No. 17713,
LEIDSCH DAGBLAD Vrijdag 23 November
Tweede Blad
Anno 1917.
Nederland en de Oorlog,
TWEEDE KAS/IER.
VRAGENRUBRIEK. j
FEUILLETON.
Een man's werlï.
De geheime overeenkomst.
Reuter seint uit Londen, dat in het Lager
huis de afgevaardigde King vroeg, of in een
niet lang geleden geheim verdrag tu3schen
Rusland en Frankrijk, nog gesloten door de
regeering van den Tsaar, bepaald is, dat na
den .oorlog aan België zekere compensaties
zullen worden gegeven ten koste van Neder
land en of de minister de daaromtrenb in
dat neutrale land heerschende verdenking
wil verminderen door een uitdrukkelijke ver
klaring, dat Engeland niet in kennis i3 ge
steld van dat voornemen en de uitvoering
onder geen omstandigheden zal toelaten.
Lord Robert Cecil antwoordde; „Voor zoo-
vei' mij bekend is, bestaat er geen grond
voor de veronderstelling, dat zulk een over
eenkomst is gesloten; volgens mijn meening
is het een verzinsel van den vijand.".
King vroeg daarop: Zoo er dan geen ver
drag is gesloten, is aan het ministerie van
fyuitenlandsche zaken dan iets bekend van
een schikking of afspraak in dien geest?
Cecil antwoordde daarop met nadruk:
„Neen, mijnheer."
08 schadevergoeding voor „Blommcrsdijk"
en „Rijndijk".
Do bedragen, die door de Duitsche regee
ring zijn uitgekeerd voor de „Blóir.mersdjjk"
en de schade aan de „Rijndijk", zijn thans
hooger gebleken dan f 1,000,000 en
i 1.300,000.
Te zamen is ongeveer 3 miliioen uitge
keerd. De bedragen zijn aanvankelijk Biet
het fxg op kosten en te betalen oorlogs-
winstbelasting lager opgegeven.
De „Lapwing" getorpedeerd.
Door het binnenkomend Engelsche convooi
ia medegedeeld, dat het Engelsche stoom
schip „Lapwing", van de General Steam
Navigation Cv., een vorige week varende
met het uitgaande convooi naar Engeland,
is getorpedeerd. De „Lapwing" was geladen
met een partij margarine der firma Ant.
Jurgens, ter waarde van f150.000 en met
stukgoed. Een en ander was op de Rottor-
damsche beurs verzekerd.
De schipbreukelingen van de „Megrez."
Gisteravond te kwart over vijf meerde in
d^ sluis te' Vlissingen het loodstranspoitvaar-
tuig „yiissingen", dat de 23 schipbreuke-
liafren van het Nederlandsch stoomschip „Me
grez" van de Noord-Hinder had afgehaald.
Onder de velen, die hun aankomst afwacht
ten was de derde machinist De Ronde, die
juist Zaterdag van de „Megrez" was afge
monsterd en gistermorgen naar Vlissingen
kwam, waar hij weder als sergeant in dieast
moest treden; in den trein had hij gelezen
dat zqn schip verloren was.
De „Megrez" was Woensdagmorgen 3 uur
met een convooi van den Hoek van Holland
vertrokken en was het eerst bij de buiten
de territoriale wateren wachtende Engelsche
torpedojagers, die het convcoi zouden bege
leiden. Het ledige schip was echter niet in
staat het convooi bij te houden; te 8 uur
zag men aan boord den laatsten torpedojager.
Te één uur was de „Megrez" ongeveer
10 mijl ten westen van de Noord-Hinder, toen
men aan boord twee sloepen met schipbreu
kelingen zag; het is niet te zeggen van welk
schip, maar zeer vermoedelijk ook van een
der tot het convooi behoorende, daar behal
ve de „Mégrez" nog andere waren achter-
geraakt. Juist wilde men ter redding opva
ren toen een groote Duitsche onderzeeër
verscheen, die het sein gaf dat men het
schip moest verlaten, aan welk bevel direct
werd voldaan, door twee sloepen te strijken
en zich daarover te verdeelen. De Duitschers
schoten acht- tot tienmaal met de scheeps-
kanonnen op de „Megrez", die in zeven
minuten met den voorsteven naar beneden,
onder water verdween.
Ook is gisteren door torpedobooten nog
een onderzuek ingesteld naar de andere sloe
pen, maar zonder gunstig resultaat.
Onder militair geleide ontvlucht.
In Aalten zijn drie Fransche krijgsge
vangenen aangekomen in gezelschap van
drie Duitsche deserteurs. Ze waren uit het
gevangenkamp bij Mühlheim gevlucht. Ben
der deserteurs, die nog wel in uniform was,
had als bewaker van het kamp dienst ge- i
daad en bracht hen naar ons land, Waar hij
zelve nu ook maar bleef.
D» Haagsche Huurcommissie.
Blijkens mededeeling in „De Crisiscou
rant", zpn bij de Huurcommissies in het
tftdvak van haar instelling tot 15 November
1917 ongeveer, 19,300 verzoekschriften tot
goedkeuring van huurprijsverhooging inge
komen.
In datzelfde tpdvak werd uitspraak ge
daan op 2876 verzoekschriften.
Goedgekeurd werden 2761 verzoeken; niet
goedgekeurd 91; ten aanzien van 32 werd
de verzoeker met-ontvankelijk verklaard,
terwpl 2 onbevoegdverklaringen werden
uitgesproken.
In het vaderland terug.
Reeds meiddien we do aankomst uit
Duitschland van een aantal opvarenden
van Nederlancbche visscliersschepeu, die
door Ehiitseho oorlogsvaartuigen vernield
waren.
Eon opvarende van den IJmuider logger
„Jacoba", vertelde do volgende bijzonder
heden
De logger ,,-Jacoba'' was Zaterdag 10
dezer uit IJmuiden ter haringvisscherij uit
gezeild en bevond zich Maandag daarop
volgende, des avonds ongeveer half twaalf,
op circa cbertig mijlen uit den wal. Het
schip lag aan de vleet en de verteller was
juist aan de wacht gekomen, toen hij op
het dek staand, het geluid als van een vlieg
tuig hoorde naderen. Hij vroeg zijn voor
ganger, die inmiddels naar het volkslogies
was gegaan, of deze soms wat had opge
merkt. Op diens ontkennend antwoord,
keek hij over de verschansing over het
water, en zag toen een groeten torpedo
jager. Deze naderde met uiterst grooto
snelheid, en schoot op zijde van den logger.
Eenige matrozen 6prongen over cn maak
ten voor en achtor staaldraden op de bol
ders der „Jacoba" vast-. Het marineschip
had echter zulk een va-art, dat de bolder
uit het voorschip werd getrokken en dooi
de lucht 6Üngerde. Marinematrozen spron
gen toen over met do revolv ers in de hand.
Een matroos liep op kompas aan, tilde
dit uit den staandaard en ging weer op zijn
schip over.
De Nederlandera kregen bevel dadelijk
op den torpedojager over te gaan, waar
dit, bij sommigen, niet gauw genoog ging,
werden zij in den kraag gepakt en op dek
van het marineschip gegooid.
Inmiddels hadden weer andere matrozen
een paar bommen in den logger geplaatst.
Nauwelijks waren allen op den torpedo-
jager, welke van Duitsche nationaliteit en
,,V. 45" genummerd bleek te zijn, over, of
een ontploffing volgde. Dc bommen bleken
echter niet de gewenschto -uitwerking te
hebben, want het schip bleef drijven.
Opnieuw werd langszijdo van de „Ja
coba" gestoomd en werden nog een paar
andere bommen opgehangen. Dezo veroor
zaakten wel de npodigo schade, want door
de ontploffing verdween het visschersvaar-
tuig dadelijk in de diepte.
Men ging zoo dicht langs do Nederland-
scho kust, dat do Umuidenaren de lichten
van hun dorp konden zien.
De jager voer met geblindeerde lichten,
niet alleen tijdens do aanhouding en het
tot zinken brengen, doch gedurende de ge
heel e tocht.
Op cto Wesór aangekomen, telde men wel
achttien torpedojagers, welke volgens de
mededeehng van een opvarende, geregeld
bij elkander waren geweest, ofschoon men
van de „Jacoba" el echts vijf 6chepen had
waargenomen.
Bij het invaren an de Weser moesten
allen zich omlaag begeven. Na aankomst ia
Wilhelmshaven werden zij rechtstreeks naar
een kazerne gebracht. Zij verden er opge
sloten in een groot vertrek, waar zij ook
de bemanningen aantroffen van de andere
tot zinken gebrachte loggers, namelijk
Cornells Bart" van dezelfde reedorij uit
IJmuiden. „Geertruida" en „Statendam"
uit Scheveningen en „Van der Duyn van
Maasdam" uit Katwijk, to zamen dus vijf
volledige bemanningen.
Eerst toen vernam men. dat dc Sclieve-
ningscho loggers, op gelijke w.ijzo als de
„Jacoba", tot zinken waren gebracht.
De ..Cornelis Bart"' en „Maasdam"
waren in den grond geschoten.
Omtrent het ongeluk, waardoor de op
varende Jacob van der Plas uit Katwijk
van laatstgenoemde logger overleed, ver
nam de verteller heb volgendeAan boord
van den torpedojager, niet duikboot-, zoo
als aanvankelijk de berichten luidden,
welko de „Maasdam" tot zinken had go-
bracht, zou een marinematroos zijn revol
ver schoonmaken. Hij meende, dat er geen
patronen meer in zaten en vuurde het
wapen daarom nog eens voor de veiligheid
af. Inderdaad bleek er wel een patroon in
te zitten.
In de overtuiging, dat de revolverkamer
nu geen patronen meer bevatte, schoot hij
opnieuw en raakte den matroos Van der
Plas, -die den volgenden dag overleed.
Als bijzonderheid verteldo men, dat
bij de torpedojagers, die de schepen hadden ver
nietigd, ook de „V. 69" was, welke voor de
Umuidenaren geen onbekende is, omdat zij in
dit voorjaar in IJmuiden werd binnengesleept
met zware schado. De verteller, iemand, die zich
niet erg verlegen gevoelde, vroeg den com
mandant, waarom do schepen toch tot zin
ken gebracht werden, waarop dezo ant
woordde, dat men bevreesd was, dat. do
Engelschen zich van deze schepen bedien
den en do Duitschers to lokken on ze
daarna met duikbooten aan te vallen. De
zee moet daarom worden vrijgemaakt.
Voedsel bleek schaarsch te zijn, want
zoowel op de torpedojagers als in de
kazerne, leden de Nederlanders grooten
honger.
Over de behandeling in Duitsöhland,
vertelde de Scheveninger vissoher L. Rog,
heersebt maar één roep. Wij zijn er als
beesten behandeld. De mannen werden
ondergebracht in een kazerne, die tob ver
blijfplaats van Russische gevangenen ge
diend had en ontzettend smerig was. Het
eten kon feitelijk den naam van voedsel
niet. dragen. Eenige sneedjes zuur brood
en voor middagmaal vijf verrotte aardap
pelen per hoofd, zoo slecht en ongeniet
baar, dat do vrijwel uitgehongerde sche
pelingen die niet konden eton. De Duit
sche soldaten, die de wacht hielden, ech
ter wel. Het voedsel, dat de Hollanders
niet verorberden, aten zij met genoegen
op en ze gaven met graagte een sigaar
per aardappel in ruil. Op de torpedoboot
was hot eten nog dragelijk. Te Wilhelms-
hafen echter van dien aard, dat het do mi
litairen slechts inspireerde tot gesprek
ken over vrede. Het verlangen naar vrede
is, zoo zeide men ons, algemeen. Zaterdag
werden de zeelieden naar Bremen vervoerd
•en schipper Rog was vol lof over onzen
consul daar ter plaatse, den heer Baron,
dlie zijn landgenooten aan een behoorlijk
maal, voor zoover verkrijgbaar, hielp cn
hen zoo g-oed mogelijk verzorgde. Daarna
zijn ze op reis gegaan naar het vaderland,
maar werden aan de grens nog oen dag
opgehouden, omdat de passen niet in orde
waren. Die dag is do verschrikkelijkste
van het gelieele avontuur geworden; twee
bossen stroo was alles, waarop 48 man
moesten overnachten en het voedsel be
stond uit een oneetbare gortsoep. Daar,
evenals te Bremen, ook slechts gesprekken
over vrede. De last van den oorlog dreigt
ondraaglijk te worden.
Van alle opvarenden is sohi-pper L. Rog,
de eigenaar van de „Sch. 357," er wel het
slechtst aan toe. Hij verloor zijn eenig be
staansmiddel, het. schip, dat zijn eigendom
was, zdnder eenige leans op herstel der
sdhade.
Zitting van gisteren.
Staalsbegrooiing J938.
De lieer NOLENS hoopt, dat de uitvoe
ring van art. 192 door dit kabinet nog ter
hand zal worden genomen.
Ten opzichte van de verzekeringswetten
van minister Talma heeft dit kabinet haar
plicht niet gedaan.
Laten zij onvolmaakt geweest zijn, maar
zij waren door beide Kamers aangenomen
en moesten dus uitgevoerd worden on voor
dit niet-gebourd-zijn kan van een compro
mis geen sprake zijn. Wat de partijen-
vertegenwoordiging betreft, epr. zou een
standenvertegenwoordiging een ramp noe
men van het parlementaire stelsel voor het
geheele land, maar hij zou hot nog meer
betreuren, wanneer wij hier kregen de z.g.
mannen van zaken.
Wat de antithese betreft, de oorlog heeft
in de geestelijke dingen geen verandering
gebracht. De opvatting van 'a menschen
bestemming blijft bestaan. Dit neemt ech
ter niet weg, dat sprekers partij bereid ia
met andere partijen te werken.
De materialistische grondslag, welken de
Economische Bond voor het Staatsbedrijf
wil, acht spr. ongewenscht en do rechter
zijde staat dan ook lijnrecht tegenover de
opvatting van den lieer Drosselhuijs, die de
stoffelijke zaken als het hoogste belang be
schouwde. Verder meent 6pi\, dat meer aan
dacht zal moeten worden besteed aan de
technische ontwikkeling van de arbeiders,
terwijl aan de crisismaatregelen zoo spoedig
mogelijk een einde moet komen.
Behalve het arbeidersvraagstuk moet ook
het middenstands- en landbouw-vraagstuk
opgelost worden, daar dit drie economische
stesela zijn, voor de nationale wolvaart van
ons land van zeer groot belang, en in dit
verband bepleit spr. overheidssteun aan de
verschillende middenstandsorganisaties. Zoo
dient het oude vraagstuk van de Zondags
rust ook spoediig ter hand genomen te wor
den, hetgeen ook uit een ethisch-godsdien-
stig oogpunt van belang is. Ook bespreekt
spr. de kwestie van de organisatie der
werkgevers en werknemers in de naaste
toekomst, welke niet tegenover elkander
moeten staan.
De heer SCHAPER wil een leemte aan
vullen, welke is ontstaan in de rede van
den heer Troelstra. Bij do ontwikkeling
van het partijprogram heeft hij hot vrou*
wenkiesrecht vergeten. De partij ie voor
het invoeren van het vrouwenkiesrecht in
het geheel niet onverschillig. Spr. meent,
dab het geen betoog behoeft, dat de heer
Troolstra een voorstander is van vrouwen
kiesrecht in verband hiermede wil hij
slechts herinneren aan de motie-Van Leeu
wen. Om alle misverstand te voorkomen,
heeft spr. even het woord gevraagd.
De lieer BRUMMELKAMP bespreekt de
dienstweigeraars-kwestie en vreest, dat
daarbij veel simulatie voorkomt, al wil hij
hulde brengen aan den moed van hen, die
uit conscientie-bezwaren vele en zware
offers brengen. Ddt feit alleen zegt reeds
voldoende, dat naar een ernstige oplossing
moet worden gestreefd. Hun standpunt is
eohter geheel verkeerd en hun beroep op
hot gebod der Tien Geboden: „Gij zult
niet doodslaan" is ongetwijfeld ongegrond,
hetgeen spr. nader uiteen zet. Heb begin
sel„Gij zult niet dooden" wordt over-
he^rscht door een ander beginsel, n.l. de
verplichte gehoorzaamheid aan het door
God ingestelde gezag.
Daarom moet spr. de houding der dienst
weigeraars afkeuren en keurt daarom de
legerorder van den Minister af. Wilde men
hun principieele bezwaren ontzien, dan had
men hun veel nuttiger werkzaamheden kun
nen opdragen, dan militaire corvé-diensten.
Spr. wijst op de talrijke Waterstaatswer
ken, welke dringend om verbetering vragen.
Spr. vraagt- don Minister of do dienst
weigeraars daarvoor niet gemobiliseerd
kunnen worden? Verder beveelt spr. de
Deensche regeling de Regeering ter bestu
deering aan.
De heer VAN DER VOORT VAN ZIJP
behandelt de militaire aangelegenheden.
Met de feiten van onvoldoende toestand
der hospitalen, slechte organisatie van de
verpleging der gewonden in oorlogstijd en
verdere gebreken -voor oogen zou spreker
niet gaarne het woord „bezuiniging" op de
lippen durven nemen. De opvattingen van
gorechtighe-id door internationale arbitrage
wil spreker gaarne steunen, doch hij kan
uit de lessen van dezen oorlog niet de con
clusie trokken, dat vermindering van do
bewapening mogelijk is.
Ton slotte steunt spreker den wensch van
den heer Nolens tot spoedige uitvoering vaji
artikel 192 der Grondwet, en hij zou, indien
do Regeering niot tijdig daarmee gereed,
mocht komen, althans een noodregeling ge
troffen willen zien.
De lieer DE VISSER merkt op, dat het
in dezo tijden ipcer dan ooit moeilijk is om
een vaste lijn voor de binonlancfecaa poli-
tiok aan te geven. Alle grond ia ons onder
d© voeten ontzonken. De heer Dresselhuij»
6prok over de vrijheid. Maar die afgevaar
digde is, evenals zijn partij, voor de invoe
ring van heb Staatspensioen, dat een onder
deel is van het Staatssooialisme.
Een tweede lijn, welke nog wel niet hier
in het debat is gebracht, maar wel op de
vergadering van den Vrijz.-Dem. Bond ia
aangegeven, ie de wenscholijkheid van ont
wikkeling van do individueele krachten in
onze natie. Heb zijn niet meer zoozeer de
tegenstellingen individüeel tegenover soci
aal, particulier initiatief tegenover Staats
socialisme, die thans op den voorgrond drin
gen, maar vooral de vraag: Waar ligt de
grenslijn tusschon persoonlijke gewetens
vrijheid en een behoorlijke Staatsorde? Do
opvatting van den heer Troelstra ten aan
zien van ons leger zou tot bedenkelijke ver
slapping leiden. Men moet een flink leger
wenschen óf men moet de leuze aanhan
gen geen man en geen cent.
De VOORZITTER verdaagt daarop de
vergadering tot Vrijdagmiddag halféén.
L., to L. Heb is juist, dat do najaars-
ploog van do lichting 1914 (infanterie) oo-
gevoer 20 December a.a. met klein vorlof
gaat
D. B., te Leiden Het is mogelijk, dat
een milicien der lichting 1918, ingedeeld
bij het 2de bat. 1ste ccmp, grenadiers,, op
komst 14—18 Januari, overgeplaatst
wordt naar de infanterie te Leiden. Vraag
dit den Provinciaal Adjudant in Zuid-
Holland.
L. v. d. R.te Leiden De derde
compagnie derde bataljon Vierde Regiment
Inf., liohting 1918, moet omstreeks 10
April 191S onder de wapenen komen.
H. B., te Leiden. Volgens de web
van 6 Aug. 1914 op de uitgifte van zil-
verbons, kunnen onbruikbaar geworden
zilverbons, mits zij nog kenbaar zijn, na
•daartoe verkregen machtiging van den
Minister van Financiën, tegen nieuwe
bons worden ingewisseld. Uw gescheurde
ziherbon is dus niet verloren.
A. V., te Leiden Nerveus, tegenwoor
dig wel een beetje een modewoord, geeft
men het best weer met het goed Holland-
sehe zeuuwaohtig.
Abonné te Leiden Wij zullen met het
goede in prof. Van Calcar's veevocder-
fabricage, ook hot kwade moeten aanvaar
den. Wanneer, zooals indertijd in dit blad
is omschreven, dit voedsel, dat van afval
producten gemaakt wordt, zooveel voe
dingswaarde hoeft, moeten wij de onaan-
genamo lucht, dio de installatio ver
spreidt, gedwee op den koop toe nemen.
Een middel, om die onaangename lucht te
neutraliseeren, is ons öiet bekend. Mis
schien vindt de professor dit ook nog wel.
A. S., te Leiden Do inlichtingen, door
den agent der bedoeldo Levensverzeke
ringmaatschappij u inzake de verzeke
ringspolis gegeven, zijn inderdaad juist.
Een Abonné. Wend u voor de oplei
ding tot verpleegster tot de directrice
van liet Academisch Ziekenhuis of van een
particulier Ziekenhuis. Iedereen wordr.
maar niet aangenomen. Meu moet goed
van gedrag en gezond van gestel zijn
H. S., te Oegstgeest Voor zoover be
kend, is het aan metaalbewerkers nog
verboden zjch buitenslands te begeven.
Mi 1 itieplidhtigen met- onbepaald verlof,
mog-m niet naar hot buitenland. Zij, die
nog niet dienen, (landstorm 1904) zijn vrij
to gaan, waar zij willen, behoudens ver
bod om als metaalbewerker hier te blijven.
X, te Hazêrswoude. Op welko ver
goeding een gehuwd sergeant, zonder kin
deren en buiten zijn standplaats in garni
zoen aanspraak maakt, kunt u het beat
vragen aan het Raadhuis uwer gemeente,
wijl dit niet overal hetzelfde is. IJ be
doelt toch vergoeding wegens rostwin-
nersehap 1
Roman van SILAS K. HOCKING.
Uit Tiet Engelsch vergald.
a
HOOFDSTUK IV.
Toebereidselen,
Zij lieten geen tijd verloren gaan om den
datum van heb huwelijk to bepalen. Adela
vaa als klei in de handen van den potten
bakker. Jane had bij de toebereidselen do
opperleiding en deed alles wat waar genot
en groote geestdrift. Zij raadpleegde zelden
Adela dat zou maar tijdverlies wezen.
Adela nam alles als een uitgemaakte zaak
t>p en keek met do grootste onverschillig
heid toe. Sinds den dood van Drysdal e was
haar leven één en al berusting en zij ver
langde niets beters. Het was zoo gemak
kelijk toe te geven; het zou moeilijk zijn
geweest zich te verzetten.
Zij stond op een eigenaardig, geheel afzon
derlijk standpunt. Zij had een gevoel alsof
zij buiten haar eigen ik leefde cn 3lechts als
een toeschouwer toekeek. Zij zag. dat er
dag aan dag toebereidselen voor het huwe
lijk werden gemaakt; maar was zich van
geen persoonlijke belangstelling bewust.
Het had een zeer oppervlakkige kennis
kunnen wezen, dio ging trouwen ieynand,
dio zij jaren geleden ontmoet en bijna ver
geten had.
Fenlove was niet veel meer dan een scha
duw voor haar. Hij kwam en ging met veel
drukt-s on gewichtigheid, maar zijn komen
en gaan waren geen tijdstippen in haar
leven. Voor haar was de eeno dag gelijk
aan den anderen. Dc weken hadden voor
haar geen afmeting en zij telde zo niet. Het
was onmogelijk, om opgewond-en te worden
over hetgeen gebeurde; onmogelijk om er
zelfs belang in te stellen.
Fenlovo werd, nu do trouwdag naderde,
ijveriger in zijn betuigingen van liefde, en
zij nam die bewijzen rneb vriendelijk geduld
en berusting aan. Het maakte alles deel uit
van het tooneelstvik, waarin zij een van do
handelende personen was. Alles kwam haar
onwezenlijk voor. "Maar 7ij moest haar rol
afspelen totdat het gordijn neerging- en de
lichten werden uitgedaan.
„Je zult de lieflijkste bruid zijn. die ooit
naai;- een kerk is gewandeld," zei Fenlove
op zekeren dag tegen haar, terwijl hij
naast haar zat met zijn arm om haar middel.
„Zal ik dat zijn?" vroeg zij onschuldig.
„Ja, werkelijk. En ik zal grenzeniooa
trotsch op je wezen."
„Och, je moet niet trotsch op mij zijn.
Trots is nooit iet-s goeds."
„Dat ben ik niet met je eens, lieveling,"
beweerde hij lachend. „Een bekoorlijk soort
van trots heeft groote waarde."
„In welk opzicht, Jasper'!"
„O, in vele opzichten. Ik heb echter nu
geen tijd om over dat punt uit te weiden;
ik ben bovendien te gelukkig."
„Ben je heel gelukkig?"
„Gelukkiger dan cenig koning in
Europa."
Heb verheugt me, dat jo gelukkig bent.
Hot is onze plicht anderen gelukkig te
maken, als dat in onze macht staat, vindt
je ook niet
„Natuurlijk. En ik wil jo gelukkiger
maken dan je ooit eer in je leven geweest
bent."
„Dat. is vriendelijk van je."
„In het geheel niet. Maar je bent- toch
reedö gelukkig, hoop ik."
Zij glimlachte ietwat droefgeestig. „Zoo
gelukkig als ik kan worden," antwoordde
zij ontwijkend„maar ik denk niet dik
wijls aan mijzelf."
„Dat weet ik. Je bent vrijwel het meest
onbaatzuchtige meisje, dat er ooit geleefd
heeft. Ik geloof, dat jo liever anderen ge
lukkig ziet dan het zelf te wezen."
„Misschien wel," zei ze glimlachend.
„Maar nu moet je heengaan, Jasper. Er
zijn nog "zooveel dingen, die Jane graag
heeft, dat ik doo."
„Als je op Wareburn bent, zal je; niets
te doen hebben," zei hij lachend. „Niets
anders dan genieten."
Aldus verstreken de dagen totdat alles
gereed wa-s voor de groote gebeurtenis. De
eenige, dio zich door het huls bewoog zon
dier den minsten zweem van opgewonden
heid. was Adela. Zij beschouwde den
bruidssluier, den oranjebloesem, de brui
loftscake en de cadeaux, die bijna met elke
post kwamen binnenstroomen, zonder eenige
aandoening.
Zij had er cn abstracte voorstelling van.
dat zij de bruid was, maar op haar gevoel
maakte dat feit geen indruk. Zij was even
bereid en. gewillig haar nieuwe positie te
aanvaarden als zij dat geweest zou zijn ten
opzichte van eenige andere positie, roo haar
vader cn' Jano, door Sir Jasper gesteund,
daarop hadden aangedrongen.
Zij stonden altijd drie tegenover ééu. Zij
had niet de kracht hun weerstand te bie
den, zelfs al had zij daartoe lust gehad.
Bovendien was zij zich vaag bewust, dat »j
iets deed, wat andere menschen gelukkig
zou maken.
Het was niet moeilijk te zien, dat Jane
bijzonder met het huwelijk was ingenomen,
dat zij het. bevorderlijk achtto voor haar
eigen maatschappelijk voordeel, en even
zeer sprong het in het oog, dat. haar vader
het om do een of andere reden wensekte,
terwijl, wat Sir Jasper betrof, er niet do
minste twijfel bestond of hij had van ver
rukking wél kunnen dansen. En wijl zij
persoonlijk niets had, waarvoor zij wonschte
te leven, sinds verdriet of vreugde geen
vat meer op haar hadden, kwam het er
niet in het minst op aan, of zij trouwde of
alleen bleef.
Do cenigen, die zich bezorgd over haar
Diaakten, waren dr. Hunter en Winifred
Willoughby, Adola'3 beste vriendin. De
doktor zou zich verheugd hebben over een
ongeval- of ramp, als dio maar niet nood
lottig afliep, die haar uit haar apathie zou
kunnen opschrikken. Hij had geen grooten
dunk van Fenlove en hij was er zeker van,
dab Adela niet van hem hield. Zij kwam
hem als een slaapwandelaarster vcor, die
naar den afgrond schreed. Zij was even
onbekommerd omtrent haar lot als een
kind, dat nog niet nadenkt.,en hij zag geen
middel om haar oogen voor het gevaar te
openen.
't Was niet, dat zij niet begreep wat zij
deed, geestelijk was zij volkomen wakker.
Do moeilijkheid zat in zekeren zin dieper
cn zij, die haar omringden en haar hadden
moeten beschermen, trokken partij van
haar onverschilligheid omtrent de gebeur
tenissen in het leven, om hun eigen eer
zuchtige oogmerken te bereiken. Dat Fen
lovo verliefd op haar was, daaraan kon
geen twijfel bestaan; maar welke reden
Richard Bardell kon hebben om zoo n haast
met hot. huwelijk ie maken begreep hij niet.
Het scheen Huneer onnatuurlijk on bijna
wreed toe. Iedereen kon zien, dat Atlela's
hart niet bij de zaak was, zoo zij al door
iets werd gedreven, dit Venkel plichtsgevoel
was, dat zij in de schikking ha-d toegestemd
hoofdzakelijk omdat zij niet do wilskracht
bezat tegen te streven. Zij dreef eenvoudig
met den stroom mee, zonder er zich om te
bekommeren waarheen deze haar zou 'oe-
rcn.
Hunter vond dit uitermate aandoenlijk en
verontrustend. Hij had er meer dan eens
heel ornstig tegen Bardell over gesproken,
had beweerd, dat Adela niet in een toe
stand was om to trouwen, en had op de
emstigo gevolgen, die daaruit kondon
voortspruiten, gewezen.
Maar Bardell J:ad allesbehalve vriende
lijk gozind naar hem geluisterd. Hij had
hem zoo goed als te konnen gegeven, dat
hij zich mot zijn cigon zaken moest ho
mooien en niot weer behoefde te» komen,
voordat hij werd geroepen.
„Adela is volkomen wel," had hij be
weerd. „Werkelijk, zij is nooit zoo goed
geweest. Zij eet goed en slaapt goed. Wat
wilt -u dus meer
Hunter was dus tot stilzwijgen gedwon
gen. Hij kon slechts toekijken en zidn hos
do tragedie op het bittere einde zou uito
loopen. Maar toch wandelde hij, als hij
wist, dat haar vader en Jane van de baan
waren, af en toe naar Stoirthurst om con
praatje met Adela to maken. Hij gaf haar
geen raad en trachtte haar ovemnin ft©
overtuigen dat lag uiefc op zijn weg.
j - 7» - (Wordt »»rvolgd).