In vroeger dagen. No. 17829. LEIDSCH DAGBLAD Zaterdag 13 April. Tweede Blad Anno 1918. Brieven van een Leidenaar. INGEZONDEN. DE OORLOG. FEUILLET9N 25 DOXXX1T. Zijn wij in een vroeger stadium van don porflog wel eens mefc medelijden vervuld geweest voor onze Oostelijke naburen, als wij lazen, hoe de burgerlijke bevolking 'er i schier aan alles gebrek had, het schijnt rtn wel, dat wij, die t-ot dusver tegenover 'deae buren royaal konden doen, er even moeilijk voor zullen komen te etaan. Het voedingsvraagstuk wordt ook hier bij den dag nijpender. Het broodrantsoen is reecfa zoo gering, dat het voor een normaal mensdh nauwelijks toereikend ia, ik las zelfs, dat wij het geringste rantsoen van Europa hebben en tooh zullen wij, als er geen graan of meel binnenkomt, op deze iwijze den nieuwen oogst niet eens kunnen halen. Over den aardappelen/voorraad wondt ongelijk gesproken; maar het is een veeg teaben, dat er hier en daar al gebrek aan begint te komen. Vet moot er zoo goed als in het geheel niet meer zijn, al thans niet voor den (handel; de veestapel .schijnt ook haast afgeslacht; het kleine ïantsoen, dat ons is toegedacht, ia even min voldoende, terwijl de prijs zóó is, dat zelfs dit kleine beertje niet onder vele* bereik komen "kan, gesteld, dat hel te ver krijgen ware. Gelukkig staat nu de zomer deur. Voor brandstoffen behoeven wij voorloopig geen groote zorg te hebben en 'als het weer niet al te veel tegenstaat, le vert do natuur weldra een voorraad van voedsel, dat het tekort aan brood, vleesch en vet eenigazins kan aanvullen. Wij blij ven hopen op invoer van broodikoren en meel, doch wij mogon op die hoop onze ,vo edingspolitiek, nu en voor de toekomst, niet bouwen. Laten wij lieyer het allererg ste aannemen, nl. dat wij enkel aangewe zen blijven op eigen productie I Wanneer er nu niet genoeg vee meer is, dan valt daarvan voor een deel de s clmld op den te aanzienlijken uitvoer naar het buiten land en de to groote afslachting in eigen land, waarvan wellicht nog weer een deel langs smokkel wegen over de grenzen is gegaan. Hetzelfde zouden wij kunnen zeg gen van onze visch. Zeker, er wordt Re- geeringsvisdh voor een uiterst billijken prijs beschikbaar gesteld, maar in even redigheid tot de geheele vangst veel te weinig. Ik gun tuinders, veehouders en reeders graag een goede winst, doch onze eigen volksvoeding gaat ons toch meer ter harte. Wanneer ik nu hoor, dat van de eerste heerlijke spinazie al weer 80 pCt. mag worden uitgevoerd en er slechts 20 pCt. beschikbaar blijft voor eigen voeding, dan Vraag ik mij angstig af, of heb. nu d© nood toch bijna op het hoogst geklommen $3, nog wéér zoo gaan zal al® vorige jaren. De overblijvende 20 pOt. kan lang niet in de bfhoofto voor die eigen bevolking voor zien, en daardoor wordt de prijs zóó hoog, dat betrekkelijk weinigen zich de weelde, om ze te kunnen koopen, kunnen veroor loven. Een goede politiek lijkt het mij dit jaar eigen productie zooveel mogelijk in -het land zelf te houden. Zoo noocfig legge de Regeering "op den geheelen oogst beslag, om de voedingsproducten doelmatig te ranteooneeren en tegen maximumprijzen beschikbaar to stellen. Zal men met deze noodzakelijke maat regelen weer achter de feiten aankomen, en er, zooals het reeds zoo cfikwijls is gv beurd, mee aanvangon als het te laat is 1 Verder moet de productie van eigen bo dem zoo hoog .opgevoerd worden als het kan. Daartoe werke de geheele bevolking en in de eerste plaats d'o overheid mee Of er genoeg grasland gescheurd is, weet ik niet. Er is wel genoeg over gepraat en geschreven. Maar er ligt nog zoo menig stukje grond in stad en dorp braak of wordt voor plantsoen of bloemperk ge bruikt, dat heel wat eerste levensbehoef ten kon opleveren. Erkent men hier niet 'die macht van het kleine? In al do bange oorlogsjaren ligt didht bij mijn huis een groot zoogenaamd bouwterrein, dat vroe ger kostelijk bouwland was. Het schijnt, 'dat hot thans tot den eigenaar ir doorge drongen, dat dit toch schande is. Nu is er althans oen deel van omgespit. Geldt dit voor de stad, hoeveel te meer voor het land!, waar men het in normale tijden met een akker meer of minder zoo nauw niet neemt' Men geve zulk», gron den aan menschen, die graag in vrijen tijn een lapje bewerken en er producten voor eigen behoefte op kweeken. Er worde dit jaar zooveel mogelijk in het Hein, zoowel als-in het groot, geplant, gopoot en gezaaid. Wat niet voor meneche- lijk voedsel geschikt is, worde voor vee voeder bestemd. Zelfs afvalproducten kun nen naarvoor dienen. Er ga niets verlo ren 1 Eenige kippen brengt men gemakke lijk. den zomer door. Wie geen geit kan houden, probeere hot met een paar konij nen. Vooral de konijnenfokkerij levert, met eenige moeite en weinig kosten, be trekkelijk groot voordeel op. Pakt men het goed aan, dan heeft men er ook nog plei- zier van. Waar zijn de vereenigingen, die zich voor deze zaken plegen te interes seeren? Voor tentoonstellingen ie hefc^tra geen tijd; voorlichting op dit gebied is echter dringend noodig, Met betrekking tot onze zelfbepaling" in den vorm van exploitatie van onzen eigen bodem ter voortbrenging, zooveel mogelijk van de eerste levensbehoeften, moeten overheid en particulier initiatief zoo' krachtig mogelijk samenwerken. Van hetgeen er geproduceerd wordt, blijve in het land, wat er niet kan worden gemist en krijge ten slotte ieder een even redig deel. Daarvoor moet de Regeering van stad en land zorgen. Gemakkelijk is die taak niet, maar het kan, wanneer met krachtige, teven8 rechtvaardige hand, en intijds worde ingegrepen. Daaraan heeft tot op dezen tijd veel ge mankeerd doch ook hier geldtbeter Iaat dan nooit 1 Geedhiedb het niet op voldoende, cLi. op rechtvaardige, wijze, dan zuilen de droeve gevolgen niet achterwege blijven. Laten wij allen Regeering en voflk paraat zijnde nood is hoog. 432 1 aangenomen Nederlanders Uk België: Ui Zwiitoerrland Uit Frankrijk: - 1 Uit Luxemburg: 1 Van elders (vocff- namelijk Denen, Finnen, Zweden, ens. w. o. vel© doctoren18 Uit Duitsckland: 6 10 2 1815 77 82 1 15 23 625 Onder deze getallen zijn niet begrepen een 53-tal vreemdelingen, die ala gewezen mflb tair onder den naam van bierger-geëmployeer de bij het leger werkzaam rijn. Ik vestig er de bijzondere aandacht op, dat van do 6 Duiteche officieren, 12 idem onderluitenants en 625 Duitsehe onderoffi cieren en minderen (meeat allen onderoffi cier) en van <8© 53 burger-geëmployeerden (meest Duitschera) een groot aantel werk zaam is op „nationale" pesten, dwjL ver- trouwenposten op het Departement van Oor log, bij den Topografischen dienst, de Pyro- cechnische werkplaatan, de Artlllerie-Cone- tructie-winkel, de Geweermakersaohool en andere militaire bureau's en Instellingen. Welke waarborgen heeft Nedenhuadsoh- Indië, heeft Nederland, dat deze „vreemde lingen" in tijden van onlusten of oorlog, bun Vreemdelingen in het Indische Leger. In deze tijden van „nationalisme'' waarte gen alle „internationale" organisaties het hebben moeten „afleggen" ie het noodig,dat het Nederlandscbe volk ingelicht wordt om trent de „internationale'' samensteBSug van ons Indische Leger. Behalve de „inheerusche'' militairen van verschil lende rassen, allem Indiërs, It ons leger blijkens het laatste Koloniaal Verslag (van 1917): en minder, ofific* o-nderLuit- omderoff. Uit Nederland 678 188 6061 In Indië-^~- eigen nationalisme zullen kunnen verlooche nen en zich met heel hun energie en harts tocht in dienst zullen kunnen blijven stellen van ons „nationaal" belang? Het antwoord op deze vraag geeft ons het volgende feit: In hei „Indisch Militair Tijdschrift" van .1873 staat op blz. 162 onder het hoofd „Toe stand van het Indische Leger bij bet einde van 1871" te lezen: „Ter voorziening in 'de ongunstige uit komsten der Amboimeesche werving werd de machtiging des Koninge verkregen om een proef te nemen met de aanneming van Japanners. Nadat ter zake de noodig© voorzorgsmaat regelen zullen genomen zijn, zal aan die machtiging gevolg worden gegeven." Welnu, toen ik eind 1916 Indië verliet, waren er géén Japanners in het Indische Leger endie proef is nimmer genomen! Waarom niet? Omdat die voorzorgsmaatregelen onbe staanbaar zijn! Mogen het bovenstaande slaatje goed door dringen tot allen, die in deze aangelegen heid eenigen invloed kunnen uitoefenen, op dat voor nu en in de toekomst aan dezen in i Indië algemeen ge wraakten toestand een einde komt. i Den Haag, April 1918. (Obrechlsfraat 286.) H. J. VERMEER, gep. kapitein O.-I.IL Australië s weermacht De gouverneur-generaal roept tegen 12 April een conferentie bijeen, waaraan ook vertegenwoordigers van c&e Labour Party deelnemen, ten einde gezamenlijk de poli tiek vast te stellen, waardoor voldoende versterking van de Australische troepen in Europa zal worden verkregen. Dultsch bezit in de Vereenigde Staten. Wij vernemen nog eenige bijzonderheden ■over de inbeslagneming van zee groote wol- fabrieken welke in Duiteche handen zich be vonden. De fabrieken telden samen 25,000 arbeiders en het er in belegde kapitaal was 14 millioen pond sterling, waarvan 99 proc. in handen van Duitechers was De onderne mingen droegen Amerika ansche namen, maar de regeering kwam er achter, dat ze in Duitsch bezit waren, door gegevens ge vonden in de papieren van Hugo Schmidt, den Amerikaanschen agent van de Duitsdie Bank. Toen de attorney-general te New- York op verzoek van de Fr ansche regeering nasporingen deed naar de operation van Bolo-pasja in Amerika gaven die papieren een schat van inlichtingen o.a. ook: voor do betrekkingen tusschen Bolo en Bematorff, waarbij de Duiteche Bank voor de betalin gen aan Bolo zorgde. Schmidt had een ware hartstocht voor papieren en stelde het relaas van elke transactie to boek. Een verklaring van PasJltsJ- Van Korfoe wordt gemeld, dat van zijn ministerieele verklaring minister Pasjitaj in de Skoeptsjina zeide,,Het Servische volk, dat voldoende blijken heeft gegeven van zijn loyaliteit en zijn opofferingsgezind heid kan er van verzekerd zijn, dat zijn in spanning niet vergeefs geweest zal zijn en dat zijn ideaal zal worden verwezenlijkt. Het volk zal er voor moeten waken, dat de intriges, die de bedoeling hebben de een heid en eendracht te verstoren, geen in vloed zullen krijgen. Oostenrijk heeft on juiste vredesgeruchten de wereld ingezon den ,om het geloof van de geallieerden in de trouw van Servië te schokken, maar Ser vië komt te goed do regeering te Weenen, om zich te laten bedriegen door dergelijke voorspiegelingen. Het zal tot het einde toe trouw aan zijn bondgenooten blijven. Een duurzame vrede kan niet worden bereikt, zoolang niet de volkeren, die door de Habsburgers tot sla ven gemaakt zijn, het juk niet zullen heb ben afgeschud. Alleen een staat, samenge steld uit Serviërs, Kroaten en Slovenen en nauw verbonden aan Italië, kan in de toe komst den weg versperren aan het Ger- maansch imperialisme. De Serviërs, evenals hun bondgenooten, verlangen slechts dat hun recht geschieden zal. Zij willen de stichting van een staat, die alle Yoego-Slaven omvat, deeannexatie van Elzae-Lotharingen, herstel van België, stichting van een Poolsch en van een Tsje chisch koninkrijk. De leuze luidt: Italië voor de Italianen, Roemenië voqr do Roe menen en Griekenland voor de Grieken. Indien men thans deze volkomen gewet tigde bedoelingen niet bereikt, moet men voorbereid zijn op een hieuw bloedbad. De vooruitgang der menschheid kan alleen be rusten op de grondbeginselen van de vrij heid en de rechtvaardigheid, en op het recht van iedere natie om over zijD eigen lot te beschikken. Lord Cecil en de rede van Czernin. Ijord' Cecil heeft zich in een onderhoud met een-correspondent van Reuter over de jongste verklaringen van graaf Czernin als volgt uitgelaten: Welke twijfel ook. omtrent Czernins hou ding voor diens jongste verklaringen moge hebben bestaan, thans kan er niet aan ge twijfeld worden, dat hij de Pruisische idealen en de Pruisische politiek voorstaat. Hij durft zeer stout bewiren, dat het vredesaanbod, dat htf en rijn bondgenooten hebben gedaan, matig is en zelfs gegrond is op de beginse len van het zelfbeschikkingsrecht en" op de formule „geen inlijvingen en geen schade loosstelling." Wat het zelfbeschikkingsrecht betreft, is elk der nieuwe staten georgani seerd, zonder dat in het minst rekening werd gehouden met de' wenschen van de volken, die er zich niet bij kunnen neerleggen. In het noorden werd slechts voldaan aan de wenschen van een kleine kliek van Duitsclie baronnen en van een oobeteekenend gedeel te van de bevolking. ï)e wenschen van de de bevolking. De wenschen van de groote massa der bevolking werden genegeerd. Er werd zelfs geen ernstige poging gedaan om met de verschillende rassen rekening te hou den: Esthen, Letten, Lithauers, Polen en Oekrainiërs werden allen als onmondigen be handeld en bij dezen of genen staat inge deeld, zonder op hun verleden als ras te Ietten. Roemenië' levert daar een bijzonder sterk voorbeeld voor. In de Cobroedzja, welk gebied aan Bulgarije is afgestaan, wonen slechts 18 pCt. Bulgaren tegen 55 pCt. Roe- meniërs, terwijl zuidelijk Bessarabië, dat blijkbaar aan Roemenië^ zal worden toege wezen, het gedeelte vormt, waar de minste Roemeniërs wonen. Wellicht is een van de" meest huichelach tige bepalingen van de' vredesvoorwaarden die, waarbjj de schjjn wordt gewekt, alsof geen oorlogsschatting* aan de Centralen be hoeft te worden betaald, terwijl ra werkelijk heid een zware oorlogsschatting wordt oj>- Ten aanzien van de Oekraine jal Czemin's eisch om alle levensmiddelen in bezit te kra gen, geen kwestie zijn van aankoop, maar van inbeslagneming. Bovendien moeten de kosten van requisitie, die de Centralen hebben ge maakt; worden afgeschreven. Voor Roeme nië bedragen deze 50 millioen pond. Lord Cecil zeide ten slotte, dat hij de Prui sische brutaliteit verkiest boven de Oosteür rijk-Hon gaarsche huichelachtigheid. „Als men zijn buurman gaat berooven ën worgen, is het beter om met over gema tigdheid te spreken.'8 Onlusten te Quebec. Er hebben te Quebec onlusten plaats ge had, blijkbaar ten gevolge van de toepas sing der dienstplichtwet. De Franschen in Canada hebben zich tegen den dienstplicht verklaard en vermoedelijk zijn ze nu hun verzet in het parlement met heeft gehol pen, althans te Quebec tot daadwerkelijk verzet overgegaan. 'De ftN. R. Ct." ont ving een telegram uit Londén meldend De „Daily Tel." d.d. Zondag uit Mon treal Voorloopig althans zijn de opstoot jes te Quebec af geloop en. De militaire overheid laat zich nu gelden door bemid deling van de politie van het gebied, welke de menschen, die aan de laatste uitspattin gen ©chuldEg staan bijeen heeft gejaagd. Zaterdag werden er acht gevangen geno men, negentien anderen zitten in voorloo- pige hechtenis. De meesten, beschuldigd van wapena te dragen, werden al, voor de leus beboet, op vrije voeten gesteld, en 45 ande ren, aangeklaagd van oproerkraaierijrijn eveneens weer vrij. Het onderzoek naar de menschen, bij de wanordelijkheden gedood, wordt Maandag geopend. Het vaste besluit der bondsregeering om te blijven bij het' doorzetten van de wet op den dienstplicht bleek Zaterdag opnieuw, toen commissaris Kerr van de Oanadecsche politie met last gevingen kwam om daarmee naar Quobeo te gaan en krachtige maatregelen te nemen teil einde de we>t met kracht toe te passen en de deserteurs te snappen. Er ie nog een sterke militaire macht in de stad gelegerd en heb ziet er thans naar uit, dat de onge regeldheden tot het verleden behoor en, de wijl de inwoners van Quebec ontzag heb ben voor de onverzettelijkheid der regee ring. Een fiksche troepenmacht staat ge reed om de wet te döen gehoorzamen en er rijn krasse maatregelen genomen om allen, verdocht van bij de recente herrie betrok ken te zijn, te arresteeren. Het bewijs materiaal, dat de militaire overheid in handen heeft gekregen, toont aan, diat dé onrust volkomen plaatselijk was. Van Mon treal uit werd geen hulp geboden, gelijk overheidspersonen te Quebec tot nu toe 1 voorgaven. Wel hebben eenige op den voor- I .grond! tredende burgers van Quebec daar- I mee te maken, doordat ze cheques gaven aan mannen in verband met de wanorde- lijkheden en vermoedelijk zullen zij hard- I handig worden aangepakt. i De Dultsche—politiek en de vrede, i „Ondanks de wapensuccessen in het wes ten gaat de deur van den vrede nog steeds niet open; in tegendeel, de Duitsche poli tiek maakt steeds meer het tot'-stand-komen van een duurzamen, algemeenen vrede on mogelijk." Dat is het slot van een artikel in de „Leipriger Volksztg.", naar aanleiding van de telegrammen, welke 'gewisseld rijn tus- schon den president van den Rijksdag en Hindenburg, naar aanleiding van het offen sief in het westen. Hindenburg seinde o.m. „De Engelschen en Franschen moeten niet gelooven, dat de nieuwe bloedoffers, die rij ons oplegden, voor niets worden ge bracht. Met het leger ben ik overtuigd, dat do Rijksdag den wensch van het dappere leger, de beste zonen des volks, verstaat, en voor een sterken Duitschen vrede zal opkomen, omdat cfie ons alleen voor ver dere oorlogen kan bewaren." Hindenburg is dus van oordeel, schrijft de „Leipziger", dat de resolutie van den Rijksdag met betrekking tot eten vrede, reeds in den prullemand is verzeild, dat het nu nog alleen maar kan gaan, om een ster ken Duitschen vrede. En nu moeten wij af wachten wat de Rijksdagmeerderhedd naar aanleiding daarvan heeft te zeggen. Intuschen weren zich de groote indus- i treelen en andere annexionisten dapper. Zij hebben aan de legerleiding een memorie doen toekomen, waarin zij aandringen op j de annexatie van het Fransche ertsgebied j van Briey en Lonwy. En van den zoon van I den centrumlcider, professor Spahn, is in een historisch stak aangetoond, dat die ge- I bieden eigenlijk bij Duitschland behooren j en dat het toevoegen daarvan aan Duitech- land dus niets anders is dan een „des- annexation. Henderson geeselt het Dnitscho militarisme. Arthur Henderson heeft te Londen eea rede gehouden over „democratie en reli gie", waarin hij o.a. zeide „Gedurende de laatste 14 dagen heeft En geland zijn 'zwaarste beproeving doorge maakt en ecu ongeschokt vertrouwen en onwrikbare vastberadenheid aan den dag, gologd. Elke andere houding zou in strijd rijn met de Britsche traditien en onwaardig tegenover de dapperen, die aan den vreese- lijken slag van den wreeden vijand zoo'n heldhaftigen weerstand hebben geboden. De keizer en zijn militaire kliek hebben döor het jongste offensief, dat gevolgd is op hun achaamtelooze behandeling van Rusland, het Britsche volk aaneengesmeed voor een vastberaden krachtinspanning, om het md- lrtairiaroe te vernietigen. Spreker verklaarde, dat hij voorstander was geweest van een politiek van verzoe ning, maar dat het optreden van de Dnit scho regeering een o-plossing door middel van verzoening zeer heeft bemoeilijkt. Door dit optreden is het bewijs gelewerd, dat het Pruisische militairisme moet worden ver pletterd. Naar het Engelsch van Mevr. ALFRED SIDGWTCK. 46) (Want de gewoonten van vijftien jaar gaan niet in één dog verloren, en lady Tuft vond nog altijd, dat haar zustor er gedrukt, oud en leelijk uit moest zien. Maar zoo Anna van middelbaren leeftijd was, bleek dat met vanavond Zij had heiir haar op bijzondere manier opgemaakt, en zij had een zwaar zijden japon aan, die de kleur van joaige seringen bad, on van een mot ju weel en be dekt stuk in breed© plooien afhing. Zij had Oostersche armbanden aan haar bloote ar men en een diadeem van veelkleurige juwee- len op het hoofd. Deze waren haar geleend door Jasper, die ze eens noodig had gehad voor zijn grooto schilderij van Klyt>em- nestra en naar zijn photographie van de schilderij hacf Anna beur haar gedaan; maar de japon was uit Londen gekomen, volgons do bestelling van Simon. Hij had haar nog niet in do kleur gezien, die haar hot best stond, zed hij. Rosalinde had een Pierrot's pak van Lamorna geleend en zag er jong en aardig uit. Maar rij kad één zwart en één wit been bij haar bepaald korte rokken, en de eenige manier, waarop at u lady Tufts meening omtrent 't pak kan beschrijven, is, u te zeggen, dat rij er het hoofd over schudde. Er waren echter zoo veel menschen in de kamer, en de meeste» Tan hen verwekten zoovee! gelach en ple zier, dot niemand zich er aan stoorde, wat die Tufta vonden. Sir Lucius en lady Tuft met Amy In haar zwart zijden japon gingen ritten en keken naar het vreemde tooneel, waar zij zich be vonden. Er. was geen enkel costuum, dat zij gezien hadden op behoorlijke en kost bare gekostumeerde bals. Niemand had veel tijd of geld besteed aan hetgeen men droeg, maar iedereen had oorspronkelijkheid ge toond. John Larch was een blinde bedelaar' I met een doek over één oog, Jasper en La- I morna waren roodhuiden in pakken, cfie i Lamorna gemaakt en versierd had met vee- j renmevrouw Main.waring was een betoo- I verende Incroable, haar echtgenoot zag er alt als lord Dundreary on Marjorie met j haar zijdén krullen en gebloemd mousseli- non japon was ale een figuur uit Cranford. Maar hot meeste opgang maakten mijnheer on mevrouw Eastwick, een mooi, pas ge- j huwd, jong paar, kwamen als de oude bewoners van de onderaardsche woon plaats van voorhistorische menschen, die een dier bezienswaardigheden van de buurt en in hun tuin was. Gelach en kreten van bewondering begroetten hun binnenkomst, terwijl lariy Tuft stil zat. stijf van schaduw. Want mijnheer Eastwick was ruim zes voet en hij droog een losse, roode pruik, schoe nen van grof linnen, met touw genaaid, en j een tunika van grof linnen, ook mot touw genaaid, zonder mouwen en eindigende boven zijn knieën. Hij zwaaiden een groote bijl. De kleeding van rijn vrouw waa even weinig al® de zijne, zij droeg hear haar bo ven op hot hoofd in een wrong, zooaJa de voor-historische wildon in „Punch." Z3j zag er zoo goed als goud uit en too jong ais de loot», maar het valt niet te ontkermen, dat haar mooie armen bloot waren tot den schouder en haar mooie beenen bloot tot de knieën, naakter dan die ven ladiy Tuft als zij in badkostuum uit een koetsje op beé strand te Oromer stapte. „Bovendien ga ik niet met mijn vriendin in badkostuum eten," zei zij tob Tony, cfie zei, dat me vrouw Eastwick er als een madeliefje uit zag. „Ieder ding heeft zijn tijd en plaats." „Ik wilde, dat ik in pyama gekomen was," zei haar zoon, en hij baande zich een weg naar mevrouw Eastwick, in de hoop, dat Daan Merivale, cfie bij haar stond, hem zou voorstellen. Maar voordat hij haar be- reikte, werden rijn gedachten van haar af getrokken door do komst van Veronica TeaJ in een kostuum, dat in het eerst rriet met toejuichingen begroet werd, maar met een schok van verbaring. Ofschoon zij in het hotel logeerde, verscheen zij als gewoonlijk het laatste, en toen zij de deur geopend had, stond rij een oogonblik stil voordat zij op haar gastheer toetrad. Zij was ge kleed als een kind, als een Futuristisch kind, in korte kleeren. Zij droeg een pruik, cfie zij zelf hard groen gekleurd had. Zij had haar wenkbrauwen ook groen gekleurd eri geverfde groene schaduwen bij haar neus gatenHet overige van haar gericht was <fik gepoederd wit, maar haar lippen waren rood. Zij had een korte, witte tunika aan zonder mouwen met zwarte moezen en stre pen en zwarte schoenen, kruiselings met zwarte linten om haar bloote beenen vast gemaakt. „Schaamteloos schepsel,zei lady Tuft, en Rosalinde, cfie bij haar moeder stond, zeide: „Ze maakt me misselijk." Toen begon het rrriddbgmaa! en zes en dertig menschen zaten ongedwongen aan de lange, smalle tafel, cfie aangericht was in de groote kamer, waar lederen Vrijdag massa's menschen <ait PortMew thee kwa men drinken. Eerst werd de tegenwoordigheid van air Lucius en lady Tuft als een last gevoeld. Zij trachtten wool ijk te kijken, maar de poging was al te duidelijken toen de visch kwam, doden rijn geen moeite meer en zaten als toonbeelden van beleedigde deftigheid op hun plaatsen. Men kan niet verwachten, dat vier en dertig menschen zich naar twee sullen schikken, vooral als de gastheer zelf in goede stemming ia en zijn gasten cham pagne aanbiedt. Allerlei dingen gebeurden, cfie niet op Sceton gebeurden, en al stak er geen kwaad in, de uitwerking op lady Tuft was cfie van een feest, waaraan niemand van haar gezin met genot en goedkeuring kon deelnemen. Ten minste zoo had hot moeten zijn; maar zij zag, dat Tony geheel op zijn gemak scheen en in de beste stem ming. In plaats van naast Amy, had hij een plaats gevonden tusschen Veronica Teal en mevrouw Eastwick en toen do gastheer op stond om den champagne open te maken, sprak Tony hem aan als oom Simon en hielp. hem. A. B., ook iemand, die niet aan lady Tuft beviel, hielp ook, en voordat de maaltijd half voorbij was, stond hij op en hield een kleine toespraak, cfie de alge meen» vroolijkheid verhoogde. Hij begon met een toespeling op den grooten man, cfie Menwimon met zijn tegenwoordigheid vereerde, en voor een oogonblik glimlachte lady Tuft goedgunstig tegen den spreker, omdat zij meende, dat hij air Lucchia bedoel de maar de glimlach had geen tijd van haar gelaat te verdwijnen, voordat zij be merkte, dat de hulde van A. B. Simon Olondeeby gold, zoowel in zijn hoedanigheid van gastheer aïs van kunstenaar. Deze toespraak was de eerste van vel», alle min of meer van dezelfde soort. De I man, cfie op de gezondheid der dames dronk wenschfce zelfs mevrouw Oloudesby en Ro sal inde geluk met haar beroemden naam, i Hij was pas naar Menwimon teruggekeerd, I na een langdurige afwezigheid, en wist dos niet, dat hij een flater beging, toen hij sprak van Simon's gelukkig huis, en er ontstond een pijnlijk oogonblik, toen hij op hield en vroeg, waarom A. B. hem onder de tafel schopte. Toen stond A. B. weer op en zong „Waard, vul den bekeer," terwijl Simon en Tony rond gingen, om het te I doen. Want vanavond willen we vroolijk rijn, Want vanavond willen we vroolijk zijn, Want vanavond willen we vroolijk zijn, Morgen zullen we matig rijn, zang iedereen in koor, behalve de Tufte. Maar toen Simon mi Tony A. B. bereik ten, ga-f hij hun aldaar lustig zingend de hand en begon om de tafel te dansen. In een oogenblik volgden de andoren, totdat ieder een (behalve de Tufte weer) hand in hand I danste op de wijs van A. B-'s liedje. Alt een nieuwe gang van het maal binnenkwam, gingen rij ritten en aten, maar er tusschen I door gingen zij voort met toespraken, rin gen, dronken zij op iemands gezondheid en I maakten zoo'n lawaai, dat ar Lucius be- I greep, dat er van een behoorlijk onderhoud géén sprake ^on zijn. Hij en rijn vtouw hadden het werkelijk onbehaaglijk, omdat men toch niet verwachten kan, dat men- schen van hun leeftijd, omvang en stand om de tafel zouden dansen met. een troep ver- kleede gekken, die vrooiijker en drukker I waren dan lady Tuft behoorlijk vond.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1918 | | pagina 5