeJ aan berekening Als ik zoo
mijn leven begon, zou ik dan, volgens eer
en geweten, wel kunnen instaan voor het
vervolg? Heb ik vroeger niet eens in een
van de samenspraken vaa den onvergclij-
kelijken Plato gelezen, dat men wat mu
ziek moet brengen in zijn Lr/en En om nu
Mademoiselle De Saligneux te trouwen,
dat is dan toch wel wat droevige muziek
Wat zou Pla-to daar nu van derden? En
bovenalwat zou ik zelf cr wel van mee
nen? Dat vind ik in dit geval n;»g te:Zang
rijker
Mijnheer Pointal, oeh, komt u mij toe1» te
hulp! U is de eenige, die nog wat invloed
uitoefent c»p rnija vader; de e-i g.-raar
wien hij .af en toe nog wel eens luistert. In
al wait mijn opvoeding en mijn studie be
trof, heeft hij u geraadpleegdbijna altijd
heeft hij uw wenk.ji gcvcJgd. Misschien,
dat hij het dan nu ook wel zal willen doen.
Toe, neemt u nu uw welversneden pen,-
doop ze in uw besten inkt c:i schrijf nn
dien tiran, dat ik u in mijn vort rouwen heb
genomen en dat zijn plan u dan al hoogst
noodlottig voor mij voorkomt. .tJj zal liet
mij niet. kwalijk nemen, dat ik mijn hart
heb uitgestort aan uhij weet immers, hoe
intiem wij zijn. En wil ik het u maar hcele-
maal zeggen? Stelt u het hem dan zóó voor
dlat dit huwelijk voorgoed mijn loopbaan
bederven-koncn dat hij door die ijftig
duizend pond 's jaars mijn toekomst dreigt
te vernietigen, daar ik al kant Gn klaar zou
zijn, eer ik nog goedschiks begonnen was,
en waarschijnlijk geen hand meer zou uit
steken, waardoor ik c.en nuttclooze niets
doener zou worden. Dit argument zal wel
indruk op hem maken, want hij koestert
nog meer eerzucht voor mij, dan ik er zelf
op nahoud
(Wordt vervolgd.)'