LEIDSCH DAGBLAD. Woensdag 7 Mei 1919. STADSNIEUWS. BINNENLAND. FEUILLETON. PKIJS DEK ADVERTENTIES: 80 Ote. per regel- Des Zaterdags 40 Cts. por regel. Kleine advertentiën Woensdag 76 Ota-j Zaterdag 1.— b£j een maximum aantal woorden van 80. Incasso volgens poGt- reeht. Voor eventueel© cpvcnding van brieven 10 Ota, porto te betalen. Bewijsnummer 5Ctrs, Bureau Noordeindspiein. Telefoonriummers voor Directie en Administratie 175, Redactie 1507. PRIJS DEZER COURANf: Voor Leiden p. 3 mn<L f2.10, p. week f0.10 Buiten Leiden, waar agenten ge vestigd zyn> per week 0.1S Franco per post M c._« 2.50 Nummer 18154. Dit nummer bestaat uit TWEE Bladen. EERSTE BLAD. MAATSCHAPPIJ VOOR TOONKUNST. Buitengewoon Concert. Het Boheemscli Strijkkwartet. „Do Bohemers rijn in ons land". Dezo Mijde tijding ging van stad tot stadvan mond tot mond!. Dagen vooruit waren overal geheole zalen 'uitverkoobt. Te Leiden heeft het bestuur der Maat schappij voor Toonkunst er rich voor ge spannon, om aan de leden een buiten gewoon concert tegen geringe entrée aan te bieden en hiervoor het Boheemscli kwar tet uit te noodigen. Hot is ons onbegrijpe lijk, dat er nog leden der Maatschappij waren, die in cDe veronderstelling verkeer den, dat het concert onder de gewone" was gerekend, terwijl herhaaldelijk in do bladen melding was gemaakt, van een „bui- tongowoon concert". Hoe het ook zij, de Stadszaal was verre van voi, en de niet ge vulde ruimte kwam aan den klank niet ten goede. Door de aanwezige belangstellenden zijn de Bohemers enthusiast ontvangen, herhaal delijk teruggeroepen, terwijl door den heer Dumonb namens het bestuur der Maat schappij voor Toonkunst een f ra aio bloe menkrans word overhandigd onder het uit spreken van eenige hartelijke woorden, waarin dezen Bohemers het welkom bij het terugkeer en, na vijf jaar afwezigheid, in hun tweede Heimat, zooals rij Holland noo- meD, werd toegeroepen. Die jaren van afwezigheid hebben hen niet veel veranderd, wat ouder, grijzer van haardos, overigens onveranderd in hun heerlijk samenspel. Geen v.an de vier treedt op den voorgrond, allen cijferen zichzelf als solist weg, om met elkaar het uitgevoerde werk tot volmaakte uitvoering te doen ko men. Bij het aanhooren ging de herinnering onwillekeurig terug naar hun eerste uit voeringen, toen de goedmoedige cellist Wiha/n met hen was. Wihan maakt uet goed, maar spoelt niet meer mede, vertelden rij ons. In Zelenka is als cellist een uitnemend plaatsvervanger gevonden. Do door de Bohemers uitgevoerde kwar tetten- bestonden uit Tsahaikowsky opus 22; Suk opus 11 en Beethoven opus 59, no. 3, een der zoogenaamde Russische kwartet ten, opgedragen aan een Rus, met gebruik making van een Russisch thema. In den tegenwoordigen tijd doet het woord „Rus" ons niet aangenaam aan, maar gelukkig wel op muziekgebied. Allereerst belichaamd' in den Russischen componist Tsohaikowsky, wiens kwartet door verwerking van Russi sche melodieën een uitgesproken Russisch karakter draagt. Van de vier deel en, waar uit het kwartet bestaat, is het pathetisch 'Andante het me ast in stijl. Begin en slot lijdon aan breedsprakigheid in gezwollen stijl. Dat van den tweeden violist Jozel Suk is beknopter. Hot klinkt niet modern, (is ook alweer meer dan twintig jaren oud); gemakkelijk is de bouw te volgen. Het tweede deel Tempo di Marcia", is karak teristiek van inhoud, waarna het Adhgio ons niet veel te vertellen heeft en het laat ste deel, „Allegro giocoso", van veel tem perament door levendagen inhoud spreekt. Ton slotte Beethoven's heerlijk kwartet .,d'e derde Rus", welk kwartet- meermalen door de Bohemers hier is vertolkt gewor den. Rn hiervan noemen wij nog eenB ostra de slotfuga, zoo helder in deinende, lenige voordracht vertolkt, met een voort durend overnemen van het thema van het eene instrument door het anclerc en een onmerkbaar in elkaar vervloeien. Het aan hooren van dit kwartet verschafte een hoog genot. Waarlijk, de afwezigen hebben veel ge mist Vorm en functie. De nieuwbenoemde hoogleeraar bij do Faculteit der Geneeskunde dr. J. A. J. Barge, belast met het geven van onderwijs in de ontleedkunde, aanvaardde heden- namiddag rijn ambt met het houden van een rede over: „Vorm en functie", in het groot-auditorium yan het academie-gebouw Niet het minst onder invloed der positi vistische wijsbegeerte en van haar weinig posivistisoh adagium, dat met de zinnen alle kermis begint en eindigt, is do studie der natuur het oenig bewuste fundament geworden voor veler wereldbeschouwing, aldus ving spr. aan. Al meer en meer wordt voor vragen, uit het diepste der mensche- lijke na/tuur opkomend en in vroeger tijd als fluisterende getuigen van een „arca num divinum" met aandacht en wijding be luisterd, eenig en alleen het antwoord ge zocht in hetgeen de met zorgvuldigheid naar maat en getal geregestreerde tast baarheden der natuur aan wetten van regelmaat en mechanische oorzakelijkheid te leer en schenen. Vraagstukken van zedelijken, maatsohap- pelijken en godsdienstigen aard rijn bij het domein der natuurwetenschappen ingelijfd en aanzienlijk is het getal van hen, die uit haar werkplaat-s in het ontraadselend woord verwachten als een norm voor het volledig menschelijk zijn en handelen. Zoo is spr. rich wel bewust van de nood zakelijke en verplichte betrekking der in academisch verband geplaatste ana/tomio tot do practische geneeskunde, en er van overtuigd, dat de techniek van het onder wijs rijn aanhoudende belangstelling vraagt. Doch hij is nog sterker zich bewust zich ge boeid tc gevoelen door de beteekenis der vraagstukken, die in hun algemeenheid de biologie in haar ganschen omvang beheer- schen. Op don bodem van alle biologische problemen ligt nog steed's het ééno grooto vraagstuk aangaande het. wezen des levens. In tweeërlei richting gaan daarbij de in richten uiteen. Tegenover hen, die in do stoffelijke meet- en weegbare symptonen, die het leven vergezellen, staan degenen, wier overtuiging inhoudt, dat, met volko men erkenning van het feit, dat het leven van de stof is gebonden, er toch in het leven een beginsel werkzaam is, waardoor het zich van het organische wezenlijk on derscheidt. Beide stroomingen hebben zich met wisselend uitricht op de eindoverwin ning weten te handhaven tot op onzen tijd. In verband met de vraag of het de vorm der levende wezens is, die hun functie be paalt, of de functie, die hun vorm doet ont staan, worden nu beschouwingen gewijd aan de grondgedachte der Duitsehe natuur- philoeofen en transcendentalisten, terwijl dan verder wordt aangetoond, dat hier mede volkomen in tegenstelling is de theorie van Darusin. Niet <Je functie schept den vorm. In een overgangsphrase, waarin de een heid van gedachte over' elementaire begin selen ontbreekt op een beteekenisvolle vraag als die naar den aard der betrekking tus- schen vorm en. functie een eensluidend, den tijd karaktoriseerend, antwoord te zoeken, schijnt spr. een overbodigen arbeid. Hij wil zich dan ook bepalen eigen inzicht in dezen te ontvouwen Met tal van voorbeelden tracht spr. nu duidelijk te maken, hoe wij eerst uit genoeg zame kennis van den bouw der functie van een orgaan begrijpen en dat derhalve aan den invloed, dien de vorm op do functie uitoefent, door niemand wordt getwijfeld. Spr. vertrouwt dan ook, dat de reeks van aangehaalde voorbeelden de overtuiging zal hebben bijgebracht, dat inderdaad van do functie een vormende invloed uitgaat. Wij staan derhalve voor het feit, dat beido vragen, die ter nadere preciseering van het probleem worden gesteld, in bevestigenden zin moeten worden beantwoord, en dat, ge lijk wel door niemand zal worden betwij feld, zoowel de functie den vorm als, de vorm de functie beïnvloedt. Spr. eindigt met op te merken hoe nagc- noeg.in elk belangrijk tijdperk der biologie aan elkander tegengestelde denkrichtingen rijn waar te nemen, wier karakter uit deD ernst, waarin haar vertegenwoordigers hun aandacht tot een van beide elementen be paalden, gekend wordt. Wij kunnen den vorm niet scheiden van de functie, noch de functie ontleden in louter stoffelijke krachten en een levens kracht, noch den vorm doen uiteenvallen in iets bijkomstigs en iets wezenlijks. Het leven blijft een synthese rot hooge.ro oenheid, die zich tegen iedere analyse in onmiddellijk waarneembare componenten verzet en in zooverre voor ons in verbor genheden is gehuld. Slechts de zwakke, hoovaardige mensoh wordt hierin ergernis. Met de gebruikelijke toespraken tot curatoren, professoren en studenten be sloot spr. rijn met aandaoht gevolgde rede. In het bijzonder richtte prof. Barge rich tot rijn ambtsvoorganger prof.Boeke, en rijn leermeester prof. Bolk. Maand tentoonstelling van „De Sphinx", „Algen eene tentoonstelling van de Iedaa", aldus wordt de Mei-expositie van de Kunst- cluo ,.De Sphinx" aangekondigd. Niet één, s eb "Oer vormt ditmaal de hoofdgroep, velen Lebben iets tot het geheel bijgedragen, dat daardoor .veelzijdig is geworden en heel wat afwisseling aanbiedt. Schilderijen in olieverf, aquarellen, krijt- en potloodteke ningen hangen schijnbaar 'zonder eenige orde naast elkaar, al zal bij meer dan opper vlakkige beschouwing de bezoeker wel leeren inzien, dat de rangschikking voor het vor men van een aantrekkelijk geheel zóó en niet anders kon z\jn. In de kleine zaal vindt men werk van J. Frank, o. m'. Vlinder (olieverf), Toren valk (idem) en Lorenzo de Medici Jjaquarel.) Verder een paar "duin- en strandgezichten van C. A. Feldman en nog ander werk, waaronder paddenstoelen. Feldman's kunst mag er wezen. Segaar komt uit met een aardige zwartkrijtteekening, Dros prijkt weer met een mooi landschap, terwyl eindelyk Arthur Tendel de expositie verrijkte met een paar etsen, In de groote zaal treffen wij eveneens een rijke verscheidenheid van kunst aan. In de eerste plaats vestigen wij de aandacht op Nos. 32 en 33, twee stukken van H. H. Kamerlingh Onnes, dat ons superieur werk toelijkt Verder noemen wij Kees van Urk, n.ej. Van Dam en mevrouw Van Iterson. Van deze Leidsohe schilderes troffen wij nog'niet eerder iets in deze maandexpositLs aan. Als wy haar over het hoofd hebben ge zien, dan willen wij tot vergoeding van deze onachtzaamheid nu gaarne oonstateeren, dat ons dit spijt. De Stillevens, door haar ge- exposeerd: tinnen kan en sinaasappelen, Camelia's, appelen en oesterschelpen, ge tuigen van een vaardig penseel. Wij kunnen deze collectie weder zeer aan bevelen en hopen, dat vele Leidenaars zich tot een bezoek opgewekt zullen gevoelen. Wie er voor een zacht prysje een doek voor het salon wil uitzoeken, vindt er de gelegenheid voor. Het is den burgemeester weder gelukt een partij eerste kwaliteit gebleekt katoen en een party zwarte wollen sokken ter be schikking te krijgen, met het doel .deze onder minder wel gestelden voor een zeer, billijken prijs te distribueeren. Maandag zal aan de Waag de verkoop plaats hebben. De pry's van een coupon katoen van 5 el is ons nog niet bekend, doch. dit weten wij wel, dat huismoeders er een koopje aan zullen hebben. De sokken zullen met een kluwen garen voor mogelijks herstelling er bij verkrijgbaar worden ge steld voor fl.40 het paar. Op uitnoodiging van de afdeeling Lei den van de Vereeniging „De Dageraak" hield gisteravond ds. Pabon, uit Kampen, in do groote zaal van het Volkshuis een rede over: Het innerlyk verband tusschen Liefde, Dood en Leven". Een vrij talrijk en zeer aandachtig ge hoor volgde den spreker in zijn betoog met belangstelling. Het leven, zooals het in de natuur zich openbaart, is een Eenheid, en de ware religie zal die Eenheid prediken. Uit den dooi ontstaat in de natuur steeds weer nieuw leven. De scheppende, kracht is de Liefde, welke de mystiek aangelegde mensch in heel de schepping speurt. Door menschelijk onverstand en wanbegrip is de eenheid in het maatschappelijk en sociaal leven verstoord geworden en nog niet altijd waar te nemen, doch ook daar is zij, naar spr. meent, in do diepte te speuren, en zy zal bij toenemend inzicht in de ware betee kenis van het leven .meer en meer aan het 'iicht komen. Na afloop der rede, wenschte de heer Lambregtse de uitnoodigende Vereeniging geluk met het feit, dat zij voor haar een predikant heeft doen optreden. Hij ver- eenigde zich met de strekking van het be toog des sprekers, doch had gaarne gewild, dat deze de bewuste kracht, welke ook hij in de natuur en in het leven ziet, God had durven noemen. Na het antwoord van den spreker en een slotwoord van den Voorzitter, den heer Meyer, werd de vergadering gesloten. Naar wij vernemen, zal de Minister van Marine morgenochtend een kort bezoek aan de Kweekschool voor Zeevaart brengen. De voegersgroep, georganiseerd in de Landelijke Federatie van Bouwvakarbeiders, a'fd. Leiden, heeft in een motie aan den Gemeenteraad alhier haar afkeuring uitge sproken over de houding van den wethouder Van der Pot inzake het niet-nakomen van een punt der besteksbepalingen, ml. het aan het werk stellen van 100 procent der Leidsche werkkrachten, aan die werken, welke door de meente worden uitgevoerd of gesubsi dieerd. Daar aan heb werk in de Kooilaan, met goedvinden van "dezen wethouder. Utrecht se!) e voegers aan het werk zijn gesteld, is dit mede de oorzaak, dat de Leidsche voegers aangewezen zrjn op het Steuncomité. De excursie der Vereeniging „Oud- Leiden", welke op 10 Mei a.s- naar het Loèteel „Haer-Zuylen" zou plaats hebben, wordt tot later uitgesteld. De algemeene vergadering van den Bond van Militaire Muzikanten „Voor waarts'' zal alhier worden gehouden op 21 en 22 Mei, in „De Graanbeurs". Te Haarlem zijn als onderwijzer ge slaagd de heeren F. Berg, G- J. van Essen, W. J. de Konink, J. van Leuven, J. de Mey, P. Schophuizen, W. Wassenaar en H. Zaal berg, allen alhier. De Commissaris der Koningin in Zuid- HolJand heeft aan mr. J- H. Goudsmit, alhier, op diens verzoek, eervol ontslag verleend als lid van de Gezondheidscommissie en be noemd tob lid van die commissie mr. "A. F. L. M. Tepe, advocaat alhier, wonende te Oegstgeesk Heden herdacht onze stadgenoot A". P. Wallaard den dag, waarop hy vóór veertig' jaar in dienst trad bij de firma A. D. Hak kenberg en Zoon, alhier. Door patroons en peisoneel werd hij hartelijk gelukgewenscht met deze herdenking, onder aanbieding van blyken van belangstelling, waarvoor Waüaard dankte en waarbij hij den wensch uitsprak, o.ck zijn 50-jarig jubileum nog in gezond heid te mogen beleven. VLsch voor binnenlaudscli verbruik. Het ICan.erlid de "heer Hugenholtz heeft den Minister van Landbouw schriftelijk ge vraagd, of het hem bekend was. dat Duitseh- land m den Jaatsben tijd de kleine soorten schelvisch en schol, die voornamelijk voor de volksvoeding dienen, te I-Jmuiden op koopt tegen hongersnoodprijzen, welke ze ven-, respectievelijk twintigmaal hoogér zijn clan de normale; dat dientengevolge deze vischsoorten uitsluitend naar het buitenland worden vervoerd en de binnenlandsche han delaren klagen, dat het voor hen onmogelijk is tegen zulke prijzen in ons eigen .and afzet to vinden? Is de Minister bij beves tigende beantwoording van deze vragen be reid opnieuw te bevorderen, dat, zoolang de hongersnood in Duitschland voortduurt^ een zeker percentage van deze vischsoorten voor binnenlandsch gebruik worde gereser veerd, met bepaling van een redelyken maximumprijs? Le Minister heeft hierop het volgende! geantwoord: In het midden der maand April begonnen iudeTdaad verschillende exporteurs bijna ge-i regeld den geheelen aan voor van de klei no soorten schelvisch, kabeljauw en schol tegen zeer hooge pryzen te LI mui den voor Duit sehe rekening op te koopen. Dit gaf aanleiding tot de klacht van de binnenlandsche vischhandelaren, dat het hun onmogelijk was, bij de toen geldende hooge prijzen, in het binnenland afzet voor bedoel de vischsoorten te vinden. Indien deze toestand had voortgeduurd1,; ware*\ met het oog op de belangen van onze volksvoeding, maatregelen tot beperking van den uitvoer en verlaging van de pryzen der bedoelde vischsoorten zeker wenschelijk geweest. Hiertoe behoefde echter vooralsnog niet te worden overgegaan, aangezien in de tweede helft van de maand April belangrijke ver andering in den toestand gekomen is. In verband toch met den toenemender vischaanvoer, als gevolg van de ruimere ko- lenvoorziening eenerzyds en de handhaving door de geassocieerde mogendheden van de bepalingen tot beperking van den vischuit- voec naar het onbezette gebied van Duitsch- Iand anderzijds, rijn de vischprijzen in den laatsten tijd dermate gedaald, dat thans ruim voldoende visch tegen zeer redelyke pryzen voor de binnenlandsche consumptie beschikbaar is. Op het oogenblik zijn dus maatregelen fh- zake de binnenlandsche vischvoo-rzlening overbodig te achten. Dergelijke voor aa visscherij allicht scha delijke maatregelen zouden thans zelfs een verkeerde uitwerking kunnen hebben, aan gezien, naar het oordeel van belanghebben den, Je vischpryzen reeds zoozeer gedaald zyn, dat in vele gevallen niet maer ioonend kan worden gevischt en door de reeders reeds overwogen wordt, hun vaartuigen og te leggen. Bij de onder de tegenwoordige omstandig heden voortdurende, snelle en onverwachte wisselingen in het visscherijbadrijf is het echter uiteraard mogelijk, dat binnen korten tijd weder belangrijke veranderingen Altre den, waardoor maatregelen tot beperking van den v-schuitvoer wensckelyk zouden kunnen blijken. Uitvoer van bevroreii vlcesch. Thans iu ook de betaling van S000 ton bevroren vleesch, waarvan de Geassocieerden den uit- vcer naar Duitschland toegestaan hebbea, geregeld. Met den export naar het Oosten zal dezer da-gen oen begin worden gem-aaktj De l>etaling geschiedt in guldens. Ingetrokken distributie-regelingen. t)e Minister' van Landbouw, enz. hoeft inge trokken do beschikkingen, houdende distri butieregeling voor hondenbrood, verbod tot' aflevering en vervoer van formaline, verbod van vervoer en aflevering van suikerbieten en suikerbietenpulp, zoomede de distributie-' regeling voor sirikerbietenpulp der cam pagne 19191920; en het verbod tot 't dro-' gen van bladeren van suikerbieten en voe derbieten, alsmede $e beschikking vau zijn ambtsvoorganger van 29 Augustus 1918, be-1 treffende'aflevering van ijzeren staal uit' voorraad. Afdeeling crisisarchieven. De Minister1 vsn Landbouw heeft, met ingang van heden, ingesteld een tijdelijke afdeeling Crisis-ar chieven, welke tot taak zal hebben het rang schikken en systematisch bewerken der ar chieven, afkomstig van opgeheven crisis-in stellingen, met uitzondering van de archie-' ven van comptabelen aard, en benoemd tot leider van bovengenoemde afdeeling den. heor M. Carno, thans tijdelijk bij de afdee-1 ling Inspectie Crisiszaken van zijn Departe ment werkzaam. Do nieuwe dienstregeling. Naar ..Het N. v. d. D." verneemt, zal de nieuwe (zomer)-) 2SIJIS IDKE. Naar hot Fransch van VICTOR CHERBULIEZ. (Nadruk verboden.) 2) Toon hij oven buiten het hek stond, trok hij rijn meb ijzer beslagen schoenen uit en klopte dio krachtig tegen elkaar, om er al het stof vam de heerlijkheid Saligneux uit te verwijderen. De rest van den dag ge bruikte hij, om informaties in te winnen, om rich een knapzak aan te schaffen, waar hij rijn plunje in bergen kon en ook nog een leeren beurs, welke d'o weinige bijeen gegaarde stuivers bevatten zou. Dien nacht bracht hij onder den blooten hemel door, aan den kant Van de sloot, met het hoofd onder een struik. Hij sliep heer lijk, ontwaakte frisch en flink cn voéldo rich bestand om koude, honger en dorst te lijden kortom, alle beproevingen, die hom te wachten stonden. Abt Miraud kwam net uit rijn kerk, waar Jrij de Mis bediend had, toen hij Jean Têterol zag aankomen mot den knapzak op den rug en den hulsttak in de hand. wat ie dat nu?" riep hij hom toe. ytVat beduidt die uitrusting?" Waarop jjeao oio!* antwoordde. Abt Miraud schudde hsan bij don arm. Jean,zei hij, „dat gaat niet goed). Ik dat je een scène hebt gehad met fciorstwnir fèj&Kgneux." Wwü u dan ook," riep Joan „,dab hij de j iad rojir errij ophief en dat hij mij verwe- j n hc3ft, dat ik eon vondeling ben Ik heb niet zijn hand op mijn gericht gevoeld), maar wel rijn voet hier, riet u. En dat voel ik nog, cn ik zal het ook altijd voelenen wat hij gezegd heeft, zal altijd hier blijven," sprak hij, zijn vinger naar rijn voorhoofd brengend, „Monsieur De Saligneux is wat heftig," antwoordde de goede pastoor. „Maar je hebt je weinig gestoord aan zijn vermanin gen je bent brutaal geweest „Laat hij zich, bemoeien met wat hèm aangaat. Hij behoeft me geen pereboom te leeren snoeien 1" „Maar hij kan je wel leeren beleefd tt zijn. Men moet eerbied toonen jogens rijn meerderen, beste jongen! En, terwijl hij tegen je sprak, ben je het liedje van Marl borough gaan ringen." „Neem mij niet kwalijk, mijnheer de pastoor, ik ken geen ander deuntje," grin nikte ons jongmensch. Abt Miraud keek heel streng. „Jean," sprak hij, „óf ik trek me niets meer van je aan, óf je sluit vrede met den baron „Nooit," antwoordde Jean. „Weet je dan niet, dat het Evangelie ons leert, belcedigingen te vergeven? Aangeno men dus, dab d'o baron ongelijk had ver geef hem dan." „Nooit," herhaalde Jean, rich de len denen wrijvend. „Nooit is geen Christelijk woord," ant woordde die pastoor droevig; ,,'t is zelfs niet eens menschelijk!" En toen Jean zweeg, vroeg hij verder; „Wat denk je nu te doen?" „Het land uib te trekken." .„En waar ga je heen?" „Ja, dat is mijn geheim ik heb zoo mijn ideo," zei Jean, met den neus in den wind „Dwaze jongen, dat je bent!" antwoord de de abt. „Jawel, mijnheer heeft een idee! Onderhoudt je dat ook? Verschaft dat jo voedsel en warmte?" „Dat hindert niet: ik heb mijn idee," hernam Jean. „Ik vrees, dat het nu niet zoo'n heel erg goed' is. Pas maar op, want er zijn van die ideeën, die naar heb hospitaal, en andere, die rechtstreeks naar de gevangenis lei den." En hem eens flink in de oogen kij kend, voegde de pastoor er nog bij „Ik geloof zoowaar, dh.t je de duivel uit de oogen kijkt!" „God of de duivol," zei Jean, „dat kan mij niets schelen, mijnheer de pastoor! Ik geloof toch aan geen van beiden. Maar waar ik ook ga, kunt u er van op aan, dat ik eerlijk zal zijnhot is maar niets als dommigheid om het anders te willen, en als mij ooit de lust- bekroop tot stelen, dan zou ik maar gauw aan u denken, aan uw ouden hoed, uw versleten soutane; én dan zou het niet bij mij opkomen, om mij te vergrijpen, aan eens andermans goed. Maar u moet mij niet vragen, om aan God of den duivel te gelooven, want als er een God was, zou ik niet bij don weg zijn opge raapt, cn was er een duivel, dan had die al lang den baron uit rijn vervloekt kasteel meegevoerd. Maar wat stelen betreft, daar kunt u gerust op zijn, mijnheer de pastoor Dat was mijn idee niet!" „Nu, dan verklaar ik mij tot den dienaar van Jean Teteral en van rijn idee!" riep de pastoor. En, terwijl hij twee stukken van vijf franken uit den zak haalde, liet hij die Jean in de handen glijden. Deze aarzelde eerst, ze aan te nemenmaar toen bedacht hij zich toch weer en zei„Dank u wel." waarna hij zich op weg begaf. Abt Miraud volgde hem eenigen tijd met den blik, ter wijl hij door het stof van den grooten weg voortschreed, met zijn hulsttak in de hand, zijn knapzak op den rug en rijn idee in het hoofd. In waarheid was het idee van Jean Têterol nog een beetje vaag; het was dan ook nog slechts in wording. Hij had ont dekt, dat er twee soorten van menschen rijnrijken en armendat de eersten ge machtigd zijn, schoppen te geven, cn de anderen verplicht, schoppen te ontvangen. Wat hij ook zeker wist, was, dat hij er den vorigen dag een gekregen had, en dat hij cr mettertijd een terug zou geven aan dien- gene, die hem er een gegeven had. Ja, ééns zou Jean Têterol rijk zijn, nog rijker dan de baron De Saligneiixhij zou wraak nemen en dan zou men wat zienWat zou men zien Dat wist hij zelf niet al te best, maar er zou wat gebeurendat stond vast! De vraag was nu allereerst, hoe tob rijk dom te geraken. Den pastoor had hij be loofd niet te stelendus rekende hij, met werken zijn geld to verdienen. Hij had ook al lang opgemerkt, dat hij in twee uren meer gedaan kreeg dan anderen in een hee- len dag cn dat te gelijk zijn werk beter was dan het hunne. Maar wat zou rijn werk rijn? Op dat punt verkeerde hij ook al in het ongewisse en hij wachtte maar, tot hij een ingeving kreeg. Maar hij liad hoor en zeggen, dat Parijs een van die plaatsen is, waar groote fortuinen worden gemaakt, en hij had rich nu eenmaal in het hoofd ge steld, dat hij naar Parijs zou gaan en naar Parijs ging hij dan-ook, terwijl hij -den j voorbijgangers naar den weg vroeg en I maar van korsten brood en helder water I leefde, oncler don blooten hemel sliep cn af en toe heb liedje van Marlborough zong, of verder zijn idee uitwerkte, dat nog niefc tot vastheid was gekomen. II. Jean Têterol stal niet cn toch werd hij eenige malen nrilliormaireen ingewik keld vraagstuk, dat schitterend is in zijn oplossing. Wij zullen hier laten volgen, hoe onz» held op twee-en-vijftigjarigen leeftijd in een vertrouwelijk onderhoud met een van zijn vrienden, notaris Pointa-1, in groote trek ken zijn geschiedenis vertelde. „Toen ik te Parijs kwam met bijna niet? meer op zak, maakte ik kennis met een paar flinke lui, metselaars en steenhouwers van hun vak. Zij namen mij mee naar hun werk plaats, waar ik een heelen dag naar het steenhouwen stond te kijken en naar het aanmaken en roeren van de kalk, terwijl ik van allerlei vroeg, maar nog meer uit mijzelven vatte van het werk, want- mijn beele' leven door was ik gewoon, minder af te geven op hetgeen, ik anderen hoorde zeg gen clan op hetgeen ik waarnam met eigen oogen, die ik heusch niet in den za-k had. In den geest was ik al met een groot werk bezig en. eer ik dien avond naar bed ging, stond het vast bij mij, dab ik me in liet bouwvak zou begeven. Twee dagen later was ik opperman. Met den kalkbak op den schouder klom ik do ladcl'er op, die ik gaarne voelde kraken oncler heb gewicht van mijn voet en van mij a hoopvolle ver wachtingen. Van do hooge steigers af sloeg ik de voorbijgangers gade, die n-.ij dan zoo klein lekenwaarschijnlijk hielden zij ei ook geen icteo o.p na. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1919 | | pagina 1