De „Boeman" No. 18044. LEEDSCH DAGBLAD Dinsdag 24 December. Tweede Blad Anno 1913. Met de krijgsgevangenen op convooi naar Antwerpen. Kerstbloerrten. -x- Hot was een donkere morgen in de eerste week van Dccemher, toon er in Dordrecht een aanvang werd gemaakt met het inschepen van 1067 Fransche krijgsgevangenen met bestem ming naar Antwerpen. Het inschepen geschied de in drie Rijnaken on in iedere aak werden ongeveer 350 man ondergebracht. Alles ging langzaam en tegen elf uur 's morgens was het transport tot vertrek gereed. Omstreeks half- twaalf was hót convooi gevormd, do stuurlui der beide DordTochteche sdeepbooten, döe ons zouden trekken, zetten do schroeven in bewe ging en de reis naar Antwerpen, de eerste halte op den toont naar 't vaderland, waar de meeste dezer krijgsgevangenen 4 jaar ge leden voor gevochten hadden, werd begonnen onder de tonen der Marseillaise. Op ieder der drie schepen was een Fransch adjudant aangesteld tot commandant; het ge heel stond onder leiding van een Nederlandsch officier, die hen moest afleveren aan den Gar- q'zoenscemraandaut te Antwerpen. Het is niet gemakkelijk als HoIIand^ch offi cier de orde onder vreemde, door de krijgsge vangenschap afgestompte militairen te band haven. maar door do medewerking van de adju danten en de belofte dai alles gedaan zoo wor den om ze zoo spoedig mogelij kin huil vader land terug to brengen is ds gcheele reis in vol maakte ordo geschied en kan ik over de hou ding en het gedrag der aan mij toevertrouwde k-'jgsgovangeDen niet anders als met lof ge wagen. Voor het vertrek werd er nog op ge wezen, dat de Nederlandfiche wateren gevaarlijk zijn en dat alleen d a n de geheele rei* zonder ongelukken kon afloop.m wanneer men zich trikt aan de gegeven bevelen hield. Het eerste gedeelte van onze reis verliep vlot. Het getij was ongunstig en dus waren wij ge noodzaakt do haven van Dintelsas binnen te loopen om vandaar te trachten den voLgenden dag Antwerpen te bereiken. Nadat do x...rondigo mensch wat versterkt was uit do ruime voorraden door de Fransche regeering voor de krijgsgevangenen beschik baar gesteld, kwam de vroo'djk? Fransche geest boveD cn wend er bekend gemaakt, dat er dien avond een cabaret-voorslelüng zou zijn in een van de schepm. Er waren zeer goede zangers bij en de luchtige Fransche cabaret en ,*oldaten- liedjes hebben er het hunne toe bijgedragen om den avond vlug te pass eer en; het was tijd om to gaan slapon voor dat we het zelf wisten. Onder de zangers, die zich lieten hooren. wa ren do meestuiteenloopende typ on. Het eerst verscheen een Parijzenaar, die ona eenige van de Chansons du Montmartre liet hooren. Deze schilderen het leven zoowel van den vroolijken als van den triesten kant. Heel m»i was het liedje, waarin do armoede van een verliefden schilder bezongen werd Het werd met gevoel vooa. lragen en de zanger moest het dan ook herhalen. Toon volgde een Marokkaan, d:e oenige diopweemoodige Arabische zangen ten beste gaf. De inhoud van deze liedjes is bijna altijd het zelfde, er werd ons in verteld van een held, zijn paard en zijn geliefde, de muziek is eigenaar dig somber en wanneer zoo'n liedje goed voor gedragen wordt, laat het een diepen indruk op den toehoorder na. Een Alpenjager zong herdersliedjes, m*t een zuidelijk accent en dus lastig te verstaan, maar voordracht en opvatting getuigden van een muzikaal gevoel, zooals men bij ons onder het volk zelden aantreft. Een merkwaardigheid is wel, dat de Fransche soldaat er niet van houdt om gezamenlijk to zingen. Marscheert men met een troep dan hoort men or één zingen en niet allen tegelijk, zooals wij dat hier in Holland gewoon zijn Alleen het Fransche Tipperary, een liedje genaamd „Ma- delohe" zongen allen mee Er was op dezen avond heel veel to genieten en het telkens los barstende geroep „bis" bewees wel, dat ook de Franscheu het gepresteerde naar waardo wis ten te schatten. Dien avond heb ik nog cenigon tijd met den adjudant-eD-chef Pruvost zitten praten over zijn verblijf in Duitschland Veel hebben wij er kun nen lozen in de verschillende dagbladen, maar als men het hoort vertellen door iemand, die eelf alle ellende heeft meegemaakt, dan beseft men pas goed wal het voor deze rapnschen is om weer terug te gaan naar hun Vaderland, naar vrouw en kinderen De meeste van deze menschen waren uit het kamp bij Friedrichs- feld en enkele van Munster De klachten be troffen hoofdzakelijk het voedsel en de slechte behandeling. Deze krijgsgevangenen moeaton voor een groot deel leven van de pakketten met levensmiddelen, die zo uit hun eigen land ont vingen. De Franschen kregen ongeveer 21/» Eg biscuit per week. Voor degenen, die werkten, hetzij in do fabrieken of op het land werden de pakketten bewaard; waar zij werkten waa het eten slecht en onvoldoende. Het behoorde dan ook niet tot de zeldzaamheden, dat de krijgsgevangenen naar de kampen werden te ruggezonden en aldaar van uitputting en on dervoeding bezweken. Heel sterk schijnt dat het geval geweest te zijn met de Russen Mijn zegs man schatte het aantal Russen, in krijgsge vangenschap gestorven, op 200.000 De men schen waren allen ondervoed en afgestompt. In Holland waren zij al weer wat bijgekomen en de einde! ijko verlof» ing benevens do god ach to aan hui' heeft de geesten weer verheidord. Nog tal van andore bijzonderheden werden mij verteld omtrent do behandeling, deze ko men echter bijna allo overeen met de reeds zoo herhaalde klachten, die wij in de dagbladen hebben kunnen lezen. Den volgenden morgen waren wij reeds vroeg in de weer om allee voor de verdere reis Daar Ad t wei pen in orde to maken ed om 7 uur werd do tocht door de lastige ge deelten van onze Zeeuwstcb© vaarwatora be gonnen. Het was aanvankelijk mooi weer, n aar reeds spoedig begon het to motrege nen hetgeen het varon natuurlijk zeer be lemmerde vooral toen het cenigon tijd later nog begon te misten. Hoe troosteloos somber zag alles er uit, de schorren en slikken kwamen langzaam boven water. Op de dijken van Thokvn, die vaag uit den mist opdoemden, tVaa geeo sterveling te zien. Zoo nu en dan zagen wij een schim uit den mist naar ons- toekomen meestal een mosselenscheepje, dat naar hui9 to© ging om de vang3t te verkcopen. Omstreeks halfolf kwamen wij te Womel- otiago aan, waar we ©enigen tijd moestee wachten om door do sluis geschut te worden. Reods spovdig waren er kooplui aan den wal met sigaretten, tabak, ldcifere enz. en daar kwam do Hollandscho handelsgeest bo even. Ik moest onwillekeurig denken aan het bekende rijmpje: In matters of commerce the fault of the - (Dutch Is giving too little and asking too much. Hot spijt mij dat ik het zeggen moe"., maar wij hebben geen goeden indruk vaa Wcmoldinge medegenomen. Men trachtte de ongeLukkige krijgsgevangenen af te zetten. Men verkocht Lucifers boven den maximum prijs, tabak voor een prijs van 8 Mark, siga retten voor 3 Mark. Een veldwachter, de eenige van Wcmoldlinge, die er bij stond, wilde geen proces-verbaal opmaken, toen hij er bij tegenwoordig was, dat er goederen boven den maximumprijs verkocht werden! Het was goed, dat we door konden varen want andera had men deze berooido rnen- sehon misschien nog meer gold afhandig ge maakt. Inlusschen was do mist dikker geworden en besloot ik te Hansweert te blijven. Toeo echter in den namiddag de lucht iets op klaarde zijn we verder gegaan en omstreeks h Ifzes passeerden wij de HoiL grens. Bij Lillo kwamen do Belgische douanen cveo aan boord, maar ons convooi boezemde de strenge heeren blijkbaar zooveel vertrouwen in, dat wij aanstonds vrij konden doorvaren. De Schelde, de hartader van BeLgië, die zulk een belangrijk© rol zal spelen bij de vredes onderhandelingen en de beschikkingen der grooto mogendheden, bood ons geen bijzon der schouwspel, want de duisternis belette ons zelfs haar oevers te tien. Ongeveer 9 uur kwamen wij te Antwer pen aan. Toen wij bij het ge-bouw van bel Loodswezen meerden, waren er reeds eenige honderden belangstellenden aan den wal, oio ons met het vriendelijk© woord „kaas koppen'' begroetten. Na mijn orders ont vangen t© bobben van den plaatselijke^ commandant word een aanvang gemaakt met het ontschepen van 400 man, die den- zelfden 'avond nog in een van de kazernes onderdak zouden vinden. De tocht van de Rijnkade naar d© kazerne door de hol ver- I lichte straten was een zegetocht gelijk Overal langs den weg stonden de burgers en do kreten van „Vive la France'' en „Vive La Bdgique" waren nrïet van de lucht. Hier en daar word mij gevraagd even halt te houden: men wild© d© bevrijde kameraden sigaretten, koffie en bier offreeren. De toe- schouwers en meelooper9 hadden het druk over de dappere bondgenooten en de verbroe dering bereikte haar hoogtepunt toen ceu j madammeke een poilu met een praohtigeo knevel om den hals vieL Toen was het weer een ge-vive-la-France van je welste. Om 1 uur wft3 alles onderdak en konden cok wij naar kooi gaan om uit te rusten van een vermooic-nden dag. Den volgenden morgen vroeg werd een aanvang gemaakt met het aan wal zetten van de overige man schappen, die den nacht op de schepen had- oen doorgebracht een minder hygiënisch Lo gies, maar in jarenlange krijgsgevangen schap wordt men niet verwend en leort men terusten in gebrek aan comfort. In drie I kwartier waren de 660 overigen aan wal eo I kon de tocht naar de kazerne begonnen wor i den. Al weder groote belangstelling. Op eens werden de ramen van een schoolgebouw dat wij passeerden geornoerd met allerbe minnelijkste jonge dameakopjes. Hun „Vive ia France'l schalde weer over onz,© hoofden. Toen alle manschappen in de kazerne w .- ren overgegeven aan het Belgische leger was onze taak atgeloopeD en konden wq eens eeo kijkjo gaan nemen in Antwerpca. P.ier en daar waren de overblijfselen van het bombardement ia 1914 en van de luchtaan vullen nog to zien, maar het leven ging weer zijn gewonen gang, alsof er niets gebeurd vcas. Hinderlijk was het, dat men ons nu en dan voor Duilschcrs aanzag, waar ver moedelijk onze grijsgreeno uniformen aa i debet zijn. Enkele malen hoorden we ons „Boches"" naroepen en of wij dan al betoog den, dat we Hollanders waren, dat gaf ons niet veel, want men bleef wantrouwig naar onze uniformen zien. Een tweetal dames kwalificeerden ons heel liefelijk als „ver dommelingenwellicht ook al een symp- toon van den Hollander-haat door politieke Hetze in Vlaanderen gewekt. Scmmigo artikelen zijn in Antwerpen nog zeer duur, andere weer goedkoop. Schoenen, kleeien, enz. zijn bijna niet te betalen, zoo vraagt men voor een paar schoenen 275 francs. Chocolade kost 2 £r. 50 per reepje, terwijl de thee. een artikel dat wij bijn» niet méér kennen, slechts 5 francs por pond kost. Een winkelier vertelde me, dat deze Coylon-t.he© (een partij van 10.000 E.G.) ia ©en pakhuis teBreda had gelogeerd, terwijl wij hier zalen te verlangen naar een kopje van dat heerlijke vocht. Om nog een paar ander© cijfers to nocmea vet buiten distributie kost 4 fr. per pon-I, vleosch 6 fr., sigaren fr.1.5 per stuk, siga retten per doosje van 20 stuks f-r. 3.75, ad vocaat fr. 50 por flesch, ooch tail fr. 6 a fr. 10 per glas. Van brood wordt 450 gram per dag verstrekt. In verschillende étalages zijn greot© hoe veelheden ko-pcr uitgestald. De Belgen heb ben er blikbaar echt Ieuto in, daarmede to loten tien, dat ze den Dubs te slim zijn af- geweest dat zo zijnt in alle gaten on h^koo speurend© metaalzoekers lakoniek hebbea verschalkt. Buitengewoon vindingrijk zijn ze geweest in het verstoppen en jarenlang verborgen houden van wol, koper, kostbaar heden, enz. Het Antwerpsche brood is heerlijk en smaakt als banket, waDneer men het na eeD Holandsche oorlogsboterham eet. Het is mij gebleken, dat het oude spreek woord „Ondank is 's werelds loon", nog steeds zijn waarde behouden heeft, want in BeLgië schijnt men ou reeds vergeten te zijn, dat wij met een ze-kor gedeelte van het Bel gische volk ons toch al niet te ruim rant soen geauren-de 4 jaren gedeeld hebben. Do stemming legen dc Hollanders is niet a! te best en men neemt ons o.a. kwalijk, dwt w;j buiten den oorlog geblevcD zijn. Enkel© Belgische officieren, die ik ontmoet heb, spraken integeno©©! met waardeering <-v©r al hetgeen Holland voor de gevluchte Bel gen heeft gedaan Het is te hopen dat velen in het Belgen- tand ©r zoo over gaan denken en de vriend-, schappelijke betrekkingen tusschen Noord en Zuid zuLlen bestendigd worden. Na een voorspoedigen terugtocht wareo wij Maandagmorgen weer vroeg in de oude* Merwestad terug. C. LORENTZ. Onder de winkels in dc groote steden dlio veefl.wonk van „Kerstuitstaliling" hebben ge maakt, nemen de banketbakkers en bloemen winkels eeu eigenaardige plaats in. Ze zijo opvalüend „rood" en in dit opziobt atle het zelfde. Vooral 's avonds trekken zij dadelijk do aandacht met hun getemperd rood licht od gedekt© tin tea van donkergroen en lak- rood; stemmig, maar toch warm I Maar vanwaar al dat rood? Men vroeg het dezer dagen aan een paar bloemen winkeliers maar zij wisten het niet. Vermoedelijk is de kleur der huls bessen de aanleiding tot dit gebruik geweest. Men is begonmen met rood lint bij de rood- bctsaige huisbakken te voegen, later gebruikto men roede mandjes, rood© jardinières eo kwam men tot het rood© liebt. Nu zien we in d© winkels rood© Kerstklokken, rood© tan- taai ns, tood© sterren van Bethlehem, vuurto rens mot rood licht. onz. alles opgeluister] met. rood© Anjers; roode Erica's roode Cycla mens en de rood© Kerststerren (Poïnsettia'si, Maar de rood© massa vormt de hulst, de stem- migo hul6t mot zijn roode bessen, en over treft iin hoeveelheid zelfs verre de maretak ken, de mistletoe der Engelschen met de gl-aa- zisge witte bessen. Do gewoonte, om het Kerstfeest met bloe men te vieren, neemt elk jaar toe. 't Is een gewoonte, die uit Engeland, waar de „Mistilo- tco" on de „Hollv'* in groot© eero staan, t» t ons is gekomen en door de bloemisten ©j bloomen winkeliers zeer wordt aangemoedigd. Ken Kerstverhaal naar het Russisch van .VA Si LI HEMIROVICH—DAUCHENKO. (Nadruk verboden). 0 Vredig lug het rustige ofcadskwartier in de neveien van de. vallenden winteravond. Hier en daar o-gon oen lichtje zich te ver- toonen achter de nr'en der huizen. ,,De boom kijk, de boeman, daar is-ie Een greep kinderen, in een straat aan 't speien, maakte zich haastig uit de voeten. ,,Oppassenl Do boeman! De boeman I" klonk hot óveral uit schrille, luide kinderstemmen. Een sneeuwbal werd tegen eten rug van den oudon man, den „boeman" gemikt;hij schonk er echter geen aandacht aan, zijn blik scheen zich naar binnen te richten, zijn heele gang had iets aarzelenda en schuws. Hij was eigenlijk heelemanl geen vrees-aanjager, «reen boeman. Zijn mager, lang lichaam "bogen als onder druk kend leed, z -.j.nderigo schouders sta ken harkerig uit de versleten jas; uit de mouwen hingen stokkerige armen en roode handen af en do magere nek droeg een ouden, beproefden, witten kop. Het geheel was het toonbeeld van verlatenheid en wanhoop. In zijn ©igen straat nam men geen notitie meer van hem,' maar overal elders werd de eigenaardige verschijning met vrees en argwaan bespied. „Pas op, daar komt de „boeman", hij zal je krijgen I" Deze bedreiging was vaak voldoende om baloorige kinderen zoet te krijgen gelukte het niet, dan placht wel eens een b -nne don grijsaard aan te spreken, om hem te vra gen desnoods maar ©ven te <7.Hen verma nen met een dreig-vinger. Bij oen dergelijk verzoek gleed or oon zonderling licht over het oude gelaat. Vriendelijk, bijna Iiefkoozend zou hij hot stoute kind aanstaren, 'lat dan verlegen weg keek. Vanwaar kwam die glimlach? Het scheen alsof cr even oen stralend elfjo uit dat mi serabele menschhoopjo omhoog steeg. De oude man scheen na Li dergelijk in cident nog krommer dan anders te loopen. Met vèrhaastte passen, verward, sloeg hij willekeurige straten in en het duurde ge- ruimen tijd, voordat hij zijn stuur terug gevonden had, Elke vogel heeft zijn nest, elk dier zijn schuilplaats. De „boeman" had ook zijn wijkplaats. Hij woonde in een sous-terrain van een groot gebouw. Die woning bood oen wonderlijk schouw spel. Duisternis, stof cn vuil vierden er hoogtij. Niets was hier in twintig jaar aan geroerd of verzorgd. De oude man, leefde ■er alleenzijn voedsel haalde hij eens per dag uit. een winkelhij ontving nooit een mcnsch, en toch was hij niet heelemaal alleen. Hij lec-fde hier met zijn droombeel den en luisterde naar klanken die niet be stonden, en leefde een leven, vol mysterie. Af en toe bracht de post hem oen. brief. „Wat is dat?" „'t Is toch voor u?" „Waarvoor?" „U bent toch mr, Satin© „Ja, ja ik ben Satine," antwoordde de oude dan vaag, alsof hij in twijfel was over zijn eigen indentiteit. Hij nam de brieven, gooide ze naast zich neer en vergat ze. Zij waren ven familie leden, die wisten, dat hij geld bezat, en die hem bij tijden plachten te schrijven; doch hij gaf zich nooit de moeite om te weten, wat zij te vertellen hadden. Zijn huisbaas was geërgerd over de wijze, waarop zijn apartemenb bewoond werd. M^er dan eens stond hij op bet punt hem de huur op te zéggen, maar als hij den wonderlijken grijsaard voor zich had on deze hem met den hoed in do hand drin gend smeekte hem niet te hinderen, hem tevens een hoogere huur aanbood, liet hij hom tobben en de zaak bleef zooals zij eenmaal was. En wat maakte de bekoring dezer muren uit voor den vereenzaamden man? Hechtte hij zoo sterk aan de omgeving, omdat allo dingen o-m hem tastbare herinneringen waren uit een* gelukkig verleden Wanneer hij neerviel in den ouden leun stoel, kwam er na een kleine pooze een glimlach, een ideale glimlach, over zijn gelaat, die de kamer scheen te belichten. Hij hoorde, het zachte getrappel van kin dervoetjes: „Ben je daar, vadertje? Goe- naohtl" En de korte voetstapjes trippelden terug en iets wits schemerde bij de deur. Soms wachtte hij uren lang, zonder zich te bewegen, luisterend naar elk geluid, elk geruiseh. En opeens, ergens dichtbij, ver brak een kinderlach de stilte, het vroolijke, onbezorgde lachen van een gelukkig kind. Hij luisterde met ingehouden adem, zijn pijnlijke ocgen boorden door de deur. Heel zelden kwam het- voor, d-at een kinderliedje, een eenvoudig klein liedje van drie tonen door de kamers weerklonk; de beverige, gebarsten, oude stem deed wan hopige pogingen om op goede toonhoogte mee te zingen met de zilveren klankjes. De oude ontstak dan een kaars en met de koppigheid van den maniak ging hij zoeken naar sporen van indrukken van kleine voetjes. Hij*voad zo nooit. De eenige, die hij ontdekte op den stoffigen grond, waren die van de muizen en van zijn aigon groote laarzen. Wanneer hij tevergeefs alles had afge zocht, plaatste hij vermoeid do kaars op de tafel. Opniepw viel hij in zijn leuningstoel torug en staarde in het flakkerend licht. Na 'eenige oogenblikken vielsn zijn oog loden toe en was hij in diepen slaap. En dan vond hij altijd het pad, dat liem in ds wakende uren ontsnapte, terugden langen rechten weg, die hem voerde naar het ge lukkige land van het verleden. Twintig jaren vielen van hem af, twintig jaren van eenzaamheid en verdriet. Op nieuw was hij gelukkigopnieuw weerklonk de stem van zijn kind; „Goemorgen, vadertje, liefste vader." „Mijn jongen, mijn eigen lieve jongen Zijn armen strekten zich wijd uithet geluksland ging voor hem open, nain hem op Zijn vrouw had hij sinds lang vergeten; maar cr waren jaren geweest, waarin hij haar als de oorzaak van do huiselijke ellende had gebaat. Nu, in zijn geluksland, zag hij haar weer, zooals hij haar eens had liefgekregen, het mooie kind met do ondoorgrondelijke oogen l De eerste huwelijksjaren waren zonnig, maar toen zij van buiten naar de stad gingen, kwam de verandering. Zij verloren elkaar maar al to vaak in het gejaagdo leven. Zij huurden 'n woning; dezelfde, die hij nu nog bezat, maar hoe anders zag er toen alles uit! Steeds meer en meer drevsn zij van elkaar afsteeds werdon haar oogen onpeilbaarder. Achterdocht wroette in zijn hart-, scènes vielen er voor, ten slotte zag hij zich verlaten, zijn vrouw was wegge- loopen, met het- kind hij was alléén Het schijnt wonderlijk, maar de „boe man" bezat, zijn Paradijs. In zijn woning was een vertrek, dat jai/n geleden als kin derkamer had dienst gedaan, en dit ook was gebleven. De man, die zijn eigen om geving geheel verwaarloosde, was buiten gewoon vol zorg voor dit vertrek. Hier was alles poeper; hier placht hij soms heele avonden door to brongen. In een hoek stond een kinderbedje, bedekt met een frissche sprei; 't kussen werd geregeld op gesohud, hoewel in geen twintig jaar iemand or zich tegen aan had gevlijd. Steeds, als de arme vader binnentrad, zegende hij het bedje, zacht mompelende „Slaap goed, mijn jongen; slaap goed', mijn kereltje!" Hij weigerde te gelooven dat het. kind niet daar was, en zijn verbeelding deed de rest. Hij zou op den rand van liet bed gaan zitten en met gesloten oogen en ingehou den adem luisteren naar de zachte adem haling vanjket kind. En ten slotte hoorde hij haar niet alleen, maar zag de doken3 zoetjes, regelmatig bewegen. Dan glim lachte hij en dan dropen cr tranen van do ingevallen wangen. Soms zou hij een ver haaltje vertellen. Zijn beverige, haperende stern klonk droef door het kleine vertrek. Hij verbeeldde zich hoe heb kind, recht overeind zittend in zijn bedje, naar heb wondere vertelsel zat te luisteren. Lang zamerhand werd de stem vaster; hij kwam zelf onder den indruk van het verhaal, hij gesticuleerde, hij blafte als oen wolf/ miauwde als een poes, totdat opeens zijn stem stokte. In ontzetting zag hij naar hot bedje: Leeg was het. Alles was doodstil om hém 1 Met zijn hoofd voorover viel hij in de verzorgde lakens en bleef zoo liggen, tot dat do lamp uitging cn hij on zijn Paradijs in het donker schonen opgelost. Alles in de kamer was nog in denzelfden toestand als van voorheende groote tafel was overdekt met het geliefkoosde speel goed, niet één-a©nkel stuk ontbrak. Op een kleinere tafel lagen zijn schoolboeken; alles lag nog onaangeroerd; do eenzame man zou soms heel voorzichtig elk stuk op nemen en met kussen overdekken, het waren zijn schatt.cn, het was alles wat hem overbleef uit de vreugde-dagen. Soms, wan neer hij neerzat in do kinderkamer, zag hij een gezicht door de roet van het venster gordijn. Hot scheen alsof een hongerige blik zijn eigen recht op die voorwerpjes uit zijn treurig Paradijs wilde betwisten. Liep hij naar het raam, clan onderscheidde hij niemendalten slotte wende hij er aan en beschouwde zich ten prooi aan halluci naties. Toch bleven er oogen door heb venster glas staren, totdat de oude man bet licht had gedoofdbuiten in den kouden nacht snikte een oude vrouw het uit. Vanavond was het Kerstnacht, do twin tigste, dien hij eenzaam zou doorbrengen. Hij voelde zich droeviger dan ooit. Hij wilde thuis blijven, niet zien de straten, maar iets dreef hem naar buiten. De .boe man" zag overal opgewekte menschen; achter dc ruiten ontdekte hij Kerstboo- monoveral lachende kinderkopjes. Hoe brachten ze zijn jongen in herinnering! Plotseling kreeg hij ©en inval. Hij weerde dien af, maar heb fluisterde hem in 't oor, onafwendbaar; „Koop een Kerstboom." „Voor wic-a?" vroeg de oude bijna luid. „Koop een Kerstboom voor je herin neringen; zij zijn steeds bij je!" De man trad den winkel binnen. Men keek verwonderd naar den zonderling. Hij legde geld op de toonbank en vroeg om een boompje, om speelgoed en kaarsen. Hij keek rondom zich cn raakte verward door al het bonte, vroolijko, dat hem werd aangeboden. Onwillekeurig vroeg hij in zichzelf, vergetende do werkelijkheid „Kereltje, wat vindt je het mooist? Kies maar, kleintje-..." De verkooper keek hem verwonderd aan en vroeg hem iets, waardoor de oude zijn bezinning terug kreeg. Hij verliet den win kel met zijn schatten. Hij voelde zich op eens wonderbaar gelukkig. Hij >otstak, thuis gekomen, onmiddellijk het. licht en sloot zioh op in zijn heiligdom, bemerkte niet hoe af en toe de oud© verschijning op- uieuw door da ruiten tuurde. Weldra was heb vertrek in een zacht licht gehulddo Kerstvlammetjes blonken aan het Kerst boompje, met speelgoed versierd. „Daar heb je je Kerstboompje, mijn kind! Het is voor 't laatst, dat vadertje je er een kan gevenheb volgend jaar zal ik er niet meer zijn En opnieuw dwaalde zijn geest veraf en was het hem als hoorde hij kinderstappen in hot naaste vertrek. „Mijn jongen komt!" mompelde hij. „Wat zal hij blij zijn!" A li es wachtte, maar waarom kwam de jongen niet? Do trippelende voetstapjes stierven weg, slechts het even knetteren dor knarsen verbrak do doodelijke stilte. Do man viel in zijn. stoel terug. De ver warmde lucht trilde boven de kaarsen en boeiden nir. het vroegere ieveu trokken aan zijn geestesoog voorbij Zijn jongen kwam maar niet! Buiten vobrden 'n paar hongerige oogen al do bewegingen van den man daarbinnen. Haar oude, verschrompelde mond stamel de aldoor: „Volia'o Kerstboompje! Vo- lia'6 Kerstboompje 1" „Toon jij je mar. verliet on je later te trobsdh waart om zijn hulp in te roepen bij do ziekte van het kind, waardoor neb kind omkwam van gebrek, was jij toen ©cn moeder Heb je toen besefs wat jo door jo halsstarrigheid berokkende?" Luid als bellen sloegen die woorden vaa verwijt tege., haar hersenen; lager en la ger zonk het moeë hoofd op de borst. Do man zat in zijn stoel en durfde zioh niet bewegen. Wat was daar? Rechtop in den kinderstoel zat een kind, oen jongea. Heb stralende gezichtje zag recht in Imb gelaat van den vader, de teore, smalle handjes strekten zich naar hem uit. „Hoe gaat het met je, vadertje?" Do man staarde het aan. „Hoe gaat fret, vadertje; heb je mij niet geroepen?" „O, mijn jongen!" Hij wilde opstaan, hij kon niet, viel in zijn stoel terug. „Wat ben je oud geworden, vadertje! Waar is moesje?" Do man rilde. „Waar is moesje, vader?" En, vreemd- kinderstemmetje: „Va der, is die Kerstboom voor mij?" „Ja", was het zachte antwoord „Geef mij liever mijn moesje; ik zag haar in zoo lang niet. Geef haar mij!" „Je moeder was oorzaak van je dood"# „Dat woêt jij niet, vaderzij schreide, toen zij mij naar bed bracht; dag ea nacht schreide zijaltijd boorde ik haar schreien. Geef baar mij terug, vadertje." De lieve stem werd steeds dringender. Maar het was niet njeer zijn zoon, die sprak; het was 't geweten van den ouden man en al zijn zenuwen waren gespan nen. „Vadertje, wat deed je met moesje?"- En het stemmetje werd smeekend: „Va dertje, ik kan het niet verdragen, wees niet meer boos op moesje. Geef haar aan mij". „Ik weet ^ieb waar zij is", blonk beb gebroken. „O, ik zie haar zij is buiten, daar, voor het venster. Zij schreit gauw, ja, snel naar haar heen, vadertje, breng haar hier, geef haar aan mij." De'kinderoogcn, stralende van liofdfc ca meowaren, keken naar het venster. Do man rukt© zich uit zijn stoel op eu liep naar buiten De oude vrouw bemerk te zijn nadering niet. Zij staarde naar den Kerstboom, het kinderbedje en het speel goed Eindelijk waa hij haar dicht gena derd en greep haar zacht bij de hand, terwijl hij haar meevoerde met sterken wil „Kom mee! Jo jongen roept om je!" Dio woorden maakten haar week en volgzaam ©n zij ging mot den ouden man het huis in. Volia's Kerstboom werd niot langer door do kaarsjes verlicht; zij waren uit gebrand hij zelf was verdwenendo speelkamer waa leeg. Er zat geen figuur tje meer in den kinderstoel. Volia's wensch was verhoord, hij had zijn moesje terug en hij was heen gegaan Maar boven hun hoofden zweefde teer ©n vaag do verschijning van hun jongen. En het oude echtpaar hoorde een lieve, vergevende stem, zacht als de wiekslag van engelenvleugels, heel dicht aan hun ooren „Dag, üove vader cn móeder. Dag!"-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1918 | | pagina 5