LEIDSCH
DAGBLAD.
Woensdag 7 Mei 1919.
STADSNIEUWS.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
PKIJS DEK ADVERTENTIES:
80 Ote. per regel- Des Zaterdags 40 Cts.
por regel. Kleine advertentiën Woensdag
76 Ota-j Zaterdag 1.— b£j een maximum
aantal woorden van 80. Incasso volgens poGt-
reeht. Voor eventueel© cpvcnding van brieven
10 Ota, porto te betalen. Bewijsnummer 5Ctrs,
Bureau Noordeindspiein. Telefoonriummers voor Directie en Administratie 175, Redactie 1507.
PRIJS DEZER COURANf:
Voor Leiden p. 3 mn<L f2.10, p. week f0.10
Buiten Leiden, waar agenten ge
vestigd zyn> per week 0.1S
Franco per post M c._« 2.50
Nummer 18154.
Dit nummer bestaat uit TWEE Bladen.
EERSTE BLAD.
MAATSCHAPPIJ VOOR TOONKUNST.
Buitengewoon Concert.
Het Boheemscli Strijkkwartet.
„Do Bohemers rijn in ons land". Dezo
Mijde tijding ging van stad tot stadvan
mond tot mond!. Dagen vooruit waren
overal geheole zalen 'uitverkoobt.
Te Leiden heeft het bestuur der Maat
schappij voor Toonkunst er rich voor ge
spannon, om aan de leden een buiten
gewoon concert tegen geringe entrée aan
te bieden en hiervoor het Boheemscli kwar
tet uit te noodigen. Hot is ons onbegrijpe
lijk, dat er nog leden der Maatschappij
waren, die in cDe veronderstelling verkeer
den, dat het concert onder de gewone"
was gerekend, terwijl herhaaldelijk in do
bladen melding was gemaakt, van een „bui-
tongowoon concert". Hoe het ook zij, de
Stadszaal was verre van voi, en de niet ge
vulde ruimte kwam aan den klank niet ten
goede.
Door de aanwezige belangstellenden zijn
de Bohemers enthusiast ontvangen, herhaal
delijk teruggeroepen, terwijl door den heer
Dumonb namens het bestuur der Maat
schappij voor Toonkunst een f ra aio bloe
menkrans word overhandigd onder het uit
spreken van eenige hartelijke woorden,
waarin dezen Bohemers het welkom bij het
terugkeer en, na vijf jaar afwezigheid, in
hun tweede Heimat, zooals rij Holland noo-
meD, werd toegeroepen.
Die jaren van afwezigheid hebben hen
niet veel veranderd, wat ouder, grijzer van
haardos, overigens onveranderd in hun
heerlijk samenspel. Geen v.an de vier treedt
op den voorgrond, allen cijferen zichzelf als
solist weg, om met elkaar het uitgevoerde
werk tot volmaakte uitvoering te doen ko
men. Bij het aanhooren ging de herinnering
onwillekeurig terug naar hun eerste uit
voeringen, toen de goedmoedige cellist
Wiha/n met hen was. Wihan maakt uet goed,
maar spoelt niet meer mede, vertelden rij
ons. In Zelenka is als cellist een uitnemend
plaatsvervanger gevonden.
Do door de Bohemers uitgevoerde kwar
tetten- bestonden uit Tsahaikowsky opus
22; Suk opus 11 en Beethoven opus 59, no.
3, een der zoogenaamde Russische kwartet
ten, opgedragen aan een Rus, met gebruik
making van een Russisch thema. In den
tegenwoordigen tijd doet het woord „Rus"
ons niet aangenaam aan, maar gelukkig wel
op muziekgebied. Allereerst belichaamd' in
den Russischen componist Tsohaikowsky,
wiens kwartet door verwerking van Russi
sche melodieën een uitgesproken Russisch
karakter draagt. Van de vier deel en, waar
uit het kwartet bestaat, is het pathetisch
'Andante het me ast in stijl. Begin en slot
lijdon aan breedsprakigheid in gezwollen
stijl. Dat van den tweeden violist Jozel Suk
is beknopter. Hot klinkt niet modern, (is
ook alweer meer dan twintig jaren oud);
gemakkelijk is de bouw te volgen. Het
tweede deel Tempo di Marcia", is karak
teristiek van inhoud, waarna het Adhgio
ons niet veel te vertellen heeft en het laat
ste deel, „Allegro giocoso", van veel tem
perament door levendagen inhoud spreekt.
Ton slotte Beethoven's heerlijk kwartet
.,d'e derde Rus", welk kwartet- meermalen
door de Bohemers hier is vertolkt gewor
den. Rn hiervan noemen wij nog eenB
ostra de slotfuga, zoo helder in deinende,
lenige voordracht vertolkt, met een voort
durend overnemen van het thema van het
eene instrument door het anclerc en een
onmerkbaar in elkaar vervloeien. Het aan
hooren van dit kwartet verschafte een hoog
genot.
Waarlijk, de afwezigen hebben veel ge
mist
Vorm en functie.
De nieuwbenoemde hoogleeraar bij do
Faculteit der Geneeskunde dr. J. A. J.
Barge, belast met het geven van onderwijs
in de ontleedkunde, aanvaardde heden-
namiddag rijn ambt met het houden van
een rede over: „Vorm en functie", in het
groot-auditorium yan het academie-gebouw
Niet het minst onder invloed der positi
vistische wijsbegeerte en van haar weinig
posivistisoh adagium, dat met de zinnen
alle kermis begint en eindigt, is do studie
der natuur het oenig bewuste fundament
geworden voor veler wereldbeschouwing,
aldus ving spr. aan. Al meer en meer wordt
voor vragen, uit het diepste der mensche-
lijke na/tuur opkomend en in vroeger tijd
als fluisterende getuigen van een „arca
num divinum" met aandacht en wijding be
luisterd, eenig en alleen het antwoord ge
zocht in hetgeen de met zorgvuldigheid
naar maat en getal geregestreerde tast
baarheden der natuur aan wetten van
regelmaat en mechanische oorzakelijkheid
te leer en schenen.
Vraagstukken van zedelijken, maatsohap-
pelijken en godsdienstigen aard rijn bij het
domein der natuurwetenschappen ingelijfd
en aanzienlijk is het getal van hen, die uit
haar werkplaat-s in het ontraadselend woord
verwachten als een norm voor het volledig
menschelijk zijn en handelen.
Zoo is spr. rich wel bewust van de nood
zakelijke en verplichte betrekking der in
academisch verband geplaatste ana/tomio
tot do practische geneeskunde, en er van
overtuigd, dat de techniek van het onder
wijs rijn aanhoudende belangstelling vraagt.
Doch hij is nog sterker zich bewust zich ge
boeid tc gevoelen door de beteekenis der
vraagstukken, die in hun algemeenheid de
biologie in haar ganschen omvang beheer-
schen. Op don bodem van alle biologische
problemen ligt nog steed's het ééno grooto
vraagstuk aangaande het. wezen des levens.
In tweeërlei richting gaan daarbij de in
richten uiteen. Tegenover hen, die in do
stoffelijke meet- en weegbare symptonen,
die het leven vergezellen, staan degenen,
wier overtuiging inhoudt, dat, met volko
men erkenning van het feit, dat het leven
van de stof is gebonden, er toch in het
leven een beginsel werkzaam is, waardoor
het zich van het organische wezenlijk on
derscheidt. Beide stroomingen hebben zich
met wisselend uitricht op de eindoverwin
ning weten te handhaven tot op onzen tijd.
In verband met de vraag of het de vorm
der levende wezens is, die hun functie be
paalt, of de functie, die hun vorm doet ont
staan, worden nu beschouwingen gewijd
aan de grondgedachte der Duitsehe natuur-
philoeofen en transcendentalisten, terwijl
dan verder wordt aangetoond, dat hier
mede volkomen in tegenstelling is de
theorie van Darusin. Niet <Je functie schept
den vorm.
In een overgangsphrase, waarin de een
heid van gedachte over' elementaire begin
selen ontbreekt op een beteekenisvolle vraag
als die naar den aard der betrekking tus-
schen vorm en. functie een eensluidend, den
tijd karaktoriseerend, antwoord te zoeken,
schijnt spr. een overbodigen arbeid. Hij
wil zich dan ook bepalen eigen inzicht in
dezen te ontvouwen
Met tal van voorbeelden tracht spr. nu
duidelijk te maken, hoe wij eerst uit genoeg
zame kennis van den bouw der functie van
een orgaan begrijpen en dat derhalve aan
den invloed, dien de vorm op do functie
uitoefent, door niemand wordt getwijfeld.
Spr. vertrouwt dan ook, dat de reeks van
aangehaalde voorbeelden de overtuiging
zal hebben bijgebracht, dat inderdaad van
do functie een vormende invloed uitgaat.
Wij staan derhalve voor het feit, dat beido
vragen, die ter nadere preciseering van het
probleem worden gesteld, in bevestigenden
zin moeten worden beantwoord, en dat, ge
lijk wel door niemand zal worden betwij
feld, zoowel de functie den vorm als, de
vorm de functie beïnvloedt.
Spr. eindigt met op te merken hoe nagc-
noeg.in elk belangrijk tijdperk der biologie
aan elkander tegengestelde denkrichtingen
rijn waar te nemen, wier karakter uit deD
ernst, waarin haar vertegenwoordigers hun
aandacht tot een van beide elementen be
paalden, gekend wordt.
Wij kunnen den vorm niet scheiden van
de functie, noch de functie ontleden in
louter stoffelijke krachten en een levens
kracht, noch den vorm doen uiteenvallen
in iets bijkomstigs en iets wezenlijks.
Het leven blijft een synthese rot hooge.ro
oenheid, die zich tegen iedere analyse in
onmiddellijk waarneembare componenten
verzet en in zooverre voor ons in verbor
genheden is gehuld.
Slechts de zwakke, hoovaardige mensoh
wordt hierin ergernis.
Met de gebruikelijke toespraken tot
curatoren, professoren en studenten be
sloot spr. rijn met aandaoht gevolgde rede.
In het bijzonder richtte prof. Barge rich
tot rijn ambtsvoorganger prof.Boeke, en
rijn leermeester prof. Bolk.
Maand tentoonstelling van „De Sphinx",
„Algen eene tentoonstelling van de Iedaa",
aldus wordt de Mei-expositie van de Kunst-
cluo ,.De Sphinx" aangekondigd. Niet één,
s eb "Oer vormt ditmaal de hoofdgroep, velen
Lebben iets tot het geheel bijgedragen, dat
daardoor .veelzijdig is geworden en heel
wat afwisseling aanbiedt. Schilderijen in
olieverf, aquarellen, krijt- en potloodteke
ningen hangen schijnbaar 'zonder eenige
orde naast elkaar, al zal bij meer dan opper
vlakkige beschouwing de bezoeker wel leeren
inzien, dat de rangschikking voor het vor
men van een aantrekkelijk geheel zóó en
niet anders kon z\jn.
In de kleine zaal vindt men werk van
J. Frank, o. m'. Vlinder (olieverf), Toren
valk (idem) en Lorenzo de Medici Jjaquarel.)
Verder een paar "duin- en strandgezichten
van C. A. Feldman en nog ander werk,
waaronder paddenstoelen. Feldman's kunst
mag er wezen. Segaar komt uit met een
aardige zwartkrijtteekening, Dros prijkt weer
met een mooi landschap, terwyl eindelyk
Arthur Tendel de expositie verrijkte met een
paar etsen,
In de groote zaal treffen wij eveneens
een rijke verscheidenheid van kunst aan. In
de eerste plaats vestigen wij de aandacht
op Nos. 32 en 33, twee stukken van H. H.
Kamerlingh Onnes, dat ons superieur werk
toelijkt Verder noemen wij Kees van Urk,
n.ej. Van Dam en mevrouw Van Iterson.
Van deze Leidsohe schilderes troffen wij
nog'niet eerder iets in deze maandexpositLs
aan. Als wy haar over het hoofd hebben ge
zien, dan willen wij tot vergoeding van deze
onachtzaamheid nu gaarne oonstateeren, dat
ons dit spijt. De Stillevens, door haar ge-
exposeerd: tinnen kan en sinaasappelen,
Camelia's, appelen en oesterschelpen, ge
tuigen van een vaardig penseel.
Wij kunnen deze collectie weder zeer aan
bevelen en hopen, dat vele Leidenaars zich
tot een bezoek opgewekt zullen gevoelen.
Wie er voor een zacht prysje een doek
voor het salon wil uitzoeken, vindt er de
gelegenheid voor.
Het is den burgemeester weder gelukt
een partij eerste kwaliteit gebleekt katoen
en een party zwarte wollen sokken ter be
schikking te krijgen, met het doel .deze
onder minder wel gestelden voor een zeer,
billijken prijs te distribueeren.
Maandag zal aan de Waag de verkoop
plaats hebben. De pry's van een coupon
katoen van 5 el is ons nog niet bekend,
doch. dit weten wij wel, dat huismoeders
er een koopje aan zullen hebben. De sokken
zullen met een kluwen garen voor mogelijks
herstelling er bij verkrijgbaar worden ge
steld voor fl.40 het paar.
Op uitnoodiging van de afdeeling Lei
den van de Vereeniging „De Dageraak"
hield gisteravond ds. Pabon, uit Kampen,
in do groote zaal van het Volkshuis een
rede over: Het innerlyk verband tusschen
Liefde, Dood en Leven".
Een vrij talrijk en zeer aandachtig ge
hoor volgde den spreker in zijn betoog met
belangstelling. Het leven, zooals het in de
natuur zich openbaart, is een Eenheid, en
de ware religie zal die Eenheid prediken.
Uit den dooi ontstaat in de natuur steeds
weer nieuw leven. De scheppende, kracht is
de Liefde, welke de mystiek aangelegde
mensch in heel de schepping speurt. Door
menschelijk onverstand en wanbegrip is de
eenheid in het maatschappelijk en sociaal
leven verstoord geworden en nog niet altijd
waar te nemen, doch ook daar is zij, naar
spr. meent, in do diepte te speuren, en zy
zal bij toenemend inzicht in de ware betee
kenis van het leven .meer en meer aan
het 'iicht komen.
Na afloop der rede, wenschte de heer
Lambregtse de uitnoodigende Vereeniging
geluk met het feit, dat zij voor haar een
predikant heeft doen optreden. Hij ver-
eenigde zich met de strekking van het be
toog des sprekers, doch had gaarne gewild,
dat deze de bewuste kracht, welke ook hij
in de natuur en in het leven ziet, God had
durven noemen.
Na het antwoord van den spreker en een
slotwoord van den Voorzitter, den heer
Meyer, werd de vergadering gesloten.
Naar wij vernemen, zal de Minister van
Marine morgenochtend een kort bezoek aan
de Kweekschool voor Zeevaart brengen.
De voegersgroep, georganiseerd in de
Landelijke Federatie van Bouwvakarbeiders,
a'fd. Leiden, heeft in een motie aan den
Gemeenteraad alhier haar afkeuring uitge
sproken over de houding van den wethouder
Van der Pot inzake het niet-nakomen van een
punt der besteksbepalingen, ml. het aan het
werk stellen van 100 procent der Leidsche
werkkrachten, aan die werken, welke door de
meente worden uitgevoerd of gesubsi
dieerd.
Daar aan heb werk in de Kooilaan, met
goedvinden van "dezen wethouder. Utrecht
se!) e voegers aan het werk zijn gesteld, is dit
mede de oorzaak, dat de Leidsche voegers
aangewezen zrjn op het Steuncomité.
De excursie der Vereeniging „Oud-
Leiden", welke op 10 Mei a.s- naar het
Loèteel „Haer-Zuylen" zou plaats hebben,
wordt tot later uitgesteld.
De algemeene vergadering van den
Bond van Militaire Muzikanten „Voor
waarts'' zal alhier worden gehouden op 21
en 22 Mei, in „De Graanbeurs".
Te Haarlem zijn als onderwijzer ge
slaagd de heeren F. Berg, G- J. van Essen,
W. J. de Konink, J. van Leuven, J. de Mey,
P. Schophuizen, W. Wassenaar en H. Zaal
berg, allen alhier.
De Commissaris der Koningin in Zuid-
HolJand heeft aan mr. J- H. Goudsmit, alhier,
op diens verzoek, eervol ontslag verleend
als lid van de Gezondheidscommissie en be
noemd tob lid van die commissie mr. "A. F.
L. M. Tepe, advocaat alhier, wonende te
Oegstgeesk
Heden herdacht onze stadgenoot A". P.
Wallaard den dag, waarop hy vóór veertig'
jaar in dienst trad bij de firma A. D. Hak
kenberg en Zoon, alhier. Door patroons en
peisoneel werd hij hartelijk gelukgewenscht
met deze herdenking, onder aanbieding van
blyken van belangstelling, waarvoor Waüaard
dankte en waarbij hij den wensch uitsprak,
o.ck zijn 50-jarig jubileum nog in gezond
heid te mogen beleven.
VLsch voor binnenlaudscli verbruik. Het
ICan.erlid de "heer Hugenholtz heeft den
Minister van Landbouw schriftelijk ge
vraagd, of het hem bekend was. dat Duitseh-
land m den Jaatsben tijd de kleine soorten
schelvisch en schol, die voornamelijk voor
de volksvoeding dienen, te I-Jmuiden op
koopt tegen hongersnoodprijzen, welke ze
ven-, respectievelijk twintigmaal hoogér zijn
clan de normale; dat dientengevolge deze
vischsoorten uitsluitend naar het buitenland
worden vervoerd en de binnenlandsche han
delaren klagen, dat het voor hen onmogelijk
is tegen zulke prijzen in ons eigen .and
afzet to vinden? Is de Minister bij beves
tigende beantwoording van deze vragen be
reid opnieuw te bevorderen, dat, zoolang
de hongersnood in Duitschland voortduurt^
een zeker percentage van deze vischsoorten
voor binnenlandsch gebruik worde gereser
veerd, met bepaling van een redelyken
maximumprijs?
Le Minister heeft hierop het volgende!
geantwoord:
In het midden der maand April begonnen
iudeTdaad verschillende exporteurs bijna ge-i
regeld den geheelen aan voor van de klei no
soorten schelvisch, kabeljauw en schol tegen
zeer hooge pryzen te LI mui den voor Duit
sehe rekening op te koopen.
Dit gaf aanleiding tot de klacht van de
binnenlandsche vischhandelaren, dat het hun
onmogelijk was, bij de toen geldende hooge
prijzen, in het binnenland afzet voor bedoel
de vischsoorten te vinden.
Indien deze toestand had voortgeduurd1,;
ware*\ met het oog op de belangen van onze
volksvoeding, maatregelen tot beperking van
den uitvoer en verlaging van de pryzen der
bedoelde vischsoorten zeker wenschelijk
geweest.
Hiertoe behoefde echter vooralsnog niet te
worden overgegaan, aangezien in de tweede
helft van de maand April belangrijke ver
andering in den toestand gekomen is.
In verband toch met den toenemender
vischaanvoer, als gevolg van de ruimere ko-
lenvoorziening eenerzyds en de handhaving
door de geassocieerde mogendheden van de
bepalingen tot beperking van den vischuit-
voec naar het onbezette gebied van Duitsch-
Iand anderzijds, rijn de vischprijzen in den
laatsten tijd dermate gedaald, dat thans
ruim voldoende visch tegen zeer redelyke
pryzen voor de binnenlandsche consumptie
beschikbaar is.
Op het oogenblik zijn dus maatregelen fh-
zake de binnenlandsche vischvoo-rzlening
overbodig te achten.
Dergelijke voor aa visscherij allicht scha
delijke maatregelen zouden thans zelfs een
verkeerde uitwerking kunnen hebben, aan
gezien, naar het oordeel van belanghebben
den, Je vischpryzen reeds zoozeer gedaald
zyn, dat in vele gevallen niet maer ioonend
kan worden gevischt en door de reeders
reeds overwogen wordt, hun vaartuigen og
te leggen.
Bij de onder de tegenwoordige omstandig
heden voortdurende, snelle en onverwachte
wisselingen in het visscherijbadrijf is het
echter uiteraard mogelijk, dat binnen korten
tijd weder belangrijke veranderingen Altre
den, waardoor maatregelen tot beperking van
den v-schuitvoer wensckelyk zouden kunnen
blijken.
Uitvoer van bevroreii vlcesch. Thans iu
ook de betaling van S000 ton bevroren
vleesch, waarvan de Geassocieerden den uit-
vcer naar Duitschland toegestaan hebbea,
geregeld. Met den export naar het Oosten
zal dezer da-gen oen begin worden gem-aaktj
De l>etaling geschiedt in guldens.
Ingetrokken distributie-regelingen. t)e
Minister' van Landbouw, enz. hoeft inge
trokken do beschikkingen, houdende distri
butieregeling voor hondenbrood, verbod tot'
aflevering en vervoer van formaline, verbod
van vervoer en aflevering van suikerbieten
en suikerbietenpulp, zoomede de distributie-'
regeling voor sirikerbietenpulp der cam
pagne 19191920; en het verbod tot 't dro-'
gen van bladeren van suikerbieten en voe
derbieten, alsmede $e beschikking vau zijn
ambtsvoorganger van 29 Augustus 1918, be-1
treffende'aflevering van ijzeren staal uit'
voorraad.
Afdeeling crisisarchieven. De Minister1
vsn Landbouw heeft, met ingang van heden,
ingesteld een tijdelijke afdeeling Crisis-ar
chieven, welke tot taak zal hebben het rang
schikken en systematisch bewerken der ar
chieven, afkomstig van opgeheven crisis-in
stellingen, met uitzondering van de archie-'
ven van comptabelen aard, en benoemd tot
leider van bovengenoemde afdeeling den.
heor M. Carno, thans tijdelijk bij de afdee-1
ling Inspectie Crisiszaken van zijn Departe
ment werkzaam.
Do nieuwe dienstregeling. Naar ..Het
N. v. d. D." verneemt, zal de nieuwe (zomer)-)
2SIJIS IDKE.
Naar hot Fransch van VICTOR CHERBULIEZ.
(Nadruk verboden.)
2)
Toon hij oven buiten het hek stond, trok
hij rijn meb ijzer beslagen schoenen uit en
klopte dio krachtig tegen elkaar, om er al
het stof vam de heerlijkheid Saligneux uit
te verwijderen. De rest van den dag ge
bruikte hij, om informaties in te winnen,
om rich een knapzak aan te schaffen, waar
hij rijn plunje in bergen kon en ook nog
een leeren beurs, welke d'o weinige bijeen
gegaarde stuivers bevatten zou.
Dien nacht bracht hij onder den blooten
hemel door, aan den kant Van de sloot, met
het hoofd onder een struik. Hij sliep heer
lijk, ontwaakte frisch en flink cn voéldo
rich bestand om koude, honger en dorst te
lijden kortom, alle beproevingen, die hom
te wachten stonden.
Abt Miraud kwam net uit rijn kerk, waar
Jrij de Mis bediend had, toen hij Jean
Têterol zag aankomen mot den knapzak op
den rug en den hulsttak in de hand.
wat ie dat nu?" riep hij hom toe.
ytVat beduidt die uitrusting?" Waarop
jjeao oio!* antwoordde. Abt Miraud schudde
hsan bij don arm.
Jean,zei hij, „dat gaat niet goed). Ik
dat je een scène hebt gehad met
fciorstwnir fèj&Kgneux."
Wwü u dan ook," riep Joan „,dab hij de j
iad rojir errij ophief en dat hij mij verwe- j
n hc3ft, dat ik eon vondeling ben Ik heb
niet zijn hand op mijn gericht gevoeld), maar
wel rijn voet hier, riet u. En dat voel ik
nog, cn ik zal het ook altijd voelenen wat
hij gezegd heeft, zal altijd hier blijven,"
sprak hij, zijn vinger naar rijn voorhoofd
brengend,
„Monsieur De Saligneux is wat heftig,"
antwoordde de goede pastoor. „Maar je
hebt je weinig gestoord aan zijn vermanin
gen je bent brutaal geweest
„Laat hij zich, bemoeien met wat hèm
aangaat. Hij behoeft me geen pereboom te
leeren snoeien 1"
„Maar hij kan je wel leeren beleefd tt
zijn. Men moet eerbied toonen jogens rijn
meerderen, beste jongen! En, terwijl hij
tegen je sprak, ben je het liedje van Marl
borough gaan ringen."
„Neem mij niet kwalijk, mijnheer de
pastoor, ik ken geen ander deuntje," grin
nikte ons jongmensch.
Abt Miraud keek heel streng.
„Jean," sprak hij, „óf ik trek me niets
meer van je aan, óf je sluit vrede met den
baron
„Nooit," antwoordde Jean.
„Weet je dan niet, dat het Evangelie ons
leert, belcedigingen te vergeven? Aangeno
men dus, dab d'o baron ongelijk had ver
geef hem dan."
„Nooit," herhaalde Jean, rich de len
denen wrijvend.
„Nooit is geen Christelijk woord," ant
woordde die pastoor droevig; ,,'t is zelfs
niet eens menschelijk!"
En toen Jean zweeg, vroeg hij verder;
„Wat denk je nu te doen?"
„Het land uib te trekken."
.„En waar ga je heen?"
„Ja, dat is mijn geheim ik heb zoo mijn
ideo," zei Jean, met den neus in den wind
„Dwaze jongen, dat je bent!" antwoord
de de abt. „Jawel, mijnheer heeft een idee!
Onderhoudt je dat ook? Verschaft dat jo
voedsel en warmte?"
„Dat hindert niet: ik heb mijn idee,"
hernam Jean.
„Ik vrees, dat het nu niet zoo'n heel erg
goed' is. Pas maar op, want er zijn van die
ideeën, die naar heb hospitaal, en andere,
die rechtstreeks naar de gevangenis lei
den." En hem eens flink in de oogen kij
kend, voegde de pastoor er nog bij „Ik
geloof zoowaar, dh.t je de duivel uit de
oogen kijkt!"
„God of de duivol," zei Jean, „dat kan
mij niets schelen, mijnheer de pastoor! Ik
geloof toch aan geen van beiden. Maar
waar ik ook ga, kunt u er van op aan, dat
ik eerlijk zal zijnhot is maar niets als
dommigheid om het anders te willen, en
als mij ooit de lust- bekroop tot stelen, dan
zou ik maar gauw aan u denken, aan uw
ouden hoed, uw versleten soutane; én dan
zou het niet bij mij opkomen, om mij te
vergrijpen, aan eens andermans goed.
Maar u moet mij niet vragen, om aan God
of den duivel te gelooven, want als er een
God was, zou ik niet bij don weg zijn opge
raapt, cn was er een duivel, dan had die
al lang den baron uit rijn vervloekt kasteel
meegevoerd. Maar wat stelen betreft, daar
kunt u gerust op zijn, mijnheer de pastoor
Dat was mijn idee niet!"
„Nu, dan verklaar ik mij tot den dienaar
van Jean Teteral en van rijn idee!" riep de
pastoor.
En, terwijl hij twee stukken van vijf
franken uit den zak haalde, liet hij die Jean
in de handen glijden. Deze aarzelde eerst,
ze aan te nemenmaar toen bedacht hij
zich toch weer en zei„Dank u wel."
waarna hij zich op weg begaf. Abt Miraud
volgde hem eenigen tijd met den blik, ter
wijl hij door het stof van den grooten weg
voortschreed, met zijn hulsttak in de hand,
zijn knapzak op den rug en rijn idee in het
hoofd.
In waarheid was het idee van Jean
Têterol nog een beetje vaag; het was dan
ook nog slechts in wording. Hij had ont
dekt, dat er twee soorten van menschen
rijnrijken en armendat de eersten ge
machtigd zijn, schoppen te geven, cn de
anderen verplicht, schoppen te ontvangen.
Wat hij ook zeker wist, was, dat hij er den
vorigen dag een gekregen had, en dat hij
cr mettertijd een terug zou geven aan dien-
gene, die hem er een gegeven had. Ja, ééns
zou Jean Têterol rijk zijn, nog rijker dan
de baron De Saligneiixhij zou wraak
nemen en dan zou men wat zienWat zou
men zien Dat wist hij zelf niet al te
best, maar er zou wat gebeurendat stond
vast!
De vraag was nu allereerst, hoe tob rijk
dom te geraken. Den pastoor had hij be
loofd niet te stelendus rekende hij, met
werken zijn geld to verdienen. Hij had ook
al lang opgemerkt, dat hij in twee uren
meer gedaan kreeg dan anderen in een hee-
len dag cn dat te gelijk zijn werk beter was
dan het hunne. Maar wat zou rijn werk
rijn? Op dat punt verkeerde hij ook al in
het ongewisse en hij wachtte maar, tot hij
een ingeving kreeg. Maar hij liad hoor en
zeggen, dat Parijs een van die plaatsen
is, waar groote fortuinen worden gemaakt,
en hij had rich nu eenmaal in het hoofd ge
steld, dat hij naar Parijs zou gaan en naar
Parijs ging hij dan-ook, terwijl hij -den j
voorbijgangers naar den weg vroeg en I
maar van korsten brood en helder water I
leefde, oncler don blooten hemel sliep cn af
en toe heb liedje van Marlborough zong, of
verder zijn idee uitwerkte, dat nog niefc
tot vastheid was gekomen.
II.
Jean Têterol stal niet cn toch werd hij
eenige malen nrilliormaireen ingewik
keld vraagstuk, dat schitterend is in zijn
oplossing.
Wij zullen hier laten volgen, hoe onz»
held op twee-en-vijftigjarigen leeftijd in een
vertrouwelijk onderhoud met een van zijn
vrienden, notaris Pointa-1, in groote trek
ken zijn geschiedenis vertelde.
„Toen ik te Parijs kwam met bijna niet?
meer op zak, maakte ik kennis met een paar
flinke lui, metselaars en steenhouwers van
hun vak. Zij namen mij mee naar hun werk
plaats, waar ik een heelen dag naar het
steenhouwen stond te kijken en naar het
aanmaken en roeren van de kalk, terwijl
ik van allerlei vroeg, maar nog meer uit
mijzelven vatte van het werk, want- mijn
beele' leven door was ik gewoon, minder af
te geven op hetgeen, ik anderen hoorde zeg
gen clan op hetgeen ik waarnam met eigen
oogen, die ik heusch niet in den za-k had.
In den geest was ik al met een groot werk
bezig en. eer ik dien avond naar bed ging,
stond het vast bij mij, dab ik me in liet
bouwvak zou begeven. Twee dagen later
was ik opperman. Met den kalkbak op den
schouder klom ik do ladcl'er op, die ik
gaarne voelde kraken oncler heb gewicht
van mijn voet en van mij a hoopvolle ver
wachtingen. Van do hooge steigers af sloeg
ik de voorbijgangers gade, die n-.ij dan zoo
klein lekenwaarschijnlijk hielden zij ei
ook geen icteo o.p na.
(Wordt vervolgd).