In vroeger dagen. No. 17809. LIIDSCH DAGBLAD Dinsdag 19 Maart Tweede Blad Anno 1918. Nederland en de Oorlog-. FEUILLETON, vestigd, bij vole leden niet hechts ontroe- ling, maar ook teleurstelling. Ook wij hadden liever een kortaf „neen" vernomen, - Maar we zijn er van overtuigd, dat de houding der Regeering, hoe zeer ze ook de mesten heeft verrast toch in den grond overeenstemt met de heerschende strooming in ons land. Die strooming is, naar wij ge- looven, helaasAls we maar zoo min moge lijk last van den oorlog hebben cn er buiten blijven." Zijn verwachting voor de toekomst vat dezo correspondent als volgt samen ,,Zal echter hot antwoord van cïe Regee ring ons graantoevoer bezorgen? Ons lijkt dit nog zeer twijfelachtig. Vooral wegens de vier voorwaarden die de Regeering heeft gesteld en die, blijkens het slot der RegeeringsverkWïng, te zamen zijn op te vatten als een conditio sine qua non. Do eerste twee schijnen te zijn ingege ven door de uiterste zorg voor onze neutrale houding, de laatste tweo ziin het blijkelijk door de zucht om van onze belangen nog te redden wat er te redden valt. Het is echter niet ondenkbaar dat onze machtige geasso cieerde beschermers", die immens het mas ker van eenige consideratie al hebben afge rukt c'oor plotseling den eisch te stellen dat- do schepen ook in de gevaarlijke zono zouden mogen worden gebruikt, nu van geen verdere pourparlers willen weten en hun politiek vanuw schepen of honger rücksichtslos (ja dit Duitsche woord is hier het ware) zullen doorzetten. En dan hebben we óók geen schepen. En krijgen vro geen graan! Voorts moet nog worden afgewacht of. al worden do vier voorwaarden aangenomen, Duitsohland het graan ongemolesteerd zal toelaten. Al mag men dit wel ecnigermate verwachten nu dit land riet in staat is ge bleken. ons vanuit het Oosten te helpen. Zelfs niet later" en met een „kleinere hoe veelheid" „De Telegraaf 'oordeelt als volgt over de verklaring: „Want wat blijkt er uit? Dat de redering tot het laatste oogen- h^ïk naar DuiiwcWand heeft gekeken en eerst tot haar keuze kwam, nadat liaar duidelijk was geworden, dat van Duitsche zijde geen graantoevoer te wachten was. Hiermede is tévens het. ra•krachtige van liet lange wachten met de' teekering van de voorloonige overeenkomst den 22en Januari te Londen gesloten, op ge103 h Uit de verklaring zelf is thans het geheels verloop' der zaak met vrij greote zekerheid na te gaan. Den 22en Januari komt do overeenkomst te Londen tot stand en 'niets staat 'de Neder- Jandsche regeering meer in den weg haar te bekrachtigen. Drie dagen later, den 25en, deelt von Kühlmann in den Rijksdag mede, dat htf rekent op het tot stand komen van den vrede met de Oekraïne! Voelt men reeds waar het heen gaat? Onze regeering heeft, zooais bekend is, de voorloopige overeenkomst over geAegd aan de Duitsche regeering en na hetgeen te Brest-Litovsk geschied is, ligt bet voor de hand, welk antwoord Duitscbland gaf: be krachtig niets voor wij zekerheid hebben of wij in staat zijn u graan uit de Oekraïne te leveren. Begrijpt ge thans de woorden: „in afwach ting van de vertraagde tot-tandkoming eener definitieve regeling met de Geassocieerde regeeringen", waarmede de regeeringsverkla- ring begint? Waarop moest, anders gewacht worden? Bijna twee maanden wachtte men op Duitschlands toezegging. D? Geassocieerden, ongeduldig geworden en vermoedelijk be grijpende, welk qpel onze regeering en de Duitse he speelden, verscherpt n hun eischea en wenschten „de gevaarlijke zóne" in de bepalingen opgenomen. Begrijpt ge thans, waaraan wjj hot dan ken als onze schepen straks „de gevaarlijke zone" te bevaren hebben? En waarom het in de regeeringsverklaring heet: „De be weegredenen, welke tot het stellen van dien eisch geleld hebben, laat ik in het midden"? Aan niets anders dan aan het gekonkel achter de schermen tusschen de Duitsche en de Nederlandsche regeering! En als straks Nederlandsche zeelui omko men in diezelfde „gevaarlijke zóne", -dan weet gij ook op wiens hoofd de schuld van hun dood komt.'! j „De Maasbode" schrijft o.m.: „Waarschijnlijk zal het oordeel der Kamer wezen, dat cïe regeering welhaast te ver is gegaan; en mitsdien zullen de diplomaten van het buitenland begrijpen, dat achter het „kan noch nrng" door de Kamer zal gevoegd wor den: „noch zhl." Nog lezen we: „Wanneer de geassocieerden nog niet door hun tegenslagen het versland verloren, dan zullen zij weten te beseffen, hoe ernstig de voorwaarden door Nederland, blijkens de mi- nigterieele verklaring voor het gebruik on- -zer schepen gesteld, zrfn gemeend." En verder: „Dit varèn in gevaarlijke zóne is een zware concessie, strijdig met de aanvanke lijke, voorloopige overeenkomst Maar wat nog veel bedenkelijker 13 chin deze zware prijs voor de belofte van een ze kere hoevee heid levensmiddelen, dat is'de pressie, waarmee men de Nederlandsche re geering dwong om genoegen te nemen met dien zwaren prij3. Dat doet de regeering niet zoo uitkomen. Slechts even doet zij het gevoelen, dat dit de weg was om veel erger te voorkomen. Aldus, zoo zegt z\j, verzekerde zij zich tan een belangrijk deel van onze vloot De goede verstaander'heeft aan dit halve woord genoeg. En nog drukt het slechts uit een hoop doch geen zekerheid. Sinds iang is het aan tal idealisten op het gebied van de inter nationale verhoudingen weggeslonken." De „Nieuwe Rott. Cfc" schrijft over „De Capitulatie": „Het bericht dat de Nederlandsche re geering gecapituleerd had, en er in toe gestemd heeft onze, door misplaatst ver trouwen naar Amerikaansche en Engelsehe havens gezonden en daar onrechtmatig vast gehouden, schepen aan de geassocieerde mo gendheden te verhuren, óók voor de vaart in het gevaarlijk gebied, had ontsteltenis verwekt als een onverwachte donderslag. En wij vxeezen, dat de verklaring, door den minister van buitenland-che zaken om trent het regeeringsbesluit in de Tweede Kamer afgelegd, weinig in sta^t zal rijn, de vrijwel algemeene beroering te vermin deren." De „N. R. Ct." oordeelt, dat dB Neder lander liever ten koste van veel ontbering en uitersten nood, het onrecht verlangde te ondergaan, waarvoor de geassocieerden den smaad op zich schenen te willen nemen, dan aan een smakeloozen dwang, als in den volkrmond soms geïdenf ficeerd wordt met den Pruisischen hiel, toe te geven, ja, zelf tot op zekere hoogte medeplichtig te worden aan het schandaal, waar de geas socieerden niet voor terugdein den: de neu trale schepen te gaan bloot stelen aan de gevaren, waar men bljjkb .ar de eigon vloot niet langer onbeperkt aan wagen wil. Daar komt plotseling het bericht, dat de regeering het hoofd in den schoot heeft ge legd, en de Engelsch-Ame ikaanxbe eisolien, die algemeen onaannemelijk werden geacht, ingewilligd heeft. Zij bleek hot met de Ne derlandsche eer compatibel te hebben ge vonden, voor de brute macht te wijken, en bet odium voor deze grievende trans actie voor een deel ook op ons land te laden. Daarmede heeft rij ongetwijfeld de nationale gevoelens van een groot deel der natie gekwetst Het artikel eindigt met de volgende woorden: „Alles bijeen is het gisteren een zwarte dag in onze geschiedenis geworden. Het had anders kunnen zijn.... Hèt brood, dat wij zullen eten, zal een bitteren bijsmaak hebben" De indruk te Rotterdam. Wij lezen in de „N. R. Ct": „Gistermiddag is op de beuT3 te Rotter dam geleidelijk bekend geworden, dat onze regeering de overeenkomst met Engeland en Amerika heeft aanvaard. De Rotterdamsche feeders hebben behoord tot hen, die het zoo goed als buiten twijfel achtten, dat Nederland de gestelde voor waarden niet zou aanvaarden. Nu dit wel i3 geschied, zgn daardoor hun materieel© be langen natuurlek beter verzorgd, dan dien de geallieerden onze schepen zonden meer in bezit hadden genomen. Wel is waan gelooft niemand, dat Engeland of Amerika' in staat zullen zijn, voor getorpedeerde Ne-< derlandsche schepen andere in de plaat» *ta stellen, .maar in elk geval rekent men thans op behoorlijke vergoedingen in geld. .waaraan de reeders begrijpelijkerwijze toch weer niet heel veel waarde hechten, oinclat het vooreerst wel niet mogelijk zal zijn, daarvoor «nieuwe schepen te laten bouwen. Dit alles neemt niet weg, dat ook in de kringen der reeders ontstemming heerscht over het gevallen besluit, dat algemeen al3 een vernedering gevoeld wordt, als een~be- elissing, welke pien niet goed begrijpt, en waaromtrent men dan ook de mededeel ingen van de regeering wenschte af te wachten. Overigens heerscht ïu d betrokken krin gen ongerustheid over het lot van de Ne derlandsche bemanningen der in Amerika liggende schepen, die zeer waarschijnlijk in moeilijke omstandigheden zullen geraken, en waarvan er een aantal misschien zal wei geren op bewapende schepen in het vet- sperdc gebied te gaan varen." De Duitsche on Engelsehe pers. Ü8 ..Kola. Zeitung" schrijft over het besluit der Nederlandsche regen-ing over de voorwaar den der geassocieerden Daarmee heeft Neder land der Entente Diet alleen den vinger, maar op zijn^minst een hand gege/en. Ook Griekenland ging eons aldus te werk en deed zoodoende van. zijn vrijheid afstand- De Duitsche regeering zal van haar kant niet dralen om aan Neder land en de entente, op tonnemaat gebrand, het antwoord to geven, dat ze noodig acht. De Duitsche duikbootcn zullen het ook met deze 8cheepsvermcerdering klaarspelen. Wolff seint ons uit Berlijn: Naar aanleiding van Renter's inlichtingen, over de Nedêrbn riche scheepsruimte merkt de „Bcrl. Ztg. am Milïag" op: Dezo inlichting is toch wel het sferksto sf-uk. dai de Engelsche onbeschaamdheid en huichelarij totdusver te zien heeft gegeven. Er bestaat, znn beet 't, niet de minste wensch, om r' nd te straffen. Dat is werkelijk grootsoh^ oei v. roover, die van een burger, met een revohor in de vuist, zijn horloge verlangt en ver/ dat dat niet als een straf beschouwd moet worden De daad van onverbloemden struikroof wordt oo'-: met een juridisch goedgepraat als rechlmnt'g ge wold. Elke handeling uit noodweer van Luitsch- land is een directe ingeving van den duivel. Maar Engeland is de plaatsvervanger van God en van de moraal op aarde en oefent alleen rechtmatig geweld uit. De oorlogsnood begint Engoland's verstand al in de war te brengen. Een schrijver in da „Washington Post" be toogt, dat al3 de geallieerden zouden letten op protesten, do oorlog verloren zou worden. De volkerenbond, die de wereld voor do vrijheid moet redden, moet volgons eigen kraebt en oordeel handelen. Neutrale meening onder Duitschen dwang geuit is Duitsche meening, neutrale protesten door Duitscbland afgedwon gen zijn Duitschen protesten, neutrale schepen die van den geallieerden beschavir arbeid worden verro gehouden, zijn schepen dienst van Duitsohland. De „Morning Po3t" meent, dai de Neder landsche regeering wel formeel heeft geprotes teerd, maar dat Nederland eigenlijk al te blij is nu gedwongen te moeten doen. wot bet vreesde vrijwillig te doen. Het vertrek der Nederlandsche ambulance uit Gleiwitz. „Der 0 schieaischo Wanderer van 14 Maart, bevat een warm geteld artikel, waarin dank en waardeering worac uitgesproken voor de onvermoeide zorgen dor Hob - -cbnbe ambu lance, die onder leiding van mevrouw Van RiemsdijkVan der Leeuw spoedig Da haar oprichting in den herfst van 1915 uit Den Haag naar Gleiwitz vertrok, waar zij in do geriefe lijke zalen van het Concertgebouw haar arbeid begon. De leiding der ambulance, waarsan, be halve een groot aantal doctoren, een 24-tal zus ters verbonden waren, berustte bij prof. Lang, uit Amsterdam, terwij! dè administratie in handen was van baron Tets van Amerongen. Behalve aan do chirurgische afdeeling, wijd- do do ambulance tevens haar aandacht aan het lijden dergonen, die door wonden aan do kaak en aangezicht warengetroffen, en richtte, on der leiding van dr. Wittiiaus, hierin trouw geholpen door zijn eohtgenoote, een afdeeling Nederland en de Geassocieerde regeeringen. Reeds hebben eenige bladen haar rncening weergegeven over de verklaring van minis ter Loudon en do houding van onze regee ring jegens do Geassocieerde regeeringen. Heb oordeel der pers. Voor heb „Nieuws van den Dag" komt het antwoord als een verrassing. „Op zeer enkele uitzonderingen na waa in de pers do verwachting geuit en daar mee werd zeker do overheerschendo iudruk van heb publiek weergegeven dab de re geering niet zou toegeven aan den pas opgestelclen eisch der Geassocieerden, onze schepen óók te mogen gebruiken binnen de gevaarlijke zone. Toch zwicht zij nu, met. een beroep op den onmicklellijken voedselnoocl. Duitscb land kan niet waarborgen ons binnen twee maanden 100,000 ton graan te leveren, en dus moeten wij wel inwilligen, wat Duitsch- land's vijanden eischen. Dat is dus het hongerargument. Hoe ia daarmee dan ech ter cTe verzekering te rijmen, pas uit minis ter Posthuma's mond vernomen, dat wij nog broodgraan genoeg hebben tot Juli of August-us In politiek opzicht kan deze beslissing onzer regeering zoo ver-strekkende gevol gen hebbeD, dat wij er op dit oogenblik nieb méér van willen zeggen. Ook omdat de voorwaarden die onze regeering stelt, ons nog niet geheel duidelijk zijn." „Het Vaderland" schrijft, clat onze re geering, om der wille van den nood hier te lande en in odzo koloniën en om,van onze handelsvloot nog te redden wat er te red den is, tot het besluit is gekomen, dat zij verlicht was ook den eisch, dat onze schepen in de gevaarlijke zone zouden varen, in to willigen. Hot blad wijst er op, dat de regee ring in haar, geheel blijkbaar niet do hoop van den minister.van Landbouw deelt, dat wij met onzen voorraad nog w.el den volgen den oogst zullen halen. Na de voorwaarde van het terstond na den oorlog teruggeven van deze of andere sohepen, schijnt, het belangrijkste, dat Ne- dierlandsc-he 'zeelieden jiiet gedwongen zul len worden voor de geassocieerden hun leven te wagen. En verder, lezen we „Minister Cecil vond het in het inter- vieuw noodig ons zeevolk den moed der Noren voor to houden. Geheel te onpas! Ons zeevolk heeft telkens zijn leven ge- waa-erd in de vaart ook in de gevaarlijke zone, maar dan was het ben bate van ons land. De twee andere bepalingen lijken ons, hoewel van eenig, niet van groot belang. De Duitsche duikbooten zullen onze sche pen, die bijv. graan of steenkolen naar Frankrijk brengen, ook trachten te vernie len. onverschillig of zij al dfin niet- bewa- pend zijn. /Sullen clo geassocieerden deze voorwaar den aannemen? Wij weten het niet. Doen zij het niet, dan is .het- van onzen kant uit met toegeven. Dat heeft- do regeering dui delijk gezegd. Zij kan noch mag verder gaan." Het Haagsche orgaan is van meening, dat vancb^g het protest tegen de handelwijze van „do z.g. beschermers van de kleine naties" wel nadrukkelijker zal worden ver nomen dan gisteren. „Want de verontwoar<Kedng is in ons land de Entente-vrienden door dik en dun uitgezonderd algemeen. En ook op het. beleid van do regeering ten dezen zal wel critiek worden geoefend." „De Nieuwe Courant" schrijft o.m. De eerste indruk, dien het- antwoord van onze Regeering op den door Amerika en de Entente gesteld en, ongehoorden eisch bij het aanhooren op ons heeft gemaakt, is die een er pijnlijke teleurstelling. In minister Loudon's toon misten wij ieder spoor van die fierheid, welke nog i laatstelijk in zijn verklaring betreffende de zand- en grintquaestie met den daaraan verbonden Britschen pressiemaatregel door klonkde toon was ditmaal mat; de inhoud der verklaring bevatte trouwens ook niets. Naar het Engelsch van Alevr. ALFRED SIDGWICK. 29) „Hoe lang waa je daar ongelukkig ge weest V' „lederen dag van ons leven. Het meisje sprak met hartstochtelijke overtuiging en hartstochtelijk verwijt. Haar oogen waren boos en, hoewel nog zoo jong, stond haar gelaat streng cn onvrien delijk. „Dat dacht ik met-," zei Simon Clou desby. Er volgde een stilzwijgen, c?at Iïosalinde niet- verbreken wilde. „Ik moet je moeder spreken," zei hij na een po&s. „Neen," stoof Rosalinde op. „Neen. Geen enkele maal, als ik het verhinderen kan. Zij heeft genoeg geleden." „Dat moet- zo voor zichzelf beslissen." „Ze heeft beslist. Ze heeft nu rust. Zo zal iiiet verontrust worden. Wo hebben1'iederen dag van dio vijftien jaren moeten leven. Denkt 'u, dat we dat in één uur "vergeten kunnen „Mijn lieve kind ,.U beeft geen recht.... U heeft geen I 'a anspraak Moeder en ik behooren bij ehandler. AVo zijn heel gelukkig eamefi. Zij heeft u niet noocHg en mist u niet." „Hoe weet je dat?" r. „Dat weet ik. Ze hepft mij Zij waarbij een andere gepast zou hebben Op de bedreiging met inbeslagneming onzer schepen werd, waarschijnlijk wijl zij nog •niet officieel ter kennis is gebracht, zslfa niet gezinspeeldzij is er niet minder ef fectief om. Wij hadden van cle Regeering een weige ring verwacht. Naar ons gevoelen kon over de aanvaarding van het agreement met het daaraan verbonden beding van het gebruik onzer schépen in de gevaarlijke zone, niet meer worden onderhandeld, zoodra de zekerheid bestond', dat het drei gement van onmiddellijke inbeslagneming de onderhandeling stelde onder de heer schappij van het geweld'. De buitengewoon lange duur van den Zaterdagavond en -naoht gehouden ministerraad doet ons vermoeden, dat dit inzicht ook in den boe zem van hdt Kabinet verdedigers heeft gevonden. Eenige vergoeding ivoor de teleurstel ling, dat dit inzicht het in de uiterst moei lijke beraadslaging van Zaterdag niet heeft gewonnen, kunnen wij slechts vinden in de omstandigheid, dat men zioh tevoren heeft vergewist, dat op geen enkele ande re wijze in het nijpend tekort aan voed sel bij mogelijkheid zou kunnen worden voorzien. Daarbij is wellicht de overtui ging opgedaan, clat een laatste poging om aan een breuk met de Geassocieerde Re geeringen te ontkomen, niet ten gevolge zou hebben oen verstoring met de ande re zijde. En voorts kan het nationaal gevoel nog oen zweem van voldoening vinden in de voorwaarden, welke onze Regeering aan haar bereidverklaring verbindt en -die tamelijk stellig zijn. Zij ontnemen aan ons bukken althans het karakter van een „Griekschen" icapitultiltie. Misschien zHil- len zij juist daarom niet worden aangeno men Het beste woord was nog de slotzin „Arerder kan, noch mag de Regeering gaan" De Hoefijzer-correspond. van heb „A1- gemeen Handelsblad'" schrijft o.a. „Wie over den monsterachtigen eisoh van de AArestelijke maehtsassociatie wat na- peinst, wordt onwillekeurig in gedachten geleid naar het afschrikwekkende lot van Griekenland. Ook daar was een regeering die het land met alle macht buiten den oorlog wilde houden. Ook daar was 'een geheel ongegeneerd terrorïseeren van den j kleinen staat door de AVestelijk© coalitie. En ook daar wer 1 de eisch gesteld van het uitleveren der vloot Maar hier houdt de overeenkomst op. In Griekenland was er een sterke partij, die wilde meedoen aan de zijde van de Entente. Bij ons is die fractie slechts een kleine minderheid, Griekenland had voorts te onzaliger ure gedoogd dat de "olievlek van den oorlog in een van zijn haven plaatsen werd ingecTroppeld.-Bij ons heeft nog geen vreeman- soldaat, anders dan als geïnterneerde, den voet op onzen grond gehouden. En de vloot, die Griekenland had uit te leveren, was <fe oorlogsvloot. Aran ons wordt uitlevering gevraagd (bet komt er althans vrijwel op neer) van onze koopvaardijvloot. Dit laatste vooral dient goed te worden onthouden, omdat men het van officieuse Duitoche zijde poogt voor te stellen alsof wij onze neutraliteit zouden opgeven, in dien wij onze handelsschepen verhuurden aan de vijanden van Duitschland. Zr.lk een verhuren ware een internationaal- reclitelijk volkomen geoorloofde daad en wij hebben ons in dit heele ellendige ge val dan ook niet tegenover Duitschland, maar tegenover ons zeiven te verantwoor den". 7 Sprekend over de verklaring, schrijft hij ,,Wij gelooven, dlat het overgroot© deel I der natie zulk een verklaring niet bad ver wacht. Degenen althans, die wij in deze da gen spraken, personen van zeer uiteenloo- pende richting en -zeer verschillende eym- i patliieën, achtten het allen vanzelfsprekend I clat de revolverpolit-iek der Geassocieerden zou worden beantwoord met eenNon pos- I sumes. En in de Kamer wekte de verkla ring, naar wij hebben kunnen waarnemen I en zooa-ls ons ook na de zitting word be spreekt nu nooit over u of denkt aan u. U moet weggaan." „Moet ik?" „Ja. U moet toch inzien, dat het het eenige is, dta u overblijft te doen." „Daar ben ik volstrekt niet zeker van," zei Simon Cloiidesby, en door zijn verwar den, hoffelijken ernst schoot een straal van genoegen, bijna zonder dat hij het wist of wilde. „Ik zou je heel'graag meer willen zien," zei hij, en voordat Rosalindo ko-n antwoor den, kwam Areronica Teal binnen. Zij sprak Simon Cloudesby met „Meester" aan en vroeg hem met haar van Penryn Hill naar de tentoonstelling to wandelen. HOOFDSTUK XIV. Rosalinda ging niet dadelijk alleen naar huis, omdat Jasper on Lamorna haar met zich meenamen naar Penryn. Zij waa ge makkelijk overgehaald. De tegenwoordig heid van haar vader en Daan trok haar aan, hinderde haar en hield haar bezig. Zij lette op hx-n, trachtte hen te vergeten en dacht zonder ophouden aan hen. Den lan gen heuvel naar beneden, naar de tentoon stelling liep Veronica vooruit met Simon Cloudesby aan haar eene zijde en Daan aan d!e andere. Tot do punt van Veronica's kin toe drukte extase uit, als zij Simon aankeek. „Wij willen allen wel uw veters vast maken", hoorde Rosalindo haar zeggen, toen zij het drietal voorbij ging en zij hoorde haars vaders vroolijken lach tot ant woord. „Wil je mijn sohoenveters vastmaken?" vroeg zij aan Lamorna. ,AVij zeggen het hem niet", zei Jasper. Wcronica wil altijd iemands veters vast maken", zei Lamorna, „maar het zijn nooit lang dezelfde". Het scheen Rosalindo den geheelen mid dag, dat de geheel© wereld dezelfde mee ning omtrent haar vader koesterde, gereed! hem te huldigen, begeerig zijn aandacht te 1 trekken, als zij-vreemdelingen waren, ver rukt door zijn herkenning, als zij hom ken den. Zij lette zoo nauwkeurig op hem, dat zij hem als 't ware bij iedere schrede volgde, eerst door do volle zaal en daarna naar het atelier, waar half Penryn en Porthlew bin nenstroomde voor de thee. Omdat zij zoo soliorp oplette, kreeg zij zulk een sterken indruk vaji zijn plaats on der zijn medeschildcrs. Zijn ontvangst waa niet vooruit geregeld of vormelijk; maar de tijding van zijn aanwezigheid had zich overal verspreid. Rosaiiude hoordle zijn naam op lippen, dio hij niet kende, en zag mannen en vrouwen zich omkeeren om hem te zien. Simon CloudesbyDaar bij die thee tafel pratend met mevrouw Cowper on ma joor Godalpkin. Simon Cloudesby? Die lange man met donker haar en een donkere anor do bcsto schilder, dien wij in En geland hebbenmaar hij ia nooit in Engelandhij heeft het land aan En geland en al zijn gewoonten ia meestal in Spanje Wat is zijn geschiedenis dan? Ala mannen het land hebben aan hun vaderland, is er altijdl een geschiedemia. Rosalinda moest zoowel antwoord als vraag hooren. „Och! De gewone zaak", zed een mannen stem. „Getrouwd voordat hij zichzelf gevonden had, zooala dfie grooto mannen doen. Hij trpuwdo de verkeerde vrouw. Ik geloof, dat zijn vrouw nog leefb." ,AAraar is zij?" „Dat weet ik ook niet esn wil ik ook niot weten. Het is zoo prettig zulk eén man te hebben zonder aanhang." Een beweging in de menigte maakte het Rosalind© mogelijk weg te komen en toe vallig zag zij zich vlak bij Daan. Hij nam haar kopje van haar aan, zorgde dat het gevuld werd, praatte over de schilderijen en was in alle opzichten aardig en vriende lijk. Maar hij 6prak niet over haar vader, en zijn stem had ook niet den warmen toon, dien zij te Tal Peda had gehad. Rosalind© daoht, dat zij dien nooit weer zou hooren, en zij maakte zichzelf wijs, dat het haar niet kon schelen. Maar het hielp haar niet 1 veel, want onder het voorkomen van kalme berusting voelde zij zich ongelukkig. De dog had' haar teleurgesteld en zij waa blij, toen Jasper en Lamorna zeiden, dat zij naar huis wilden gaan. Toen zij langzaam door de mensehen heengingen, zag zij haar vader nog steeds omringd. Toen zij Penryn Hill opgeloopen en naar Hendra teruggefietst was, was do scheme ring gedaald, de heerlijke schemering van een mooi-en lente-namiddag. Rosalindo liep het bordes van het huis op en naar boven, naar d© huiskamer, waar zij mevrouw Cloudesby bij het vuur vond zitten. Naast haar stond een tafel ipet een onaangestoken lamp en een boek, dat zij jukt had neergelegd. Het vuur brandde vroolijk en het open raam liet de zeelucht binnen. Na een dag vol menschen en be nauwdheid was het hier heel frisch en rustig. „Ben je moo?" vroeg mevrouw Olou- dosby, want liet meisje was zonder een woord te spreken binnengekomen en ging op het haardkleed zitten aan de voeten van haar moeder. „Ik ben blij, dat ik thuis ben", zei Rosa- linde„ik houd van deze kamer en cfib huisje". „Ik ook", zei mevrouw Cloudesby. Zij wachtte even en zei toen „Heb je geen plezier gehad?" „Neen!" zei Rosalinde tor neer geslagen. „Waarom niet? AA'at is er gebeurd?" ïndien Ros..linde do komst van haar va der voor haar -moeder stil had kunnen hou den, zou zij het zonder aarzelen gedaan hebben, maar zij wist, dat het tevergeefs was het te probeereru De eerste mensch, dien mevrouw Cloudesby ontmoette, kon er op zinspelen. Daar zij het eer moeilijk on derweg vond, om er over te beginnen, ving zij, op vrouwelijke manier, met de gevolgen aan. „We zouden toch zeker wel een ander optrekje kunnen vinden, als we dit op gaven", zei zij. „Lieve ltind!" riep mevrouw Cloudesby, ,we geven het niet op. Verhuizen is heel duur en wij zijn arm. Je weet niets van geld af. Wat denk je, dat ik op het oogenblik op de Bank heb?" „Daar heb ik geen begrip van", zei Ro salind©, en zij staarde treurig in het vuur. Zij wist niet in welke woorden zij haar moeder <Je gebeurtenissen van dén dag zon vertellen of liaar een voorstelling zou geven, die alles zou uitdrukken, wat zij gezien en ondervonden had. „Wist u", zei zij opeens, „dat hij een groot schilder was?" ^Spreek je van Doaq Merivale?" „Neen neen ik bedoel Simo# Cloudesby". (Wiord* wvolgdX f

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1918 | | pagina 5