Wo. 17603. LEIDSCH DAGBLAD Woensdag 18 Juli. Tweede Blad. Anno 1917. Herstemming voor de verkiezing voor den Gemeenteraad van Leiden. S>3SÏ?.13E: KIESDISTIÜCT. Eerste Kamer. FEUILLETON. Het uijM© wiel, der tweede Kamer of> Initiatief van den heer De Savornin Lohraan c.s. raakt ons niet Men heeft bovendien met deze kwestie niets te maken. Het ia voor spr. niet twijfelachtig, dat de Kamer door den .Voorzitter aangebo den wetsvoorstellen niet in overweging ne men mag. Utiliteitsredenen mogen in deze gewichtige staatsrechtelijke kwestie niet gel den. De lieer DB VOS VAN STEEN WIJK be toogt nog, dat een eventueele afwijking van zijn meening door het kabinet de verant woordelijkheid voor de beslissing niet van do Kamer afwentelt. Hot kabinet heeft mefc deze zaak feitelijk niet te maken. De Kamer heeft te beslissen.- Vervolgens behandelt spr. de vraag, hóe de Kamer van de ontwerpen moet afkomen. Is de Kamer van oordeel, dat zij de ontwer pen niet behandelen mag, dan geeft art. 115 G. W. de regeering gelegenheid de ontwerpen alsnog terug te nemen. De heer VAN DEP. FELTZ stelt op den den voorgrond, dat de Grondwet de Sla ten- Generaal als een geheel heeft geschapen. Dit geheel is echter in twee deelen verdeeld, die ieder op zichzelf een zelfstandig lichaam vormen. De beide Kamers zijn ieder als zelf standig publiekrechtelijk lichaam w;rkzaam, Een ontbinding als thans heeft plaats gehad, kan niet tot vernietiging van dit zedelijk lichaam leiden. Uit geen enkele grondwette- lyke bepaling vloeit een dergelijke vernie tiging voort Dat in 1848 de Kamers ver nieuwd werden, vloeide voort uit de uitdruk kelijke bepaling van de G. W. van 1848. De aan de ordestelling van de benoeming eener griffie en de samenstelling van een nieuw reglement van orde»was toen nood zakelijk en geschiedde dus ook. In 1887 werd bepaald^ dat de oude Kamers konden bleven bestaan tot op den dag, dat de nieu we Kamers zouden worden geopend krach tens ,art 6 der add. artikelen. Nu de uit drukkelijke bepaling betreffende opheffing der Kamers in de G. W. ontbreekt, meent spr., dat daarvan ook geen sprake is. Spreker herinnert aan de politieke ont bindingen in 1850, 1853 en. 1904. Men heeft in "1850 ten onrechte nieuwe ambtenaren, enz., benoemd, maar in 1853 werd een des betreffend voorstel terecht verworpen. De Kamers werden in hun feitelijk be staan door deze ontbinding niet getroffen. Volkomen juist is dan ook de beslissing in 1804 door de Eerste Kamer genomen. Richt snoer voor onze handelingen moet zijn de bepaling van art 6 van het ontwerp tot het in overweging nemen van een wijziging in de additioncelo artikelen der grondwet. Het be staan van de Eerste Kamer is volkomen on aangetast gebleven door do herziening. Spreker citeert de opvatting der regeering neergelegd in de Memorie van Toelichting brj de herzieningsvoorstellen in 1887 ei nu. Verkiezing van nieuwe leden laat het be staan van de lichamen, die de volksverte genwoordiging v rm?n, ong:mo:id. D gezat- menlijke medewerking uit overleg ontbreekt niet ook al zijn de beide afdeelingën der volksvertegenwoordiging vernieuwd. Men be hoeft geen rekening te houden mee de mo gelijkheid, dat de tegenwoordige Kamer thans haar steun zou onthouden aan een door de oude aangenomen ontwerp. N.mmer zou een tusschentijdsche verkiezing de Ka- meer zoodanig wijzigen, dat zij haar goedkeu ring niet meer hechten zal aan eec vroe ger door haar aangenomen ontwerp; maar daarmede heeft men ook nooit rekening ge houden. Nimmer heeft men gevraagd of de meening van de Kamer wellicht zou zijn veranderd. Te minder beslaat daartoe nu aanleiding ,nu de nieuwe Kamers zija sa mengesteld uit vrijwel dezelfde leien als die de oude Kamers vorAden. Gaan wij den weg van den heer De Vos op, dan zal een zoo groot© stagnatie ont staan, dat het aanzien der Kamer in den lande dalen zal. Afgescheiden van de juridische vraag zou spr. willen vragen, of men een dergelijke beslissing zou mogen nemen ia dezen ont- Zeltenden tijd. De heer VAN NIEROP sluit zich aan bij den heer Van der Feite. Hij bespreekt de formulieren, waaymede kennis wordt gegeven van de aanneming of verwerping van een wetsontwerp van den Koning. Ging de stelling van den heer De Vos op,.dan zou de Grondwet ook een for mulier moeten bevatten, waarin kennis ge STEMDISTRICTEN, Aantal kiezers. Uitgebr. stemmen. Onwaarde. Geldige stemmen. J. R. Baart (s. d. a. p.) J. Botermans (v. d.) VI. School Van-dcr-Wcrffstr 818 391 6 385 81 304 460 228 3 225 87 138 983 458 7 451 243 208 Totaal 22G1 1077 16 1061 414 650 Gekozen: J. BOTERMANS (v.-d.) geven wordt Van de behandeling van del wetsontwerpen. De ontwerpen kunnen toch niet eeuwig op de griffie blijven liggen. Spreker noemt het doen vervallen der ontwerpen ook onpractiseh en betoogt, dat geen rechter deze ontwerpen van aanneming rechtsgeldigheid zou ontzeggen. De heer BINNERTS vereenigt zich met wat de heer Dp Vos van Steen wijk op weten schappelijk terrein heeft verdedigd. Spreker wijst er op, dat geen gemeen overleg heeft plaats gehad, wanneer men deze ontwerpen aanneemt. Laat men aan de Regeering overlaten de ontwerpen in te trek ken. Veel stagnatie zal dat niet geven, vooral niet wanneer de Tweede Kamer samenge steld is uit dezelfde leden als vroeger. Wie zou van deze gelegenheid gebruik kunneffi maken om een practische verbetering aan te brengen in het oixlwcrp-Inkomstenb lasting? De MINISTER VAN BINNENLANDSCHE ZAKEN zal zijn meening tegenover deze Stel len, maar betwist geenszins het recht van de Kamer, om deze zaak geheel naar eigen inzicht te beslissen. Het argument, dat de rechterlijke macht de grondwettigheid van het besluit mag toetsen acht spreker onjuist. Dit recht komt de rechterlijke macht niet toe, maar al zou dit ook wel het geval zijn, dan nog zou de Kamer daarmede geen reke ning moeten houden. Deze Kamer staat vrg van de regeering, maar ook van de, rechter lijke macht. Spreker geeft toe, dat de heer De Vos zich op tal van gezaghebbenden kan be roepen. Vele van die autoriteiten echter ver klaren eenvoudig, dat de ontbinding ver nietiging beteekent, maar argumeatceren dit niet. Daarvoor bes-laat een historische grond. Ontbinding en sluiting zijn van Engelschen oorsprong en bij' invoering hier gold al3 een axioma, dat bij ontbinding en sluiting alle aanhangige zaken vervielen. Langzamerhand heeft men zich tegen deze axioma's teweer gesteld, maar uit den aard der zaak bleef de ontbindings-kwesiio op den achtergrond, daar een sluiting zich veel vaker voordeed dan een ontbinding. Het recht van sluiting besprekende, con stateert spreker dat dit Oorspronkelijk aan de Kroon werd verleend, om de behandelin gen van wetsontwerpen die zij on gewen scht achtte to beletten. Het beginsel „Sluiting, Stuiting" is echter reeds zeer spoedig na 1849 betwist, op grond van de bepalingen der Grondwet en op grond van de vertraging die de toepassing daarvan in de wetge ving gaf. De heer De Vos ziet geheel over het hoofd, dat het hier een Regeeringsrecht gold, zoodat het weder in behandeling nemen van ontwerpen uit de oude zitting slechts met stilzwijgende, ap nadrukkelijke ins lemming der Regeering kon -geschieden. A priori kun nen de Kamers niet, zoo de Regeering geen stuiting wenscht, de voortzetting der behandeling weiger e n. Men zou anders een Regeeringsrecht tegen de Regeering keeren. Neemt men aan, dat sluiting stuiting is, dan dient men ook aan te nemen, dat ont binding stuiting beteekent. Evenmin echter als er reden is om aan te nemen, dat de regeering na de sluiting de afgebroken werkzaamheden hervat wenscht te zien, is er reden voor een dergelijke veronderstelling na do ontbinding. De regeering behoudt haar bevoegdheden ook na sluiting of ontbinding. Een beroep op de kiezers bindt haar niet. Zij kan afstand doen van haar recht bij slui ting of ontbinding, de vervalling van alle alle ontwerpen te eischon. Evenmin als bij de sluiting echter kan de Kamer, wanneer de regeering haar recht niet wenscht uit te oefenen, weigeren de behandeling voort te zetten. - Met goedvinden van de Regeering kan de behande'ing achterwege blijveo, nr.a" tegen de* meening van de regeering niet. Spr. betwist tégenover den heer De Vos, dat d e Kamer dood zou zijn na de ontbinding. Het instituut der 8te (en-Generaal wordt niet aangët-ast. De ontbinding ontneemt a leen de bevoegdheid aan de leden om te beslissen. Er wordt een eind gemaakt aan het mandaat der leden, niet aan het bestaan van het college. De Minister bespreekt vervolgens de Me morie van Antwoord op het ontwerp-en- quêtewet en wet op de ministerieele ver antwoordelijkheid. De Regeering zag in ont binding der Kamer den eenigeai weg, om aan enquête een eind te maken. Daarom kwamen do desbetreffende bepalingen in de wet. Wan neer het argument, dat d#Kamer gewijzigd is, juist was, zou de Eerste Kamer na elke periodieke verkiezing moeten weigeren do aanhangige en ingezonden ontwerpen to be handelen. De Minister betoogt voorts, dat men op practische gronden het denkbeeld van den heer De Vos niet toepassen moet Het be ginsel sluiting-stuiting is juist om pract'sche redenen verdwenen, terwijl men het thans in strjjd met de eischen van do practrjk zou wjllen bezigen. De heer FOKKER meent, dat de zaak ver troebeld is, na het zeer klare en heldere betoog van den heer De Vos. Het voorstel van den Voorzitter wordt in stemming gebracht, het wordt verworpen met 21 tegen 18 stemmen. Vóór de heeren v. d. Does de Willebois, Westerdijk, v. d. Ma-essen de Sombreff, De Boer, Bavinck, Van Wichen, v. d. Feltz, Kap. peyne v. d. Coppello, Staal, v. Nieröp, Polak, v. d. Hoeven, v. Holtho tot Echten, Cremer, Bergsma, Stork, Dojes en Van Voorst tet Voorst. Tegen de heeren: Verheijen, Smits, De G\jselaa,r De Anniate v. Ilardenbroek, v. Kol, 't Hoofd, Gilissen, Van Swaay, De Vos van Steenwijk, Reekers. Bosch van Oad Ame- Iisweerd, Van Basten Batenburg, Lucassen, Van Wassenaar v. Catwyck, Fokker, Binnerts, Van Houten, Van Lansschot, Franssen, v. d. Ber^, en Van Lamsweerde. De vergadering wordt daarna tot nadere bijeenroeping verdaagd. DE BESLISSING DER EERSTE KAMER. Het Ned. Corr -Bureau schrijf:: Men denkt in Regeeringskriagen, ofschoon er uiteraard thans nog geen besluit dienaan gaande is genomen, dat de loop van zaken na do beslissing, welke door de E:jrste Ka mer genomen is, we 1 niet anders zal kun nen zijn dan deze, dat de wetsontwerpen, welke thans nog bij de Eerste Kamer zijn, zullen moeten worden ingetrokken, om ze daarna opnieuw na onderzoek d or den Raad van State bij de Tweede Kamer in te dienen. Hoe het echter zal moeien gaan met de dusgenaamde initiatiefvoors lellen dat zijn do wetsvoorstellen, door Tweede-Kamerle den ingediend en daarna door de Kamer aan genomen schijnt een ingewikkelde: kwes tie te zullen worden. Deze voorstellen im mers kunnen moeilijk meer door de Tweede- Kamerleden, die ze toenmaals indienden, worden ingetrokken, daar zij ten gevolge van haar aanneming door de Tweede Kamer fei telijk geen voorstellen van die leden meer zijn gebleven, maar wetsontwerpen zijsi ge worden, welke door een deel van de Staten- Generaal zijn goedgekeurd. DE WETSONTWERPEN, waaromtrent de Eers'.e Kamer b s'oot niet tot onderzoek in de afdeolingen over te gaan, zijn de volgende: Heffing eener dividend- en tmlièm ©feas ting; wijziging der wet op dInkomstenbelas ting 1914; verband tus c' en InvaTdi it wet en Ouderdomswet; wijziging van eenige ar tikelen der Radenwet; aanvulling on ver hooging van het tiende hoofdstuk der Staate- bëgrooting voor 1916 (Aankoop t rr in ge bouw Bureau voor den Jnduütrieelen Eigen dom); overbrenging van een gedeelte van den Rijksweg van Maastricht n. Vaals en wan 'n ven. gedeelte van den Rijksweg v. Maas tricht n. Nijmegen in beh. en onderh. bjj de gem. Maastricht; voorst, van wet tot wijziging van de artfc. 132, 1S3 en 186f en tot aan vulling der Hooger-Onderwrjswet; voorstel tot wjjziging van art. 26 der wet tot rege ling van het lager enderwijs; onteigening voor het maken van een spoorbaan ter ver binding van de ontworpen Rijnhaven, enz. te Arnhem met het te stichten goederen- emplacement der Maatschappij tot Exploi tatie van Staatsspoorwegen in het Arnhem- sche Broek, enz.; onteigening ten behoeve van den aanleg van een kanaal ter vei bin ding van de Maas bij Wessoin met de Zuid- Willemsvaart te Neder weert; wijziging van het Vde hoofdstuk der S aatsbegrootnng voor 1915. (Diverse onderwerpen); wözinng van het lilde hoofdstuk der Staatsbegrooting voor 1917. (Traktimentsrhcoging van een administrateur); verhóoging van het maxi mum van het rentelooze voorschot uit 's Rijks schatkist ten behoeve van den aanlog m het in exploitatie-brengen van spoorweglïjcen van Tor Apel over Winsohoteu naar Delfzijl en van Big ham naar BelIingwoMe; nadere vèr- hooging van het Vilde hoofdstuk B. der Staatsbegrooting voor 1915. (Diverse on derwerpen); vaststelling van het slot der rekening van ontvangsten'en uitgaven voor Ned.-lndië over 1913; onteigening voor ha- venuitbreioing op den linker-M-asoever door de gemeente Rotterdam; verhooging van het Vdo Hoofdstuk der Staatsbegrooting over 1916 (diverse ond.rwerpen); \erhooging van de begrooting van het Bouwfonds voor het Departement van Binnen'andsche Zaken voor 1917 (Krankzinnigengesticht Woensel; Tech nische Hoogeschool, uitbrading R. H. B. S. en Kweekschool voor Vroedvrouwen, to Amsterdam); bestendiging van den s'aat van beleg; onteigening te Roltercbm, noodig voor voor de berging van bij den berderen aanleg van de Waalhayen aldaar beschikbaar ko mende specie; onteigening tea behoeve van uitbreiding van het stations-emplacement Hafc- tem-stad; wijziging van den termijn van na vordering van vermcg nsbclasting. Pak rne mee. .s Het eerstkomend nummer beval o.a. als voor plaat: Aan boord van Hr. Ms. torpedoboot „G. 15." Voorts: 14 Juli 1904—1917. H. M. de iKoOfflDlgin, die hot landhuis ,>De Ruigo Hook,'' te Scheveningen betrokken keoft. H. M. de Koningin en hot Prinsesje, zich vrijelijk aan het stramd bewegende. Op het Binnenhof te 's-Gravenhaga. Ook in Den Haag had een betooging plaats De gaten, veroorzaakt door het schie ten in de Vinkenstraafc te Amsterdam. Op de Vol uwe werd het kampioenschap Van den Nederlandschen Wielerbond ver reden. Een spannend moment. Te Scheveningen is een scherm wedstrijd ge houden. Gevechtistocstamd aan boorde vam Hr. Ms. toepedoboot ,,G. 15", met 9 foto's. Een pittoresk straattooneel te Al" giérs. Onder den lommer der olijven. liet nieuwe zomerverblijf, genaamd ,,De (Ruige Hoek," te Scheveningen, dat H. M. de Konifntgin betrokken heeft. Feestelij ke opening t van de trambaan Haarlem Heemstede. Onder enorme belangstel ling heeft te Amsterdam de begrafenis plaats gehad van Hendrika Stürm. Te Driehuizen heeft de plechtige crematie plaats gehad van het stoffelijk overschot van het Tweede Kamerlid F. Lie-ftinck. E-en pagina Caricaturen door Tom van Tast. (if! Vergadering van gisternamiddag. W''I INSTALLATIE NIEUW GEKOZEN F 1 LEDEN. 1 De heeren Van der Does de Willebois, Eraus, Cremer, d'Aumalle van Hardenbroek, Westerdp: en Stork leggen in handen van den Voorzitter de vereischte eeden of be loften af en nemen daarnazitting. OVERLIJDEN SCHOLLAERT. De VOORZITTER doet mededeeling van le ontvangst van oen telegram, meldende het overlijden van den voorzitter der volks vertegenwoordiging van België. Het tele gram is door den Voorzitter beantwoord. REGELING VAN WERKZAAMHEDEN. 'Aan de orde is het voorstel van den voor zitter omtrent het verzenden van do bij de Eerste Kam:r ingekomen wetsontwerpen en wetsvoorstellen van de afdeolingen. Do heer DE VOS VAN STEENWIJK ver klaart, dat het de vraag is, of de Eerste Kamer wetsvoorstellen kan behandelen, haar voorgelegd door een sedert ontbonden Twee de Kamer. Wij kunnen zonder schending van art. 120 de bedoelde ontwerpen niet aanne men, i mmers do thans beslaande Twoede Ka mer heeft part noch deel aan deze ontwerpen. Ook de waarheid zou in 't gedrang komen. Spr. wijst op art 1187 G. W.„De Kamers Vormen een één en ondeelbaar geheel." Slechts door de medewerking van het geheel kan een wet tot stand komen. Is een deel van dit geheel verdwenen, dan kan van medewerking van het geheel geen sprake meer zijn. Speciaal gelden sprekers bezv.aron de be handeling van het initiatief-voorst;!, b tref fende de Hooger-Onderwijs-wet. Spr. ontkent, dat de Eerste Kamer in 1904 zou zijn afgeweken van het standpunt in 1S53 ingenomen. In 1904 besloot de Kamer wel is waar do haar voor do ontbinding toe gezonden ontwerpen te behandelen, maar het geval was toen geheel anders dan in 1853, en nu in 1804 gold het wetsontwerpen, toegezonden door een niot ontbonden Twee de Kamer, terwijl in 1853 en nu doze Ka- mor wel werd ontbonden. Bjj goon onkel© ontbinding heeft de Eers'.e Kamer ooit een ontwerp aangenomen, toegezonden door do Inmiddels ontbonden Kamer, maar zelfs al waren er antecedenten in tegengeste'dzn zin, lan zou spreker nog niet to vindon zijn voor medewerking' aan een tegen de grondwet in gaande handelwijze. De wijziging van het reglement van orde 75) Toen zei hij: „Ik bevind mijzelf in oen dilem- ïna, mijnheer Pridham; con dilemma van eenigs- Zïns merkwaardigen aard. Uw zoon hooft mij iets in vertrouwen verteld en hot stuit mij teg'-u jdo borst mijn woord te breken; of ik dat gege ven heb of do belofte niet uitgesproken, doet er niet toe. Maar het goval is zoo ernstig en er schijnen zooveel moeilijkheden in het vooruit zicht, dat ik mij niet gerechtigd voel u een on misbare zaak te verzwijgen. Uw zoon heeft be paald don trein van 10.53 gemist, om naar de stad te gaan, en is naar huis teruggekeerd voor een reden, dio mij niet bekend is. Luister wat or precies gobeuïd is: Ik had mijn auto op do brug hi or in do buurt laten staan gisteravond, loon ik bij dat arme meisje geroepen werd, en ik gaf mijn knecht oen boodschap voor thuis, toen ik zag, dat ik niets meer voor haar doen kon. Toen ik die boodschap gegeven had, leunde ik over do brug om te kijken of mch van daar de plek kon zien waar de moord had plaats gohad Ik zag, dat dit wel zoo was, en dat men hot groepje menschen op het pad beneden, een twoo of driehonderd yards vooruit, zoowel zien als hooren kon. Ik stond daar nog en ik verbeeldde mij, da't do schaduw der boomen mij haast on herkenbaar maakte, want er liep iomand snol 'ovc-r de brug en deinsde met geweld naar den anderen kant, toen ik mij plotseling bewoog on omkeerde Ik herkende uw zoon en merkte, dat hij builen adem was, alsof hij heel hard geloo- pen had Hij vroeg mij of er iots niet in den haak was en ik vertelde hem van don moord. Ik beschreef haea de wcad, een «er soadoriingt vorm van wond, zooals u misschien weet niet heel diep, maar heel breed aan de opening, waar zij den vorm vertoont van een kruis. Ik zei, dut ik het hield voor een daad van wraak, en dacht, dat oen vreémdoling het gedaan had." Mr. Pridham uitto een geluid van lichte ver-' hazing en do dokter ging voort: „Het kwam mij voor, of hij een grondige redon had belang iu hot gevaj tc stellen Hij zei echter, dat hij weg moest, daar het reeds laat was. En toen voegde hij er na cenigc aarzeling bij: „Vertel niet, dat u mij gezien heeft Ik moet vanavond terug zijn in de stad en was van plan met den trein viu 10.53 tc gaan." Ik heb bem niot beloofd, dat ik er niet over spreken zou, maar heb er tot nu toe niets van verteld Maar ik dacht, dat u het ge val moest welen." „Heeft hij u op dc brug verlaten?" vroeg Mr. Pridham. „Ja, hij liep weg in deze richting. Ik maakte daaruit op, dat hij naar huis ging misschien oiudat hij iets vorgeten had." Mr. Pridham zweeg. Het was hem of een net werk van onzichtbare draden rondom zijn zoon werd geweven en dat een geÜeimzimiigo schande erger nog dan hot verzaken van dienstplicht loerde in do duisternis, waarin de gebeurte nissen van dien nacht gehuld waren. Hij dacht eenige oogenblikken na en woog stilzwijgend het voor en tegen. Eindelijk nam hij een besluit. „Ik twijfel er niet aan," zei hij, „of Laurie had wat vorgeten en kwam terug om het to ha len. Hij moet het ontdekt hebben, nadat de auto hem aan het station had verlaten. Ik ver moed, dat hij ons huis niet heeft willen storen, wetende, dat wij vroeg naar bed gaan. Ik begrijp zijn vraag en zijn belangstelling in den moord, toen u hem de wond beschreef.- Ik zal a eveti •antoonen waarom. Mr. Pridham ging de hall in, gevolgd doer den dokter, en wees hem het Chinecschc mes aan op het wapenrek in den hoek. „Nu begrijpt u, dr. Fraser," zei hij, „dat ik liever niet in het geval betrokken wil worden, als ik er buiten kan. Maar in het belang van de justitie voel ik mij verplicht u dit te laten zien. Ik heb het gekocht van een rondreizend ma troos, die ik denk een maand geloden hier aan kwam en mij een massa Chinecscho curiositei ten wilde verkoopen." „Een matroos?" zei dr. Fraser nadenkend. „Een vreemdeling of een Engelschman?" „Een Engelschman. Hij was bij de koopvaar dij. zei bij. De man vertelde ons een massa non sens, hij was aangevallen door een van die ge heime „duiveLsche" Genootschappen in het Oos ten cn zei, dat hij zijn mes op die manier gekre gen had. Kijkl" Mijnheer Pridham liet hem het knopje in het handvat zien, waarmee men de geheime veer in werking kon brengen. „Als ruon iemand stak met dien dolk," voegde hij er bij, „en drukto op de veer, dan zou men een woud veroorzaken in don vorm van een kruis." Dr. Fraser keek heel ornstig en ontsteld. „Mag ik het mes bekijken?" vroeg hij. „Liever niet," antwoordde Mr. Pridham. „Do politie kon het later eens willen hebben. Ik heb verboden, dat iomand er aanraakte." „Het ziet er niet uit of het in don laatsten tijd gebruikt is," merkte dr. Fraser op, ,maor ik zou stellig zeggen, dat de arme Lisbeth Bain- ton met een dergelijk wapen vermoord is. Mag ik u raden dit mes spoedig aan do politie te la ten zien. Naar den matroos moot nasporing ge daan worden.'^ Ik was bepaald van, plan liet to laïeü zien," antwoordde Mr. Pridham, „direct nadat ik van de misdaad hoorde. Maar die onrust omtrent mijn zoon heeft al mijn tijd en al mijn gedachten in besla# genomen. Ik sal mij on met de poE- tie ia verbinding stellea. Naar den xeem&n moei stellig gezocht worden. Hij beweerde, dat dit het eenige mes in zijn soort was op dc heole wereld, toen hij het aan mij verkocht." Toen voegde hij er bij: „Zou u er iets tegen hebben iemand in consult tc roepen bij mijn zoon? Mijn vrouw maakt zich vreeselijk onge rust en zij gaf den wensch te kennen Fadden tc laten komen, indien het mogelijk is." ,iNecn, stellig niot, met gonoegen," stemde dc dokter toe. „Het zal mij een eer zijn Sir Lionel Fadden te ontmootcn. Wilt u, dat ik hem dade lijk telcfoneercn zal?" „Ja, heel grar/r- Telefoneer hier, als u wilt, dat spaart tijd uit. Ik zal zeggen, dat zc u aan sluiting geven met Trunks en terwijl wij wach ten op het antwoord, zal ik een telegram dictee- ren aan kolonel Bray." Mijnheer Pridham was blij, dat er een be trouwbaar persoon bij wa/s; iemand, die niet ici dc eigenlijke familie behoorde, toen hij het tele gram dicteerde, omdat het bewees, dat er niets bij zijn beweringen was, dat in twijfel getrokken kon worden of dat geheimzinnig was. Hij was ook blij, dat er iemand was, die iets van de zaak afwist, zoodat hij, als vrederechter, niet don schijn aannam do justitio buiten de zaak to la ten. Hij verklaarde in zijn telegram, dat zijn zoon thuis gebracht was, gewond op de een of andere wijze en lijdende aan hersenschudding en daar door niet in staat verslag te geven van hetgeen gebeurd was sedert hij aan het Fleotstation was aangekomen, waar hij den trein van 10.53 wou nemen naar de stad. Hij voegde er bij, *dat hij verzorgd werd door dokter Fraser en dat Sir Lionel Fadden in consult geroepen was. Later, teen er aansluiting verkregen was met het hoofdbureau, word afgesproken, dat de groote hersenspeoialiteit dien namiddag te Fleet zou aankomen en aan het station opgewacht zou worden door dr. Fraser, die hem met zijn auto naar „Doorn en jacht" zou brengen. Toen nam dr. Fraser afscheid en Mr. Prid* ham belde den inspecteur op on zei, dat hij hem gaarne zoo spoedig mogelijk zou willen spreken. Nu scheen er niets meer aan gedaan te kun nen worden. Het Noodlot had hot gewone da- gelijksche leven van deze menschen in handen genomen en het goloid op uitcenloopcnde wegen, waar zij allen ronddwaalden in verslagenheid Tïir zorg. HOOFDSTUK X. Negen maal van de tien is de liefde de spil, waarom het leven van^eon vrouw draait. Felicia, haar grijze oogon zwaar van de inge houden tranen, stond in den tuin te kijken, even eens grijs en vochtig van den alles doorweekon- den regen; dienzolfden tuin, waar Laurie haar slechis vier cn twintig uur geleden in zijn ar men had gesloten en gezegd, dat zij hem alles ter wereld was en hij niet kon leven zonder haar. Daar, in de welriekende schaduw van do se ringen, hadden zij zich een gouden toekomst voorgespiegeld. En toch, in één korten nacht was een gordijn neergelaten tusschen hen, dat hun levens van olkaar scheidde. Het was of hun korte liefdedroom jaren ge leden geleefd was; in een wereld, waar een zon nige zomer heerschtc, waar Laurie, haar schno ne minnaar, haar had gewekt uit den vreedza- men slaap der meisjesjaren en ge&id naar een duizeEngwekkendo zalige hooglo der liefde. Nu was zij gegleden uit zijn omstrengelenden arm, zij was gevallen, als Persephone, in een afgrond van duisternis, vol van de ruslcloozc smart ei het verlangen van hen, die het licht hebben aan schouwd. Steeds wedor, in een onveranderlijkei cirkel, ging zij de gebeurtenissen na, die hadde^ plaats gegrepen, en traehtto zij den sluier it doorboren, die .hun botcekenis verborgen hield. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1917 | | pagina 5