No* 17714* LEIDSCH DAGBLAD Zaterdag 24 November Tweede Blad Anno 1917. PERSOVERZICHT. Nederland en de Oorlog FEUILLETON. Ken man^ werk. Honderd en vijftig opcenten. - HET CENTRUM" zegt: Do minister van Financiën heeft, zooals men WOet een voorstel ingediend, tot strekking hebbend, honderd en vijftig opoenten te heften op do aanslagen in do Vcrdedigingsbelastingen 1 Honderd en vijftig opcenten, wat botcckent, dat de aanslagen anderhalf maal wordon vor- hoogd. Wio dus, om slechts enkelo voorbeelden te noemen, en do.'kleinste aanslagen to nemen, thans in Verdedigingsbelasting II negen gulden moet betalen, heeft straks f 22.50 op te brengen; wio nu f-21betaalt, f 52.50; wie f 33 betaalt, f 82.50, enz Bij de groote en allergrootste inkomens en vermogens vertoont do stijging waarlijk enorme cijfers. Maar daaruit volgt nog niet, dat voor hen, die ever zulke inkomens en vermogens to beschik ken hebben, do druk ook het zwaarst zal zijn. Verhoudingsgewijze zal hel weer de broede categorie van menschen met de mindere in komsten en kleine kapitalen 'wezen, die het meest de geweldige verhooging gaat voelen. Do vraag rijst don ook-. Moet dio verhooging voor allen dezelfde zijn? Honderd vijftig opcenten ie een ongehoorde eisch. Ën een cisch, waaraan nauwelijks of in het geheel niet zal kunnen worden voldaan door zoovele middenstanders en anderen, die nu reeds in de onmogelijkheid verhoeren hun bud get behoorlijk sluitend te maken. In dezen abnormal en tijd is' het hun eenvou dig niet gegeven, ook niet met den besten wil ter wereld, anders to leven dan aan den rand van hun inkomen. Zij houden geen cent over, komen eer te kort, loopen gevaar op hun bomt aan ondervoeding te gaan lijden, zonder dat zij in do termen val len op eenigerlei wijzo te worden gesteund. Daarom mag ook aan de positie van dezo medeburgers wel eens in 't bijzonder worden" gedacht en gaat liet niet aan van hen eenzelfde aantal opcenten te heffen als van degenen, die, hoe hoog opgevoerd hun aanslagbiljet er ook uitziet, toch altijd nog kunnen putten uit een grooter of kleiner overschot. De Minister ontveinst zich, blijkens zijn Me morie van Toelichting, niet, dat het voorstel zware offers vi'aagt; en hij voegt daaraan too, dat bet onttrekken van zulke groote sommen, als waarom het hier gaat, aan het particuliere inkomen van het meer welgesteldo deel der be volking, „allerminst zonder bedenking is". Ook, zooals liij zegt, „uit het oogpunt van de paraatheid der volkshuishouding voor do eischen, welke haar na liet terugkeeren van den vrede zullen worden gesteld." Dit is ongetwijfeld juist. Maar nog bedenkelijker mag het heelen, geen onderscheid te maken tusschen hen, die wèl, en hen, dio niet kunnen overhouden. Hoo abnormaal en in menig opzicht ave- rechtsch de omstandigheden zijn, waaronder wij tbans leven, ds eischen der evenredigheid bij het opleggen van lasten behooren toch niet ge heel te worden uitgeschakeld. Zo zijn nu zeker niet minder van kracht dan anders En het voorstel der 150 opcenten dient daar- meo zooveel mogelijk in overeenstemming te worden gebracht, terwijl het tevens de vraag is, of het meerdere geld voor -de levensmidde len-voorziening niet ook van andere belastingen kan worden gehaald. Het Mi nistori e-C ort van der Lin den. „Gevoelt het Ministerie-Cort van der Linden zich genaderd tot zijn Liquidatie?" Aldus prof. Van Hamel in een hoofdartikel in de „OUDE GROENE", waar hij betoogt, dat do dls'.nbutie der levensmiddelen bezwaarlij ker wordt dan ooit, de verhoudingen met 't bui tenland ophouden gemoedelijk te zijn, efe bin- ncnlandsche politiek allerminst beantwoordt aan de schoone verwachtingen. De apathische en lijdelijke wijze, waarop het Ministerie de incidenten on conflicten, dio uit dezen hopoloozen toestand moeten komen, tc gemoet ziet, geeft den schrijver den indruk, dat men zich niet meer gevoelt opgewassen to gen de aangebroken stroomersnelling en zich maar laat drijven. „Hoe Iaat zich anders do houding verklaren, aangenomen in zake de verdere credieten voor de beschikbaarstelling van levensmiddelen? Twee MiniMers spreken daarin ieder een lijn recht tegenovergestelde taal. De heor Poslhuma, kalmweg, wil op do tot dusver gevolgde wijze doorgaan. Van andere denkbeelden, ook. die, welke hij vroeger zelf wel gehad heeft, heeft hij den brui. Hij wordt do echte figuur van den overladon werker, want geen bewindsman heeft zóó onmogelijk of bespottelijk voel op zijn schouders als deze Minister, hetgeen hij echter zelf zoo schijnt te willen, die maar voort- zwoegt, doch voor nieuwe, vrije grepen geen tijd meer over hoeft. De heer Treub staat er diametraal tegenover. Hij zegt, dat het over een andoren boeg moet worden gegooid. Wil de distributie tot een wei standsgrens beperken on do distributieprijzon zien opgevoerd. Voorziet, dat anders, volgons het systeem van Porthuma, de kip wel eens binnen zeer korten tijd zou kunnen zijn afge slacht en het volk do dupe. Meent men nu evenwel, dat in een zoo aller gewichtigst punt van beleid de Regeering partij kiest, en één besluit neemt? Vorre van dien! Van regeeringszljde wordt niet de geringste poging gedaan, een vasten koers te bepalen. De heer Cort van der Linden zwijgt er bij, en ziet, misschien met vriendelijken glimlach, misschien met moedcloozcn blik, hoo zijn apostelen debat- teeron. Het eonigo, waarover do Regeering een „een parig" oordeel kond doet, is het punt. waarover niemand het met haar eens kan zijn: dat de kosten der verstrekking van levensmiddelen on der géén beding uit leonïngsgelden mogen be streden worden. Voor het overige wordt de oplossing gevon- denj doordat men de zaak voorloopig voor een half jaar lieeft geschikt, raison echter van 90 millióori. "gulden. Komt tijd, kómt raadT Toch zal do vraag nu reeds aan de orde ge steld moeten worden, of zulk regeeren In den schommelstoel ons volk aangedaan worden mag." De wijze, waarop door de ministers Cort van der Linden on Lely de ouderdomspensioneering wordt aangepakt, versterkt den schrijver in de meeniug, .dat alle regeerkracht is gevloden, en de vraag telkenmale rijst of het kabinet, althans da voorzitter, naar een gelegenheid zoekt om tot een liquidatie to geraken en „het anderen maar verder op te lajen knappen". Naar hot oordeel van prof. Van Hamel heb ben hier èn Regeering èn volksvertegenwoordi ging èn publieke opinie èn omstandigheden schuld, doch èn algemeen beleid èn dat, wat buitenlandsche zaken aangaat, wekken don in druk, dat do Regeering meent in waarheid het Parlement voortdurend met kleineering te moeten blijven bejegenen of een drijving zookl, dio haar een gelegenheid geeft tot been- gaau Het geheelo kabinet vertoont een moeheid, die doortapten onmogelijk maakt „Men kan haar zien doorwerken in de hou ding, door minister Posthuma tegenover de nieuwe eischen van productie aangenomen. Wat wordt er gedaan, om met de uiterste kracht onzen binnenlandscbcn graanverbouw aan te moedigen, dien wij nog jaren lang noodig zullen hebben? Wat, om de middelon van welvaart en productie voor na den oorlog Tceds thans zoo voortvarend mogelijk voor tc bereiden? Wolko houding nemen wij aan in de onder handelingen met Duitschland over do steenko len, met de Geallieerden over de levensmidde len? Hebben wij de koo bij de horens gegrepen, om onverwijld ook de Engelscke steenkolen bin nen to krijgen? 't Is niet te verlieelen, dal dezelfde apathi sche en onverschillige behandeling der zaken van Slaat, ook ten grondslag is te vinden aan het internationaal geschil, dat op het oogenblik ons land zooveel zorg en last en schade veroor zaakt: de zand- en grlntkwestle en hei stopzet ten der Engelsche telegrammen. Resumeerende betoogt do schrijver, dat het wonder zal zijn, indien uit al deze prinei- pieeie tegenstellingen tusschen verschillende Ministers, tusschen Regeering en Kamer, tus schen Regeering en andere machten, uit alle passiviteit ook ten slotte nog een vaste eenheid kan geboren worden. „Is do onderstelling, waaruit boven getracht werd do politieke situatie van het oogenblik te verklaren, juist, dan hebben wij te doen met een zeer ernstigen toestand. Wij zien dan het ministerie-Cort van der linden boven oils als een vliegenier, wiens voor raad benzine ten einde raakt. Reeds trekt de motor niet meer, zooab hij behoorde to doen. Do kracht is er uit. Het eenigo, wat nog over blijft, is: een voorzichtige landing. En in do lange banen van den vol plané komt het voer tuig naar den bcganen grond. Voor een verde- ren tocht echter, voor de inspanningen van don verderen dienst kuanen geen verwachtingen meer worden gesteld. Of deze onderstelling vaq de positie juist is, do vraag zal wel 6pocdig nader worden belicht. Dan zullen daaruit ook de consequenties te trekken zijn. Het is niet een kwestie van partijbelangen, of van persoonlijko aangelegenheden, maar van nationaal gewicht. Het kan nimmer in het be lang van Nederland zijn, te berusten in toe standen van verslapping en besluiteloosheid. Ook niet voorloopig! Wio denkt, dat morgen of over een paar maanden alles weer op zijn pootjes terecht zal zijn, heeft misschien tijd om het aan to zien. Wie oók voor ons volk een ontzaglijko mato van wilskracht, doorzicht en activiteit aan stonds en nog op langen duur noodig acht, hij I Verwacht van dergelijke glijvluchten geen heil J moer. Hij verlangt een opstijging te zien, met vastberaden kracht Do verantwoordelijkheid voor verandering i blijft nog altijd groot. I Maar do verantwoordelijkheid voor onver- j andord voortzetten kan toch nog grooter zijn." De nieuwe Duitsche blokkade- Het ,,Hbld." schrijft over de nieuwe be palingen van Duitschland ten opzichte van het versperde zeegebied o. m. het volgende - „Do Duitsche blokkadelijn loopt na deze wijziging "veel dichter lang3 de Nedorland- sche kust clan do vroegere.-Zij" loopt nu van de BelgiscK-NederlaJidsChe gTens tot een punt dat ligt 18 20 K.M. bewesten Walcheren, vandaar tot een punt op onge veer 15 K.M. bewesten den Maasmond, dan tot óp een punt op niet 'meer dan 8 K.M bewesten IJmuidón, verder naar het noorden tot ongeveer 15 K.M. bewesten Texel. Daar gaat de lijn recht naar het wosten over ongeveer 80 K.M. afstand tot 52 gr. 40 m. N.—3 gr. 40 m. O., en dan naar het noorden tot 53 gr. 10 m. N.4 gr. 0 m. O. Bij Texel wordt de vrije strook dus aan merkelijk breeder om tot op een breedte graad van 55 af te nemen tot ck> oude breedte. Vandaar blijft de lijn de oude, gaat tot 10 mijl bewesten het vuurschip Udsire aan do Noorscho kust, verder naar de 62o breedtegraad, en om de Far-Oer heen naar het westen, en verder om Schotland en Ierland. Dezo cijfers zijn niet officieel. Onze meeting op een gewone atlas kon niet zeer nauwkeurig zijn. In elk geval is het wel duidelijk dat do lijn zeer dicht langs onze kust loopt, en met name bij IJmuiden ons al bijzonder dicht nadert." Verder schrijft het blacl Versperd" gebied is natuurlijk maar een wóórd. Het gebied is he el oma al met versperd. Het cenige wat do proclamatie beteekent, ia, dat Duitschland ons aanzegt ieder NcderlunGsch schip, zij het een vis- scher of een koopvaarder, dat zich bij IJmuiden "meer dan 8 K.M. buiten do kust waagt, dat zich bij den Maasmond of de Zeeuwsch© stroomen rneer dan 8 a 10 Engel- scho mijlen buiten de kust, de vrije zee" (waarvoor wij Centralen strijden) begeeft, wordt zonder meer naar boneden geschoten, de bemanning wordt zoo noodig vermoord. Onze regeering heeft met een wonderlijke laksheid en- actiti encl' eeuw scho on verschil ligheid medegewerkt om elk dergelijk bevel van Duitschland door onzo zeevaarders te doen uitvoeren. Heeft haar eigen oorlogs- schepen'gclast. aan die bevelen te voldoen, heeft onzo handelsschepen vaak het irit- v&ren verboden. Onze regeering heeft elke niéuwe mede deeling met een nieuwen glim lach ontvangen. Ook thans zil hetzelfde wel gebeuren. En schepen onder Nederlandsche vlag mo gen het thans wetenzoo zij zich meer dan acht K.M. buiten IJmuiden in zee wagen zal een Duitsche duikboot ze zonder meer in den grond boren, hun jonge matrozen granaten in het achterhoofd schieten. En onze marine is juist clicht genoeg bij om van de kade, do haar aangewezen plaats, clie heldenfeiten te aanschouwen. Onze regeering kan 't haast van het Kurhaus te Scheveningen *uit zien gebeuren en dan een nieuw staatstuk opstellen, waarin vermeld staat dat de betrekkingen tot alle buiten- landsche mogendheden zoo vriendschappe lijk mogelijk zijn De berichtgever van heb ,,Hbld." te Ber lijn seint, dat over de wijziging in den duikboot-maatregel wat de Nederlandsche wateren betreft, eerst een besluit genomen is, na langdurige onderhandelingen met de Nederlandsche regeering. Geen Noderlanders op Noorsclie schepen. Wegens het groot aantal zeelieden van eigen natfbnaliteit, dat in Noorwegen werk loos-rond loopt tengevolge van het torpe- deeren hunner schepen,is het ginds ver boden buitenlandsche zeelieden op schepen onder Noorsche vlag aan. te monsteren. Vele Nederlanders komen dan ook thans naar het vaderland terug. Vele Nederlandsche varensgezellen loo pen rond in afwachting van een gelegenheid om als werkend passagier met een schip naar huis te kunnen terugkeeren. Argentijnsch graan voor Nederland. De ,,Fin. Times" bevat een bericht uit Buenos Aires, gedateerd 12 November, waarin wordt gezegd, dat de Argentijnsche regeering het verzoek van Nederland en Spanje om re-sp. 500,000 en 300,000 ton van do nieuwe graanoogst te mogen uitvoeren, wordt toegestaan, onder voorwaarde, dat de regeering zich hot recht voorbehoudt den graanuitvoer te beperken of geheel stop to zetten, indien de omstandigheden van het eigen land dit noodig maken. In beslag genomen. De harclo zeep, cacao, en maïzena, welke te Enkhuizen door den burgemeester, op machtiging van den minister, in beslag zijn genomen, worden thans op bons voor de ingezetenen verkrijgbaar gesteld.Tot nu toe I waren dezo artikelen niet onder do distri butie begrepen, 't Is te hopen, dat andere gemeenten dit goede voorbeeld mogen vol gen. Door de politie te Oostzaan is een partij haver in beslag genomen, die per wagen word vervoerd. De haver was afgedekt met bossen etroo, zoodat het leek alsof er een partij stroo word verzonden. Bij een leerhandelaar aan do Ged. Oudo Gracht te Haarlem is het regeeringsleor in beslag genomen, daar hij ander, minder waardig leer als regeeringsleer verkocht. Tegen een graanhandelaar in de Jans- straat aldaar is proces-verbaal opgemaakt wegens liet verkoop en van erwten en boo- j nen, waarvan hij do herkomst niet kon opgeven. Bij een particulier zijn in verband hiermede 2 balen capucïjners en groene erwten in beslag genomen. De in beslag genomen goederon. Door den minister van Landbouw enz. is tot do burgemeesters de navolgende circu laire gericht: Bij do inbezitneming van vaten petro leum, benzine en andere vloeistoffen heeft zich, naar men mij van eenige zijden mede- deelt, het feit voorgedaan, datj nadat van belanghebbenden een opgave was verlangd en de goederen krachtens art 9 van de Di9t.ributiewet in bezit waren genomen, de 1 inhoud' der vaten bij het weghalen der goe deren bleken to rijn verminderd of een andere bleek te zijn, dan blijkens den opge geven voorraad het geval moest zijn. Met het oog hierop acht ik het wensche- lijk, dat in alle gevallen waar zulks prac tised uitvoerbaar zal blijken, goederen, waarvan krachtens de bepalingen van do Distributiewet inbezitneming plaats heeft, in verzekerde bewaring worden gesteld, hetzij door deze over te brengen naar een gemeentelijke bergplaats, hetzij, indien zulks niet mogelijk is, door ze te verzege len of op andere wijze ontoegankelijk to maken voor derden. Smokkelarij. J Tegen een 7-tal fabrieksarbeidsters uit Glanerbrug; die hier dagelijks de grens I passeeren, om in Duitschland te gaan wer ken, werd door de Rijkskommiezen proces- j verbaal opgemaakt wegens poging tot *uit- j voer van wollen kousen en sajet, welke I goederen in haar mantels en boa's waren I genaaid. De goederen werden in beslag ge nomen en de passen van de smokkelaarster» ingetrokken. In en nabij de woning van de wed. K. aldaar werd door de ambtenaren een wage? vol smokkelwaren in beslag genomen be staande uit manufacturen, stijfsel, harch» zeep, raapolio en meër clan 1000 reepen chocolade. De gevolgen van Duitsche gevangenschap. Zekere Johan Oldenhove, een 17-jarigo Holiandsche jongen, is het vorige jaar we gens smokkelen in Duitschland veroor deeld tot. 1 jaar gevangenisstraf. Hij heeft deze ondergaan en kwam na afloop "an zijn straftijd geheel uitgeput bij zijn. 'oom te Gen dringen aan. Hij werd oogenblikke lijk onder geneeskundige behandeling ge steld, doch, ondanks directe opneming in het ziekenhuis te Terborg, overleed hi; aki aar twee dagen na aankomst. Zoowel tegenover zijn oom, als tegenover den ge- neeeheer verklaarde de jongen vóór zijn dood, dat hij gedurende rijn gevangen schap nieta anders te eten had gekregen dan water met kool en water met Steek rüben". Vleesch* noch brood werden hem verstrekt. Volgens het oerdeel van den geneesheer is hij dam ook aan algehcele uitputting, door gebrek aan krachtig en voldoende voedsel, overleden. Thans bevindt zich no-g een broeder van den overledene in Duitsche gevangen schap. Verstrekking van brandstoffen aan werkloozen. De heer Du ijs heeft betreffende de ver- strekking van brandstoffen aan werkloozen de volgende VTagen ingezonden Ia de minister bekend, met het feit, dafc in ona land plaatselijke steuncomité's rijn, welke niet over voldoende middelen be schikken om do werkloozen van brandstof fen te voorzien, en dat door het Nat. Steun comité niet wordt ingegrepen op grond vaa het feit. dat zij in deze het gevoelen dei regeering niet kent? Is do minister bereid spoedig met voor- Bbellen te komen, welke zoodanige maat regelen inhoudeü, dat daaruit de kosten, voortvloeiende uit het verstrekken van brandstoffen aan werkloozen, voldoende kunnen worden bestreden? Is de minister bereid reeds nu, in afwach ting van te formuleeren voorstellen t-e dezer zake, machtiging aan d® plaatselijke steun- comité's te verleenen om met de verstrek king van brandstoffen aan werkloozen to beginnen, zooveel mogelijk met behulp en door bemiddeling der betrokken vakver eenigingen Het antwoord van den heer Posthuma, ministor van Landbouw enz. luidt: Voor wat betreft het gevoelen der regee ring met betrekking tot de distributie van brandstoffen in hot algemeen, veroorlooft de ondergeteekende zich te verwijzen- naar heb desbetreffende gedeelte van de memo rie van toelichting tot de wetsontwerpen in zake de kosten van „Beschikbaarstelling van Levensmiddelen" gedurende de dienst jaren 1917 en 1919. Uit dat stuk blijkt, dat aan iederen inwo ner tien brandstoffen-eenheden benedten den werkelijk kostende-n middenprijs zullen worden verstrekt. Voor zoover voren bedoelde prijs voor bepaalde inwoners o€ categorieën van inwoners nog te hoog is, verschilt het daaruit voortvloeiende be zwaar voor de betreffenden in beginsel niet van overeenkomstige bezwaren, welke ten aanzien van andere goederen worden onder vonden tot het treffen van een regeling in het bijzonder voor brandstoffen rijn der halve geen termen. In ieder voorkomend geval zal door do plaatselijke steuncomité's kunnen worden onderzocht in hoeverre, mede door de voor brandstof gevorderde uitgaven, een inwo ner voor een ondersteuning in aanmerking komt. Gelijk als bekend mag worden aangeno men, worden die ondersteuningen gebaseerd op de totaio gerinsbehoeften. Er bestaat geen reden er aan te twijfelen dat voor zooveel noodig het Kon. Nat. Steuncomité de plaatselijke steuncomité'* financieel te hulp zal komen op den voet-, als ook voorheen to doen gebruikelijk ia geweest. Roman van SILAS K. HOCKING. Uit het Engelsch vertaald. Ook bemerkte hij, dat zij er haar zin nen op had gezet, haar vader, Jane en sir Jasper Fenlove genoegen ter doen. En daar die drie op het huwelijk aandrongen, zou geen invloed van buiten iets kunnen uit werken. Winifred Willougliby en Jane zouden de voornaamste bruidsmeisjes wezen. Winifred was Adela's beste vriendin. Zij waren als jonge meisjes schoolvriendinnen te Rov ge weest. en sinds dion tijd was haar genegen heid voor elkaar steeds inniger geworden. Winifred wist meer van Adela's innerlijk leven af dan iemand anders, want zij waren zoozeer op do hoogte van eikaars geheimen als maar zelden voorkomt. Winifred wist van de hartstochtelijke liefde van haar vriendin voor Hector Drys- dalo af en zij begreep, evenals dr. Hunter, do gevaarvolle beteekenis van den schok, dien zij had ontvangen bij het lozen van het bericht van zijn plofcselingen dood. Zij had bijna onmiddellijk daarna Adela opgozocht en was geschrokken van de vei*- andloring, die er met haar had plaats ge grepen. Zij was nog eyen hartelijk, maar zonder een spoor van t -odorkeid. Het scheen alsof het warme, levende vleesch gevoelloos marmer waa geworden. «.Prj8 ^aSen vóór den trouwdag verscheen Winifred weer te Stonehurst. Zjj vond Adela er even goed 'uitzien als altijd, maar meer apatisch en onverschilliger dan ooit. Zij heette Winifred welkom zonder ccnig tceken van belangstelling, zij was lief en voorkomend, maar onbewogen. Ieder ander was één en al opgewondenheid en gewich tigheid. Zij was lusteloos on naar allen schijn totaal onverschillig. Zoodra zij mot haar beiden alleen waren, begon Winifred haar te ondervragen. ,,Ben je heel gelukkig, lieve vroeg zij. ..Gelukkig? Och, neen. Ik ben evenmin gelukkig als ongelukkig." „Maar op den vooravond van je huwelijk moest je voch heel gelukkig wezen" ,,Maar ik ga niet- trouwen ter wille van mijzelfdat maakt echter voor mij geen verschil. Ik trouw ter wille van vader, Jan o en Jasper." „Houdt je innig veel van Jasper?" Zij glimlachte een weinig droevig. „Is dat. niet eigenlijk een dwaze vraag, Wini fred?" „Waarom dwaas. Adela?" „Dat moet jij toch weten. Liefde is niet iets voor mij, evenmin als geluk. Dat alles is voorgoed voor mij voorbij." Houdt je dan niet van hem?" ,,ïk bezit ovenmin den wil als do energie om to haten of lief te hebben. Ik ben onver schillig." „Maar is dat eerlijk tegenover (ïem?" „Hij wenscht mij tot vrouw en weet, dat hij mij meet nemen, zooals ik ben. Ik heb hem niets beloofd. Ik heb hem niet gezegd, dat ik hem liefheb. Als ik genoeg energio bezat, zou ik hom niet mogen lijden. Ik heb zelfs niet gezegd, dat ik met hem wilde trouwen." „Maar je bent tóch van plan dat te doen?" Zij glimlachte weer treurig en hopeloos. „Ik heb geen plannen, van welken aard ook, Winifred. Ik ga waar de stroom mij heen leidt. Jasper zegt-, dat hij met mij wil trouwen, en ik veronderstel, dat hij dat- zal doen. Vader en Jane wenschen hetzelfde, dus blijft er voor mij niets te doen over. Ik neem aan wat er komt en ben tevreden." „Tevreden, Adela?" „Waarom niet? Er is eigenlijk niets, waar het op aankomt, weet je? Óf ik trouw of niet trouw, het komt ten slotte op één en hetzelfde neer. Men moet zijn tijd op de een of andere manier -uitleven." „Ik ben dat in het geheel niet met je eons," zei Winifred neerslachtig en geheel uit heb veld geslagen. „Naar mijn oordcel komt het overal op aan, zelfs op de klein ste dingen. En het huwelijk is zoo iets be langrijks, do belangrijkste gebeurtenis in het leven een er vrouw. Het duurt totdat de d'oocl tusschenbeide komt, weet je dat wel?" „Ja, dat weet ik; maar de dood kan niet zoo ver af zijn." „Die kan nog wel vijftig of zestig jaar uitblijven." „O, dat hoop ik niet. Ik zou niet graag oud worden. Maar of heb leven lang of kort ia, or komt toch een eind aan." „Maar waarom laat jij je niet golden en leef jo je léven niet op jo eigen manier zooals jo graag loven wilt volgens je eigen ideeën, meen ik." „Ik heb geen ideeën, Winifred." En zij glimlachte weer op de haar eigen droef geestige wijze. „Ik wen^h in het geheel niet te leven. Ik leef niet, zooals ik placht te dóen. Weet je, lieve, een gedeelte van mij is reeds dood' on dat gedeelte, dat niet dood ia, moet op de een of andere manier voort leven." „O, maar dat is dwaas, krankzinnig," zei Winifréd heftig. „Je verkeert in een dwaling, Adela." „Dab geloof ik niet. Maar al ware dat zoo, dan was or toch niets aan to doen. Wat ik jo bidden mag, tob er niet over, Winifred; 't is heel goed zooals het is." „Maar het is niet goed, 't is heelemaal verkeerd," beweerde Winifred. „Wat kan je vader toch bezielen?" „Vader wenscht mij getrouwd te zien; hij heeft- er zijn hart op gezet, 't Doet hem ont zaglijk veel genoegen En als ik hem ge lukkig kan maken, dan is het toch mijn plicht, dat te dóen." „Dat vind ik niet. Als je hartstochtelijk veel hield van Sir Jasper, dan zou het een ander geval rijn, maar om met een man to trouwen dien jo niob liefhebt o, ik kan het volstrekt niet goedkeuren. Ik zou wel lust hebben als bruidsmeisje te bedanken. Het zal veel hebben van het bijwonen van een executie." „Mogelijk zal het een executie worden." Adela glimlachte. „Het zou eigenlijk wel grfcppig wezen, geloof jo niet? Neem eens aan, dat do andere helft, van mij den laat- eten adem uitblies. Wat zou dat een op schudding geven," en zij lachte bijna vroolijk. „Werkelijk, Adela, ik mag je niet in deze ,,'t kan mij nietschelen" stemming zien," zei Winifred na een lange pauzo ernstig. „Het is niet natuurlijk en geen gezonde toestand." „Neen, dat geloof ik ook niet,"" heruam Adela langzaam en nadenkend. Maar weet jo, ik ben zooals ik ben; Ik heb geen ge voel. Ik zou niet kunnen tobben, al be proefde ik hot ook. Het is heel gemakkelijk e-n aangenaam met den stroom mee te dry ven." „Maar op eon goeden dag zou jo in een waterval kunnen neerstorten en wakkelr worden „Dan zal ik bij Hector Drysdalo wezen," zei zij glimlackoud, „en zal 't gevoel terug komen." Winifred kreeg geen gelegenheid op het onderwerp terug te komen. Het huis had veel van een liefdadigheidsbazaar. Doozen cn pakjes lagen bijna van den vloer tot den zolder opeengestapeld. Menschen kwa men en gingen op allo uren van den dag. Jano commandeerde haar strijdmachten met oneindig meer gezag dan een generaal zijn troepen commandeert, doch zonder do minste orde of regel. Er lieerschte een on beschrijflijke verwarring. Men liep elkaar in den weg. Do dienstboden vielen over elkaar. Er werden op elk tijdstip en op elk uur maaltijden opgedischt. Een grooto veldtent was op het grasveld opgesteld, want er was in huis niet vol doende ruimte, om al de gasten, die genoo- digd waren, behoorlijk te ontvangen. De afdeeling ververschingen was aan de zorg van een West-End-eonfiscur opgedragen. Bardell had besloten alles in stijl te doen, want nu hij met. de aristocratie in relatie zou komen, wilde hij haar laten zien hoe veel vertoon hij kon maken. De dag voor hot huwelijk was voor iedereen vermoeiend. Het huis was vol vreemden. Buren en kennissen kwamen dö huwelijkscaclcaux bekijken. Modemaaksters en costumiers legden do laatst© hand aan hun scheppingen.- Bedienden verdrongen elkaar en konden niet vinden wat rij noodig hadden. _J(Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1917 | | pagina 5