Ho. 18I5L
LEIOSCH DAGBLAD Zaterdag 3 Mei.
Tweede Blad
Anno 1919c
PERSOVERZICHT.
IET
BINNENLAND,
Christelijke Hoqgere Burger-
ccuolen. - In ,,DEROTTERI>AMMER"
maande een inzender tot voorzichtigheid op
het terrein van het Middelbaar Onderwijs. Hij
wees er op, dat in de laatste jaren Chr. h.
IB S. o£ Lycea geopend zij-, in Groningen;
Alphen a. d. Rijn en Haarlem. T'haos is
personeel noodig voor dergelijke inrichtingen
to Zwolle. Stadskanaal, Leiden en Harder
wijk. Wie geen vreemdeling is in de wereld
van het Christelijk M. O. en Voorb. H. O.
weet, dat reeds thans onze Christelijkp H. B.
gciiolen en Gymnasia zeer weinig keuze heb
ben bij het benoemen van nieuwe leeraren
ot leeraressen;. ja, dat reeds hier en daar
benoemingen plaats vonden van personen, die
niet van Christelijke beginselen zijn. En ter
wijl mor geleidelijke uitbreiding Groningen,
Haarlem en Alphen nog nieuwe krachten
behoeven, komen daar plots vwr nieuwe in
richtingen de moeilijkheden onzer Christe
lijke besturen weer vergreoion! Nu reppen
wij niet eens van Vlaardingsa en van an
dere plaatsen; het gevaar is .raó al bedenke-
lijk genoeg. Gevaar van persertwl, niet van
Chr. beginsel. Om dit gevaar i-e ontgaan,
kom', men tot het aanstellen van oa&evoeg-
3 krachten.
In het jongste nummer van hoï „WEEK
BLAD VOOR GYMN. EN M. O." wijst de
oud-inspecteur bij het M. O., de heer K. ten
Broggencate, er terloops op, „dat er met de
grootste toegevendheid door de inspecteurs
moest worden geadviseerd en gehandeld, nis
bij de oprichting der contessioneefo H. B.
S. dikwijls meer dan de helft der docentes
tmbevoegd was!"
<\p grond hiervan maant do schrijver aan
tot matiging bij het oprichten van nieuwe
Chr. H. B. S.
Do heer J. G. van Es, arts te Leiden, stegjt
in „DE STANDAARD":
Hartelijk ben ik het eens met de uitspraak
'dat bij het oprichten van Chr. H. B. S. veel
omzichtigheid noodig is. Men moet niet met
het „ontwerp-De Visser" in zicht dit jaar
overai een 'Chr. H. B. S. willen oprichten,
want dan loopt alles vast. Laat men begin
nen met op plaatsen, waar zoo'n inrichting
r.oodig en gewenscfit is, een Vereenigmg
voor Chr. Middelbaar Onderwijs te stichten
cn met 'kalm overleg de voorbereidende maat
regelen nemen ook in financieel opzicht.
Dit laatste 'blijft ook noodig, al wordt het oot-
werp-Do Visser straks Wet. Zorgt Sien voor
do financiën niet bijtijds, dan worden later
zulke inrichtingen noodlijdend, hetgeen ver
lammend werkt op het onderwijs. In Leiden
bijv. had een eerste vergadering plaats 3
October 1917 en in Sept.. 1919 hopen wij
onte Chr. H. iB. S. te bezitten.
Wanneer men biddend en met verstand
Kolk een weg inslaat, dan komen wij ook
met onze leerkrachten niet in gedrang. Im-
ners, wij moeten niet alleen Middelbaar On
derwijs op 'Christelijken grondslag he6ben,
maar dit onderwijs moet goed, liefst uitste
kend zjin; het moet behoorlijk den toets kun
nen doorstaan en daarvoor zjjn leerkrachten
noodig, die .niet minderwaardig zijn, doob
alleszins bevoegd en geschikt. Onbevoegd
heid voor een of ander deel van het onder
wijs moet uitzondering, hooge. uitzondering
blijven.
Hoe was het in Alphen en thans in Leiden
met sollicitaties? Verleden jaar waren in
Alphen voor 8 plaatsen f>0 sollicitanten, Zoo
als een der Bestuursleden mij meedeelde, en
in Leiden ontvingen wij op. onzen oproep
voor Directeur: 12 sollicitaties (met volle
bevoegdheid): 1) Onder deze hotsten waren
1) (Inmiddels heeft de benoeming plaats
>;«had. Red. _,,L. D-")
door
SIEGFRIED NESTRIEPKA.
„Ik heb het niet gedaan, eerlijk niet!"
„Je liegt, jongen!"
„Werkelijk niet, meneer. Ik weet hoele-
/naal niet hoo het blad tusschen mijn pa- J
perassen is gekomenik heb het niet weg-
gepaktgeloof me^toeh, meneer!"
„Lieg tooh niet zoo onbeschoft. Jij, jij
alléén kunt het geweest zijn, "geen ander!
>Vant jij bont een lnio kerel en "je hadt
het noodig, om je er 'uit te redden."
„Maar ik hèb het niet gedaan, meneer
tje; heusch niet!"
„Houd je mond stii
De kleino kroop inéén en wa® stilalleen
doorschokten hem nog af en toe lichte
«enuw-snikjes. De grocbe oogen, vol angst,
zochten nu on dan het gezicht van den
leeraardikke tranen druppeldon af op
do trillende, saam ge vou w en hjinden.
Do jongo lccraar plukte zenuwachtig aan
zija baardzijn gezicht was rood en zijn
ademhaling gejaagd.
Niemand van do dertig scholieren ver
boerde een vin. Hij had ze er onder, de
iongo doctor in do letteren. Eerst hadden
•ijn collega's bodenlcelijk het hoofd geschud,
toen men hem, den jongste, dieze klasso
gaf, die een slechten roep bezat, maar Lij
had haar gauw onder don duim do klas
rustig en volgzaam geworden en men
had hem over het bereikte hartelijk geluk
Jjowcnscht.
Alleen mot dozen éénen, dezen Walther
Bussing, had hij moeite. Hij maakte do klas
^°t schamelehij kende noodt iets em als
tnon togen h-ecn uitiviel, zette hij direct
keel op. Hij was akelig dom en kon
Je op oen brutale manier aankijken, met
tets prikkeilondfe in den blik. En ook zou
jij het onverwachts 't was alles onder
et werk opeens uitproesten van 't la-
on, zonder zelf te snappen, waarover hij
Eigenlijk zoo lachte. Het ergste van alles'
Walther Büssing loog-en bedroog,
weemaal had de leoraar hem betrapt:
A keer, dat hij afschreefden anderen
3 perron», die op 't oogenblik le er aar zijn
aan een Openbare H. B. S., maar die uit over
tuiging het Chr. Middelbaar Onderwijs willen
dienen, ook al zou dit voorlobpig eenig fi-'
nancieel offer1 van hen vragen, terwijl wij
uitmuntende informaties over hen en hun
onderwijs ontvingen.
De ligging van Alphen, Den Haag en
Lelden, dicht bij elkander, zal ook moge
lijk maken om enkele leeraren gezamenlijk
te benoemen, hetgeen met het oog op be
perktheid van hun aantal ook een voor
deel is.
Ten slotte zal, ook m.i., wanneer meer
gelegenheid wordt geschapen om aan leera
ren van Christelijke levensopvatting een, ook
in faoancieel opzicht behoorlijke^ositie aan
te bieden, het aantal van alleszins bekwitnw
leerkrachten gestadig toenen^yi.
Gode dankbaar breng ik 'dan ook gaarne
een eere-saluut aan Exc. "Minister^ De
Visser voor zijn vurig streven in dit opdicht!.
Geen lust. In de „PROVIN
CIALE GELDBRiSöKE EN NIJMEEG-
SCHE COURANT" lezen wij het volgende
Het gaat met den lust om onderwijzer to
worden bij buien. Er zijn jaren geweest, dat
de oplcidingéinriahtingen geen raad wisten
met de liefhebbers om een plaatsje op de
bankon en dat de examencommdssios weken,
zelfs maanden, zitting moesten houden om
al do akte-begeer en den op d'on tand te voe
len. Daartegenover staan jaren, dat er ge
brek aan onderwijzend personeel en dat de
oursus dei* opleidingsscholen begon met een
klasse, ckie oven dicht aan privaatles als
aan klassikaal onderwijs stond.
Dit jaar schijnt de lust, om zdoh aan het
onderwijs te wijden, weer gering te zijn.
Het aantal jongelui, dat zioh opgaf voor
plaatsing aan de Rijkskweekscholen, was
veel kleiner dan in vroegere jaren vaak het
geval was en hier en daar was het zelfs zóó
klein, dat de beschikbaar gestelde plaatsen
niet eens bezet konden worden. En de cij
fers, die wij ontmoetten voor normaalles
sen waarvan er sommige nog vrij abnor
maal zijn waren niet veel beter.
Do mogelijkheid bestaat bovendien, wij
bedoelen daarmee niets onaangenaams aan
het adres van directeuren en leeraren
dat het gehalte der toegelatenen minder is
dan bij drukke aanvrage. Immers, het is
waarschijnlijk, dat de besten een anderen
weg hebben gekozen en dat men, om toch
een behoorlijk aantal te kunnen aannemen,
de eischen verlaagt of bij de beslissing min
der streng is. Eu dat zou weer leiden óf tot
verlaging van het peil van den aanstaanden
onderwijzer óf tot grootere inspanning voor
.slechter voorbereiden om tooh op do go-
we nsolito hoogte te komen
Het verschijnsel, dat er zich zoo weinigen
aanmeldden, is te opmerkelijker, nu een
wetsontwerp aanhangig is, dat de finan
cieel positie van den onderwijzer heel wat
verbeteren wiil, zoodat het te verwachten
iö, dat degenen, die nu aankomen, direct
na het verwerven der akte in betere con
ditie zullen zijn dan hun voorgangers.
Bijzonder begeerlijk schijnt het onderwij
zersvak niet geacht tc worden. Opmerkelijk
bij\ mag het genoemd worden hoe betrek
kelijk woinig onderwijzerszoons weer onder
wijzer worden. Do vaders zijn vaak voort
gekomen uit den eenvoudigen burgerstand,
vaak ook van het platteland, en zij schijnen
hun eigen onderwijzer-zijn te beschouwen,
als een tussohonistation, een overgangstijd
als het hun ©enigszins mogelijk is, 1 cd den zij
hun kinderen voor iets anders op, iets hoo-
gers. Misschien staat dat* „hoogere", wat
de innerlijke waarde betreft, beneden het
onderwijzersschap, maar dit laatste heeft,
mcenen wij, dit tegen, dat de man
tooh „m a a r" onderwijzer is en dat zijn
broer, die naar een kantoor ging en daar
wat promotie maakte, met veel meer en
keer, toen hij beweerde, het schoolwerk
gedaan to hebben, doch het schrift ver
geten had, wat geheel verzonnen was.
Buiten twijfel was hij nu oQ-k stellig do
schuldige. Hij was het, die het papier uit
den lessenaar had. genomen, waarop de op
gave stond voor het a. s. proefwerk.
Maar natuurlijk loog de bengel weer, dat
was zoo zijn aard. Maar do zaak zou be
hoorlijk uitgemaakt worden, oak ter wille
van het gezag. En was hij hot geweest,
dan kon men maatregelen treffen, om do
klas van dit slechte element te bevrijden,
cn direot, niet wachten tot do Paschen.
„Walther Büssing .zegt, dat hij het blad
niet hoeft weggenomenhij begrijpt niet,
hoe het onder zijn plaats beland is. Wie
van jullie heeft hot dan gedaan?"
Alles bleef stil.
„Nu hoor ik wat?! Iemand raoet hét
tooh gedaan hebben!"
Angst stond op veler gezichten to lozen.
Niemand antwoordde.
„Wio kan mij dan zeggen, wio het is,
die het blad papier heeft gelicht? Wio heeft
iets gezien? Antwoordt!"
Wol zag de een den ander aan, maar
niemand zei wat.
„Welnu, dan zal ik de klas eiken dag
pén uur langer houden misschien nog
langer, totdat degene, die het schandelijke
bedrog pleegdo, er mee voor den dag is
gekomen, of zij, die er van a.f weten, be
sluiten, den schuldige te verraden. Wij
gaan door!"
„Meneer
„Wij gaan door. Ik ben nu voor niets
meer te spreken."
Maar do kleino Büssing was niet te hou
den. Hij stond op. Zijn geheelo lichaam
trilde. „Meneer. ik. ik heb 't gedaan."
Het bloed steeg dr. Bart gloeiend naar
het hoofd.
„Vooruit, we gaan doorvertaal op,
Wodel".
„Meneer, lieve meneer
„Stil
„Wees toch niet boos, too! Ik ben zoo
benauwd geweest voor het proefwerk, ik
kon niet anders
„Stil. Ik zal toch zeker wel stilte' kun
nen hebben
„Aoh, doe mo asjeblieft niots, ik zal het
andere personen in aanraking kwam on zijn
werk meer gewaardeerd werd.
*De waardeering van den lageren onder
wijzer is in ons land niet groot, veel te ge
ring in evenredigheid van hetgeen er van
hem geëisoht en verwacht wordtveel te
gering voor de moeite, dde hij zich vaak
moet getroosten, om allcrei kleingoed van
zeer uiteenloop enden stand rekenen, lezen
on schrijven en nog veel meer te leeren, ge
zwegen nog van do „maatschappelijke en
Christelijke deugden". Die geringschatting
schijnt te zitten in het simpel onderwijzer-
zijn met of zonder bij-akten. Want als de
zelfde man een middelbare bevoegdheid ver
werft voor een enkel vak en misschien als
half-bevoegd een voorloopig plaatsje krijgt
aan een H. B. S. of daarmee gelijkgestelde
inrichting, dan veran
Zeker, er zijn wel
die gewaardeerd wore en en zelfs op de han
den gedragen, maar
lort er veel.
gewone" onderwijzers,
dat blijkt vaak eerst
bij hun aftreden of bij hun dood. En tooh,
vergeet men niet al te vaak, wat een geest
kracht, moed en inspanning er noodög is
geweest voor de vele uitnemenden, om het
tot de hoogto te brengen, waarop zij staan
Zij hebben gebreken, ongetwijfeld cr is in
velen een tekort aan dit en dat. Maar wat
zij goeds hebben en voortreffelijks, clat dan
ken zij voor een goed dicol zichzelf. Het Rijk
heeft de ouders door kostelooze opleiding
en vergoeding voor onderhoud verleid hun
jongens onderwijzer te laten worden, vaak
doordat er ten plattenlande geen gelegen
heid was om iets van bebeekenis te worden
maar met 13 of 10 jaar laat het Rijk hen
log en stuurt hen hot veld in met de bood
schap om nu zelf maar te zien verder to
komen. En velen zijn er gekomen zijn sie
raden geworden van de maatschappij. Dio
koeteloozo opleiding blijft drukken, hoe
vreemd dit mag klinken in ons land is elke
ambtenaar een minderwaardige, die koste
loos wordt opgeleid of al spoedig in lagen
rang een aardig*- traktement verdient,
dat eigenlijk niet „aardig" is.
Het nieuwe ontwerp-wet op «het Lager
Onderwijs is er. Wij kennen dén inhoud op
dit oogenblik niet zoo, dat wij conclusies
kunnen trekken. Maar ó'én ding hopen wij
dat het een groote verbetering beoogt in
de opleidiag van alle- onderwijzers en
dat het tèn gevolge kan hebben, d'nt het on
derwijzerschap op een hooger peil kooit te
staan. Maar de waardeering van het werk
van don onderwijzer kan de wet niet voor
schrijven die moet komen uit het publiek
met medewerking van den onderwijzer zelf.
Burgerwacht en Landstorm. -
„ALLEN WEERBAAR", noemt het een be
treurenswaardig .feit, dat de samenwerking
tusschen Vrijwilligen -Landstorm "(militair in
strument) en Burgerwacht (politioneel instru
ment) te wenschen overlaat.
Men tracht elkaar vliegen af te vangen,
men kleineert eikaars arbeid,, de voorstan
ders van den V. L. S. zien alleen heil in
hun werk, die van de Burgerwachten in
deze. Het typisch-Nederlandscke particula
risme viert weer hoogtij, ten nadeele van
cle zaak, waarvoor al die mannen zich toen
met zooveel geestdrift en te waardeert
ijver geven. Men ziet vaak door persoonlijke
kwesties het hooge doel voorbij, of liever
gezegd: niet, on vergeet, dat een dergelijk
algemeen belang slechts behoorlijk gediend
kan worden door zich zuiver objectief op een
cn-pevsocnlijk standpunt te plaatsen.
De vrijwillig ter beschikking gestelde
energie zou tot zooveel groot-er resultaat kun-,
nen leiden, indien wij allen ons steeds, met
"volkomen wegcijfering van onzen eigen ge
wichtig en persoon, de uitsluitende "vraag
f.telden: Hoe wordt in de gegeven omstan
digheden het doel als zoodanig het dichtst
genaderd?
En dat is in de eerste plaats door niet
te zoeken "haar wat verdeelt, maar naar wet'
vereen^; door uit de twee stroomingep, die
beide veel goeds hebben en een schat
van bruikbare factoren bieden, het grootst
mrgelijke rendement te halen.
Een mobiele, militaire V. L. S.-strijdmacht,
gesteund door plaatselijke, politioneels bur
gerwachten tot handhaving der orde: zoo
teek ent ach de strooming in ons volk af.
Weinig dan zonder de aldus tot uiting ko
mende mentaliteit van onze natie geweld apu
te doen, daaruit halen wat er uit te halen ist
dcor elk recht te laten wedervaren en op
liet. eigen gebied zoo degelijk mogelijk te
maken. Laten wij ons hoeden in een soort
gelijke fout te vervallen als van degenen,
die, alléén heil ziende in dat standaardmodel
van over do grenzen, onzen Nederlandsehan
milicien tot een Pruisisch en gardist wilden
maken en slechts bereikten, dat het slacht
offer een onnatuurlijk product werd, dat n i e-
raaud bevredigde.
Een groot deel van ons volk wil nu een
maal niet bij den V. L. S.. doch bij een
--Burgerwacht; een ander deel juist wel. De
aangewezen weg is dus die opvatting te
knstalliseeren in de beide instituten en deze
naast elkaar te doen bloeien, zondof
afgunst, zonder kleinzieligheid, in volle waar
deering van elks-bruikbaarheid-op-het-eigen-
terre p
Nooit nog was verdeeldheid en scheu
ring gevaarlijker!
De burgerwachten. Uil het voorloopig
Verslag der Tweede Kamer blijkt, dat ver
schillende leden hun instemming betuigden
met dit Wetsontwerp on daarvan gaarne
de urgentie erkenden. Zij spraken hun. in
genomenheid uit met dit nieuwe blijk van
waakzaamheid der Regeering. In de tegen
woordige tijdsomstandigheden kunnen deze
maatregelen niet worden gemist. Nu een
deel der bevolking aanleiding heeft gevon
den zich vrijwillig in dienst te stollen der
overheid, is er alle roden aan degenen, dio
bij een eventueel© vervulling van hun taak
getroffen mochten worden, van Rijkswege
een tegemoetkoming te verleenen.
Andere leden konden zich met dit wets
ontwerp geenszins vereenigen. Men vroeg,
wat de Regccring aanleiding had gegeven
de oprichting daarvan te bevorderen en
aan te moedigen.
In dit verband herinnerden zij aan do
wijze, waarop die burgerwachten zijn ont
staan.
Hierdoor wordt de indruk gevestigd, dat
de burgerwachten bedoeld zijn als middel
om bij eventueele onlusten op to treden.
Als oen toestand was ingetreden, die hand
having van de orde ncodig maakt, dan kon
men zich begrijpen, dat do Regeering zich
van den ©teun van burgerwachten verze
kert maar nu nog niets geschied is, dat op
verstoring van orde gelijkt, maakt deze
actio den indruk, dat cl© Regeering niet op
haar normale machtsmiddelen durft ver
trouwen om deze te keer en
De hier aan het woord zijnde leden meen
den, dat, waar do tegenwoordige toestand
in geen enkel opzicht de oprichting van
burgerwachten rechtvaardigt, het bevorde
ren van de oprichting en do aanmoediging
tot toetreding als een provocatie van de
arbeidersklasse moet worden beschouwd.
Do bovenstaande opmerkingen werden
door velo leden weersproken. Men was van
meening, dat do maart-regelen der Regeering
'toejuiching verdienen, omdat zij blijk geven
van zorg en waakzaamheid voor de beveili
ging van db grondwettig gewaarborgde vrij
heden van allo burgers tegen degenen, dio
ze in strijd met het democratisch beginsel
op gewelddadige wijze zouden willen aan
tasten. Op de basis van do tegenwoordige
democratische Staatsinstellingen kan wijzi
ging dor Staatsinrichting plaats hebben;
met geweld mag dit niet geschieden. Werd
do poging van No-vember van het vorige
jaar herhaald, dan zon dit niet zonder
bloedstorting afloopen, waarvoor de ver
antwoordelijkheid zou neerkomen op het'
hoofd van hen, die de revolutionaire actie
hebben ontketend. De Regeering wil dit
voorkomen haar optreden is dus niet
agressief, ook niet repressief, maar proven*,
tiof, en zal daarom eerder een geruststel
lenden dan een onrustverwekkenden in*
vloed uitoefenen.
De voorstelling, dat de Regeering door
haar maatregelen provoceert, is geheel on
juist. Deze maatregelen zijn slechte gericht
tegen de belagers der openbare orde, rust
en veiligheid, maar geenszins tegen de mo-
derno arbeidersbeweging, die zich van een
wettige actio bedient, hoe vèr-strekkend de
gevolgen eener dergelijke actie ook mogen
zijn. Op een diergelijke actie der arbeiders
klasse zal de oprichting van burgerwachten
in geen enkel opzicht belemmerend werken.
Mocht de sociale revolutie, die men zegt na
te streven, zoodanige vormen aannemen,
dat het leven of de gezondheid der bevol
king ernstig gevaar loopt, bijv. door sta*
kingen bij den toevoer van water, gas en
olecfericiteit, den afvoer van vuil, enz., dan
zal de Regccring ook daartegen moeten op
treden. Dit is ook elders geschied en zal
steeds geschieden door iedere Overheid, die
zioh verantwoordelijk gevoelt vcor de ge
heelo bevolking en zich niet in dienst plaatst»
van een bepaalde groep uit de maatschap
pij, die door geweldsmiddelen haar wü
we nacht op te leggen aan de meerderheid1.
Gevraagd werd nog, welken waarborg do
Regeering heeft-, dat degenen, die zich vrij*
willig of belangloos zooals db Memorie van
Toelichting zegt, aanmelden, ook werkelijk
wanneer het er op aankomt, de Regeering
zullen dienen en van do verkregen wapenen
en de verworven geoefendheid geen gebruik
tegen haar zullen maken. Men meende ver
nomen tc hebben, dat in sommige gemeen
ten personen, die zich voor de burgerwacht.
hacDden aangegeven, geweerd zijn. Op wol
ken grondslag geschiedde dit? Men wees op
het gevaar, dat het uitreiken van geweren
en scherpe patronen aan de leden van bur
gerwachten in de grensstreken oplevert,
waar de smokkelhandel welig tiert.
Duur tob ijslagen voor 1919. Uit het Voor*
loopïg Verslag der Tweede Kamer blijkt het
volgende:
Algemeen was men der Rege-ering erfcenje*.
lijk, dal zij, het oorspronkelijk door haar in
genomen standpunt verlatende, ook voor het!
jaar 1919 een regeling wil treffen, waardoor
als regel aan het personeel in 's Rijks diens?
en enkele andere daarmede gelijkgestelde*
personen naast een dnurtebftslag voor kinde
ren een hoofdbijslag zal worden toegekend.'
De nog steeds abnormaal hooge levensstan
daard maakt dezen maatregel gebiedend noo
dig. Van verschillende zijden werd opi detil
voorgrond gesteld, dat het oordeel over de
hier aan de Kamer aangeboden ontwerpen-
in nauw verband staat met dat over de in hef
vorig jaar tot stand gekomen salarisregeling!
v ooi de Rijksambtenaren eu beambten.
Erkennende, dat aan de salarisregeling,
zooals die op grond van heb door de Staate-
commissie-Stork uitgebrachte rapport is tofl
stand gebracht, vele bezwaren verbonden]
zijn, verklaarden vele leden over het alge-
ineen met de beginselen, die aan die regelingj
ten grondslag liggen, zich niettemin zeer inH
genomen. Zij betreurden liet daarom zeer,-
dat' de Regeering in de 'duurtebijslag-rege-
ling, zooals die thans door haar is ontwor
pen, tot basis heeft genomen de salarisÖeïL1
zooals die op 1 Januari 1918, vóór de in
voering van het bezoldigingsbesluit dus, wa
ren vastgesteld. Deze leden waren van oor
deel, dat uitsluitend en over de geheele lijn
nooit, noocfc weer doen. Ik had zoo'n angst,
ik kón niet anders
„Er uit, er uit, schelm, ik zal je leeren
jij jij*1-!!"
Bij den kraag werd do huilende jongen,
die zich met macht verzette, door de klas
naar buiten geslierddreunend viel de
deur too. Van buiten drong nog een tijdje
onderdrukt gesnik naar binnentoen werd
alles stil.
Fijne zweetdroppels parelden den leeraar
op het voorhoofd„Vooruit maar, Wcdel,
jij vertaalt. Zin vijf?'
„Een jong meisje zou u graag even wil
len spreken, meneer."
„Ja, wat is cr
Meneer, mevrouw Büssing laat
vragen of u ook misschien weet, waar Wal
ther dezen middag gebleven is. Hij is nog
altijd! niet thuis gekomen."
„Zoo, zoo! Welnu, zegt u aan mevrouw,
dat een brief aan haar reeds onderweg is,
die zal haar wel beduiden, waarom haar
jongetje niet thuis kwam. Waar die zich
ophoudt, kan i k onmogelijk weten. Om
twaalf uur dezen morgen heb ik hem de
kla® uitgezet, omdat nu ja, dat staat
in den brief. Breng deze boodschap aan
mevrouw
„Goed, meneer."
„U daar, meneer Vertel eens, in uW
klas was immers de kleine Büssing?"
J a.
„Hoeft u het al gehoord?"
„Wat dan?"
„Hij heeft "rich verdronken."
„Ja, verbeeldt u, men fluistert enfin,
u zelf zult. dbarover hot beste opheldoring
kunnen geven".
„Was het bij een anderen leeraar, of bij
u, dat er een kleine botsing
„Bij mij".
„U heeft hem er uit gezet, nietwaar?"
„Ja.
„Nu heet hot ik zeg, héét- het
precies weet niemand het, en ik zelfs heole-
maal niet, dat het een met het ander in
een zeker verband zou staan... Mag ik u
een glas water geven, collega? De zaak
pakt u aan; dat kan ik mo voorstellen".
„Dank, laat u maar! Ik ik kan
mij niet indenken, dat de jongen zioh die
zaak van dezon morgen zóó aangetrokken
zou hebben
„Geloof ik ook niet, heelemaal niet. Daar
voor was hij toch ook veel te jong
„En en dat lag niet in zijn aard
neen, heelemaal niet. Hij was brutaal
moeilijk en ik ben werkelijk niet buiten
mijn boekje gegaan".
„Wind u zich maar niet op, collega".
,0, dat windt mij niet, niet in 't minst,
op. Ik mag misschien streng zijn, maar ik
ben rechtvaardig. Ik wil, clat men c?eze
zaak zal onderzoeken in elk gcva-1daar
sta ik op. Ik denk, dat uit zal komen, dat
ik volkomen correct, ik geloof inderdaad,
correct gehandeld1 heb."
Het koor der leerlingen zong.
De dominee sprak daarna kort.
Een paar scheppen losse aarde vielen
neer.
Over do herfstgetinte boomen van het
kerkhof zond do zon haar gouden stralen.
Het koor zong opnieuw.
Do moeder echter zakte inéén
„Komt u als 't u blieft weer binnen,
meneer Bart.
In het ruime vertrek met do hooge ra
men en boekenkasten langs den muur, za
ten, om de met groen-laken bekleede tafel,
allo leeraren der inrichting bijeen. Oudere
en jongere, bovenaan do rector, droog cn
koel.
Doctor Bart kwam binnon en ging tegen
over hem staan.
Een oogenblik heerschto er diepe stilte.
De leeraar zag er bleok, vermoeid uit.
Do rector stond'op.
„In gevolge uwer begeerte hebben wij
zonder in-acht-neming der collegialiteit of
der positie onzer inrichting het vooTgeval-
leno onderzocht. Wij hebben u gehoord cn
wij liebbon do leerlingen gehoord. Wij rijn
tot het volger.de resultaat gekomen-
Als inderdaad, wat naar onze meening
tamelijk uitgesloten is, van oen zelfmoord
van den jongen Büssing sprake is, öü-n
staat dio niet in direct' verband met uw,
optreden tegenover hem dien morgen, noeh
met uw omgang mot hem. Heb is immers
best mogelijk, dat. een ongelukkige pre
dispositie van den knaap, die, volgens vele
getuigenissen, een abnormalo jongen was,
dat zijn aanleg, de inspanning, die do school
hem oplei, de vrees voor de droigende,
rechtvaardige straf, hem in den dooi dre
ven. Dooh '-eel waarschijnlijker lijkt ons
allen, dat hier een ongeluk heeffc plaats
goha-d.
Aan u moet in ieder geval de getuige
nis gereikt worden, dat u rechtvaardig met
den knaap gehandeld hebt. De straffen, die
oplegde, moesten geschiedendaar
voor was u de leoraar. U heeft uw be
voegdheid in geenerlei wijze overschreden
e,n 'u zult in de uitoefening van uw be
roep ten allen tijde de achting ondervin
den, zoowel van uw superieuren als van
uw collega's. Er zal zorg gedragen worden,
dat do behandeling dezer zaak uitvoerig
aan mevrouw Büssing wordt meegedeeld;
ook zullen wij allen er op uit zijn, om de
onzinnige geruchten, die hier cn daar op
duiken, ernstig cn met klom te weerspre
ken.
Wensoht een der heoren nog het woord
Niemand antwoorckTo.
„Mag ik dan maar nu even als mensch
u, waarde meneer Bart, gclukwenschcn
met dit verloop der zeak. Ik bedank do
ovcrigo hcorcn. Ik sluit, nu aan heb doel
dor samenkomst beantwoord is, do verga
dering."
„TT staat 't mij dus toe, mevrouw Büsring,
dat ik u kom sboren in uw eenzaamheid
„Neemt u plaats, mijnheer Bart."
„Mag ik eerst uitloggen, waarom of ilc nu
pas oen hoe<l© week na de droevige ge
beurtenis tot u kom; ik, die na u aïiis-
sdhion, degene ben. die het didhtsT bij de
zaak betrokken is. Maar ik wilde u niet op
zoeken in düe eerste vrees©! ij ke dag-: n en
ik wi'ldo ook eerst dan komen, wanneer ik
zekeren grond onder do voeten had Ik