No. 17708, LEIDSCH DAGBLAD Zaterdag 17 November Tweede Blad Anno 1917. PERSOVERZICHT. Kunst, Letteren enz, Nederland en de Oorlog, FEUILLETON. Een Jinan's werk. 4) Da omgekomen yissoibe r b- jongen. Heb „HANDELSBLAD" Bohrijft: Het bericht over het in koelen bloede in den grond boren van een Nederlandsch visschersschip cn heb vermoorden van een jongen, van vijftien jaren, een Nederland- flchen knaap, die het visschersbedrijf uit oefende, is een geheel gewoon berichtje. iWij lezen ze zoo haast eiken dag. Zóó vaak, dat wij haast vergeten, wat het •eigenlijk beteekent 'De Nederlandsche regeering verdedigt met zekere kracht de goede uitvoering van »en tractaat met Duitéchland. Een trac- taat, dat Duitschland het recht zou >ven om een veroverd land materialen toe te voeren, die het oorlogvoerende Duitsch land daar wenschb te hebben en waarvan het mogelijk if, dat zij als oorlogsmate rialen worden gebruikt. Voor de handha ving van dat tractaatrecht van Duitschland strijdt Nederland een diploiuatieken strijd vooralsnog lijdt do Nederiand- sche handelsman. Er zijn ook andere tractaten, er is ook een recht, dat Nederlandsche visschers hebben. Wat heeft onze regeering gedaan om hert:te beschermen1? Waarom is die Nederlandsche visschersmau in den grond geboord? Omdat de Duitsche onderzeeërs niet den moed of de macht hebben een onderzoek in te stellen of een visschertjo een onschadelijk visschertrje is, dan wel een klein kanonnetje aan boord heeft en een patrouillevaartuig" is. Heb is ge makkelijker en minder gevaarlijk voor die onderzeesche. moordenaars, om maar op elk schip, dat zij zien, te schieten. Indien Nederland liet dien moordenaars gevaar lijk maakte, op Nederlandsche schepen te schieten, indien Nederland de Nederland sche visschers behoorlijk beschermde zouden die zeeroovers al weer den minst gevaarlijken weg kiezen en anders hande len Als er gevaar dreigt, vlucht een duik boot weg. Dc- onderzeeboot-misdadigers hebben on ze zeelieden gedwongen hen te vervoeren, hebben onze zeelieden gedwongen bcm- men naar hun eigen schepen te brengen, hebben onze zeelieden geprest hun eigen visch aau de duikbootroovers te brengen. Niels van dat alles mogen zij aan de be manning van een neutraal schip vragen. Niet.; van dat alles behoeven do ongeluk kige beroofden voor die duikbooters te doen. Heeft onze Regeering nu nooit eens aan onze zeelieden duidelijk gemaakt, dat zij. al verzetten zij zich niet tegen de duikbootroovers waartoe _zij volkomen recht hebben als dezen in strijd met elk recht, hun schip aanvallen! toch in elk geval zei' en niet mede behoeven te helpen aan het vuile werk dier misdadigers? .De Regeering, die zoo ijverig werkt ter handhaving van de in het Rijnvaart-trac- iaat. verzekerde rechten, doet niets, vol strekt niets om dc rechten van onze vis- scltcvs te verdedigen. Wij nemen aan, dat de Regeering daarmee het voordeel en de welvaart van ons land op het oog heeft. Wij nemen aan, dat een handeling onzer zijds, die Duitschland heb voorwendsel zbu kunnen geven het Rijnvaart-tractaat als een vodje- papier te beschouwen, velen onzer Rijnvaart-schippers veel geld zou kosten. En wij begrijpen het belang daarvan. Maar tochheb recht van onze zee lieden is ook iets. Onze visschers mogen toch ook eischen, dat liun regeering niet toelaat, dat zij, rechtmatig hun bedrijf uitoefenend, beschoten worden en in een open boot de zee op gestuurd, en als smeekelingen een Pruisischen luitenant tevergeefs moeten bidden hen te sparen, daar hun visch toch maar Duitschland gaal Zou dc Regeering', al zijn de verhoudin gen tot liet land, dat onze visschersjou- gens doodschiet-, nog zoo hartelijk, haar al-te-achttiende-eeu wsche ouve rschillig- lieid niet eens laten varen en meer belang stelling in het leven van een Nederland- sclien visschersjongen willen stellen dan in de toekomst van de Rijnvaart-tollen? Dan zullen wij op het graf van dezen armen visscher laten beitelenCJivis Hol-~ landicus erani. Dienstweigeraars. »DE STANDAARD" zegt: De nieuw-opgetreden Minister van Oor log heeft ten faveure van de dienstweiger aars een ordonnantie uitgevaardigd, die uitspraak heeft op toejuiching. Hij voldeed niet aan den wensch, dat iedere dienstweigeraar zou worden vrijge steld.' De consciëntie is geen wetgevende macht, eenvoudig omdat de consciëntie zoo vaak principieel bij den één en den ander verschillij a bij den éón en neen bij den ander zegt, terwijl het toch vanzelf spreekt, dat de Goddelijke uitspraak in de couseientie nooit anders dan, van één en gelijke strekking kaai zijn. Hierbij komt, dat dienstweigering zich- zelve-veroordeelt, zoolang het-tusschen de natiën op aarde nog altoos zóó staat-, dat, gaf het Christenland de Defensie op, het Heiden land, dat veel talrijker en machti ger is, eer we ©en halve eeuw verder wa ren, heel hefe Christenland zou overrom pelen. Nu te zeggen: „Laat dan dienen, wie tot dienen bereid is, en spaar de in hun consciëntie bezwaarden," gaat- evenmin, en zulks wel om de voor de hand liggende reden, dat dit een uitvlucht zou worden voor wie liever bij moeder thuis bleef, om zichzelf door een gelogen voorwendsel van den dienst t© ontslaan. Dien weg kan men niet opgaan. Het zou een voeden van def leugen, een spelen met een voorwendsel zijn. Toch was het in hooge mate gcwenschfc, dat er iets op gevonden werd, om ©ener zijds niet te prikkelen, wat de consciëntie deerde, en toch anderzijds de orde in het leger en de zekerheid der Defensie niet in de waagschaal te stellen. In die richting ging van meet af ook ons advies. En nu blijkt golukkiglijk uit de-jongste legerorder van den Minister van Oorlog, dat ook hern do eenig juiste middenweg lief is. Hij tooh helpt do bezwaarden en komt den ecmscientie-klagers zoo veel 't eenigs- zins kan, to gemoet, maar zonder dat hij ook maar een oogenblik de leugen aan moedigt of de zekerheid van Defensie los laat. Wie zegt bezwaard te zijn, kan nu van het dood'elijk staal vrij komen, mits hij ge willig zij, zich voor andere diensten bij het leger beschikbaar stelle, en zich voor de zen andersoortigen dienst over een lan gere periode geve. Js 't, bij wien dan ook, heusch consciëntie bezwaar, dan kan men nu van het toebrengen van dood vrijkomen, mits men heft leger op ander© wijze diene, en zich voor langer toewijde aan 's Lands defensie. Aan den Minister onzen dank. De wet is licht in dezen geest te herzien. „DE NEDERLANDER" schrijft: Kan cfctt? naar aanleiding van het bericht-, dat de Minister van Oorlog bepaald heeft, dat zij, die gewetensbezwaren tegen den krijgsdienst hebben, na onderzoek door een commissie van advies, in de gelegenheid gesteld kunnen wordlen een vrijwillige ver bintenis aan te gaan voor dienst, welke niet bepaaldelijk gericht is op strijd met de wapenen, mits zij dan een jaar langer onder de wapenen blijven. „Wij waai'deeren natuurlijk de goede be doeling van den Minister, schrijft het blad. Maar is de Minister bevoegd buiten d e wet om afwijking van de bestaande wet toe te staan? Kart een vrijwillige ver bintenis tot het verrichten van een anderen dienst dan de wet op den national en dienst plicht bedeelt, in die plaats komen van wettelijke verplichting bij die web opge legd1? Naar ons voorkomt behoort, indien hier regeling noodig is, de medewerking van den wetgever te worden ingeroepen. Of zal men. hier denzelfden weg betreden als met de lijkverbranding, cn, om inmen- ging der State n-G ener aal te vermijden, bestaande wettelijke bepalingen eenvoudig ter zijde schuiven?. „HET VOLK" oordeelt: De maatregel van den Minister van Oor log, waardoor dienstweigeraars voortaan aan met-militair werk gezet kunnen wor den, is de principieel© erkenning van de eerbiedwaardigheid van sommiger gewe tensbezwaren en van do zedelijke ongeoor loofdheid der methode om zulke gewetens bezwaren met item zooveel maanden ker kerstraf te boantwoorden. Of nu de maat regel in de practijk afdoende zal blijken, moet maar eens woreten afgewacht. In ge schrifte waren eenig© ietwat andere oplos singen aan de hand gedaan en een „comité voor gewetensvrijheid" uit reeds do mee ning, dat, in afwijking van wat de Minister bepaalde, de gewetensbezwaarder geheel buiten de militaire organisatie moeten wor den gehouden. Wij onzerzijds willen, voordat wij hier over oordeelon, eerst nog wel eens hooren, wat de Minister bij het bogrootingsdebat ter nadere toelichting zal kunnen verklaren omtrent de wijze, waarop hij zich denkt, dat de uitvoering van don maatregel in de practijk zal loopon. Het is zeker mogelijk, dat dit niet meevalt. Maar wij zijn cr van overtuigd, dab deze eerste stap op den juisten weg niet anders dan consequent kan leiden tob volkomen tegemoetkoming aan werkelijk ernstige gewetensbezwaren. Wie eenmaal de eerbiedwaardigheid dier bezwaren erkend heeft en ook dat er wat op gevonden moet worden om ze te ontzien, kan nooit meer volstaan met ze slechts ten halve te ontzien. Nieuwe uitgaven [Verschenen zijn: „Het Vergaan der Wereld", door dr. Wil helm M. Meyer. Uitg. Meulenhoff-Editie. Prijs 95 cent. „De Afstamming van. den Mensch", door W. Bölsehe. Uitg. Meulenhoff-Editie. Prijs 95 cent. „De Wonderbare geschiedenis van Tom Duim", naverteld door 'N. van Hichtum', plaatjes van Jan .Wiegman, Uitg. „Zonne-Bi. oliotheek", ran J. M. Meulenhoff, te Amster dam. -„Hedda Gabler", door Henriklbsen. Uitg. Meulenhoff-Editie. Pr ij 3 75 cent. „Het Duel", roman uit het hedendaagsehe Russische officiersleven, door A. Jfoeprien. Uitg. Meulenhoff-Editie. Prijs i'1.05. „Jean Christophe, Het Einde der Reis'. Deel 10: „De Nieuwe Dag", door Romain Rolland, vertaald door Jan Romqjn, Uitg. W. L. J. Brusse's Uitgevers-Mij. te Rotterdam. Prijs il.90, gebonden £2.50. „De Aarde en haar Volken". 53stó jaar gang, 11de aflevering. Uitg. II. D. Tjeenk Willink Zn., te Haarlem. „Jeugd", 15de jaargang, 1.1de aflevering. Geïllustreerd tijdschrift voor jongens en meis jes, onder iiedaetie van Jolian Been. Uitg. Erven J. J. Tjjl, te Zwolle. „Stormvloeden lang3 de Noordzee- en de Zuiderzeekusten", door P. H. Gallé. Uitge geven door do Zuiderze'e-Vereaniging. „De toekomst der democratie en de oor-~ log", door prof. dr. Ph. Kohnstamm. Serie Oorlogsmonographieën. Uitg. J. MuusSes, te I Purmerend. „Ik maak mrjn .brandstof zelf', door Arthur Tervooren. Uitg. Scheltens en Giltay, te Amsterdam. Prijs 25 cent. „Leven en Werken", 11de jaargang, 11de aflevering. Maandblad voor meisjes en vrou wen; redactie E. 0. Knappert en Anni? Salo mons. Uitg.-Mij. v. Goede en Goedkoope Lec tuur, te Amsterdam. „De Nieuwe Gids", 32ste jaargang, 11de' afleverjng. Uitg. N. V. Electr. Drukkerij „Luctor et Emergo", te 's-Gravenhage. Kalender „Ons Leger", De Nederlandsche Vereeniging „Ons Le ger" heeft voor 1918 een kalender in 't licht gegeven. „Onze jongens en de mobili satie" heeft de uitgeefster deze maandkalen- der betiteld. De dertien platen zjjn geteekend door A. M. Lüyt en geven een kijkje op wat ons leger en onze vloot doen. Op het schut blad een soldaat aan de gren3 op wacht. En dan verder o.a. het afroepen der mobilisatie, het maken van loopgraven en draadversper ringen, vrijwillige landstorm, interneeriug vliegmachine, op smokkelaarspatrouille, een duikboot, het onschadelijk maken van een mijn en ook nog onze soldaten behulpzaam bij het binnenkomen der vluchtelingen en bpj den watersnood. Do regeeriug en bel dieiistweigeriugsvraag- stuk. De heer Gerhard? heeft do volgende vraag tob deu minister van Oorlog gericht „Ia de minister bereid om in aansluiting met zijn antwoord onder 2o. op de vragen No. 11 in zake dienstweigering, aan de Kamer een opgave to verstrekken van alle gevallen, die zijn onderzocht en voor elk dier gevallen van. de wijze, waarop het onderzoek heeft plaats gevonden?" De heer De Jonge, minister van Oorlog, heeft, hierop het volgende geantwoord: „In zake beweerde mishandeling van dienst weigeraars heeft in vijf gevallen een onder zoek plaats gehadhet betrof dc dienst weigeraars Bouwma, Bruning, Goedhart, Goosen en Zeeman. In deze gevallen werd door den opperbevelhebber van land- en zeemacht aan den betrokken troepencom mandant opdracht verstrekt de klacht tc onderzoeken, omtrent den uitslag van dat onderzoek te rapporteeren en het rapport in te dienen langs hierarchicken weg." Do heer Van Hamel heeft tot denzelfden minister de volgende vragen gericht: „Moet uit 't antwoord door den minister aan den heer Gerhard gegeven op zijn vragen, betreffende dienstweigeraars, wor den opgemaakt, dab dc minister heb een juiste n toestand acht, dab personen, die principieel© en overwegendie gemoedsbezwa ren van ethiechen of godsdienstigen aard hebben tegen het 3trijden met do wapens, zelfs wanneer dit voor de verdediging dies land© wordt gevorderd, hiertoe toch gehou den worden en bij weigering als misdadigers gestraft Acht de minister het niet gewenscht en is hij bereid een regeling te bevorderen waar door zonder bedoeld© bezwaren te sanction* neer en, zij, die er door beheersclit worden, in d© gelegenheid zijn, zonder daarmede in conflict te komen, dienst voor den lande to verrichten?" De minister van Oorlog, dc heer De Jonge, heeft hierop het volgende geant woord1 „Uit !t antwoord door den minister ge geven op de vragen van den heer Gerhard, betreffend© „dienstweigeraars", moeit en kan nieb worden opgemaakt., dat de minis ter den bestaanden toestand juist acht. Hij heeft mitsdien reeds bij legerorder een regeling getroffen, waarbij het beginsel wordt gehandhaafd, dat op -lederen Neder lander de plicht"rust om mede te werken tot handharing der onafhankelijkheid van Het Rijk en tot verdediging van grond gebied, doch, voor zoover daartoe in het leger gelegenheid bestaat, rekening wordt gehouden met d© oprechte gewetensbezwa ren, die gericht, zijn tegen d'e uiterste consequentie van dien plicht, te weten het dooden van den ovenmensch." Een courant inel schorsing bedreigd. In de „Middelburgsche Ct." van 9 dezer kwam een ingezonden 3tuk voor van eeu soldaat, waarin deze er zich over beklaagt, dat hij; om dien dag voor den dokter in het hospitaal te Middelburg te kunnen verschij nen, reeds den vorigen dag uit Breda had moeten vertrekken en toen h\j te 6.26 te Middelburg aankwam, in de kazerne geen voeding of slaapgelegenheid kon krggen, niettegenstaande er zeker 20 onbeslapen stroozakken waren. Toen de soldaat hier over een kapitein aansprak, gaf deze ten ant woord, dat de man daarvoor niet bjj hem, doch op het garnizoensbureau moest zijn, maar ook daar kon men hem niet helpen. Schrijver.is toen naar het politiebureau ge gaan om als een bedelaar nachtverblijf en voedsel t© vragen, wat hem daar door lus- schenkomst van den commissaris van poli tie, wien hij voor deze behandeling dank zegt, werd' verstrekt De' man eindigt met de mededeeling, dat hjj vernomen heeft, daö de vorige week op het bureau bij tien tal lea nachtverblijf kregen. D© redactie der „Midd. Ct." plaatste onder dit stuk een onderschrift, waarin zij zegt, dat dit ergerlijke geval werkelijk niet hot eenig© is van dien aard. Herhaaldelijk Is het voorgevallen, dat militairen, die voor dienst bevelen in Middelburg moesten zijn, in de kazernes geen onderdak konden krijgeu en ook geen voeding en dan als landloopers opj het politiebureau onderdak of voeding vroe gen en kregen. De redactie geeft zulken militairen deu raad, als zij eindelijk: op het politiebureau zitten, hun zakboekje eens voor den dag te halen en daarin t© lezen, „dat de Konin gin wil, dat de soldaten met zachtheid en mensohlievendheid worden behandeld, dat hun nimmer onrecht wordt gedaan, dat zij in hun. meerderen in alle opzichten welwil lende voorgangers vinden", en verder „dat dei officieren hen leiden, besturen en beschermen met die zorg en belangstelling, welke zij verschuldigd zijn aan mannen, van wier dap perheid en gehoorzaamheid zij een gedeelte van hun roem te verwachten hebben." D© redactie zegt ten slotte, dat men den inzen der niet makkelijk zal overtuigen, dat all© officieren ten 9pzichte van hem die regela toegepast hebben. Dit artikel nu heeft de redactie de groot© ontevredenheid van de militaire autoriteiten gebracht en de redactie is op het garnizoens bureau ter verantwoording'geroepen, waarbij de garnizoenscommandant met schorsing van- het blad dreigde. Boelïaard Ronds. Naar aanleiding der bezwaren van ofü* cieel© zijde geopperd tegen het beschikbaar stellen van belooningen voor het neerschie ten door militairen van zich boven Neder landsen grondgebied bewegende vliegtuigen of luchtschepen van een der oorlogvoeren de mogendheden, heeft het bestuur van heö tot dal doel opgericht© „Boellaard-fonds" gemeend dit te moeten opheffen. Naar men mededeelt zullen de gelden vau dit fonds tot aan het einde dezer maand ter dispositie der schenkers worden gehouden; daarna zal het restant aan het Koninklijk© Nationaal Steun-Comité worden afgedragen.. Inter neering krijgsgevangenen. Ia aansluiting met het bericht van heti Nederlandsche C-orrespondentie-bureau omtrent het onderbrengen van Duitsch» en Engelsclie krijgsgevangenen in Neder land, verneemt do „Deutscher Nachr. Dienst" van welingelichte Duitsche zijd© nog het volgende: Voor zo-O ver- de woningtoestanden dit mogelijk maken, zullen ook te ;a-Gravea- hage krijgsgevangen Duitsche officieren worden ondergebracht. Te ?s-Gravenhag© bevinden zich trouwens r:eds circa twin tig geïnterneerde Duitsche officieren. On geveer vijt-en-twintighonderd Duitsch© krijgsgevangenen zullen te Ro ter dam, Schiedam en Dordrecht.-verblijf houden. Verder zal nog te Oosterbeek en Zwolla zoomede in de villadorpen Wolfhezen en Velp, aan Duitsche officieren en ondeaof- ficiereu een verblijf worden toegewezen. Aan alle studeerenden wordt veroorloofd in d© verschillend© universiteitsstede^ overeenkomstig hun faculteit, te wonen. De Nederlandsche regeering heeft op zich •genomen, rekening te houden met. de bij zondere wenschen der geïnterneerden om trent hun woonplaat-s en werkkring, di© eventueel' uit bijziendere omstandigheden' of betrekkingen mochten voortspruiten. Deze wenschen zullen ieder voor zich in overweging worden genomen. Niettegen staande zich in verschillende detailpunten' groot© moeilijkheden voordeden, is meil met de Duitsche toebereidselen reeds ge reed; dib in tegenstelling met d'e voorbe reidende Engelsclie maatregelen. Naar wij vernemen, staat het thans vast' dat de booten, die de Duitsche krijgsge vangenen en geïnterneerden van Enge land naar ons land zullen brengen, in En geland de haven van Boston aan de Wash Zullen aandoen. Zooals vroeger gemeld is, zal Rotterdam ala. plaats van het ontsche pen dor Duitscliers worden aangewezen. Roman van SILAS K. HOCKING. Uit het Engelsen vertaald. Bovendien hud zij tie belofte gedaan, dat, als zij niet met Drysdal© kon trouwen, zij nimmer iemand anders zou huwen, en die gelofte zou zij hoogstwaarschijnlijk houden zoolang Diysdal© in leven bleefmaar als hij heb in zijn hoofd kreeg te sterven of yermoord te worden door wreed© inboor lingen, zou het geval een geheel ander aan-* zien krijgen. Adela'a roman zou uit wezen. ZÜ zou het huwelijk van eon geheel ander standpunt beschouwen. Dwaze sentimentali teit zou nvib langer een rol in de overeen komst spelen, het zou een zakelijk aanbod .worden of een schikking, waarbij de man, die do meeste maatschappelijke voordooien kon aanbieden, do grootste kans zou hebben. IToe c-eri Dryadele het dus in zijn hoofd krzoy; drco planeet te verlaten, hoe eer Allele, hom zou vergeten. De dooden werden aVijd spoedig vloten. De logica van dit ill os was keri en bondig. i-'". toch, ora m een of andere reden kwelde hek berivhv hem geducht, dat zijn ccoehver Jane hem door de telefoon had mee gedeeld. Hij zat langen tijd in de Jraag- Btnel na At' do pu-pieven to swvreD, dde op lijn ie?Sf-ïv&vw' ]v,:;c i; maar hij zag niets, ,ten r.iinjho niet. m«.t zijn oog en maar zijn ▼erbccktón# riep een menigte verontrus tendo virieeno.i op. Het was volkomen ,w*ar, dat hij Rector Dr^rialo niet had dig rarzachtonde' üalt kon ten minste op zijn ziel leggen. En het was ook waar, dat hij Sandy Brimstone niet. had opgedragen hem te dooden. Hij had niet© anders gedaan dan als toevallig op te mer ken, dat het niet gewenscht zou zijn, dat hij weer in Engeland terugkwam. Dat was toch zeker een heel onschuldig© opmerking. Hoe kon hij weten, dat Sandy dat zoo in den uitersten zin zou opvatten als hij dat had) gedaan? Ert toch voldeed deze drogredeneering hem niet. Voor d© eerste maal in ve-1© jaren kreeg het geweten den boventoon en ver telde hem botweg, dat er tussqhen den per soon, dde een misdaad boging, on den man die er toe aanzette, geen zier verschil be stond. Was het zijn bedoeling, dat Sandy zijn opmerking op de wijze zou uitleggen als hij oogenschijnlijk had gedaan of niet? Hoe hij zicli ook draalde en wrong, hij kon niet aan do vraag ontkomen. Of hij wou of niet, hij moest zijn eigen ziel onder de oogen zien en dao kennismaking was hoogst pijnlijk. Bovendien leidde zij tot een andere vraag, die hom allesbehalve op zijn gemak 6telde. Wat zou ©r gebeuren in geval van een onderzoek? Opoko lag wel is waar in het binnenland en de dichtstbijzijnde beschaafde autoriteit bevond zich vele honderden mijlen van daarmaar zelfs in het hart van Afrika werd het vermoorden van een blanke als een ernstige misdaad beschouwd, eu het waa niet waarschijnlijk, dat men do zaak zou laten voorbijgaan zonder een poging te dben den schuldige te ontdekken. Het zweet brak Bardell uit, toen hij deze mogelijkheid bedgèhtö Zoo Sandy Brimstone er bijgeval in betrokken werd, kon hij er van verzekerd wezen, dab hij den blaam niet alleen zou dragen? Sandy was er niet do nïan naar, om' zich op te houden met zedelijke angstvalligheid! of te héchten aan de fijnere schakeeringen der waarheid. Hij zou geen last dragen, dien hij een ander op den.hals kon schuiven, geen blaam op zich laten rusten, als hij dien iemand anclers kon aanwrijven. Het was een gevaarlijk iets om in een scheeve zaak betrokken te worden met iemand van het zedelijk ge halte van Sandy Brimstone. Maar zelfs als er niets van kwam, als er geen onderzoek werd ingesteld, als de waar heid nooit uitlekte, stond hij toch altijd tegenover zijn eigen ziel en tegenover Adela. Zij had het bericht volgens Jane buitengewoon kalm cn bedaard opgenomen. Hij had dab luchtigjes behandeld in zijn gesprek met Jano door de telefoon, maar het verontrustte hem zeer. Hij had haar nog niet gepeild. Zij had zich het laatste jaar zeer opmerkelijk ontwikkeld en wat die koelheid en kalmte en oogenschijnlijke lijdelijkheid! voorspelde, wist hij niet. Zij kou wel eens Vasthouden aan he,t aan denken, zooals zij had vastgehouden aan den man. Vrouwen waren werkelijk onbe rekenbaar. Hoe het ook zij, hij moest be hoedzaam te werk gaan en geduld oefenen. Eonlove moest eveneens geduld oefenen. Hij wenschte bijna, dat hij niet zoo hebauchtig en eergierig was geweest. Het was.ellendig, om zich in de macht van iemand te bevin den het'ontnam hem zijn onafhankelijkheid en maalde hem het leven tot een last. Hij stond eindelijk van zijn stoel op en begon door de kamer to loopen. Men hield hom voor een welgesteld en gelukkig man. Hij was dat ook in zekeren zinmaar hij had er een hoogen prijs voor betaald. Stof felijk had hij gewonnen, maar zedelijk liad hy verloren, enorm verloren. In alles, wat aan het leven werkelijk waarde gaf, was hij een arm man. En wat het geluk betrof 1 Wel, do menschen wisten het niet. Schijn bedriegt. Op dat oogenblik was hij zoo ellendig als maar iemand te Londen kon wezen hij werd gekweld door vrees en voorgevoelens, die hem als hongerig© wolven aangluurden. War© hij maar met een eenvoudiger leven tevreden geweestWaarom verlangd© bij opgenomen te worden in den kring van aan wedrennen doend© menschen? Gesteld, clat Adela er ten laatste in toestemde met Fen- love t© trouwen, zou zij dan gelukkiger zijn en zou hij dat wezen? Eindelijk ging hij naar een kast en schonk zich een stevig glas whiskey in. Hij werd zenuwachtig en stond op 't punt" den moed te verliezen. .Dat mocht niet gebeu ren. Hij had er zichzelf leelijk ingoworkb en moest zich flink houden.-Hij had Fenlové zijn belofte gegeven en zijn dochter zijn ultimatum gesteld en hij zou zijn woord niet terugnemen. Al mocht hij zich ook zwak en zonuwachtig voelen, het zou fataal zijn dit to laten merken. Er werd aan de deur geklopt en haastig zette hij flesch en gla? weer op hun plaats en sloot do kast. „Ja?" riep hij. Een jongen stak zijn hoofd naar binnen. „Sir Jasper Fenlove wenschte u te spre ken, sir." Bardell fronste zijn wenkbrauwen, zette zich daarop in postuur en glimlachte. „Laat hem binnern," zei hij. Fenlove kwam gemaakt deftig met uit gestoken hand binnenstappeneen glimlach speelde om ziju mond, zoodat al zijn tand'en te zien kwamen. „Hoe gaat heb, Bardell?" zei hij opge wekt. „Afschuwelijk weer, hè!" „Ja, het m afschuwelijk weer," stemde Bardell toe. „Neem plaats. Kan ik je iet© geven? Whiskey soda?" „Heel graag, ik heb daar niets tegen. Het is drommels koud buiten en er hangt, een mist-, dik genoeg om een hagedis te doen stikken. Ik kon echter niet laten je op t© zoeken. Groot nieuws, hè?" „Mijn dochter heeft me juist opgebeld om heb me te vertellen." „Dus Adela weet heb?" „Ja, zij weet het." - „En hoo neemt, zij het op?" „Slecht, vrees ik. Jane scheen zeer on gerust." „Stroomen van tranen en snikken als een aardbeving? O, dat is niets. De vrouwen zijn zoo, nietwaar „Geen traan of snik," zegt. Jane. „Zo© kou den bedaard alsof er niets gebeurd is. Dat is het. juist, wat haar ongerust maakt." „Des t© beter. Ik heb een hekel aan tra nen. Bederven de oogen van een vrouw en maken haar neus rood. Het staat mij aan, dat Adela verstandig is." „Jane zegt-, dat haar kalmte onnatuurlijk is. Trouwen moeten schreien, als zij ver driet hebben." ..Zij heeft zeer waarschijnlijk niet zoo'n verdriet als jij denkt. De kerel^hypnoti- scerde haar" voor het oogenblik. Nu hij uit" den weg is, zal zij volkomen normaal wor den. Eigenlijk geloof ik dat zij dol veel van mij houdt. Waarom ook niet? Ik zegje, dat ik verbazend ongeduldig ben." „We- zullen omzichtig te werk moeten gaan," zei Bardell nadenkend. „Trouwen zijn vreemde wezens. Niemand begrijpt z© volkomen." T"T Jj~

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1917 | | pagina 5