LEIDSCH DAGBLAD Zaterdag 2 November. Derde BSad Anno 1918, Brieveo van een Leidenaar. ÜRSÖVERZICHL FEUILLETON GBfliOCJHLT. m. 18001» DOXXXXVI. Met belangstelling heb ik, evenals nntler-3 jareo, ltennis genomen van de „Belagen, behoore'nde bij het verslag van den .toe stand der gemeente Leiden over 1917", door B. en ,Wi den Gemeenteraad aange boden; een boekdeel, dat de voortdurende, mei ging vertoont om dikker .te worden, als gevolg van toenemende bemoeiingen van do gemeente op allerlei gebied. Het komt ook dezen keer wel wat laat, waardoor sommige verslagen iets van hun actualiteit hebben verloren; waar zjj echter voor een voornaamdeel ook historische waarde hebben en onderzoekers van lateron tijd als leiddraad kunnen dienen, hindert dit niet zoo Veel. 'Wel is het 'te betreuren, dat enkele gegevens er, nog wel in hei bij zonder die, welke betrekking hebben op da bijzondere tijdsomstandigheden, er niet een plaats in hebben kunnen vinden. Zoo ontbreekt bijv. 'het „Overzicht omtrent de distributie van varkensvleesch", dat bij het aidrukken nog niet was ingekomen. Het- v "Ede geldt van het verslag ven het Ge- Loseliteljjk Werkloozenfonds, dat ons cn vooral ook het nageslacht met betrekking tot dezen moeilijken tijd, zou kunnen inte resseeren. Ook het verslag van de Oommissie van „De Graanbeurs" ontbreekt; de oorzaak daarvan ligt in de buitengewone omstan digheden, waardoor de meeste graansoorten in handen der Kegeering zijn, zoodat daar in geen handel wordt gedreven en het de Commissie niet mogelijk was een verslag over 1917 in te zenden. Iutusschen blijft er onder de oS versla gen nog genoeg over, dat de moeite van het lezen en besfcuöeeren waard is, zoodat ik hen, die dit boekdeel in handen krijgen, aanraadt het niet ongelezen ter zjjde te Ikzelf wil in ide eerste plaats iets mede- tleelen uit het verslag omtrent het Open baar Slachthuis, waarvoor menigeen zich vermoedelijk meer dan anders in dezen tijd van vleeschlooze dagen en clandestienen viceschverkoop, zal interesseeren. Men is allicht geneigd, te denken, dat het Slaclit- huisbedrijf zeer .slap geweest is. Ba daar voor is eènige reden. Doch dan doet het wat vreemd1 aan te lezen: „Het afgeloopen jaar hooft zich gekenmerkt door buitenge wone drukte, wat nader uit iiet groote aantal ges1 ach te dieren moge blijken." Later wordt dan medegedeeld, dat in 1917 in totaal zijn geslacht 31,325 dieren, tegen 28,174 in 1916. Om een betere vergelij king te krjjgen, heb ik deze cijfers ge plaatst naast die van vóór den oorlog. In 1913 werden in het geheel geslacht 20,367 of ongeveer het 2/3 gedeelte. Deze cijfers krijgen nog meer brteekenis, als men bedenkt, dat er in 1917 1552 nuch tere kalveren minder en 1466 koeien meer geslacht werden dan een jaar te voren. En op de soort van Tiet vee komt het ook aan. BeSalve voor de gewone consumptie, zoo meldt het verslag, werden een groot aantal dieren, met naiue varkens, aan de inrich ting geslacht, om na jnzouting elders te worden gedistribueerd. Bovendien waren He lage venprijzen in het najaar, als gevolg van het gebrek aan veevoeder, oorzaak, dat veel meer runderen dan gewoonlijk ter slachting werden aangevoerd: Ten slotte werd bij voortduring doen- de militaire over heid vain de inrichting gebruik gemaakt, ter. voorziening in de behoefte aan vleesch voe v et garnizoen Leiden en omstreken. Voor de inrichting zelf en voor de ge meente, die haar exploiteert, is er alle reden om over deze vermeerdering van het aan tal geslachte dieren tevreden te zijn. Het gevolg er van is geweest, dat, ondanks de meerdere uitgaven, o.a. ,ten gevolge der veel hoogere kolenprjjzsn en de Ver hoogde salarissen en loonen van het per soneel, nog een voordeelig saldo is ver kregen van circa; f28,000. Wij mochten willen, dat de andere ge meentelijke bedrijven het naar evenredigheid ook zoo goed gemaakt hadden; maar overi gens geven deze cijfers toch wel aanlei ding tot eenige opmerkingen, welke natuur lijk niets te maken hebben met de exploi tatie als zoodanig. Uit het verslag blijkt overtuigend, dat de leiding uitnemend is geweest en de direc teur schrijft ran het personeel, dat er veel van is gevergd', terwijl de (aak nog belang rijk is verzwaard' door de van Regeerings- wege getroffen maatregelen inzake de dis tributie van vleesch. Aan den directeur en zijn personeel voor hun goede zorg voor de inrichting gaarne lof! Maar ik kan mij voorstellen, dat velen der lezers, evenals ik, wel een beetje in do war raken, als zij het overgroot aantal geslachte dieren in verband brengen met liet gebrek" aan vleesch, waarvan wij allen ook in 1917, meer ol minder ervaring heb ben. En het verschijnsel wordt nog minder verklaarbaar, nis men eï rekening mee houdt, dat er misschien nooit zooveel huis slachtingen plaats geh'adi hebben als juist in het najaar van 1917. Dit ging nog weer buiten de 31,000 en zoowel van de op het abattoir geslachte dieren om. Hoe dit te verklaren? Ik denk, dat menigeen spoedig genoeg met het antwoord klaar fs. Natuurlijk zal men zeggen het vleesch is uitge voerd naar het buitenland. Maar de direc teur verzekert nadrukkelijk, dat er niet voor export geslacht is. Ér zou dus niets over de grenzen gegaan zijn, tenzij als smokkelwaar. Er moet cfus echter, ook nog als men. in aanmerking neemt, dat er voor het garnizoen te Leiden is geslacht, iets mee gebeurd zjjn. Het aantal daarvoor ge slachte dieren wordt niet afzonderlijk, ge noemd', doch als men bedenkt, dat ook in Vredestijd hier een garnizoen i3, en dit vleesch van aan het abattoir geslachte die ren gebruikt, dan kan dit alleen de .schaal niet zoo ten gunste van de oorlogsjaren hebben doen overslaan, dat het hooge cijfer er voldoende uit verklaard zou kunnen worden. Zeker is hier ook geslacht ten be hoeve van de fabricage der eenheidsworst onzaliger, gedachtenis doch daarvan is ook een groot deel in den vorm van worst in Leidien teruggekomen en onder de bevolking gedistribueerd. Zoo blijven wij staan voor het raadsel, dat er bij een steeds toenemende schaarsc.hte aan vet en vleesch, in 1917 een overvloei vain vee is geslacht geworden, zelfs over 11,000 dieren meer dan vóór den oorlog, toen de vleeschwinkels altjjd vol hingen on iedereen bestellen Jcon en besteld kreeg zooveel men hebben wilde. Ook zonder precies te kunnen zeggen hoe dit is gekomen, mogen wij zeker deze gevolgtrekking maken, dat het mot de vleeschvoorzienir.g, zoo min als met de le vensmiddelenvoorziening in het algemeen in 1917, niet geheel en al goed1 'is gegaan. En in 1918? Wie durft zeggen, 'dat liet nu goed' gaat? Dg invoering der Talraa-wetton Naar aanleiding van do zinsnede uit dc Troon rede over do sociale verzekering schrijft DE RISIGOU ANK": Na ruim vijf jaren in het „Staatsblad." te heb ben gestaan, zullen de Talma-weltcn dan. toch tot uitvoering komen! Wij kunnen begrijpen, dat men thans, ook al is. men naar onze overtuiging over het alge meen wel reeds zoo ver gekomen, dat men die. wetten niet meer als een ideale oplossing kan beschouwen, toch tot ongewijzigde invoering wil overgaan. Te lang reed9 is, tot schade van velen, do sociale verzekering aan haar lot Over gelaten, en het is meer dan tijd, dat men ein delijk tot daden komt. Maar toch betreuren wij diep, dat de vele ja-, ren, welke thans nutteloos zijn voorbijgegaan, niet beter zijn besteed, en dat men blijkbaar thans to moedeloos is geworden, om uit de er varing, welke vooral iu don laatsten tijd is op-" gedaan, de noodige lessen te trekken. Do practijk toch hooft voor hen, die zich de moeite willen getroosten kennis te nemen van do wijze* waarop do Oorlogszeeongevailenwet ton genoegen van alle belanghebbenden, en niet in do laatste plaats van de zeelieden zolf, is uit gevoerd, zoo duidelijk mogelijk aangetoond, dat een kostbare inrichting als de Radenwet in het loven zal roepen niet noodig is om een behoor lijke uitvoering der sociale wetten te waar borgen Wanneer begonnen wordt met eerst een leger van ambtenaren aan te stellen, za.l later de niet kunnen worden onderdrukt, om aan die ambtenaren ook zooveel mogelijk de uitvoering van allo sociale wellen in handen to geven; do invoering der Radenwet zal, vree- 'zon wij, voor langen tijd haar stempel op de so ciale verzekering drukken, en wij zijn over tuigd, dat dit den verzekerden niet tot voordeel zijn zal. De ervaring vooral van den laatsten lijd heeft ons geleerd, dat het in de hand werken van het particulier initiatief den arbeiders ten goede komt, en dat de wetgever er zich in de meeste gevallen veilig toe zou kunnen bepalen een be paalden \crzekcringsdwang op te leggen cn be hoorlijk loo te zien, dat de wet wordt nageleefd. Wij vreezen, dat Ifct hier eerst toe,komen zal, nadat een kostbare ervaring geleerd zal heb ben, dat men thans op den verkeerden weg is. Een Volkenbond. In zijn jongsten „STAATKUNDIGEN BRIEF 'dringt mr. van Houten, er ^op aan, dat onze Regeering actief zal optreden inzake de plannen van een vol kenbond, die niet de zaak is van 'de oorlog voerenden alleen, maar van allen. Dus moeten de voorwaarden ook door allen- in een voor aflen toegankelijke conferentie geregen! wor den. En voor ieder nadenkende is ook duidelijk, dat de waarborgen, welke éen goed georga niseerde Statenbond' kan opleveren tegen e'.k machtsmisbruik, van welke zijde ook, gemak kelijker maken in vredesvoorwaarden en grensregelingen toe te stemmen, welke de bestaande speciale, mili'a're en ccmmerci. ele waarborgen van de betrokken Staten ver zwakken. Immers kunnen daarvoor de waar borgen van den Statenbond in de plaats tre den, Waaruit weder volgt, "dat de regeling van de voorwaarden van eventueel te gelijk' met den vrede in werking tredenden afge- meenen Statenbond een natuurlijke prioriteit moet hebben vóór de re geling der vredes voorwaarden tusschen de oorlogvoerenden. Er zijn dan ook duidelijk twee couferen- tiën noodig: een der oorlogvoer enden en den der toekomstige deelnemers aan den Sinten- bond en de laatste behoort ten spoedigste haar werkzaamheden te beginnen, en zoo mo gelijk tot een bevredigend resultaat te bren gen. In beginsel kan natuurlijk haar bijeenroi ping- door eiken Staat geschieden, die be reid is tot den Statenbond toe te treden. Zij behoeft niet allen te omvatten, wier deelne ming wenschelijk is, ai worden zij allen uit- genoodigd. De werkzaamheden kunnen ook begonnen worden door een onvolt Uiige ver gadering, daar zij in zoover veeleer een we tenschappelijke teak heeft, als z:j de meest wenschelijke recoriorgam a heefc te over wegen, om dezen oorlog den laats tón te. doen zijn. Wat te doen is, is in anderen vorm "dat gene, wat in de derde vredesconferentie aan de orde zou hebben kunnen komen, waarvan de voorbereiding inderiij i reeds aan de Ne- derlandsche Regeering was opgedragen. Daardoor en doei" de antecedent'u met be trekking tob de Vorige vredesconferentie!! en de vestiging-Vffn vreaesp.deis en arbitra gehof kan ons land zonder onbescheidenheid, waar een algemeens conicrenko noodig is, de leiding van het bijeenbrevg?n nemen. Destijds kon ook Wilson heb initiatief ne men en dat hij heli niet deed e.i kort daarna ook Amerika aan den oorlog ging ckehiemën, moest in die periode zwaar in heb gewicht vallen en heefs misschien 'opk -voor onze Regeering zwaar gewogen. De tegenwoordige siaat van zeken brengt echter ook voor halte de vraag weder aan de orde, of zjj daarbij 'passief mag blijven. De groote wijziging, die daarin sedert 1916 i§ gekomen, is, Slinkt mij, in hoofdzaak juist geteekend in de rede .van den rijkskanselier' Max von Baden van 22 October. Hij erkent, dat voor Duiüschlandte machtspositie niet meer. zal gelden „wat wij D.uitsckers zelf voor recht erkennen, maar wat in vrijs ge dacht cnwi-rs cling met inzs te gen-tan Iers als recht erkend wordt.'' Maar ui? uiting geeft onmiddellijk aanleiding t-ou de vraag deze vrije gedachtenwisseling niet evenzeer de neutralen aangaat en de daarbij ter sprake komende vragen niet ten deele zelfs door de neutralen onpartijdiger kunnen worden beoordeeld. Niet zoozeer de grenskwestiën titesehen de oorlogvoerende Staten, maar de meer algemeens onderwerpen, bepaal de- Lijk liet door Wilson in 1916 vooropgestelde' omtrent het' gebruik 'der zee en haar Ver bindingen, waarmede de toegangen te land tot de zeehavens en de voorwaarden van het gebruik r daarvan zoo onmiddellijk verband houden. De wenscltëlijkiieid van het bijeenkomen van een algemeens conferentie over de voor waarden van een algemeenen Statenbond min stens gelijktijdig met het bijeenkomen eener conferentie der oorlogvoerenden over het op- houden van hun ouderlingen strijd kon moei lijk in helderder licht gesteld worden dan door dez? en andere uitingen van den Rijks kanselier. Geen d?r leden van den toskomsligen Sta tenbond kan er ook onverschillig voor zijn, dat de machtsverhoudingen van het hui dige tijdstip niet ongunstig op <2^ Slechtheid van dien idealen toekomst-bond sullen na werken. De Rijkskanselier opent het vooruitzicht, dat de grondbeginselen, welke hij met Wil son aanvaardt, aan het Duitsche volk offers zal kosten. „Want'-, zegt hij, „de rechts vraag staat niet stil voor onze grenzen.' Maar de rechtsvraag kan nergens vastge bonden worden aan de machtsverhoudingen van deze of de naaste oorlogsperiode. Als zulke door allianties, wapen- en geldmacht geschapen machtsverhoudingen JSch in den loop der jaren weder wijzigen, moet de nieuwe toestand staan door eigen gewicht. Vroeger e n. N u. Hieromtrent lezen wij in de ..PROV. GELDERSCHE EN NÏJMEEG- SCHE COURANT"; Er is en te reclit gewezen op den zeer vevon dorden toon, die uit de redevoeringen dat is de geijkte term! in do Tweede Ka mer tegemoet klinkt. De welverzorgde redevoe ringen \an vroeger, die vaak een stuk studie vertegenwoordigden, zijn heel wat minder in aantal geworden, maar bovendien hebben de woordenkeus on betoogtrant zeer geleden. De parlementaire taal, die de zaken, waarom het -ging, toch cok voor fijngevocligo ooren duidelijk genoeg bij den naam noemde, Nheeft plaats ge maakt, bij dezen of genen ton minste, voor een taal en woordenvloed, die men vroeger noorade naar een plaats, die met het Parlement al zeer weinig uitstaande heeft. Bestrijdon wordt schel den, onjuistheden worden leugens, de beleefd heidsvorm is niet tot het farn.ilja-re, maar tot hot minachtende jij en jou afgedaald en de „ge achte afgevaardigde", met wien men het niet eens is, wordt aangeduid met benamingen, die wij liever riiot herhalen. Do Voorzitter is niet alle enleider der beraadslagingen en handhaver van het Reglement van Orde. liij moet ook op treden terechtwijzer en opvoeder van men- 8chen, die de taal cn dc manieren van de straal en de achterbuurt, in 's lands hoogste vergade ring willen overbrengen en alleen de eerste schijnen te kennen. Het is maar oen geluk, dat in dc officieele verslagen niet allo interrupties worden opgeno men, want opvoedend weren enkelen er van ze ker niet; cn vrat den naam van debat draagt, is soms een walglijke kijfpartij. De taak van den Voorzitter, dio zich min of meer aansprakelijk voelt voor hot figuur, die on der zijn leiding vergaderde, naar buiten maakt, wordt ev ontzei tend, door verzwaard. - Er is nog een. ander verschil tussclion vroe ger en nu. Eertijds was het de gewoonte, dat nieuwe lingen in de vertegenwoordigende lichamen voorlóopig zwegen. Zij maakten een stillen leer tijd door, cëu soort, van opleiding. Zij namen waar cn namen goede voorbeelden over; zij stel-' deu zk-li op de hoogte van de Zeden cn gewoon ten, die in de nieuwe" omgeving golden; zij werden, als het vrai'e, ontgroend, maar op de meest vriendelijke wijze, zóó da-t dc ontgrocners aan onzo academiën er een navolgenswaardig voorbeeld aan konden neir.eu. En'dan na go- ruimeii tijd waagden zij het om zich ook te la ten hooren-en dan werd in de Kameroverzich ten von de groote bladen, aan zoon /.maiden speech'. de eerste rede, bijzondere aandacht geschonken cn zij werd beoordeeld als iets heel gewichtigs, dat vaak ten voor- of naöeoïe van den nieuwen spreker werd uitgelogd. Dat is nu ook anders, 't Is, niet alleen in de Tweede Kamer, maar ook in andere lichamen, mode geworden, dat de jongsten hot hoogste woord hebben, net als in sommige gezinnen, waar het onderlijk gezag wel wat te wenschen ovoriaat en waar de kinderen zoo luid schreeu wen, dat de ouderen olkaar niet verstaan. De nieuw a an gek om enen hebben „stoom over." Zij hebben misschien heel wat werk moeten doen, veel beloften moeten afleggen, veel moois en heerlijks moeten voorspiegelen, om gekozen te worden of althans de aandacht op zich te vestigen en nu zij eenmaal hun ze tel hebben veroverd, moeten zij de beloften ver wezenlijken. In daden kunnen zij die niet om zetten; maar- woorden zijn goedkoop. En wie nu de verslagen naleest van de eerste vergaderingen' van deze onzo volkskamer, dia vindt daar niet ihet bezadigde, overtuigende woord van de veteranen der Kamer, maar de "opgewonden uitingen van enkeion, die leiders moeten heelen, maar zelf geleid worden, geen voorgangers der menigte, maar volgelingen, die gevoelen, dal, zij verplichtingen en welke? op zich hebben genomen en die nu trachten na- te komen door zoo gauw mogelijk veel to praten, om to laten hooren, dat zij wat durven. Eo eerste eisch, die sommige volks vertegenwoordigers zich zelf schijnen te stel len, is geen gelegenheid te laten voorbij gaan om to spreken en van zich te c3oen spreken. En die maiden-speech" is niet meer die schuchtere poging van den beginne^ ling, ma-ar het donderend gehamer van een woesteling, dat gehoord moet worden in do verst gelegen hoeken, waar het niet aan toejuiching zal ontbreken. En al heeft het bulderende woord geen succes, dat doet er niet toe, eigenlijk zooveel te beter, want dat is een reden te meer om een volgende maal nog krachtiger op te treden met nog uit bundiger toejuiching op het schellinkje en onder nog meer weerzin op ds overige rangen. Zoo zijn gelukkig niet allen, maar zoo zijfi er. En dat is heel jammer. Tolk en heerkracht''. Een van de jongste parlementaire partijen, het Ver bond tot Democratiseering der Weermacht, dat in de Tweede Kamer door één lid ver tegenwoordigd is, is in het bezit van een eigen orgaan gekomen. „VOLK EN WEER KRACHT" geheeten. Aan het inleidingsartikel ontleene'n wij: Frischheid 'is noodig in een atmosfeer, van dufheid; van laksheid, luiheid, berusting, en wij hopen frisch te blijven, om .des te krach tiger den strijd te knnnen voeren. Want strijd zal gevoerd moeten worden, om te komen tót eenheid 'tusschen leger en voik, om is flereiken, 'dat h-et' leger det beéfd aer natie zif, dat beiden niet alleen tot elkan der naderen, maar in elkander opgaan. Strijd zal gevoerd moeten worden om de leastegeest nifc het leger te bannen. Gm te bereiken, dat om met d;en oud-Minister van oorlog Colijn te spreken niet langer een min of meer uitgelezen keurbende het lot van den Staat in handen heelt, maar dat in ieder land de ganse he volkskracht van land tot grijsaard; van kleindochter tol grootmoeder zich moet vereenigen tot berei king van het 'ééne groote doel dat alles en alleen bezielt. Wij vullen warken aan de Democratiseer ring der Weermacht. „Aan de tot heden gevoerde partijpolitiek" wen sekt hot orgaan niet mecle te doen. Over het doel van den Bond moge in deze dagen nog de volgende aanhaling .uit een der andere artikelen licht verspreiden: Waar zou het heengaau, indien we onze chefs gingen tegenwerken in den dienst? Bui ten dienst echter zijn we allereerst staats burger en hebben wo als zoodanig verplich tingen tegenover de gemeenschap, moeten we wijzen op de fouten, die we me enen te zien. Ook daarbij evenwel Zullen we beden ken. dat men vlugger afbreekt dan opbouwt, j dienen we er op bedacht te zijn, de doel- matigheid der tucht in de weermacht, die we hebben, alleen maar te doen winnen. De ontevredene pleegt zijn woorden niet" uiterst nauwkeurig te wegen. Met schimpen I e. d. bereikt hij echter niets, zaait hij af- I keer van de weermacht, terwijl wij wenschen: liet vertrouwen van allen hersteld te zien.- Daarom moeten vrij voorzichtig zijn» Onze i medestanders sjjn allen eenigerma'e ontevre- 1 den, evenals wij zei ven. Eu juist allen vragen we om medewerking, om steun. Hulp van meer ontwikkelden, mannen van studie, stel- len we zeer op prijs, hebben we ook noodig, Maar toch moet ons streven worden gedragen door allen, die in ceirfg opzicht aan dnzie zijde staan. Eén akte voor alle onderwijzer a- (ossen). Het „CHRISTELIJK SCHOOL BLAD" noemt het plaji van één akte voor alle onderwijzers (eisen), dio in waarde gelijk slaat mét de tegenwoordige hoofdakte en Levens -on derwijsbevoegdheid waarborgt voor de drie moderne talen, wiskunde- en gymnastiek, een utopie, „Van jaar tot jaar telkens minstens een' duizend-tal zoo hoogstbcgaafdo 12-of 15-jarigo Naar hot Engelsoh van CHARLES GARY ICE. 13) Er kwam een' peinzende, ernstige uit drukking in haar oogen, alsof zij met haar geestesoog een visioen had van" dien ouden boomgaard achter het liuis, waar zij en c3o jonge waaghals van 'n Neville Lynno placht ten te spelen. Zelfs in often tijd kwam hij telkens in moeilijkheden en zij was het niet zelden, die hem er uit hielp, een goed woordje voor hem deed als hij straf kreeg, of van haar eigen zakgeld stilletjes die scha-clo betaalde, die hij had aangericht. „Het is hooi natuurlijk, dat u nog aan liem denkt", fluisterde Jordan vol sympa thie. „Het zou niets voor u zijn met uw vriendelijk liart een ouden speelmakker te vergeten. Arme Neville!" En hij zuchtte weder. Zij zag hem aan met ja a/uw verborgen onrust. „Waantu zegt u dat?" vroeg zij. „Is het slechte tijding geweest, die u liet laatst van hem vernomen hebt?" „Het spijt mij te moeten zeggen van ja", antwoordde hij ernstig en, niet een somber droevige en sympathieke stem.' „De anno Neville heeft zichzelf, zooals ge woonlijk, onteèrd". Het bloed vloog haar opnieuw naar het gezicht. „Zichzelf oiïbeerd Neville 1" viel zij hem in do rode. „Dat geloof ik niet. Ik bedoel Zij zweeg en beet zich op de lip, be- sohoamd over do heftigheid, waartoe zij vervallen was. Sir Jordan zag, dat hij te ver gegaan was. „Misschien ia dat woord wat to sterk", zei hij. „We zuil on zoggen, dat hij zichzelf weer, zooals gewoonlijk, in moeilijkheden gebracht heeft., en hij had do plaats plot seling verlaten voordat ik tijding van hem kreeg anders zou ik hom gevonden hebben" „Waar was dat?" „In Amerika," antwoordde Sir Jordan, zonder een oogonblik aarzelen. Zij zuchtte, toen zij bedacht, dat Amerika al een heel Vaag adres was. „Hij weet zeker niets van zijns vaders dood?" zei ze na enkele o ogenblikken. „Neen, ik denk van niet", zei Jordan. „Of of dat Zij aarzeldle. „Of dat mijn vador zijn naam niet ge noemd heeft in zijn testament, meent ge?" vroeg Jordan. „Neen, en ik wou bijzonder graag, dat hij het ook van niemand anders hoorde clan door mij, omdat Hij zweeg een ©ogenblik. Andrey zag da delijk tot hem op „Omdat O, meent u, dat u hem gaat—" „Wat begrijpt u mij goed!" fluisterde hij, ernstig en bescheiden. „Ja, ik wou den armen Neville gaan opzoeken en hom laten weten, dut de helft van hetgeen ik be zit voor hem is. Ik zal geen oogenbjjji-r rust of .geluk kennen, voordat ik hem gevoncYm heb". Audrey Hone's lippen trilden en li .aar mooie, bruine oogen wérden zacht en fceedfar. „Dat is heel. heel vriendelijk en edel moedig van u, Sir JorcSan", zei ze met zach te stem. „Maar men kan trouwens niet an dera van u verwachten. U zou u niet rustig en tevreden kunnen voelen, en dat zou niemand kunnen, terwijl uw broeder geen cent bezit." „Neen, neen, natuurlijk niiet", stemde Sir Jordan haastig toe, maar met«dS oogen verborgen ondier de zware, witte oogleden. „Ik heb een advertentie geplaatst, adver teer steeds naar hem en ik hoop, dat ik spoedig tijding van hem zal ontvangen". „O, da-t. hoop ik ook!" zei Andrey vol vuur. „Het is vreeselijk te moeten den ken. dat iemand - - waar men zooveel van hield, in de wereld rondzwerft, misschien in armoede en Weer zweeg zij. „Ja, ja", fluisterde Sir Jordan vol sympathie; „zoodra ik wat heer, zal ik het u laten weten". „Ja,doe dat, als 't -u blieft", riep zij uit. „U gaat zeker gauw naar de „Grange"?" zei hij, om van onderwerp to veranderen. „Ja. Lord en Ladjy Marlov gaan met mij moe om Kerstmis te vieren". „Dan ben ik ook op Lynne. Ik ga er dadelijk na d? sluiting van liet Lagerhuis heen",- zei hij. „Dus dan zijn we naaste buren, nietwaar Hij zag haar daarbij van ter zijde aan. „Ja", isbemde zij toe, jrnar zonder eenige warmte of iets meer dan da uit drukking van genoegen, die de burger lijke beleefdheid vordert, en Sir Jordan klemde de lippen od .„elkaar. Zij was hartelijk cn belangstellend ge noeg .geweest, terwijl zij dien schavuit van oen- halfbroeder Neville hadden gespro ken maar nu v/as het of zij allo belang stelling in hun gesp rek - ver 1 oren had. „Ik moet naar ddo arme Lady Marlow", zei ze. „Zie is doocbnoe, dat weet ik, en Op dat oogonblik naderde een lieer een lang jongmensbh met donker haar cn een knap gezicht en "vrij ernstige, kalme oogen. „O, Lord Lorrimorcriep zij. „Heeft u Lady Marlow soms pas gezien?" „Ik ben juist d-oor haar uitgezonden om u te zeeken", antwoordde hij, en hij bood baar zijn arm aan cn groette Sir Jordan vrij koel. Andrey Hope nam den toegestoken arm en -liet. tweetal verwijderde zich. „Waar moest die man mot u over praten?" vroeg Lord Lorrimore, op liaar neerziende met zijn donkere, ernstige oogen. „O, alleen maar Maar welk recht heeft u mij zulk eon vraag te doen V' antwoord de zij scherp met voorgewende verbolgen heid'. „Het recht, dat het feit, dat ik u lief heb, mij geeft, Miss Hope." Zij maakte een beweging alsof zij haar arm wou' terugtrekken maar hij hield haar stevig vast. „Ik dicht,, dat u mij beloofd had zoo niet. meer tot mij t-c spreken", zei ze ver- wijtencl. ..Dat heb ik ook gedaan", gaf hij toe, „maar als u mij een directe vraag dbet, ben ik genoodzaakt u ecu direct en waar antwoord tö geven". „Dat heeft er niets mee te maken cïab is volstrekt geen redsn", antwoordde zij weder op scherpen toon met echt vrou welijke logica. „Maar waarom haat u dien armen Sir Jordan?" „Ik haat den „armen" Sir Jordan zeer erg", zei hij op norsehen toon; „maar ik haat nog veel meer u met hem te zien praten". „En als ik u vragen mag, vat hoeft u er mee t-e maken, met wien ik praat?" zei zo priulend. „Kijk, daar geef ik u waar lijk weer gelegenheid!, maar ik wil niet naar ai luisteren, Lord Lorrimore. Als ik een man was, zou ik mij schamen een arm, hulpeloos meisje te plagen, nadat zij mij verteld had, dat zij niets om mij gaf". „Ik vraag u vergiffenis", zei hij nog steeds bedaard „ik heb u niet geplaagd. LT zeggen, dat ik u liefheb, is geen plagen. Het is zelfs niets nieuws voor u' „Neen, zeker niet,' of een heel oud nieuwtje", antwoord.h de jonge -schooue. „Juist-claarom kan u liet u niet erg aantrekken. En wat het feit betreft, dab u mij niefc liefliebt, ik weet heel goed, dab u het niefc doetmaar dat bewijst nog -niet, da-t u het nooit doen zult." „En is.'u van plan „Ja, juist; ik ben van plan voort to gaan mijn best te doen uw liefde te winnen tot mijn dood toe of tot-dlat u geëngageerd of getrouwd is", zei hij volkomen bedaard. Zij hief de oogen op tot het knappe, ernstige gezicht en lachte. „Dan is .inderdaad het beste, hot eenige, wat ik -doen kan, te trouwen". „Als u met den rechte trouwt ja"*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1918 | | pagina 9