Ho. 18I5L LEIOSCH DAGBLAD Zaterdag 3 Mei. Tweede Blad Anno 1919c PERSOVERZICHT. IET BINNENLAND, Christelijke Hoqgere Burger- ccuolen. - In ,,DEROTTERI>AMMER" maande een inzender tot voorzichtigheid op het terrein van het Middelbaar Onderwijs. Hij wees er op, dat in de laatste jaren Chr. h. IB S. o£ Lycea geopend zij-, in Groningen; Alphen a. d. Rijn en Haarlem. T'haos is personeel noodig voor dergelijke inrichtingen to Zwolle. Stadskanaal, Leiden en Harder wijk. Wie geen vreemdeling is in de wereld van het Christelijk M. O. en Voorb. H. O. weet, dat reeds thans onze Christelijkp H. B. gciiolen en Gymnasia zeer weinig keuze heb ben bij het benoemen van nieuwe leeraren ot leeraressen;. ja, dat reeds hier en daar benoemingen plaats vonden van personen, die niet van Christelijke beginselen zijn. En ter wijl mor geleidelijke uitbreiding Groningen, Haarlem en Alphen nog nieuwe krachten behoeven, komen daar plots vwr nieuwe in richtingen de moeilijkheden onzer Christe lijke besturen weer vergreoion! Nu reppen wij niet eens van Vlaardingsa en van an dere plaatsen; het gevaar is .raó al bedenke- lijk genoeg. Gevaar van persertwl, niet van Chr. beginsel. Om dit gevaar i-e ontgaan, kom', men tot het aanstellen van oa&evoeg- 3 krachten. In het jongste nummer van hoï „WEEK BLAD VOOR GYMN. EN M. O." wijst de oud-inspecteur bij het M. O., de heer K. ten Broggencate, er terloops op, „dat er met de grootste toegevendheid door de inspecteurs moest worden geadviseerd en gehandeld, nis bij de oprichting der contessioneefo H. B. S. dikwijls meer dan de helft der docentes tmbevoegd was!" <\p grond hiervan maant do schrijver aan tot matiging bij het oprichten van nieuwe Chr. H. B. S. Do heer J. G. van Es, arts te Leiden, stegjt in „DE STANDAARD": Hartelijk ben ik het eens met de uitspraak 'dat bij het oprichten van Chr. H. B. S. veel omzichtigheid noodig is. Men moet niet met het „ontwerp-De Visser" in zicht dit jaar overai een 'Chr. H. B. S. willen oprichten, want dan loopt alles vast. Laat men begin nen met op plaatsen, waar zoo'n inrichting r.oodig en gewenscfit is, een Vereenigmg voor Chr. Middelbaar Onderwijs te stichten cn met 'kalm overleg de voorbereidende maat regelen nemen ook in financieel opzicht. Dit laatste 'blijft ook noodig, al wordt het oot- werp-Do Visser straks Wet. Zorgt Sien voor do financiën niet bijtijds, dan worden later zulke inrichtingen noodlijdend, hetgeen ver lammend werkt op het onderwijs. In Leiden bijv. had een eerste vergadering plaats 3 October 1917 en in Sept.. 1919 hopen wij onte Chr. H. iB. S. te bezitten. Wanneer men biddend en met verstand Kolk een weg inslaat, dan komen wij ook met onze leerkrachten niet in gedrang. Im- ners, wij moeten niet alleen Middelbaar On derwijs op 'Christelijken grondslag he6ben, maar dit onderwijs moet goed, liefst uitste kend zjin; het moet behoorlijk den toets kun nen doorstaan en daarvoor zjjn leerkrachten noodig, die .niet minderwaardig zijn, doob alleszins bevoegd en geschikt. Onbevoegd heid voor een of ander deel van het onder wijs moet uitzondering, hooge. uitzondering blijven. Hoe was het in Alphen en thans in Leiden met sollicitaties? Verleden jaar waren in Alphen voor 8 plaatsen f>0 sollicitanten, Zoo als een der Bestuursleden mij meedeelde, en in Leiden ontvingen wij op. onzen oproep voor Directeur: 12 sollicitaties (met volle bevoegdheid): 1) Onder deze hotsten waren 1) (Inmiddels heeft de benoeming plaats >;«had. Red. _,,L. D-") door SIEGFRIED NESTRIEPKA. „Ik heb het niet gedaan, eerlijk niet!" „Je liegt, jongen!" „Werkelijk niet, meneer. Ik weet hoele- /naal niet hoo het blad tusschen mijn pa- J perassen is gekomenik heb het niet weg- gepaktgeloof me^toeh, meneer!" „Lieg tooh niet zoo onbeschoft. Jij, jij alléén kunt het geweest zijn, "geen ander! >Vant jij bont een lnio kerel en "je hadt het noodig, om je er 'uit te redden." „Maar ik hèb het niet gedaan, meneer tje; heusch niet!" „Houd je mond stii De kleino kroop inéén en wa® stilalleen doorschokten hem nog af en toe lichte «enuw-snikjes. De grocbe oogen, vol angst, zochten nu on dan het gezicht van den leeraardikke tranen druppeldon af op do trillende, saam ge vou w en hjinden. Do jongo lccraar plukte zenuwachtig aan zija baardzijn gezicht was rood en zijn ademhaling gejaagd. Niemand van do dertig scholieren ver boerde een vin. Hij had ze er onder, de iongo doctor in do letteren. Eerst hadden •ijn collega's bodenlcelijk het hoofd geschud, toen men hem, den jongste, dieze klasso gaf, die een slechten roep bezat, maar Lij had haar gauw onder don duim do klas rustig en volgzaam geworden en men had hem over het bereikte hartelijk geluk Jjowcnscht. Alleen mot dozen éénen, dezen Walther Bussing, had hij moeite. Hij maakte do klas ^°t schamelehij kende noodt iets em als tnon togen h-ecn uitiviel, zette hij direct keel op. Hij was akelig dom en kon Je op oen brutale manier aankijken, met tets prikkeilondfe in den blik. En ook zou jij het onverwachts 't was alles onder et werk opeens uitproesten van 't la- on, zonder zelf te snappen, waarover hij Eigenlijk zoo lachte. Het ergste van alles' Walther Büssing loog-en bedroog, weemaal had de leoraar hem betrapt: A keer, dat hij afschreefden anderen 3 perron», die op 't oogenblik le er aar zijn aan een Openbare H. B. S., maar die uit over tuiging het Chr. Middelbaar Onderwijs willen dienen, ook al zou dit voorlobpig eenig fi-' nancieel offer1 van hen vragen, terwijl wij uitmuntende informaties over hen en hun onderwijs ontvingen. De ligging van Alphen, Den Haag en Lelden, dicht bij elkander, zal ook moge lijk maken om enkele leeraren gezamenlijk te benoemen, hetgeen met het oog op be perktheid van hun aantal ook een voor deel is. Ten slotte zal, ook m.i., wanneer meer gelegenheid wordt geschapen om aan leera ren van Christelijke levensopvatting een, ook in faoancieel opzicht behoorlijke^ositie aan te bieden, het aantal van alleszins bekwitnw leerkrachten gestadig toenen^yi. Gode dankbaar breng ik 'dan ook gaarne een eere-saluut aan Exc. "Minister^ De Visser voor zijn vurig streven in dit opdicht!. Geen lust. In de „PROVIN CIALE GELDBRiSöKE EN NIJMEEG- SCHE COURANT" lezen wij het volgende Het gaat met den lust om onderwijzer to worden bij buien. Er zijn jaren geweest, dat de oplcidingéinriahtingen geen raad wisten met de liefhebbers om een plaatsje op de bankon en dat de examencommdssios weken, zelfs maanden, zitting moesten houden om al do akte-begeer en den op d'on tand te voe len. Daartegenover staan jaren, dat er ge brek aan onderwijzend personeel en dat de oursus dei* opleidingsscholen begon met een klasse, ckie oven dicht aan privaatles als aan klassikaal onderwijs stond. Dit jaar schijnt de lust, om zdoh aan het onderwijs te wijden, weer gering te zijn. Het aantal jongelui, dat zioh opgaf voor plaatsing aan de Rijkskweekscholen, was veel kleiner dan in vroegere jaren vaak het geval was en hier en daar was het zelfs zóó klein, dat de beschikbaar gestelde plaatsen niet eens bezet konden worden. En de cij fers, die wij ontmoetten voor normaalles sen waarvan er sommige nog vrij abnor maal zijn waren niet veel beter. Do mogelijkheid bestaat bovendien, wij bedoelen daarmee niets onaangenaams aan het adres van directeuren en leeraren dat het gehalte der toegelatenen minder is dan bij drukke aanvrage. Immers, het is waarschijnlijk, dat de besten een anderen weg hebben gekozen en dat men, om toch een behoorlijk aantal te kunnen aannemen, de eischen verlaagt of bij de beslissing min der streng is. Eu dat zou weer leiden óf tot verlaging van het peil van den aanstaanden onderwijzer óf tot grootere inspanning voor .slechter voorbereiden om tooh op do go- we nsolito hoogte te komen Het verschijnsel, dat er zich zoo weinigen aanmeldden, is te opmerkelijker, nu een wetsontwerp aanhangig is, dat de finan cieel positie van den onderwijzer heel wat verbeteren wiil, zoodat het te verwachten iö, dat degenen, die nu aankomen, direct na het verwerven der akte in betere con ditie zullen zijn dan hun voorgangers. Bijzonder begeerlijk schijnt het onderwij zersvak niet geacht tc worden. Opmerkelijk bij\ mag het genoemd worden hoe betrek kelijk woinig onderwijzerszoons weer onder wijzer worden. Do vaders zijn vaak voort gekomen uit den eenvoudigen burgerstand, vaak ook van het platteland, en zij schijnen hun eigen onderwijzer-zijn te beschouwen, als een tussohonistation, een overgangstijd als het hun ©enigszins mogelijk is, 1 cd den zij hun kinderen voor iets anders op, iets hoo- gers. Misschien staat dat* „hoogere", wat de innerlijke waarde betreft, beneden het onderwijzersschap, maar dit laatste heeft, mcenen wij, dit tegen, dat de man tooh „m a a r" onderwijzer is en dat zijn broer, die naar een kantoor ging en daar wat promotie maakte, met veel meer en keer, toen hij beweerde, het schoolwerk gedaan to hebben, doch het schrift ver geten had, wat geheel verzonnen was. Buiten twijfel was hij nu oQ-k stellig do schuldige. Hij was het, die het papier uit den lessenaar had. genomen, waarop de op gave stond voor het a. s. proefwerk. Maar natuurlijk loog de bengel weer, dat was zoo zijn aard. Maar do zaak zou be hoorlijk uitgemaakt worden, oak ter wille van het gezag. En was hij hot geweest, dan kon men maatregelen treffen, om do klas van dit slechte element te bevrijden, cn direot, niet wachten tot do Paschen. „Walther Büssing .zegt, dat hij het blad niet hoeft weggenomenhij begrijpt niet, hoe het onder zijn plaats beland is. Wie van jullie heeft hot dan gedaan?" Alles bleef stil. „Nu hoor ik wat?! Iemand raoet hét tooh gedaan hebben!" Angst stond op veler gezichten to lozen. Niemand antwoordde. „Wio kan mij dan zeggen, wio het is, die het blad papier heeft gelicht? Wio heeft iets gezien? Antwoordt!" Wol zag de een den ander aan, maar niemand zei wat. „Welnu, dan zal ik de klas eiken dag pén uur langer houden misschien nog langer, totdat degene, die het schandelijke bedrog pleegdo, er mee voor den dag is gekomen, of zij, die er van a.f weten, be sluiten, den schuldige te verraden. Wij gaan door!" „Meneer „Wij gaan door. Ik ben nu voor niets meer te spreken." Maar do kleino Büssing was niet te hou den. Hij stond op. Zijn geheelo lichaam trilde. „Meneer. ik. ik heb 't gedaan." Het bloed steeg dr. Bart gloeiend naar het hoofd. „Vooruit, we gaan doorvertaal op, Wodel". „Meneer, lieve meneer „Stil „Wees toch niet boos, too! Ik ben zoo benauwd geweest voor het proefwerk, ik kon niet anders „Stil. Ik zal toch zeker wel stilte' kun nen hebben „Aoh, doe mo asjeblieft niots, ik zal het andere personen in aanraking kwam on zijn werk meer gewaardeerd werd. *De waardeering van den lageren onder wijzer is in ons land niet groot, veel te ge ring in evenredigheid van hetgeen er van hem geëisoht en verwacht wordtveel te gering voor de moeite, dde hij zich vaak moet getroosten, om allcrei kleingoed van zeer uiteenloop enden stand rekenen, lezen on schrijven en nog veel meer te leeren, ge zwegen nog van do „maatschappelijke en Christelijke deugden". Die geringschatting schijnt te zitten in het simpel onderwijzer- zijn met of zonder bij-akten. Want als de zelfde man een middelbare bevoegdheid ver werft voor een enkel vak en misschien als half-bevoegd een voorloopig plaatsje krijgt aan een H. B. S. of daarmee gelijkgestelde inrichting, dan veran Zeker, er zijn wel die gewaardeerd wore en en zelfs op de han den gedragen, maar lort er veel. gewone" onderwijzers, dat blijkt vaak eerst bij hun aftreden of bij hun dood. En tooh, vergeet men niet al te vaak, wat een geest kracht, moed en inspanning er noodög is geweest voor de vele uitnemenden, om het tot de hoogto te brengen, waarop zij staan Zij hebben gebreken, ongetwijfeld cr is in velen een tekort aan dit en dat. Maar wat zij goeds hebben en voortreffelijks, clat dan ken zij voor een goed dicol zichzelf. Het Rijk heeft de ouders door kostelooze opleiding en vergoeding voor onderhoud verleid hun jongens onderwijzer te laten worden, vaak doordat er ten plattenlande geen gelegen heid was om iets van bebeekenis te worden maar met 13 of 10 jaar laat het Rijk hen log en stuurt hen hot veld in met de bood schap om nu zelf maar te zien verder to komen. En velen zijn er gekomen zijn sie raden geworden van de maatschappij. Dio koeteloozo opleiding blijft drukken, hoe vreemd dit mag klinken in ons land is elke ambtenaar een minderwaardige, die koste loos wordt opgeleid of al spoedig in lagen rang een aardig*- traktement verdient, dat eigenlijk niet „aardig" is. Het nieuwe ontwerp-wet op «het Lager Onderwijs is er. Wij kennen dén inhoud op dit oogenblik niet zoo, dat wij conclusies kunnen trekken. Maar ó'én ding hopen wij dat het een groote verbetering beoogt in de opleidiag van alle- onderwijzers en dat het tèn gevolge kan hebben, d'nt het on derwijzerschap op een hooger peil kooit te staan. Maar de waardeering van het werk van don onderwijzer kan de wet niet voor schrijven die moet komen uit het publiek met medewerking van den onderwijzer zelf. Burgerwacht en Landstorm. - „ALLEN WEERBAAR", noemt het een be treurenswaardig .feit, dat de samenwerking tusschen Vrijwilligen -Landstorm "(militair in strument) en Burgerwacht (politioneel instru ment) te wenschen overlaat. Men tracht elkaar vliegen af te vangen, men kleineert eikaars arbeid,, de voorstan ders van den V. L. S. zien alleen heil in hun werk, die van de Burgerwachten in deze. Het typisch-Nederlandscke particula risme viert weer hoogtij, ten nadeele van cle zaak, waarvoor al die mannen zich toen met zooveel geestdrift en te waardeert ijver geven. Men ziet vaak door persoonlijke kwesties het hooge doel voorbij, of liever gezegd: niet, on vergeet, dat een dergelijk algemeen belang slechts behoorlijk gediend kan worden door zich zuiver objectief op een cn-pevsocnlijk standpunt te plaatsen. De vrijwillig ter beschikking gestelde energie zou tot zooveel groot-er resultaat kun-, nen leiden, indien wij allen ons steeds, met "volkomen wegcijfering van onzen eigen ge wichtig en persoon, de uitsluitende "vraag f.telden: Hoe wordt in de gegeven omstan digheden het doel als zoodanig het dichtst genaderd? En dat is in de eerste plaats door niet te zoeken "haar wat verdeelt, maar naar wet' vereen^; door uit de twee stroomingep, die beide veel goeds hebben en een schat van bruikbare factoren bieden, het grootst mrgelijke rendement te halen. Een mobiele, militaire V. L. S.-strijdmacht, gesteund door plaatselijke, politioneels bur gerwachten tot handhaving der orde: zoo teek ent ach de strooming in ons volk af. Weinig dan zonder de aldus tot uiting ko mende mentaliteit van onze natie geweld apu te doen, daaruit halen wat er uit te halen ist dcor elk recht te laten wedervaren en op liet. eigen gebied zoo degelijk mogelijk te maken. Laten wij ons hoeden in een soort gelijke fout te vervallen als van degenen, die, alléén heil ziende in dat standaardmodel van over do grenzen, onzen Nederlandsehan milicien tot een Pruisisch en gardist wilden maken en slechts bereikten, dat het slacht offer een onnatuurlijk product werd, dat n i e- raaud bevredigde. Een groot deel van ons volk wil nu een maal niet bij den V. L. S.. doch bij een --Burgerwacht; een ander deel juist wel. De aangewezen weg is dus die opvatting te knstalliseeren in de beide instituten en deze naast elkaar te doen bloeien, zondof afgunst, zonder kleinzieligheid, in volle waar deering van elks-bruikbaarheid-op-het-eigen- terre p Nooit nog was verdeeldheid en scheu ring gevaarlijker! De burgerwachten. Uil het voorloopig Verslag der Tweede Kamer blijkt, dat ver schillende leden hun instemming betuigden met dit Wetsontwerp on daarvan gaarne de urgentie erkenden. Zij spraken hun. in genomenheid uit met dit nieuwe blijk van waakzaamheid der Regeering. In de tegen woordige tijdsomstandigheden kunnen deze maatregelen niet worden gemist. Nu een deel der bevolking aanleiding heeft gevon den zich vrijwillig in dienst te stollen der overheid, is er alle roden aan degenen, dio bij een eventueel© vervulling van hun taak getroffen mochten worden, van Rijkswege een tegemoetkoming te verleenen. Andere leden konden zich met dit wets ontwerp geenszins vereenigen. Men vroeg, wat de Regccring aanleiding had gegeven de oprichting daarvan te bevorderen en aan te moedigen. In dit verband herinnerden zij aan do wijze, waarop die burgerwachten zijn ont staan. Hierdoor wordt de indruk gevestigd, dat de burgerwachten bedoeld zijn als middel om bij eventueele onlusten op to treden. Als oen toestand was ingetreden, die hand having van de orde ncodig maakt, dan kon men zich begrijpen, dat do Regeering zich van den ©teun van burgerwachten verze kert maar nu nog niets geschied is, dat op verstoring van orde gelijkt, maakt deze actio den indruk, dat cl© Regeering niet op haar normale machtsmiddelen durft ver trouwen om deze te keer en De hier aan het woord zijnde leden meen den, dat, waar do tegenwoordige toestand in geen enkel opzicht de oprichting van burgerwachten rechtvaardigt, het bevorde ren van de oprichting en do aanmoediging tot toetreding als een provocatie van de arbeidersklasse moet worden beschouwd. Do bovenstaande opmerkingen werden door velo leden weersproken. Men was van meening, dat do maart-regelen der Regeering 'toejuiching verdienen, omdat zij blijk geven van zorg en waakzaamheid voor de beveili ging van db grondwettig gewaarborgde vrij heden van allo burgers tegen degenen, dio ze in strijd met het democratisch beginsel op gewelddadige wijze zouden willen aan tasten. Op de basis van do tegenwoordige democratische Staatsinstellingen kan wijzi ging dor Staatsinrichting plaats hebben; met geweld mag dit niet geschieden. Werd do poging van No-vember van het vorige jaar herhaald, dan zon dit niet zonder bloedstorting afloopen, waarvoor de ver antwoordelijkheid zou neerkomen op het' hoofd van hen, die de revolutionaire actie hebben ontketend. De Regeering wil dit voorkomen haar optreden is dus niet agressief, ook niet repressief, maar proven*, tiof, en zal daarom eerder een geruststel lenden dan een onrustverwekkenden in* vloed uitoefenen. De voorstelling, dat de Regeering door haar maatregelen provoceert, is geheel on juist. Deze maatregelen zijn slechte gericht tegen de belagers der openbare orde, rust en veiligheid, maar geenszins tegen de mo- derno arbeidersbeweging, die zich van een wettige actio bedient, hoe vèr-strekkend de gevolgen eener dergelijke actie ook mogen zijn. Op een diergelijke actie der arbeiders klasse zal de oprichting van burgerwachten in geen enkel opzicht belemmerend werken. Mocht de sociale revolutie, die men zegt na te streven, zoodanige vormen aannemen, dat het leven of de gezondheid der bevol king ernstig gevaar loopt, bijv. door sta* kingen bij den toevoer van water, gas en olecfericiteit, den afvoer van vuil, enz., dan zal de Regccring ook daartegen moeten op treden. Dit is ook elders geschied en zal steeds geschieden door iedere Overheid, die zioh verantwoordelijk gevoelt vcor de ge heelo bevolking en zich niet in dienst plaatst» van een bepaalde groep uit de maatschap pij, die door geweldsmiddelen haar wü we nacht op te leggen aan de meerderheid1. Gevraagd werd nog, welken waarborg do Regeering heeft-, dat degenen, die zich vrij* willig of belangloos zooals db Memorie van Toelichting zegt, aanmelden, ook werkelijk wanneer het er op aankomt, de Regeering zullen dienen en van do verkregen wapenen en de verworven geoefendheid geen gebruik tegen haar zullen maken. Men meende ver nomen tc hebben, dat in sommige gemeen ten personen, die zich voor de burgerwacht. hacDden aangegeven, geweerd zijn. Op wol ken grondslag geschiedde dit? Men wees op het gevaar, dat het uitreiken van geweren en scherpe patronen aan de leden van bur gerwachten in de grensstreken oplevert, waar de smokkelhandel welig tiert. Duur tob ijslagen voor 1919. Uit het Voor* loopïg Verslag der Tweede Kamer blijkt het volgende: Algemeen was men der Rege-ering erfcenje*. lijk, dal zij, het oorspronkelijk door haar in genomen standpunt verlatende, ook voor het! jaar 1919 een regeling wil treffen, waardoor als regel aan het personeel in 's Rijks diens? en enkele andere daarmede gelijkgestelde* personen naast een dnurtebftslag voor kinde ren een hoofdbijslag zal worden toegekend.' De nog steeds abnormaal hooge levensstan daard maakt dezen maatregel gebiedend noo dig. Van verschillende zijden werd opi detil voorgrond gesteld, dat het oordeel over de hier aan de Kamer aangeboden ontwerpen- in nauw verband staat met dat over de in hef vorig jaar tot stand gekomen salarisregeling! v ooi de Rijksambtenaren eu beambten. Erkennende, dat aan de salarisregeling, zooals die op grond van heb door de Staate- commissie-Stork uitgebrachte rapport is tofl stand gebracht, vele bezwaren verbonden] zijn, verklaarden vele leden over het alge- ineen met de beginselen, die aan die regelingj ten grondslag liggen, zich niettemin zeer inH genomen. Zij betreurden liet daarom zeer,- dat' de Regeering in de 'duurtebijslag-rege- ling, zooals die thans door haar is ontwor pen, tot basis heeft genomen de salarisÖeïL1 zooals die op 1 Januari 1918, vóór de in voering van het bezoldigingsbesluit dus, wa ren vastgesteld. Deze leden waren van oor deel, dat uitsluitend en over de geheele lijn nooit, noocfc weer doen. Ik had zoo'n angst, ik kón niet anders „Er uit, er uit, schelm, ik zal je leeren jij jij*1-!!" Bij den kraag werd do huilende jongen, die zich met macht verzette, door de klas naar buiten geslierddreunend viel de deur too. Van buiten drong nog een tijdje onderdrukt gesnik naar binnentoen werd alles stil. Fijne zweetdroppels parelden den leeraar op het voorhoofd„Vooruit maar, Wcdel, jij vertaalt. Zin vijf?' „Een jong meisje zou u graag even wil len spreken, meneer." „Ja, wat is cr Meneer, mevrouw Büssing laat vragen of u ook misschien weet, waar Wal ther dezen middag gebleven is. Hij is nog altijd! niet thuis gekomen." „Zoo, zoo! Welnu, zegt u aan mevrouw, dat een brief aan haar reeds onderweg is, die zal haar wel beduiden, waarom haar jongetje niet thuis kwam. Waar die zich ophoudt, kan i k onmogelijk weten. Om twaalf uur dezen morgen heb ik hem de kla® uitgezet, omdat nu ja, dat staat in den brief. Breng deze boodschap aan mevrouw „Goed, meneer." „U daar, meneer Vertel eens, in uW klas was immers de kleine Büssing?" J a. „Hoeft u het al gehoord?" „Wat dan?" „Hij heeft "rich verdronken." „Ja, verbeeldt u, men fluistert enfin, u zelf zult. dbarover hot beste opheldoring kunnen geven". „Was het bij een anderen leeraar, of bij u, dat er een kleine botsing „Bij mij". „U heeft hem er uit gezet, nietwaar?" „Ja. „Nu heet hot ik zeg, héét- het precies weet niemand het, en ik zelfs heole- maal niet, dat het een met het ander in een zeker verband zou staan... Mag ik u een glas water geven, collega? De zaak pakt u aan; dat kan ik mo voorstellen". „Dank, laat u maar! Ik ik kan mij niet indenken, dat de jongen zioh die zaak van dezon morgen zóó aangetrokken zou hebben „Geloof ik ook niet, heelemaal niet. Daar voor was hij toch ook veel te jong „En en dat lag niet in zijn aard neen, heelemaal niet. Hij was brutaal moeilijk en ik ben werkelijk niet buiten mijn boekje gegaan". „Wind u zich maar niet op, collega". ,0, dat windt mij niet, niet in 't minst, op. Ik mag misschien streng zijn, maar ik ben rechtvaardig. Ik wil, clat men c?eze zaak zal onderzoeken in elk gcva-1daar sta ik op. Ik denk, dat uit zal komen, dat ik volkomen correct, ik geloof inderdaad, correct gehandeld1 heb." Het koor der leerlingen zong. De dominee sprak daarna kort. Een paar scheppen losse aarde vielen neer. Over do herfstgetinte boomen van het kerkhof zond do zon haar gouden stralen. Het koor zong opnieuw. Do moeder echter zakte inéén „Komt u als 't u blieft weer binnen, meneer Bart. In het ruime vertrek met do hooge ra men en boekenkasten langs den muur, za ten, om de met groen-laken bekleede tafel, allo leeraren der inrichting bijeen. Oudere en jongere, bovenaan do rector, droog cn koel. Doctor Bart kwam binnon en ging tegen over hem staan. Een oogenblik heerschto er diepe stilte. De leeraar zag er bleok, vermoeid uit. Do rector stond'op. „In gevolge uwer begeerte hebben wij zonder in-acht-neming der collegialiteit of der positie onzer inrichting het vooTgeval- leno onderzocht. Wij hebben u gehoord cn wij liebbon do leerlingen gehoord. Wij rijn tot het volger.de resultaat gekomen- Als inderdaad, wat naar onze meening tamelijk uitgesloten is, van oen zelfmoord van den jongen Büssing sprake is, öü-n staat dio niet in direct' verband met uw, optreden tegenover hem dien morgen, noeh met uw omgang mot hem. Heb is immers best mogelijk, dat. een ongelukkige pre dispositie van den knaap, die, volgens vele getuigenissen, een abnormalo jongen was, dat zijn aanleg, de inspanning, die do school hem oplei, de vrees voor de droigende, rechtvaardige straf, hem in den dooi dre ven. Dooh '-eel waarschijnlijker lijkt ons allen, dat hier een ongeluk heeffc plaats goha-d. Aan u moet in ieder geval de getuige nis gereikt worden, dat u rechtvaardig met den knaap gehandeld hebt. De straffen, die oplegde, moesten geschiedendaar voor was u de leoraar. U heeft uw be voegdheid in geenerlei wijze overschreden e,n 'u zult in de uitoefening van uw be roep ten allen tijde de achting ondervin den, zoowel van uw superieuren als van uw collega's. Er zal zorg gedragen worden, dat do behandeling dezer zaak uitvoerig aan mevrouw Büssing wordt meegedeeld; ook zullen wij allen er op uit zijn, om de onzinnige geruchten, die hier cn daar op duiken, ernstig cn met klom te weerspre ken. Wensoht een der heoren nog het woord Niemand antwoorckTo. „Mag ik dan maar nu even als mensch u, waarde meneer Bart, gclukwenschcn met dit verloop der zeak. Ik bedank do ovcrigo hcorcn. Ik sluit, nu aan heb doel dor samenkomst beantwoord is, do verga dering." „TT staat 't mij dus toe, mevrouw Büsring, dat ik u kom sboren in uw eenzaamheid „Neemt u plaats, mijnheer Bart." „Mag ik eerst uitloggen, waarom of ilc nu pas oen hoe<l© week na de droevige ge beurtenis tot u kom; ik, die na u aïiis- sdhion, degene ben. die het didhtsT bij de zaak betrokken is. Maar ik wilde u niet op zoeken in düe eerste vrees©! ij ke dag-: n en ik wi'ldo ook eerst dan komen, wanneer ik zekeren grond onder do voeten had Ik

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1919 | | pagina 5