LEIDSCH DAGBLAD Zaterdag 2 November.
Derde BSad
Anno 1918,
Brieveo van een Leidenaar.
ÜRSÖVERZICHL
FEUILLETON
GBfliOCJHLT.
m. 18001»
DOXXXXVI.
Met belangstelling heb ik, evenals nntler-3
jareo, ltennis genomen van de „Belagen,
behoore'nde bij het verslag van den .toe
stand der gemeente Leiden over 1917",
door B. en ,Wi den Gemeenteraad aange
boden; een boekdeel, dat de voortdurende,
mei ging vertoont om dikker .te worden, als
gevolg van toenemende bemoeiingen van
do gemeente op allerlei gebied. Het komt
ook dezen keer wel wat laat, waardoor
sommige verslagen iets van hun actualiteit
hebben verloren; waar zjj echter voor een
voornaamdeel ook historische waarde
hebben en onderzoekers van lateron tijd
als leiddraad kunnen dienen, hindert dit
niet zoo Veel. 'Wel is het 'te betreuren,
dat enkele gegevens er, nog wel in hei bij
zonder die, welke betrekking hebben op
da bijzondere tijdsomstandigheden, er niet
een plaats in hebben kunnen vinden. Zoo
ontbreekt bijv. 'het „Overzicht omtrent de
distributie van varkensvleesch", dat bij het
aidrukken nog niet was ingekomen. Het-
v "Ede geldt van het verslag ven het Ge-
Loseliteljjk Werkloozenfonds, dat ons cn
vooral ook het nageslacht met betrekking
tot dezen moeilijken tijd, zou kunnen inte
resseeren.
Ook het verslag van de Oommissie van
„De Graanbeurs" ontbreekt; de oorzaak
daarvan ligt in de buitengewone omstan
digheden, waardoor de meeste graansoorten
in handen der Kegeering zijn, zoodat daar
in geen handel wordt gedreven en het de
Commissie niet mogelijk was een verslag
over 1917 in te zenden.
Iutusschen blijft er onder de oS versla
gen nog genoeg over, dat de moeite van
het lezen en besfcuöeeren waard is, zoodat
ik hen, die dit boekdeel in handen krijgen,
aanraadt het niet ongelezen ter zjjde te
Ikzelf wil in ide eerste plaats iets mede-
tleelen uit het verslag omtrent het Open
baar Slachthuis, waarvoor menigeen zich
vermoedelijk meer dan anders in dezen
tijd van vleeschlooze dagen en clandestienen
viceschverkoop, zal interesseeren. Men is
allicht geneigd, te denken, dat het Slaclit-
huisbedrijf zeer .slap geweest is. Ba daar
voor is eènige reden. Doch dan doet het
wat vreemd1 aan te lezen: „Het afgeloopen
jaar hooft zich gekenmerkt door buitenge
wone drukte, wat nader uit iiet groote
aantal ges1 ach te dieren moge blijken."
Later wordt dan medegedeeld, dat in 1917
in totaal zijn geslacht 31,325 dieren, tegen
28,174 in 1916. Om een betere vergelij
king te krjjgen, heb ik deze cijfers ge
plaatst naast die van vóór den oorlog. In
1913 werden in het geheel geslacht 20,367
of ongeveer het 2/3 gedeelte.
Deze cijfers krijgen nog meer brteekenis,
als men bedenkt, dat er in 1917 1552 nuch
tere kalveren minder en 1466 koeien
meer geslacht werden dan een jaar te
voren. En op de soort van Tiet vee komt
het ook aan.
BeSalve voor de gewone consumptie, zoo
meldt het verslag, werden een groot aantal
dieren, met naiue varkens, aan de inrich
ting geslacht, om na jnzouting elders te
worden gedistribueerd. Bovendien waren He
lage venprijzen in het najaar, als gevolg
van het gebrek aan veevoeder, oorzaak, dat
veel meer runderen dan gewoonlijk ter
slachting werden aangevoerd: Ten slotte
werd bij voortduring doen- de militaire over
heid vain de inrichting gebruik gemaakt,
ter. voorziening in de behoefte aan vleesch
voe v et garnizoen Leiden en omstreken.
Voor de inrichting zelf en voor de ge
meente, die haar exploiteert, is er alle reden
om over deze vermeerdering van het aan
tal geslachte dieren tevreden te zijn. Het
gevolg er van is geweest, dat, ondanks
de meerdere uitgaven, o.a. ,ten gevolge
der veel hoogere kolenprjjzsn en de Ver
hoogde salarissen en loonen van het per
soneel, nog een voordeelig saldo is ver
kregen van circa; f28,000.
Wij mochten willen, dat de andere ge
meentelijke bedrijven het naar evenredigheid
ook zoo goed gemaakt hadden; maar overi
gens geven deze cijfers toch wel aanlei
ding tot eenige opmerkingen, welke natuur
lijk niets te maken hebben met de exploi
tatie als zoodanig.
Uit het verslag blijkt overtuigend, dat
de leiding uitnemend is geweest en de direc
teur schrijft ran het personeel, dat er veel
van is gevergd', terwijl de (aak nog belang
rijk is verzwaard' door de van Regeerings-
wege getroffen maatregelen inzake de dis
tributie van vleesch.
Aan den directeur en zijn personeel voor
hun goede zorg voor de inrichting gaarne
lof! Maar ik kan mij voorstellen, dat velen
der lezers, evenals ik, wel een beetje in
do war raken, als zij het overgroot aantal
geslachte dieren in verband brengen met
liet gebrek" aan vleesch, waarvan wij allen
ook in 1917, meer ol minder ervaring heb
ben. En het verschijnsel wordt nog minder
verklaarbaar, nis men eï rekening mee
houdt, dat er misschien nooit zooveel huis
slachtingen plaats geh'adi hebben als juist
in het najaar van 1917. Dit ging nog
weer buiten de 31,000 en zoowel van de
op het abattoir geslachte dieren om. Hoe
dit te verklaren?
Ik denk, dat menigeen spoedig genoeg
met het antwoord klaar fs. Natuurlijk
zal men zeggen het vleesch is uitge
voerd naar het buitenland. Maar de direc
teur verzekert nadrukkelijk, dat er niet
voor export geslacht is. Ér zou dus niets
over de grenzen gegaan zijn, tenzij als
smokkelwaar. Er moet cfus echter, ook nog
als men. in aanmerking neemt, dat er voor
het garnizoen te Leiden is geslacht, iets
mee gebeurd zjjn. Het aantal daarvoor ge
slachte dieren wordt niet afzonderlijk, ge
noemd', doch als men bedenkt, dat ook in
Vredestijd hier een garnizoen i3, en dit
vleesch van aan het abattoir geslachte die
ren gebruikt, dan kan dit alleen de .schaal
niet zoo ten gunste van de oorlogsjaren
hebben doen overslaan, dat het hooge cijfer
er voldoende uit verklaard zou kunnen
worden. Zeker is hier ook geslacht ten be
hoeve van de fabricage der eenheidsworst
onzaliger, gedachtenis doch daarvan
is ook een groot deel in den vorm van
worst in Leidien teruggekomen en onder de
bevolking gedistribueerd.
Zoo blijven wij staan voor het raadsel,
dat er bij een steeds toenemende schaarsc.hte
aan vet en vleesch, in 1917 een overvloei
vain vee is geslacht geworden, zelfs over
11,000 dieren meer dan vóór den oorlog,
toen de vleeschwinkels altjjd vol hingen on
iedereen bestellen Jcon en besteld kreeg
zooveel men hebben wilde.
Ook zonder precies te kunnen zeggen
hoe dit is gekomen, mogen wij zeker deze
gevolgtrekking maken, dat het mot de
vleeschvoorzienir.g, zoo min als met de le
vensmiddelenvoorziening in het algemeen in
1917, niet geheel en al goed1 'is gegaan.
En in 1918? Wie durft zeggen, 'dat liet nu
goed' gaat?
Dg invoering der Talraa-wetton
Naar aanleiding van do zinsnede uit dc Troon
rede over do sociale verzekering schrijft DE
RISIGOU ANK":
Na ruim vijf jaren in het „Staatsblad." te heb
ben gestaan, zullen de Talma-weltcn dan. toch
tot uitvoering komen!
Wij kunnen begrijpen, dat men thans, ook al
is. men naar onze overtuiging over het alge
meen wel reeds zoo ver gekomen, dat men die.
wetten niet meer als een ideale oplossing kan
beschouwen, toch tot ongewijzigde invoering
wil overgaan. Te lang reed9 is, tot schade van
velen, do sociale verzekering aan haar lot Over
gelaten, en het is meer dan tijd, dat men ein
delijk tot daden komt.
Maar toch betreuren wij diep, dat de vele ja-,
ren, welke thans nutteloos zijn voorbijgegaan,
niet beter zijn besteed, en dat men blijkbaar
thans to moedeloos is geworden, om uit de er
varing, welke vooral iu don laatsten tijd is op-"
gedaan, de noodige lessen te trekken.
Do practijk toch hooft voor hen, die zich de
moeite willen getroosten kennis te nemen van
do wijze* waarop do Oorlogszeeongevailenwet
ton genoegen van alle belanghebbenden, en niet
in do laatste plaats van de zeelieden zolf, is uit
gevoerd, zoo duidelijk mogelijk aangetoond, dat
een kostbare inrichting als de Radenwet in het
loven zal roepen niet noodig is om een behoor
lijke uitvoering der sociale wetten te waar
borgen
Wanneer begonnen wordt met eerst een leger
van ambtenaren aan te stellen, za.l later de
niet kunnen worden onderdrukt, om
aan die ambtenaren ook zooveel mogelijk de
uitvoering van allo sociale wellen in handen
to geven; do invoering der Radenwet zal, vree-
'zon wij, voor langen tijd haar stempel op de so
ciale verzekering drukken, en wij zijn over
tuigd, dat dit den verzekerden niet tot voordeel
zijn zal.
De ervaring vooral van den laatsten lijd heeft
ons geleerd, dat het in de hand werken van het
particulier initiatief den arbeiders ten goede
komt, en dat de wetgever er zich in de meeste
gevallen veilig toe zou kunnen bepalen een be
paalden \crzekcringsdwang op te leggen cn be
hoorlijk loo te zien, dat de wet wordt nageleefd.
Wij vreezen, dat Ifct hier eerst toe,komen zal,
nadat een kostbare ervaring geleerd zal heb
ben, dat men thans op den verkeerden weg is.
Een Volkenbond. In zijn jongsten
„STAATKUNDIGEN BRIEF 'dringt mr. van
Houten, er ^op aan, dat onze Regeering actief
zal optreden inzake de plannen van een vol
kenbond, die niet de zaak is van 'de oorlog
voerenden alleen, maar van allen. Dus moeten
de voorwaarden ook door allen- in een voor
aflen toegankelijke conferentie geregen! wor
den.
En voor ieder nadenkende is ook duidelijk,
dat de waarborgen, welke éen goed georga
niseerde Statenbond' kan opleveren tegen e'.k
machtsmisbruik, van welke zijde ook, gemak
kelijker maken in vredesvoorwaarden en
grensregelingen toe te stemmen, welke de
bestaande speciale, mili'a're en ccmmerci. ele
waarborgen van de betrokken Staten ver
zwakken. Immers kunnen daarvoor de waar
borgen van den Statenbond in de plaats tre
den, Waaruit weder volgt, "dat de regeling
van de voorwaarden van eventueel te gelijk'
met den vrede in werking tredenden afge-
meenen Statenbond een natuurlijke prioriteit
moet hebben vóór de re geling der vredes
voorwaarden tusschen de oorlogvoerenden.
Er zijn dan ook duidelijk twee couferen-
tiën noodig: een der oorlogvoer enden en den
der toekomstige deelnemers aan den Sinten-
bond en de laatste behoort ten spoedigste
haar werkzaamheden te beginnen, en zoo mo
gelijk tot een bevredigend resultaat te bren
gen.
In beginsel kan natuurlijk haar bijeenroi
ping- door eiken Staat geschieden, die be
reid is tot den Statenbond toe te treden. Zij
behoeft niet allen te omvatten, wier deelne
ming wenschelijk is, ai worden zij allen uit-
genoodigd. De werkzaamheden kunnen ook
begonnen worden door een onvolt Uiige ver
gadering, daar zij in zoover veeleer een we
tenschappelijke teak heeft, als z:j de meest
wenschelijke recoriorgam a heefc te over
wegen, om dezen oorlog den laats tón te. doen
zijn.
Wat te doen is, is in anderen vorm "dat
gene, wat in de derde vredesconferentie aan
de orde zou hebben kunnen komen, waarvan
de voorbereiding inderiij i reeds aan de Ne-
derlandsche Regeering was opgedragen.
Daardoor en doei" de antecedent'u met be
trekking tob de Vorige vredesconferentie!!
en de vestiging-Vffn vreaesp.deis en arbitra
gehof kan ons land zonder onbescheidenheid,
waar een algemeens conicrenko noodig is,
de leiding van het bijeenbrevg?n nemen.
Destijds kon ook Wilson heb initiatief ne
men en dat hij heli niet deed e.i kort daarna
ook Amerika aan den oorlog ging ckehiemën,
moest in die periode zwaar in heb gewicht
vallen en heefs misschien 'opk -voor onze
Regeering zwaar gewogen.
De tegenwoordige siaat van zeken brengt
echter ook voor halte de vraag weder aan
de orde, of zjj daarbij 'passief mag blijven.
De groote wijziging, die daarin sedert 1916
i§ gekomen, is, Slinkt mij, in hoofdzaak juist
geteekend in de rede .van den rijkskanselier'
Max von Baden van 22 October. Hij erkent,
dat voor Duiüschlandte machtspositie niet
meer. zal gelden „wat wij D.uitsckers zelf
voor recht erkennen, maar wat in vrijs ge
dacht cnwi-rs cling met inzs te gen-tan Iers als
recht erkend wordt.'' Maar ui? uiting geeft
onmiddellijk aanleiding t-ou de vraag deze
vrije gedachtenwisseling niet evenzeer de
neutralen aangaat en de daarbij ter sprake
komende vragen niet ten deele zelfs door
de neutralen onpartijdiger kunnen worden
beoordeeld. Niet zoozeer de grenskwestiën
titesehen de oorlogvoerende Staten, maar
de meer algemeens onderwerpen, bepaal de-
Lijk liet door Wilson in 1916 vooropgestelde'
omtrent het' gebruik 'der zee en haar Ver
bindingen, waarmede de toegangen te land
tot de zeehavens en de voorwaarden van het
gebruik r daarvan zoo onmiddellijk verband
houden.
De wenscltëlijkiieid van het bijeenkomen
van een algemeens conferentie over de voor
waarden van een algemeenen Statenbond min
stens gelijktijdig met het bijeenkomen eener
conferentie der oorlogvoerenden over het op-
houden van hun ouderlingen strijd kon moei
lijk in helderder licht gesteld worden dan
door dez? en andere uitingen van den Rijks
kanselier.
Geen d?r leden van den toskomsligen Sta
tenbond kan er ook onverschillig voor zijn,
dat de machtsverhoudingen van het hui
dige tijdstip niet ongunstig op <2^ Slechtheid
van dien idealen toekomst-bond sullen na
werken.
De Rijkskanselier opent het vooruitzicht,
dat de grondbeginselen, welke hij met Wil
son aanvaardt, aan het Duitsche volk offers
zal kosten. „Want'-, zegt hij, „de rechts
vraag staat niet stil voor onze grenzen.'
Maar de rechtsvraag kan nergens vastge
bonden worden aan de machtsverhoudingen
van deze of de naaste oorlogsperiode. Als
zulke door allianties, wapen- en geldmacht
geschapen machtsverhoudingen JSch in den
loop der jaren weder wijzigen, moet de
nieuwe toestand staan door eigen gewicht.
Vroeger e n. N u. Hieromtrent lezen wij
in de ..PROV. GELDERSCHE EN NÏJMEEG-
SCHE COURANT";
Er is en te reclit gewezen op den
zeer vevon dorden toon, die uit de redevoeringen
dat is de geijkte term! in do Tweede Ka
mer tegemoet klinkt. De welverzorgde redevoe
ringen \an vroeger, die vaak een stuk studie
vertegenwoordigden, zijn heel wat minder in
aantal geworden, maar bovendien hebben de
woordenkeus on betoogtrant zeer geleden. De
parlementaire taal, die de zaken, waarom het
-ging, toch cok voor fijngevocligo ooren duidelijk
genoeg bij den naam noemde, Nheeft plaats ge
maakt, bij dezen of genen ton minste, voor een
taal en woordenvloed, die men vroeger noorade
naar een plaats, die met het Parlement al zeer
weinig uitstaande heeft. Bestrijdon wordt schel
den, onjuistheden worden leugens, de beleefd
heidsvorm is niet tot het farn.ilja-re, maar tot
hot minachtende jij en jou afgedaald en de „ge
achte afgevaardigde", met wien men het niet
eens is, wordt aangeduid met benamingen, die
wij liever riiot herhalen. Do Voorzitter is niet
alle enleider der beraadslagingen en handhaver
van het Reglement van Orde. liij moet ook op
treden terechtwijzer en opvoeder van men-
8chen, die de taal cn dc manieren van de straal
en de achterbuurt, in 's lands hoogste vergade
ring willen overbrengen en alleen de eerste
schijnen te kennen.
Het is maar oen geluk, dat in dc officieele
verslagen niet allo interrupties worden opgeno
men, want opvoedend weren enkelen er van ze
ker niet; cn vrat den naam van debat draagt,
is soms een walglijke kijfpartij.
De taak van den Voorzitter, dio zich min of
meer aansprakelijk voelt voor hot figuur, die on
der zijn leiding vergaderde, naar buiten maakt,
wordt ev ontzei tend, door verzwaard. -
Er is nog een. ander verschil tussclion vroe
ger en nu.
Eertijds was het de gewoonte, dat nieuwe
lingen in de vertegenwoordigende lichamen
voorlóopig zwegen. Zij maakten een stillen leer
tijd door, cëu soort, van opleiding. Zij namen
waar cn namen goede voorbeelden over; zij stel-'
deu zk-li op de hoogte van de Zeden cn gewoon
ten, die in de nieuwe" omgeving golden; zij
werden, als het vrai'e, ontgroend, maar op de
meest vriendelijke wijze, zóó da-t dc ontgrocners
aan onzo academiën er een navolgenswaardig
voorbeeld aan konden neir.eu. En'dan na go-
ruimeii tijd waagden zij het om zich ook te la
ten hooren-en dan werd in de Kameroverzich
ten von de groote bladen, aan zoon /.maiden
speech'. de eerste rede, bijzondere aandacht
geschonken cn zij werd beoordeeld als iets heel
gewichtigs, dat vaak ten voor- of naöeoïe van
den nieuwen spreker werd uitgelogd.
Dat is nu ook anders, 't Is, niet alleen in de
Tweede Kamer, maar ook in andere lichamen,
mode geworden, dat de jongsten hot hoogste
woord hebben, net als in sommige gezinnen,
waar het onderlijk gezag wel wat te wenschen
ovoriaat en waar de kinderen zoo luid schreeu
wen, dat de ouderen olkaar niet verstaan.
De nieuw a an gek om enen hebben „stoom
over." Zij hebben misschien heel wat werk
moeten doen, veel beloften moeten afleggen,
veel moois en heerlijks moeten voorspiegelen,
om gekozen te worden of althans de aandacht
op zich te vestigen en nu zij eenmaal hun ze
tel hebben veroverd, moeten zij de beloften ver
wezenlijken. In daden kunnen zij die niet om
zetten; maar- woorden zijn goedkoop.
En wie nu de verslagen naleest van de eerste
vergaderingen' van deze onzo volkskamer, dia
vindt daar niet ihet bezadigde, overtuigende
woord van de veteranen der Kamer, maar de
"opgewonden uitingen van enkeion, die leiders
moeten heelen, maar zelf geleid worden, geen
voorgangers der menigte, maar volgelingen, die
gevoelen, dal, zij verplichtingen en welke?
op zich hebben genomen en die nu trachten
na- te komen door zoo gauw mogelijk veel to
praten, om to laten hooren, dat zij wat
durven. Eo eerste eisch, die sommige volks
vertegenwoordigers zich zelf schijnen te stel
len, is geen gelegenheid te laten voorbij
gaan om to spreken en van zich te c3oen
spreken. En die maiden-speech" is niet
meer die schuchtere poging van den beginne^
ling, ma-ar het donderend gehamer van een
woesteling, dat gehoord moet worden in do
verst gelegen hoeken, waar het niet aan
toejuiching zal ontbreken. En al heeft het
bulderende woord geen succes, dat doet er
niet toe, eigenlijk zooveel te beter, want dat
is een reden te meer om een volgende maal
nog krachtiger op te treden met nog uit
bundiger toejuiching op het schellinkje en
onder nog meer weerzin op ds overige
rangen.
Zoo zijn gelukkig niet allen, maar zoo
zijfi er. En dat is heel jammer.
Tolk en heerkracht''. Een van
de jongste parlementaire partijen, het Ver
bond tot Democratiseering der Weermacht,
dat in de Tweede Kamer door één lid ver
tegenwoordigd is, is in het bezit van een
eigen orgaan gekomen. „VOLK EN WEER
KRACHT" geheeten.
Aan het inleidingsartikel ontleene'n wij:
Frischheid 'is noodig in een atmosfeer, van
dufheid; van laksheid, luiheid, berusting, en
wij hopen frisch te blijven, om .des te krach
tiger den strijd te knnnen voeren.
Want strijd zal gevoerd moeten worden,
om te komen tót eenheid 'tusschen leger en
voik, om is flereiken, 'dat h-et' leger det beéfd
aer natie zif, dat beiden niet alleen tot elkan
der naderen, maar in elkander opgaan.
Strijd zal gevoerd moeten worden om de
leastegeest nifc het leger te bannen. Gm te
bereiken, dat om met d;en oud-Minister
van oorlog Colijn te spreken niet langer
een min of meer uitgelezen keurbende het
lot van den Staat in handen heelt, maar dat
in ieder land de ganse he volkskracht van
land tot grijsaard; van kleindochter tol
grootmoeder zich moet vereenigen tot berei
king van het 'ééne groote doel dat alles en
alleen bezielt.
Wij vullen warken aan de Democratiseer
ring der Weermacht.
„Aan de tot heden gevoerde partijpolitiek"
wen sekt hot orgaan niet mecle te doen.
Over het doel van den Bond moge in deze
dagen nog de volgende aanhaling .uit een
der andere artikelen licht verspreiden:
Waar zou het heengaau, indien we onze
chefs gingen tegenwerken in den dienst? Bui
ten dienst echter zijn we allereerst staats
burger en hebben wo als zoodanig verplich
tingen tegenover de gemeenschap, moeten
we wijzen op de fouten, die we me enen te
zien. Ook daarbij evenwel Zullen we beden
ken. dat men vlugger afbreekt dan opbouwt,
j dienen we er op bedacht te zijn, de doel-
matigheid der tucht in de weermacht, die
we hebben, alleen maar te doen winnen.
De ontevredene pleegt zijn woorden niet"
uiterst nauwkeurig te wegen. Met schimpen
I e. d. bereikt hij echter niets, zaait hij af-
I keer van de weermacht, terwijl wij wenschen:
liet vertrouwen van allen hersteld te zien.-
Daarom moeten vrij voorzichtig zijn» Onze
i medestanders sjjn allen eenigerma'e ontevre-
1 den, evenals wij zei ven. Eu juist allen vragen
we om medewerking, om steun. Hulp van
meer ontwikkelden, mannen van studie, stel-
len we zeer op prijs, hebben we ook noodig,
Maar toch moet ons streven worden gedragen
door allen, die in ceirfg opzicht aan dnzie
zijde staan.
Eén akte voor alle onderwijzer a-
(ossen). Het „CHRISTELIJK SCHOOL
BLAD" noemt het plaji van één akte voor alle
onderwijzers (eisen), dio in waarde gelijk slaat
mét de tegenwoordige hoofdakte en Levens -on
derwijsbevoegdheid waarborgt voor de drie
moderne talen, wiskunde- en gymnastiek, een
utopie, „Van jaar tot jaar telkens minstens een'
duizend-tal zoo hoogstbcgaafdo 12-of 15-jarigo
Naar hot Engelsoh
van
CHARLES GARY ICE.
13)
Er kwam een' peinzende, ernstige uit
drukking in haar oogen, alsof zij met haar
geestesoog een visioen had van" dien ouden
boomgaard achter het liuis, waar zij en c3o
jonge waaghals van 'n Neville Lynno placht
ten te spelen. Zelfs in often tijd kwam hij
telkens in moeilijkheden en zij was het niet
zelden, die hem er uit hielp, een goed
woordje voor hem deed als hij straf kreeg,
of van haar eigen zakgeld stilletjes die
scha-clo betaalde, die hij had aangericht.
„Het is hooi natuurlijk, dat u nog aan
liem denkt", fluisterde Jordan vol sympa
thie. „Het zou niets voor u zijn met uw
vriendelijk liart een ouden speelmakker te
vergeten. Arme Neville!" En hij zuchtte
weder.
Zij zag hem aan met ja a/uw verborgen
onrust.
„Waantu zegt u dat?" vroeg zij. „Is het
slechte tijding geweest, die u liet laatst van
hem vernomen hebt?"
„Het spijt mij te moeten zeggen van
ja", antwoordde hij ernstig en, niet een
somber droevige en sympathieke stem.'
„De anno Neville heeft zichzelf, zooals ge
woonlijk, onteèrd".
Het bloed vloog haar opnieuw naar het
gezicht.
„Zichzelf oiïbeerd Neville 1" viel zij
hem in do rode. „Dat geloof ik niet. Ik
bedoel
Zij zweeg en beet zich op de lip, be-
sohoamd over do heftigheid, waartoe zij
vervallen was.
Sir Jordan zag, dat hij te ver gegaan was.
„Misschien ia dat woord wat to sterk",
zei hij. „We zuil on zoggen, dat hij zichzelf
weer, zooals gewoonlijk, in moeilijkheden
gebracht heeft., en hij had do plaats plot
seling verlaten voordat ik tijding van hem
kreeg anders zou ik hom gevonden hebben"
„Waar was dat?"
„In Amerika," antwoordde Sir Jordan,
zonder een oogonblik aarzelen.
Zij zuchtte, toen zij bedacht, dat Amerika
al een heel Vaag adres was.
„Hij weet zeker niets van zijns vaders
dood?" zei ze na enkele o ogenblikken.
„Neen, ik denk van niet", zei Jordan.
„Of of dat
Zij aarzeldle.
„Of dat mijn vador zijn naam niet ge
noemd heeft in zijn testament, meent ge?"
vroeg Jordan. „Neen, en ik wou bijzonder
graag, dat hij het ook van niemand anders
hoorde clan door mij, omdat
Hij zweeg een ©ogenblik. Andrey zag da
delijk tot hem op
„Omdat O, meent u, dat u hem
gaat—"
„Wat begrijpt u mij goed!" fluisterde hij,
ernstig en bescheiden. „Ja, ik wou den
armen Neville gaan opzoeken en hom laten
weten, dut de helft van hetgeen ik be
zit voor hem is. Ik zal geen oogenbjjji-r rust
of .geluk kennen, voordat ik hem gevoncYm
heb".
Audrey Hone's lippen trilden en li .aar
mooie, bruine oogen wérden zacht en
fceedfar.
„Dat is heel. heel vriendelijk en edel
moedig van u, Sir JorcSan", zei ze met zach
te stem. „Maar men kan trouwens niet an
dera van u verwachten. U zou u niet rustig
en tevreden kunnen voelen, en dat zou
niemand kunnen, terwijl uw broeder geen
cent bezit."
„Neen, neen, natuurlijk niiet", stemde
Sir Jordan haastig toe, maar met«dS oogen
verborgen ondier de zware, witte oogleden.
„Ik heb een advertentie geplaatst, adver
teer steeds naar hem en ik hoop, dat ik
spoedig tijding van hem zal ontvangen".
„O, da-t. hoop ik ook!" zei Andrey vol
vuur. „Het is vreeselijk te moeten den
ken. dat iemand - - waar men zooveel van
hield, in de wereld rondzwerft, misschien
in armoede en
Weer zweeg zij.
„Ja, ja", fluisterde Sir Jordan vol
sympathie; „zoodra ik wat heer, zal ik het
u laten weten".
„Ja,doe dat, als 't -u blieft", riep zij
uit.
„U gaat zeker gauw naar de „Grange"?"
zei hij, om van onderwerp to veranderen.
„Ja. Lord en Ladjy Marlov gaan met
mij moe om Kerstmis te vieren".
„Dan ben ik ook op Lynne. Ik ga er
dadelijk na d? sluiting van liet Lagerhuis
heen",- zei hij. „Dus dan zijn we naaste
buren, nietwaar Hij zag haar daarbij
van ter zijde aan.
„Ja", isbemde zij toe, jrnar zonder
eenige warmte of iets meer dan da uit
drukking van genoegen, die de burger
lijke beleefdheid vordert, en Sir Jordan
klemde de lippen od .„elkaar.
Zij was hartelijk cn belangstellend ge
noeg .geweest, terwijl zij dien schavuit van
oen- halfbroeder Neville hadden gespro
ken maar nu v/as het of zij allo belang
stelling in hun gesp rek - ver 1 oren had.
„Ik moet naar ddo arme Lady Marlow",
zei ze. „Zie is doocbnoe, dat weet ik,
en
Op dat oogonblik naderde een lieer
een lang jongmensbh met donker haar cn
een knap gezicht en "vrij ernstige, kalme
oogen.
„O, Lord Lorrimorcriep zij. „Heeft
u Lady Marlow soms pas gezien?"
„Ik ben juist d-oor haar uitgezonden
om u te zeeken", antwoordde hij, en hij
bood baar zijn arm aan cn groette Sir
Jordan vrij koel. Andrey Hope nam den
toegestoken arm en -liet. tweetal verwijderde
zich.
„Waar moest die man mot u over
praten?" vroeg Lord Lorrimore, op liaar
neerziende met zijn donkere, ernstige
oogen.
„O, alleen maar Maar welk recht heeft
u mij zulk eon vraag te doen V' antwoord
de zij scherp met voorgewende verbolgen
heid'.
„Het recht, dat het feit, dat ik u lief
heb, mij geeft, Miss Hope."
Zij maakte een beweging alsof zij haar
arm wou' terugtrekken maar hij hield
haar stevig vast.
„Ik dicht,, dat u mij beloofd had zoo
niet. meer tot mij t-c spreken", zei ze ver-
wijtencl.
..Dat heb ik ook gedaan", gaf hij toe,
„maar als u mij een directe vraag dbet,
ben ik genoodzaakt u ecu direct en waar
antwoord tö geven".
„Dat heeft er niets mee te maken
cïab is volstrekt geen redsn", antwoordde
zij weder op scherpen toon met echt vrou
welijke logica. „Maar waarom haat u dien
armen Sir Jordan?"
„Ik haat den „armen" Sir Jordan zeer
erg", zei hij op norsehen toon; „maar ik
haat nog veel meer u met hem te zien
praten".
„En als ik u vragen mag, vat hoeft
u er mee t-e maken, met wien ik praat?"
zei zo priulend. „Kijk, daar geef ik u waar
lijk weer gelegenheid!, maar ik wil niet
naar ai luisteren, Lord Lorrimore. Als ik
een man was, zou ik mij schamen een arm,
hulpeloos meisje te plagen, nadat zij mij
verteld had, dat zij niets om mij gaf".
„Ik vraag u vergiffenis", zei hij nog
steeds bedaard „ik heb u niet geplaagd.
LT zeggen, dat ik u liefheb, is geen plagen.
Het is zelfs niets nieuws voor u'
„Neen, zeker niet,' of een heel oud
nieuwtje", antwoord.h de jonge -schooue.
„Juist-claarom kan u liet u niet erg
aantrekken. En wat het feit betreft, dab u
mij niefc liefliebt, ik weet heel goed, dab u
het niefc doetmaar dat bewijst nog -niet,
da-t u het nooit doen zult."
„En is.'u van plan
„Ja, juist; ik ben van plan voort to gaan
mijn best te doen uw liefde te winnen tot
mijn dood toe of tot-dlat u geëngageerd of
getrouwd is", zei hij volkomen bedaard.
Zij hief de oogen op tot het knappe,
ernstige gezicht en lachte.
„Dan is .inderdaad het beste, hot eenige,
wat ik -doen kan, te trouwen".
„Als u met den rechte trouwt ja"*