In vroeger dagen.
No. 17829.
LEIDSCH DAGBLAD Zaterdag 13 April.
Tweede Blad Anno 1918.
Brieven van een Leidenaar.
INGEZONDEN.
DE OORLOG.
FEUILLET9N
25
DOXXX1T.
Zijn wij in een vroeger stadium van don
porflog wel eens mefc medelijden vervuld
geweest voor onze Oostelijke naburen, als
wij lazen, hoe de burgerlijke bevolking 'er
i schier aan alles gebrek had, het schijnt
rtn wel, dat wij, die t-ot dusver tegenover
'deae buren royaal konden doen, er even
moeilijk voor zullen komen te etaan. Het
voedingsvraagstuk wordt ook hier bij den
dag nijpender. Het broodrantsoen is reecfa
zoo gering, dat het voor een normaal
mensdh nauwelijks toereikend ia, ik las
zelfs, dat wij het geringste rantsoen van
Europa hebben en tooh zullen wij, als
er geen graan of meel binnenkomt, op deze
iwijze den nieuwen oogst niet eens kunnen
halen. Over den aardappelen/voorraad
wondt ongelijk gesproken; maar het is een
veeg teaben, dat er hier en daar al gebrek
aan begint te komen. Vet moot er zoo
goed als in het geheel niet meer zijn, al
thans niet voor den (handel; de veestapel
.schijnt ook haast afgeslacht; het kleine
ïantsoen, dat ons is toegedacht, ia even
min voldoende, terwijl de prijs zóó is, dat
zelfs dit kleine beertje niet onder vele*
bereik komen "kan, gesteld, dat hel te ver
krijgen ware.
Gelukkig staat nu de zomer
deur. Voor brandstoffen behoeven wij
voorloopig geen groote zorg te hebben en
'als het weer niet al te veel tegenstaat, le
vert do natuur weldra een voorraad van
voedsel, dat het tekort aan brood, vleesch
en vet eenigazins kan aanvullen. Wij blij
ven hopen op invoer van broodikoren en
meel, doch wij mogon op die hoop onze
,vo edingspolitiek, nu en voor de toekomst,
niet bouwen. Laten wij lieyer het allererg
ste aannemen, nl. dat wij enkel aangewe
zen blijven op eigen productie I Wanneer
er nu niet genoeg vee meer is, dan valt
daarvan voor een deel de s clmld op den
te aanzienlijken uitvoer naar het buiten
land en de to groote afslachting in eigen
land, waarvan wellicht nog weer een deel
langs smokkel wegen over de grenzen is
gegaan. Hetzelfde zouden wij kunnen zeg
gen van onze visch. Zeker, er wordt Re-
geeringsvisdh voor een uiterst billijken
prijs beschikbaar gesteld, maar in even
redigheid tot de geheele vangst veel te
weinig. Ik gun tuinders, veehouders en
reeders graag een goede winst, doch onze
eigen volksvoeding gaat ons toch meer ter
harte.
Wanneer ik nu hoor, dat van de eerste
heerlijke spinazie al weer 80 pCt. mag
worden uitgevoerd en er slechts 20 pCt.
beschikbaar blijft voor eigen voeding, dan
Vraag ik mij angstig af, of heb. nu d©
nood toch bijna op het hoogst geklommen
$3, nog wéér zoo gaan zal al® vorige jaren.
De overblijvende 20 pOt. kan lang niet in
de bfhoofto voor die eigen bevolking voor
zien, en daardoor wordt de prijs zóó hoog,
dat betrekkelijk weinigen zich de weelde,
om ze te kunnen koopen, kunnen veroor
loven.
Een goede politiek lijkt het mij dit jaar
eigen productie zooveel mogelijk in -het
land zelf te houden. Zoo noocfig legge de
Regeering "op den geheelen oogst beslag,
om de voedingsproducten doelmatig te
ranteooneeren en tegen maximumprijzen
beschikbaar to stellen.
Zal men met deze noodzakelijke maat
regelen weer achter de feiten aankomen,
en er, zooals het reeds zoo cfikwijls is gv
beurd, mee aanvangon als het te laat is 1
Verder moet de productie van eigen bo
dem zoo hoog .opgevoerd worden als het
kan. Daartoe werke de geheele bevolking
en in de eerste plaats d'o overheid mee
Of er genoeg grasland gescheurd is, weet
ik niet. Er is wel genoeg over gepraat en
geschreven. Maar er ligt nog zoo menig
stukje grond in stad en dorp braak of
wordt voor plantsoen of bloemperk ge
bruikt, dat heel wat eerste levensbehoef
ten kon opleveren. Erkent men hier niet
'die macht van het kleine? In al do bange
oorlogsjaren ligt didht bij mijn huis een
groot zoogenaamd bouwterrein, dat vroe
ger kostelijk bouwland was. Het schijnt,
'dat hot thans tot den eigenaar ir doorge
drongen, dat dit toch schande is. Nu is
er althans oen deel van omgespit.
Geldt dit voor de stad, hoeveel te meer
voor het land!, waar men het in normale
tijden met een akker meer of minder zoo
nauw niet neemt' Men geve zulk», gron
den aan menschen, die graag in vrijen
tijn een lapje bewerken en er producten
voor eigen behoefte op kweeken.
Er worde dit jaar zooveel mogelijk in
het Hein, zoowel als-in het groot, geplant,
gopoot en gezaaid. Wat niet voor meneche-
lijk voedsel geschikt is, worde voor vee
voeder bestemd. Zelfs afvalproducten kun
nen naarvoor dienen. Er ga niets verlo
ren 1 Eenige kippen brengt men gemakke
lijk. den zomer door. Wie geen geit kan
houden, probeere hot met een paar konij
nen. Vooral de konijnenfokkerij levert,
met eenige moeite en weinig kosten, be
trekkelijk groot voordeel op. Pakt men het
goed aan, dan heeft men er ook nog plei-
zier van. Waar zijn de vereenigingen, die
zich voor deze zaken plegen te interes
seeren? Voor tentoonstellingen ie hefc^tra
geen tijd; voorlichting op dit gebied is
echter dringend noodig,
Met betrekking tot onze zelfbepaling"
in den vorm van exploitatie van onzen
eigen bodem ter voortbrenging, zooveel
mogelijk van de eerste levensbehoeften,
moeten overheid en particulier initiatief
zoo' krachtig mogelijk samenwerken.
Van hetgeen er geproduceerd wordt,
blijve in het land, wat er niet kan worden
gemist en krijge ten slotte ieder een even
redig deel. Daarvoor moet de Regeering
van stad en land zorgen. Gemakkelijk is
die taak niet, maar het kan, wanneer met
krachtige, teven8 rechtvaardige hand, en
intijds worde ingegrepen.
Daaraan heeft tot op dezen tijd veel ge
mankeerd doch ook hier geldtbeter Iaat
dan nooit 1
Geedhiedb het niet op voldoende, cLi. op
rechtvaardige, wijze, dan zuilen de droeve
gevolgen niet achterwege blijven.
Laten wij allen Regeering en voflk
paraat zijnde nood is hoog.
432
1
aangenomen
Nederlanders
Uk België:
Ui Zwiitoerrland
Uit Frankrijk: - 1
Uit Luxemburg: 1
Van elders (vocff-
namelijk Denen,
Finnen, Zweden,
ens. w. o. vel©
doctoren18
Uit Duitsckland: 6
10
2
1815
77
82
1
15
23
625
Onder deze getallen zijn niet begrepen een
53-tal vreemdelingen, die ala gewezen mflb
tair onder den naam van bierger-geëmployeer
de bij het leger werkzaam rijn.
Ik vestig er de bijzondere aandacht op,
dat van do 6 Duiteche officieren, 12 idem
onderluitenants en 625 Duitsehe onderoffi
cieren en minderen (meeat allen onderoffi
cier) en van <8© 53 burger-geëmployeerden
(meest Duitschera) een groot aantel werk
zaam is op „nationale" pesten, dwjL ver-
trouwenposten op het Departement van Oor
log, bij den Topografischen dienst, de Pyro-
cechnische werkplaatan, de Artlllerie-Cone-
tructie-winkel, de Geweermakersaohool en
andere militaire bureau's en Instellingen.
Welke waarborgen heeft Nedenhuadsoh-
Indië, heeft Nederland, dat deze „vreemde
lingen" in tijden van onlusten of oorlog, bun
Vreemdelingen in het Indische Leger.
In deze tijden van „nationalisme'' waarte
gen alle „internationale" organisaties het
hebben moeten „afleggen" ie het noodig,dat
het Nederlandscbe volk ingelicht wordt om
trent de „internationale'' samensteBSug van
ons Indische Leger.
Behalve de „inheerusche'' militairen van
verschil lende rassen, allem Indiërs, It ons
leger blijkens het laatste Koloniaal Verslag
(van 1917):
en minder,
ofific* o-nderLuit- omderoff.
Uit Nederland 678 188 6061
In Indië-^~-
eigen nationalisme zullen kunnen verlooche
nen en zich met heel hun energie en harts
tocht in dienst zullen kunnen blijven stellen
van ons „nationaal" belang?
Het antwoord op deze vraag geeft ons het
volgende feit:
In hei „Indisch Militair Tijdschrift" van
.1873 staat op blz. 162 onder het hoofd „Toe
stand van het Indische Leger bij bet einde
van 1871" te lezen:
„Ter voorziening in 'de ongunstige uit
komsten der Amboimeesche werving werd
de machtiging des Koninge verkregen om
een proef te nemen met de aanneming van
Japanners.
Nadat ter zake de noodig© voorzorgsmaat
regelen zullen genomen zijn, zal aan die
machtiging gevolg worden gegeven."
Welnu, toen ik eind 1916 Indië verliet,
waren er géén Japanners in het Indische
Leger endie proef is nimmer genomen!
Waarom niet?
Omdat die voorzorgsmaatregelen onbe
staanbaar zijn!
Mogen het bovenstaande slaatje goed door
dringen tot allen, die in deze aangelegen
heid eenigen invloed kunnen uitoefenen, op
dat voor nu en in de toekomst aan dezen in
i Indië algemeen ge wraakten toestand een
einde komt.
i Den Haag, April 1918.
(Obrechlsfraat 286.)
H. J. VERMEER,
gep. kapitein O.-I.IL
Australië s weermacht
De gouverneur-generaal roept tegen 12
April een conferentie bijeen, waaraan ook
vertegenwoordigers van c&e Labour Party
deelnemen, ten einde gezamenlijk de poli
tiek vast te stellen, waardoor voldoende
versterking van de Australische troepen in
Europa zal worden verkregen.
Dultsch bezit in de Vereenigde Staten.
Wij vernemen nog eenige bijzonderheden
■over de inbeslagneming van zee groote wol-
fabrieken welke in Duiteche handen zich be
vonden. De fabrieken telden samen 25,000
arbeiders en het er in belegde kapitaal was
14 millioen pond sterling, waarvan 99 proc.
in handen van Duitechers was De onderne
mingen droegen Amerika ansche namen,
maar de regeering kwam er achter, dat ze
in Duitsch bezit waren, door gegevens ge
vonden in de papieren van Hugo Schmidt,
den Amerikaanschen agent van de Duitsdie
Bank. Toen de attorney-general te New-
York op verzoek van de Fr ansche regeering
nasporingen deed naar de operation van
Bolo-pasja in Amerika gaven die papieren
een schat van inlichtingen o.a. ook: voor do
betrekkingen tusschen Bolo en Bematorff,
waarbij de Duiteche Bank voor de betalin
gen aan Bolo zorgde. Schmidt had een
ware hartstocht voor papieren en stelde
het relaas van elke transactie to boek.
Een verklaring van PasJltsJ-
Van Korfoe wordt gemeld, dat van zijn
ministerieele verklaring minister Pasjitaj in
de Skoeptsjina zeide,,Het Servische
volk, dat voldoende blijken heeft gegeven
van zijn loyaliteit en zijn opofferingsgezind
heid kan er van verzekerd zijn, dat zijn in
spanning niet vergeefs geweest zal zijn en
dat zijn ideaal zal worden verwezenlijkt.
Het volk zal er voor moeten waken, dat
de intriges, die de bedoeling hebben de een
heid en eendracht te verstoren, geen in
vloed zullen krijgen. Oostenrijk heeft on
juiste vredesgeruchten de wereld ingezon
den ,om het geloof van de geallieerden in
de trouw van Servië te schokken, maar Ser
vië komt te goed do regeering te Weenen,
om zich te laten bedriegen door dergelijke
voorspiegelingen.
Het zal tot het einde toe trouw aan zijn
bondgenooten blijven. Een duurzame vrede
kan niet worden bereikt, zoolang niet de
volkeren, die door de Habsburgers tot sla
ven gemaakt zijn, het juk niet zullen heb
ben afgeschud. Alleen een staat, samenge
steld uit Serviërs, Kroaten en Slovenen en
nauw verbonden aan Italië, kan in de toe
komst den weg versperren aan het Ger-
maansch imperialisme.
De Serviërs, evenals hun bondgenooten,
verlangen slechts dat hun recht geschieden
zal. Zij willen de stichting van een staat,
die alle Yoego-Slaven omvat, deeannexatie
van Elzae-Lotharingen, herstel van België,
stichting van een Poolsch en van een Tsje
chisch koninkrijk. De leuze luidt: Italië
voor de Italianen, Roemenië voqr do Roe
menen en Griekenland voor de Grieken.
Indien men thans deze volkomen gewet
tigde bedoelingen niet bereikt, moet men
voorbereid zijn op een hieuw bloedbad. De
vooruitgang der menschheid kan alleen be
rusten op de grondbeginselen van de vrij
heid en de rechtvaardigheid, en op het
recht van iedere natie om over zijD eigen
lot te beschikken.
Lord Cecil en de rede van Czernin.
Ijord' Cecil heeft zich in een onderhoud
met een-correspondent van Reuter over de
jongste verklaringen van graaf Czernin als
volgt uitgelaten:
Welke twijfel ook. omtrent Czernins hou
ding voor diens jongste verklaringen moge
hebben bestaan, thans kan er niet aan ge
twijfeld worden, dat hij de Pruisische idealen
en de Pruisische politiek voorstaat. Hij durft
zeer stout bewiren, dat het vredesaanbod,
dat htf en rijn bondgenooten hebben gedaan,
matig is en zelfs gegrond is op de beginse
len van het zelfbeschikkingsrecht en" op de
formule „geen inlijvingen en geen schade
loosstelling." Wat het zelfbeschikkingsrecht
betreft, is elk der nieuwe staten georgani
seerd, zonder dat in het minst rekening werd
gehouden met de' wenschen van de volken,
die er zich niet bij kunnen neerleggen. In
het noorden werd slechts voldaan aan de
wenschen van een kleine kliek van Duitsclie
baronnen en van een oobeteekenend gedeel
te van de bevolking. ï)e wenschen van de
de bevolking. De wenschen van de groote
massa der bevolking werden genegeerd. Er
werd zelfs geen ernstige poging gedaan om
met de verschillende rassen rekening te hou
den: Esthen, Letten, Lithauers, Polen en
Oekrainiërs werden allen als onmondigen be
handeld en bij dezen of genen staat inge
deeld, zonder op hun verleden als ras te
Ietten. Roemenië' levert daar een bijzonder
sterk voorbeeld voor. In de Cobroedzja, welk
gebied aan Bulgarije is afgestaan, wonen
slechts 18 pCt. Bulgaren tegen 55 pCt. Roe-
meniërs, terwijl zuidelijk Bessarabië, dat
blijkbaar aan Roemenië^ zal worden toege
wezen, het gedeelte vormt, waar de minste
Roemeniërs wonen.
Wellicht is een van de" meest huichelach
tige bepalingen van de' vredesvoorwaarden
die, waarbjj de schjjn wordt gewekt, alsof
geen oorlogsschatting* aan de Centralen be
hoeft te worden betaald, terwijl ra werkelijk
heid een zware oorlogsschatting wordt oj>-
Ten aanzien van de Oekraine jal Czemin's
eisch om alle levensmiddelen in bezit te kra
gen, geen kwestie zijn van aankoop, maar van
inbeslagneming. Bovendien moeten de kosten
van requisitie, die de Centralen hebben ge
maakt; worden afgeschreven. Voor Roeme
nië bedragen deze 50 millioen pond.
Lord Cecil zeide ten slotte, dat hij de Prui
sische brutaliteit verkiest boven de Oosteür
rijk-Hon gaarsche huichelachtigheid.
„Als men zijn buurman gaat berooven ën
worgen, is het beter om met over gema
tigdheid te spreken.'8
Onlusten te Quebec.
Er hebben te Quebec onlusten plaats ge
had, blijkbaar ten gevolge van de toepas
sing der dienstplichtwet. De Franschen in
Canada hebben zich tegen den dienstplicht
verklaard en vermoedelijk zijn ze nu hun
verzet in het parlement met heeft gehol
pen, althans te Quebec tot daadwerkelijk
verzet overgegaan. 'De ftN. R. Ct." ont
ving een telegram uit Londén meldend
De „Daily Tel." d.d. Zondag uit Mon
treal Voorloopig althans zijn de opstoot
jes te Quebec af geloop en. De militaire
overheid laat zich nu gelden door bemid
deling van de politie van het gebied, welke
de menschen, die aan de laatste uitspattin
gen ©chuldEg staan bijeen heeft gejaagd.
Zaterdag werden er acht gevangen geno
men, negentien anderen zitten in voorloo-
pige hechtenis. De meesten, beschuldigd van
wapena te dragen, werden al, voor de leus
beboet, op vrije voeten gesteld, en 45 ande
ren, aangeklaagd van oproerkraaierijrijn
eveneens weer vrij. Het onderzoek naar de
menschen, bij de wanordelijkheden gedood,
wordt Maandag geopend. Het vaste besluit
der bondsregeering om te blijven bij het'
doorzetten van de wet op den dienstplicht
bleek Zaterdag opnieuw, toen commissaris
Kerr van de Oanadecsche politie met last
gevingen kwam om daarmee naar Quobeo
te gaan en krachtige maatregelen te nemen
teil einde de we>t met kracht toe te passen
en de deserteurs te snappen. Er ie nog een
sterke militaire macht in de stad gelegerd
en heb ziet er thans naar uit, dat de onge
regeldheden tot het verleden behoor en, de
wijl de inwoners van Quebec ontzag heb
ben voor de onverzettelijkheid der regee
ring. Een fiksche troepenmacht staat ge
reed om de wet te döen gehoorzamen en er
rijn krasse maatregelen genomen om allen,
verdocht van bij de recente herrie betrok
ken te zijn, te arresteeren. Het bewijs
materiaal, dat de militaire overheid in
handen heeft gekregen, toont aan, diat dé
onrust volkomen plaatselijk was. Van Mon
treal uit werd geen hulp geboden, gelijk
overheidspersonen te Quebec tot nu toe
1 voorgaven. Wel hebben eenige op den voor-
I .grond! tredende burgers van Quebec daar-
I mee te maken, doordat ze cheques gaven
aan mannen in verband met de wanorde-
lijkheden en vermoedelijk zullen zij hard-
I handig worden aangepakt.
i De Dultsche—politiek en de vrede,
i „Ondanks de wapensuccessen in het wes
ten gaat de deur van den vrede nog steeds
niet open; in tegendeel, de Duitsche poli
tiek maakt steeds meer het tot'-stand-komen
van een duurzamen, algemeenen vrede on
mogelijk."
Dat is het slot van een artikel in de
„Leipriger Volksztg.", naar aanleiding van
de telegrammen, welke 'gewisseld rijn tus-
schon den president van den Rijksdag en
Hindenburg, naar aanleiding van het offen
sief in het westen. Hindenburg seinde o.m.
„De Engelschen en Franschen moeten
niet gelooven, dat de nieuwe bloedoffers,
die rij ons oplegden, voor niets worden ge
bracht. Met het leger ben ik overtuigd, dat
do Rijksdag den wensch van het dappere
leger, de beste zonen des volks, verstaat,
en voor een sterken Duitschen vrede zal
opkomen, omdat cfie ons alleen voor ver
dere oorlogen kan bewaren."
Hindenburg is dus van oordeel, schrijft de
„Leipziger", dat de resolutie van den
Rijksdag met betrekking tot eten vrede,
reeds in den prullemand is verzeild, dat het
nu nog alleen maar kan gaan, om een ster
ken Duitschen vrede. En nu moeten wij af
wachten wat de Rijksdagmeerderhedd naar
aanleiding daarvan heeft te zeggen.
Intuschen weren zich de groote indus-
i treelen en andere annexionisten dapper.
Zij hebben aan de legerleiding een memorie
doen toekomen, waarin zij aandringen op
j de annexatie van het Fransche ertsgebied
j van Briey en Lonwy. En van den zoon van
I den centrumlcider, professor Spahn, is in
een historisch stak aangetoond, dat die ge-
I bieden eigenlijk bij Duitschland behooren
j en dat het toevoegen daarvan aan Duitech-
land dus niets anders is dan een „des-
annexation.
Henderson geeselt het Dnitscho militarisme.
Arthur Henderson heeft te Londen eea
rede gehouden over „democratie en reli
gie", waarin hij o.a. zeide
„Gedurende de laatste 14 dagen heeft En
geland zijn 'zwaarste beproeving doorge
maakt en ecu ongeschokt vertrouwen en
onwrikbare vastberadenheid aan den dag,
gologd. Elke andere houding zou in strijd
rijn met de Britsche traditien en onwaardig
tegenover de dapperen, die aan den vreese-
lijken slag van den wreeden vijand zoo'n
heldhaftigen weerstand hebben geboden. De
keizer en zijn militaire kliek hebben döor
het jongste offensief, dat gevolgd is op hun
achaamtelooze behandeling van Rusland,
het Britsche volk aaneengesmeed voor een
vastberaden krachtinspanning, om het md-
lrtairiaroe te vernietigen.
Spreker verklaarde, dat hij voorstander
was geweest van een politiek van verzoe
ning, maar dat het optreden van de Dnit
scho regeering een o-plossing door middel
van verzoening zeer heeft bemoeilijkt. Door
dit optreden is het bewijs gelewerd, dat het
Pruisische militairisme moet worden ver
pletterd.
Naar het Engelsch
van Mevr. ALFRED SIDGWTCK.
46)
(Want de gewoonten van vijftien jaar gaan
niet in één dog verloren, en lady Tuft vond
nog altijd, dat haar zustor er gedrukt, oud
en leelijk uit moest zien. Maar zoo Anna
van middelbaren leeftijd was, bleek dat met
vanavond Zij had heiir haar op bijzondere
manier opgemaakt, en zij had een zwaar
zijden japon aan, die de kleur van joaige
seringen bad, on van een mot ju weel en be
dekt stuk in breed© plooien afhing. Zij had
Oostersche armbanden aan haar bloote ar
men en een diadeem van veelkleurige juwee-
len op het hoofd. Deze waren haar geleend
door Jasper, die ze eens noodig had gehad
voor zijn grooto schilderij van Klyt>em-
nestra en naar zijn photographie van de
schilderij hacf Anna beur haar gedaan;
maar de japon was uit Londen gekomen,
volgons do bestelling van Simon. Hij had
haar nog niet in do kleur gezien, die haar
hot best stond, zed hij. Rosalinde had een
Pierrot's pak van Lamorna geleend en zag
er jong en aardig uit. Maar rij kad één
zwart en één wit been bij haar bepaald
korte rokken, en de eenige manier, waarop
at u lady Tufts meening omtrent 't pak kan
beschrijven, is, u te zeggen, dat rij er het
hoofd over schudde. Er waren echter zoo
veel menschen in de kamer, en de meeste»
Tan hen verwekten zoovee! gelach en ple
zier, dot niemand zich er aan stoorde, wat
die Tufta vonden.
Sir Lucius en lady Tuft met Amy In haar
zwart zijden japon gingen ritten en keken
naar het vreemde tooneel, waar zij zich be
vonden. Er. was geen enkel costuum, dat
zij gezien hadden op behoorlijke en kost
bare gekostumeerde bals. Niemand had veel
tijd of geld besteed aan hetgeen men droeg,
maar iedereen had oorspronkelijkheid ge
toond. John Larch was een blinde bedelaar'
I met een doek over één oog, Jasper en La-
I morna waren roodhuiden in pakken, cfie
i Lamorna gemaakt en versierd had met vee-
j renmevrouw Main.waring was een betoo-
I verende Incroable, haar echtgenoot zag er
alt als lord Dundreary on Marjorie met
j haar zijdén krullen en gebloemd mousseli-
non japon was ale een figuur uit Cranford.
Maar hot meeste opgang maakten mijnheer
on mevrouw Eastwick, een mooi, pas ge-
j huwd, jong paar, kwamen als de oude
bewoners van de onderaardsche woon
plaats van voorhistorische menschen, die
een dier bezienswaardigheden van de buurt
en in hun tuin was. Gelach en kreten van
bewondering begroetten hun binnenkomst,
terwijl lariy Tuft stil zat. stijf van schaduw.
Want mijnheer Eastwick was ruim zes voet
en hij droog een losse, roode pruik, schoe
nen van grof linnen, met touw genaaid, en
j een tunika van grof linnen, ook mot touw
genaaid, zonder mouwen en eindigende
boven zijn knieën. Hij zwaaiden een groote
bijl. De kleeding van rijn vrouw waa even
weinig al® de zijne, zij droeg hear haar bo
ven op hot hoofd in een wrong, zooaJa de
voor-historische wildon in „Punch." Z3j zag
er zoo goed als goud uit en too jong ais de
loot», maar het valt niet te ontkermen, dat
haar mooie armen bloot waren tot den
schouder en haar mooie beenen bloot tot
de knieën, naakter dan die ven ladiy Tuft als
zij in badkostuum uit een koetsje op beé
strand te Oromer stapte. „Bovendien ga ik
niet met mijn vriendin in badkostuum
eten," zei zij tob Tony, cfie zei, dat me
vrouw Eastwick er als een madeliefje uit
zag. „Ieder ding heeft zijn tijd en plaats."
„Ik wilde, dat ik in pyama gekomen
was," zei haar zoon, en hij baande zich een
weg naar mevrouw Eastwick, in de hoop,
dat Daan Merivale, cfie bij haar stond, hem
zou voorstellen. Maar voordat hij haar be-
reikte, werden rijn gedachten van haar af
getrokken door do komst van Veronica TeaJ
in een kostuum, dat in het eerst rriet met
toejuichingen begroet werd, maar met een
schok van verbaring. Ofschoon zij in het
hotel logeerde, verscheen zij als gewoonlijk
het laatste, en toen zij de deur geopend
had, stond rij een oogonblik stil voordat
zij op haar gastheer toetrad. Zij was ge
kleed als een kind, als een Futuristisch
kind, in korte kleeren. Zij droeg een pruik,
cfie zij zelf hard groen gekleurd had. Zij had
haar wenkbrauwen ook groen gekleurd eri
geverfde groene schaduwen bij haar neus
gatenHet overige van haar gericht was
<fik gepoederd wit, maar haar lippen waren
rood. Zij had een korte, witte tunika aan
zonder mouwen met zwarte moezen en stre
pen en zwarte schoenen, kruiselings met
zwarte linten om haar bloote beenen vast
gemaakt.
„Schaamteloos schepsel,zei lady Tuft,
en Rosalinde, cfie bij haar moeder stond,
zeide: „Ze maakt me misselijk."
Toen begon het rrriddbgmaa! en zes en
dertig menschen zaten ongedwongen aan de
lange, smalle tafel, cfie aangericht was in
de groote kamer, waar lederen Vrijdag
massa's menschen <ait PortMew thee kwa
men drinken.
Eerst werd de tegenwoordigheid van air
Lucius en lady Tuft als een last gevoeld. Zij
trachtten wool ijk te kijken, maar de poging
was al te duidelijken toen de visch kwam,
doden rijn geen moeite meer en zaten als
toonbeelden van beleedigde deftigheid op
hun plaatsen. Men kan niet verwachten,
dat vier en dertig menschen zich naar twee
sullen schikken, vooral als de gastheer zelf
in goede stemming ia en zijn gasten cham
pagne aanbiedt. Allerlei dingen gebeurden,
cfie niet op Sceton gebeurden, en al stak er
geen kwaad in, de uitwerking op lady Tuft
was cfie van een feest, waaraan niemand
van haar gezin met genot en goedkeuring
kon deelnemen. Ten minste zoo had hot
moeten zijn; maar zij zag, dat Tony geheel
op zijn gemak scheen en in de beste stem
ming. In plaats van naast Amy, had hij een
plaats gevonden tusschen Veronica Teal en
mevrouw Eastwick en toen do gastheer op
stond om den champagne open te maken,
sprak Tony hem aan als oom Simon en
hielp. hem. A. B., ook iemand, die niet aan
lady Tuft beviel, hielp ook, en voordat de
maaltijd half voorbij was, stond hij op en
hield een kleine toespraak, cfie de alge
meen» vroolijkheid verhoogde. Hij begon
met een toespeling op den grooten man,
cfie Menwimon met zijn tegenwoordigheid
vereerde, en voor een oogonblik glimlachte
lady Tuft goedgunstig tegen den spreker,
omdat zij meende, dat hij air Lucchia bedoel
de maar de glimlach had geen tijd van
haar gelaat te verdwijnen, voordat zij be
merkte, dat de hulde van A. B. Simon
Olondeeby gold, zoowel in zijn hoedanigheid
van gastheer aïs van kunstenaar.
Deze toespraak was de eerste van vel»,
alle min of meer van dezelfde soort. De
I man, cfie op de gezondheid der dames dronk
wenschfce zelfs mevrouw Oloudesby en Ro
sal inde geluk met haar beroemden naam,
i Hij was pas naar Menwimon teruggekeerd,
I na een langdurige afwezigheid, en wist dos
niet, dat hij een flater beging, toen hij
sprak van Simon's gelukkig huis, en er
ontstond een pijnlijk oogonblik, toen hij op
hield en vroeg, waarom A. B. hem onder
de tafel schopte. Toen stond A. B. weer op
en zong „Waard, vul den bekeer," terwijl
Simon en Tony rond gingen, om het te
I doen.
Want vanavond willen we vroolijk rijn,
Want vanavond willen we vroolijk zijn,
Want vanavond willen we vroolijk zijn,
Morgen zullen we matig rijn,
zang iedereen in koor, behalve de Tufte.
Maar toen Simon mi Tony A. B. bereik
ten, ga-f hij hun aldaar lustig zingend de
hand en begon om de tafel te dansen. In een
oogenblik volgden de andoren, totdat ieder
een (behalve de Tufte weer) hand in hand
I danste op de wijs van A. B-'s liedje. Alt
een nieuwe gang van het maal binnenkwam,
gingen rij ritten en aten, maar er tusschen
I door gingen zij voort met toespraken, rin
gen, dronken zij op iemands gezondheid en
I maakten zoo'n lawaai, dat ar Lucius be-
I greep, dat er van een behoorlijk onderhoud
géén sprake ^on zijn. Hij en rijn vtouw
hadden het werkelijk onbehaaglijk, omdat
men toch niet verwachten kan, dat men-
schen van hun leeftijd, omvang en stand om
de tafel zouden dansen met. een troep ver-
kleede gekken, die vrooiijker en drukker
I waren dan lady Tuft behoorlijk vond.