Wo. 17603.
LEIDSCH DAGBLAD Woensdag 18 Juli.
Tweede Blad.
Anno 1917.
Herstemming voor de verkiezing voor den Gemeenteraad van Leiden.
S>3SÏ?.13E: KIESDISTIÜCT.
Eerste Kamer.
FEUILLETON.
Het uijM© wiel,
der tweede Kamer of> Initiatief van den heer
De Savornin Lohraan c.s. raakt ons niet
Men heeft bovendien met deze kwestie niets
te maken. Het ia voor spr. niet twijfelachtig,
dat de Kamer door den .Voorzitter aangebo
den wetsvoorstellen niet in overweging ne
men mag. Utiliteitsredenen mogen in deze
gewichtige staatsrechtelijke kwestie niet gel
den.
De lieer DB VOS VAN STEEN WIJK be
toogt nog, dat een eventueele afwijking van
zijn meening door het kabinet de verant
woordelijkheid voor de beslissing niet van
do Kamer afwentelt. Hot kabinet heeft mefc
deze zaak feitelijk niet te maken. De Kamer
heeft te beslissen.-
Vervolgens behandelt spr. de vraag, hóe
de Kamer van de ontwerpen moet afkomen.
Is de Kamer van oordeel, dat zij de ontwer
pen niet behandelen mag, dan geeft art.
115 G. W. de regeering gelegenheid de
ontwerpen alsnog terug te nemen.
De heer VAN DEP. FELTZ stelt op den
den voorgrond, dat de Grondwet de Sla ten-
Generaal als een geheel heeft geschapen.
Dit geheel is echter in twee deelen verdeeld,
die ieder op zichzelf een zelfstandig lichaam
vormen. De beide Kamers zijn ieder als zelf
standig publiekrechtelijk lichaam w;rkzaam,
Een ontbinding als thans heeft plaats gehad,
kan niet tot vernietiging van dit zedelijk
lichaam leiden. Uit geen enkele grondwette-
lyke bepaling vloeit een dergelijke vernie
tiging voort Dat in 1848 de Kamers ver
nieuwd werden, vloeide voort uit de uitdruk
kelijke bepaling van de G. W. van 1848.
De aan de ordestelling van de benoeming
eener griffie en de samenstelling van een
nieuw reglement van orde»was toen nood
zakelijk en geschiedde dus ook. In 1887
werd bepaald^ dat de oude Kamers konden
bleven bestaan tot op den dag, dat de nieu
we Kamers zouden worden geopend krach
tens ,art 6 der add. artikelen. Nu de uit
drukkelijke bepaling betreffende opheffing
der Kamers in de G. W. ontbreekt, meent
spr., dat daarvan ook geen sprake is.
Spreker herinnert aan de politieke ont
bindingen in 1850, 1853 en. 1904. Men heeft
in "1850 ten onrechte nieuwe ambtenaren,
enz., benoemd, maar in 1853 werd een des
betreffend voorstel terecht verworpen.
De Kamers werden in hun feitelijk be
staan door deze ontbinding niet getroffen.
Volkomen juist is dan ook de beslissing in
1804 door de Eerste Kamer genomen. Richt
snoer voor onze handelingen moet zijn de
bepaling van art 6 van het ontwerp tot het
in overweging nemen van een wijziging in de
additioncelo artikelen der grondwet. Het be
staan van de Eerste Kamer is volkomen on
aangetast gebleven door do herziening.
Spreker citeert de opvatting der regeering
neergelegd in de Memorie van Toelichting
brj de herzieningsvoorstellen in 1887 ei nu.
Verkiezing van nieuwe leden laat het be
staan van de lichamen, die de volksverte
genwoordiging v rm?n, ong:mo:id. D gezat-
menlijke medewerking uit overleg ontbreekt
niet ook al zijn de beide afdeelingën der
volksvertegenwoordiging vernieuwd. Men be
hoeft geen rekening te houden mee de mo
gelijkheid, dat de tegenwoordige Kamer
thans haar steun zou onthouden aan een
door de oude aangenomen ontwerp. N.mmer
zou een tusschentijdsche verkiezing de Ka-
meer zoodanig wijzigen, dat zij haar goedkeu
ring niet meer hechten zal aan eec vroe
ger door haar aangenomen ontwerp; maar
daarmede heeft men ook nooit rekening ge
houden. Nimmer heeft men gevraagd of de
meening van de Kamer wellicht zou zijn
veranderd. Te minder beslaat daartoe nu
aanleiding ,nu de nieuwe Kamers zija sa
mengesteld uit vrijwel dezelfde leien als die
de oude Kamers vorAden.
Gaan wij den weg van den heer De Vos
op, dan zal een zoo groot© stagnatie ont
staan, dat het aanzien der Kamer in den
lande dalen zal.
Afgescheiden van de juridische vraag zou
spr. willen vragen, of men een dergelijke
beslissing zou mogen nemen ia dezen ont-
Zeltenden tijd.
De heer VAN NIEROP sluit zich aan
bij den heer Van der Feite.
Hij bespreekt de formulieren, waaymede
kennis wordt gegeven van de aanneming
of verwerping van een wetsontwerp van den
Koning. Ging de stelling van den heer De
Vos op,.dan zou de Grondwet ook een for
mulier moeten bevatten, waarin kennis ge
STEMDISTRICTEN,
Aantal
kiezers.
Uitgebr.
stemmen.
Onwaarde.
Geldige
stemmen.
J. R. Baart
(s. d. a. p.)
J. Botermans
(v. d.)
VI. School Van-dcr-Wcrffstr
818
391
6
385
81
304
460
228
3
225
87
138
983
458
7
451
243
208
Totaal
22G1
1077
16
1061
414
650
Gekozen: J. BOTERMANS (v.-d.)
geven wordt Van de behandeling van del
wetsontwerpen. De ontwerpen kunnen toch
niet eeuwig op de griffie blijven liggen.
Spreker noemt het doen vervallen der
ontwerpen ook onpractiseh en betoogt, dat
geen rechter deze ontwerpen van aanneming
rechtsgeldigheid zou ontzeggen.
De heer BINNERTS vereenigt zich met wat
de heer Dp Vos van Steen wijk op weten
schappelijk terrein heeft verdedigd.
Spreker wijst er op, dat geen gemeen
overleg heeft plaats gehad, wanneer men
deze ontwerpen aanneemt. Laat men aan de
Regeering overlaten de ontwerpen in te trek
ken. Veel stagnatie zal dat niet geven, vooral
niet wanneer de Tweede Kamer samenge
steld is uit dezelfde leden als vroeger. Wie
zou van deze gelegenheid gebruik kunneffi
maken om een practische verbetering aan te
brengen in het oixlwcrp-Inkomstenb lasting?
De MINISTER VAN BINNENLANDSCHE
ZAKEN zal zijn meening tegenover deze Stel
len, maar betwist geenszins het recht van de
Kamer, om deze zaak geheel naar eigen
inzicht te beslissen. Het argument, dat de
rechterlijke macht de grondwettigheid van
het besluit mag toetsen acht spreker onjuist.
Dit recht komt de rechterlijke macht niet
toe, maar al zou dit ook wel het geval zijn,
dan nog zou de Kamer daarmede geen reke
ning moeten houden. Deze Kamer staat vrg
van de regeering, maar ook van de, rechter
lijke macht.
Spreker geeft toe, dat de heer De Vos
zich op tal van gezaghebbenden kan be
roepen. Vele van die autoriteiten echter ver
klaren eenvoudig, dat de ontbinding ver
nietiging beteekent, maar argumeatceren dit
niet. Daarvoor bes-laat een historische grond.
Ontbinding en sluiting zijn van Engelschen
oorsprong en bij' invoering hier gold al3 een
axioma, dat bij ontbinding en sluiting alle
aanhangige zaken vervielen. Langzamerhand
heeft men zich tegen deze axioma's teweer
gesteld, maar uit den aard der zaak bleef
de ontbindings-kwesiio op den achtergrond,
daar een sluiting zich veel vaker voordeed
dan een ontbinding.
Het recht van sluiting besprekende, con
stateert spreker dat dit Oorspronkelijk aan
de Kroon werd verleend, om de behandelin
gen van wetsontwerpen die zij on gewen scht
achtte to beletten. Het beginsel „Sluiting,
Stuiting" is echter reeds zeer spoedig na
1849 betwist, op grond van de bepalingen
der Grondwet en op grond van de vertraging
die de toepassing daarvan in de wetge
ving gaf.
De heer De Vos ziet geheel over het
hoofd, dat het hier een Regeeringsrecht gold,
zoodat het weder in behandeling nemen van
ontwerpen uit de oude zitting slechts met
stilzwijgende, ap nadrukkelijke ins lemming
der Regeering kon -geschieden. A priori kun
nen de Kamers niet, zoo de Regeering
geen stuiting wenscht, de voortzetting der
behandeling weiger e n. Men zou anders
een Regeeringsrecht tegen de Regeering
keeren.
Neemt men aan, dat sluiting stuiting is,
dan dient men ook aan te nemen, dat ont
binding stuiting beteekent. Evenmin echter
als er reden is om aan te nemen, dat de
regeering na de sluiting de afgebroken
werkzaamheden hervat wenscht te zien, is er
reden voor een dergelijke veronderstelling
na do ontbinding. De regeering behoudt haar
bevoegdheden ook na sluiting of ontbinding.
Een beroep op de kiezers bindt haar niet.
Zij kan afstand doen van haar recht bij slui
ting of ontbinding, de vervalling van alle
alle ontwerpen te eischon. Evenmin als bij de
sluiting echter kan de Kamer, wanneer de
regeering haar recht niet wenscht uit te
oefenen, weigeren de behandeling voort te
zetten.
- Met goedvinden van de Regeering kan de
behande'ing achterwege blijveo, nr.a" tegen
de* meening van de regeering niet.
Spr. betwist tégenover den heer De Vos,
dat d e Kamer dood zou zijn na de ontbinding.
Het instituut der 8te (en-Generaal wordt niet
aangët-ast. De ontbinding ontneemt a leen de
bevoegdheid aan de leden om te beslissen.
Er wordt een eind gemaakt aan het mandaat
der leden, niet aan het bestaan van het
college.
De Minister bespreekt vervolgens de Me
morie van Antwoord op het ontwerp-en-
quêtewet en wet op de ministerieele ver
antwoordelijkheid. De Regeering zag in ont
binding der Kamer den eenigeai weg, om aan
enquête een eind te maken. Daarom kwamen
do desbetreffende bepalingen in de wet. Wan
neer het argument, dat d#Kamer gewijzigd
is, juist was, zou de Eerste Kamer na elke
periodieke verkiezing moeten weigeren do
aanhangige en ingezonden ontwerpen to be
handelen.
De Minister betoogt voorts, dat men op
practische gronden het denkbeeld van den
heer De Vos niet toepassen moet Het be
ginsel sluiting-stuiting is juist om pract'sche
redenen verdwenen, terwijl men het thans in
strjjd met de eischen van do practrjk zou
wjllen bezigen.
De heer FOKKER meent, dat de zaak ver
troebeld is, na het zeer klare en heldere
betoog van den heer De Vos.
Het voorstel van den Voorzitter wordt in
stemming gebracht, het wordt verworpen
met 21 tegen 18 stemmen.
Vóór de heeren v. d. Does de Willebois,
Westerdijk, v. d. Ma-essen de Sombreff, De
Boer, Bavinck, Van Wichen, v. d. Feltz, Kap.
peyne v. d. Coppello, Staal, v. Nieröp, Polak,
v. d. Hoeven, v. Holtho tot Echten, Cremer,
Bergsma, Stork, Dojes en Van Voorst tet
Voorst.
Tegen de heeren: Verheijen, Smits, De
G\jselaa,r De Anniate v. Ilardenbroek, v.
Kol, 't Hoofd, Gilissen, Van Swaay, De Vos
van Steenwijk, Reekers. Bosch van Oad Ame-
Iisweerd, Van Basten Batenburg, Lucassen,
Van Wassenaar v. Catwyck, Fokker, Binnerts,
Van Houten, Van Lansschot, Franssen, v. d.
Ber^, en Van Lamsweerde.
De vergadering wordt daarna tot nadere
bijeenroeping verdaagd.
DE BESLISSING DER EERSTE KAMER.
Het Ned. Corr -Bureau schrijf::
Men denkt in Regeeringskriagen, ofschoon
er uiteraard thans nog geen besluit dienaan
gaande is genomen, dat de loop van zaken
na do beslissing, welke door de E:jrste Ka
mer genomen is, we 1 niet anders zal kun
nen zijn dan deze, dat de wetsontwerpen,
welke thans nog bij de Eerste Kamer zijn,
zullen moeten worden ingetrokken, om ze
daarna opnieuw na onderzoek d or den Raad
van State bij de Tweede Kamer in te dienen.
Hoe het echter zal moeien gaan met de
dusgenaamde initiatiefvoors lellen dat zijn
do wetsvoorstellen, door Tweede-Kamerle
den ingediend en daarna door de Kamer aan
genomen schijnt een ingewikkelde: kwes
tie te zullen worden. Deze voorstellen im
mers kunnen moeilijk meer door de Tweede-
Kamerleden, die ze toenmaals indienden,
worden ingetrokken, daar zij ten gevolge van
haar aanneming door de Tweede Kamer fei
telijk geen voorstellen van die leden meer
zijn gebleven, maar wetsontwerpen zijsi ge
worden, welke door een deel van de Staten-
Generaal zijn goedgekeurd.
DE WETSONTWERPEN,
waaromtrent de Eers'.e Kamer b s'oot niet
tot onderzoek in de afdeolingen over te
gaan, zijn de volgende:
Heffing eener dividend- en tmlièm ©feas
ting; wijziging der wet op dInkomstenbelas
ting 1914; verband tus c' en InvaTdi it wet
en Ouderdomswet; wijziging van eenige ar
tikelen der Radenwet; aanvulling on ver
hooging van het tiende hoofdstuk der Staate-
bëgrooting voor 1916 (Aankoop t rr in ge
bouw Bureau voor den Jnduütrieelen Eigen
dom); overbrenging van een gedeelte van
den Rijksweg van Maastricht n. Vaals en wan
'n ven. gedeelte van den Rijksweg v. Maas
tricht n. Nijmegen in beh. en onderh. bjj de
gem. Maastricht; voorst, van wet tot wijziging
van de artfc. 132, 1S3 en 186f en tot aan
vulling der Hooger-Onderwrjswet; voorstel
tot wjjziging van art. 26 der wet tot rege
ling van het lager enderwijs; onteigening
voor het maken van een spoorbaan ter ver
binding van de ontworpen Rijnhaven, enz.
te Arnhem met het te stichten goederen-
emplacement der Maatschappij tot Exploi
tatie van Staatsspoorwegen in het Arnhem-
sche Broek, enz.; onteigening ten behoeve
van den aanleg van een kanaal ter vei bin
ding van de Maas bij Wessoin met de Zuid-
Willemsvaart te Neder weert; wijziging van
het Vde hoofdstuk der S aatsbegrootnng voor
1915. (Diverse onderwerpen); wözinng van
het lilde hoofdstuk der Staatsbegrooting
voor 1917. (Traktimentsrhcoging van een
administrateur); verhóoging van het maxi
mum van het rentelooze voorschot uit 's Rijks
schatkist ten behoeve van den aanlog m het
in exploitatie-brengen van spoorweglïjcen van
Tor Apel over Winsohoteu naar Delfzijl en
van Big ham naar BelIingwoMe; nadere vèr-
hooging van het Vilde hoofdstuk B. der
Staatsbegrooting voor 1915. (Diverse on
derwerpen); vaststelling van het slot der
rekening van ontvangsten'en uitgaven voor
Ned.-lndië over 1913; onteigening voor ha-
venuitbreioing op den linker-M-asoever door
de gemeente Rotterdam; verhooging van het
Vdo Hoofdstuk der Staatsbegrooting over
1916 (diverse ond.rwerpen); \erhooging van
de begrooting van het Bouwfonds voor het
Departement van Binnen'andsche Zaken voor
1917 (Krankzinnigengesticht Woensel; Tech
nische Hoogeschool, uitbrading R. H. B.
S. en Kweekschool voor Vroedvrouwen, to
Amsterdam); bestendiging van den s'aat van
beleg; onteigening te Roltercbm, noodig voor
voor de berging van bij den berderen aanleg
van de Waalhayen aldaar beschikbaar ko
mende specie; onteigening tea behoeve van
uitbreiding van het stations-emplacement Hafc-
tem-stad; wijziging van den termijn van na
vordering van vermcg nsbclasting.
Pak rne mee.
.s
Het eerstkomend nummer beval o.a. als voor
plaat: Aan boord van Hr. Ms. torpedoboot
„G. 15."
Voorts: 14 Juli 1904—1917. H. M. de
iKoOfflDlgin, die hot landhuis ,>De Ruigo
Hook,'' te Scheveningen betrokken keoft.
H. M. de Koningin en hot Prinsesje,
zich vrijelijk aan het stramd bewegende.
Op het Binnenhof te 's-Gravenhaga.
Ook in Den Haag had een betooging plaats
De gaten, veroorzaakt door het schie
ten in de Vinkenstraafc te Amsterdam.
Op de Vol uwe werd het kampioenschap
Van den Nederlandschen Wielerbond ver
reden. Een spannend moment. Te
Scheveningen is een scherm wedstrijd ge
houden. Gevechtistocstamd aan boorde
vam Hr. Ms. toepedoboot ,,G. 15", met 9
foto's. Een pittoresk straattooneel te Al"
giérs. Onder den lommer der olijven.
liet nieuwe zomerverblijf, genaamd ,,De
(Ruige Hoek," te Scheveningen, dat H. M.
de Konifntgin betrokken heeft. Feestelij
ke opening t van de trambaan Haarlem
Heemstede. Onder enorme belangstel
ling heeft te Amsterdam de begrafenis
plaats gehad van Hendrika Stürm. Te
Driehuizen heeft de plechtige crematie
plaats gehad van het stoffelijk overschot
van het Tweede Kamerlid F. Lie-ftinck.
E-en pagina Caricaturen door Tom van
Tast.
(if! Vergadering van gisternamiddag.
W''I INSTALLATIE NIEUW GEKOZEN
F 1 LEDEN. 1
De heeren Van der Does de Willebois,
Eraus, Cremer, d'Aumalle van Hardenbroek,
Westerdp: en Stork leggen in handen van
den Voorzitter de vereischte eeden of be
loften af en nemen daarnazitting.
OVERLIJDEN SCHOLLAERT.
De VOORZITTER doet mededeeling van
le ontvangst van oen telegram, meldende
het overlijden van den voorzitter der volks
vertegenwoordiging van België. Het tele
gram is door den Voorzitter beantwoord.
REGELING VAN WERKZAAMHEDEN.
'Aan de orde is het voorstel van den voor
zitter omtrent het verzenden van do bij de
Eerste Kam:r ingekomen wetsontwerpen en
wetsvoorstellen van de afdeolingen.
Do heer DE VOS VAN STEENWIJK ver
klaart, dat het de vraag is, of de Eerste
Kamer wetsvoorstellen kan behandelen, haar
voorgelegd door een sedert ontbonden Twee
de Kamer. Wij kunnen zonder schending van
art. 120 de bedoelde ontwerpen niet aanne
men, i mmers do thans beslaande Twoede Ka
mer heeft part noch deel aan deze ontwerpen.
Ook de waarheid zou in 't gedrang komen.
Spr. wijst op art 1187 G. W.„De Kamers
Vormen een één en ondeelbaar geheel."
Slechts door de medewerking van het
geheel kan een wet tot stand komen. Is een
deel van dit geheel verdwenen, dan kan van
medewerking van het geheel geen sprake
meer zijn.
Speciaal gelden sprekers bezv.aron de be
handeling van het initiatief-voorst;!, b tref
fende de Hooger-Onderwijs-wet.
Spr. ontkent, dat de Eerste Kamer in 1904
zou zijn afgeweken van het standpunt in
1S53 ingenomen. In 1904 besloot de Kamer
wel is waar do haar voor do ontbinding toe
gezonden ontwerpen te behandelen, maar
het geval was toen geheel anders dan in
1853, en nu in 1804 gold het wetsontwerpen,
toegezonden door een niot ontbonden Twee
de Kamer, terwijl in 1853 en nu doze Ka-
mor wel werd ontbonden. Bjj goon onkel©
ontbinding heeft de Eers'.e Kamer ooit een
ontwerp aangenomen, toegezonden door do
Inmiddels ontbonden Kamer, maar zelfs al
waren er antecedenten in tegengeste'dzn zin,
lan zou spreker nog niet to vindon zijn voor
medewerking' aan een tegen de grondwet in
gaande handelwijze.
De wijziging van het reglement van orde
75)
Toen zei hij: „Ik bevind mijzelf in oen dilem-
ïna, mijnheer Pridham; con dilemma van eenigs-
Zïns merkwaardigen aard. Uw zoon hooft mij
iets in vertrouwen verteld en hot stuit mij teg'-u
jdo borst mijn woord te breken; of ik dat gege
ven heb of do belofte niet uitgesproken, doet er
niet toe. Maar het goval is zoo ernstig en er
schijnen zooveel moeilijkheden in het vooruit
zicht, dat ik mij niet gerechtigd voel u een on
misbare zaak te verzwijgen. Uw zoon heeft be
paald don trein van 10.53 gemist, om naar de
stad te gaan, en is naar huis teruggekeerd voor
een reden, dio mij niet bekend is. Luister wat
or precies gobeuïd is: Ik had mijn auto op do
brug hi or in do buurt laten staan gisteravond,
loon ik bij dat arme meisje geroepen werd, en ik
gaf mijn knecht oen boodschap voor thuis, toen
ik zag, dat ik niets meer voor haar doen kon.
Toen ik die boodschap gegeven had, leunde ik
over do brug om te kijken of mch van daar de
plek kon zien waar de moord had plaats gohad
Ik zag, dat dit wel zoo was, en dat men hot
groepje menschen op het pad beneden, een twoo
of driehonderd yards vooruit, zoowel zien als
hooren kon. Ik stond daar nog en ik verbeeldde
mij, da't do schaduw der boomen mij haast on
herkenbaar maakte, want er liep iomand snol
'ovc-r de brug en deinsde met geweld naar den
anderen kant, toen ik mij plotseling bewoog on
omkeerde Ik herkende uw zoon en merkte, dat
hij builen adem was, alsof hij heel hard geloo-
pen had Hij vroeg mij of er iots niet in den
haak was en ik vertelde hem van don moord. Ik
beschreef haea de wcad, een «er soadoriingt
vorm van wond, zooals u misschien weet niet
heel diep, maar heel breed aan de opening, waar
zij den vorm vertoont van een kruis. Ik zei, dut
ik het hield voor een daad van wraak, en dacht,
dat oen vreémdoling het gedaan had."
Mr. Pridham uitto een geluid van lichte ver-'
hazing en do dokter ging voort: „Het kwam mij
voor, of hij een grondige redon had belang iu
hot gevaj tc stellen Hij zei echter, dat hij weg
moest, daar het reeds laat was. En toen voegde
hij er na cenigc aarzeling bij: „Vertel niet, dat
u mij gezien heeft Ik moet vanavond terug zijn
in de stad en was van plan met den trein viu
10.53 tc gaan." Ik heb bem niot beloofd, dat ik
er niet over spreken zou, maar heb er tot nu toe
niets van verteld Maar ik dacht, dat u het ge
val moest welen."
„Heeft hij u op dc brug verlaten?" vroeg Mr.
Pridham.
„Ja, hij liep weg in deze richting. Ik maakte
daaruit op, dat hij naar huis ging misschien
oiudat hij iets vorgeten had."
Mr. Pridham zweeg. Het was hem of een net
werk van onzichtbare draden rondom zijn zoon
werd geweven en dat een geÜeimzimiigo schande
erger nog dan hot verzaken van dienstplicht
loerde in do duisternis, waarin de gebeurte
nissen van dien nacht gehuld waren.
Hij dacht eenige oogenblikken na en woog
stilzwijgend het voor en tegen. Eindelijk nam hij
een besluit.
„Ik twijfel er niet aan," zei hij, „of Laurie
had wat vorgeten en kwam terug om het to ha
len. Hij moet het ontdekt hebben, nadat de
auto hem aan het station had verlaten. Ik ver
moed, dat hij ons huis niet heeft willen storen,
wetende, dat wij vroeg naar bed gaan. Ik begrijp
zijn vraag en zijn belangstelling in den moord,
toen u hem de wond beschreef.- Ik zal a eveti
•antoonen waarom.
Mr. Pridham ging de hall in, gevolgd doer
den dokter, en wees hem het Chinecschc mes
aan op het wapenrek in den hoek.
„Nu begrijpt u, dr. Fraser," zei hij, „dat ik
liever niet in het geval betrokken wil worden,
als ik er buiten kan. Maar in het belang van de
justitie voel ik mij verplicht u dit te laten zien.
Ik heb het gekocht van een rondreizend ma
troos, die ik denk een maand geloden hier aan
kwam en mij een massa Chinecscho curiositei
ten wilde verkoopen."
„Een matroos?" zei dr. Fraser nadenkend.
„Een vreemdeling of een Engelschman?"
„Een Engelschman. Hij was bij de koopvaar
dij. zei bij. De man vertelde ons een massa non
sens, hij was aangevallen door een van die ge
heime „duiveLsche" Genootschappen in het Oos
ten cn zei, dat hij zijn mes op die manier gekre
gen had. Kijkl" Mijnheer Pridham liet hem het
knopje in het handvat zien, waarmee men de
geheime veer in werking kon brengen. „Als ruon
iemand stak met dien dolk," voegde hij er bij,
„en drukto op de veer, dan zou men een woud
veroorzaken in don vorm van een kruis."
Dr. Fraser keek heel ornstig en ontsteld. „Mag
ik het mes bekijken?" vroeg hij.
„Liever niet," antwoordde Mr. Pridham. „Do
politie kon het later eens willen hebben. Ik heb
verboden, dat iomand er aanraakte."
„Het ziet er niet uit of het in don laatsten
tijd gebruikt is," merkte dr. Fraser op, ,maor
ik zou stellig zeggen, dat de arme Lisbeth Bain-
ton met een dergelijk wapen vermoord is. Mag
ik u raden dit mes spoedig aan do politie te la
ten zien. Naar den matroos moot nasporing ge
daan worden.'^
Ik was bepaald van, plan liet to laïeü zien,"
antwoordde Mr. Pridham, „direct nadat ik van
de misdaad hoorde. Maar die onrust omtrent
mijn zoon heeft al mijn tijd en al mijn gedachten
in besla# genomen. Ik sal mij on met de poE-
tie ia verbinding stellea. Naar den xeem&n moei
stellig gezocht worden. Hij beweerde, dat dit
het eenige mes in zijn soort was op dc heole
wereld, toen hij het aan mij verkocht."
Toen voegde hij er bij: „Zou u er iets tegen
hebben iemand in consult tc roepen bij mijn
zoon? Mijn vrouw maakt zich vreeselijk onge
rust en zij gaf den wensch te kennen Fadden tc
laten komen, indien het mogelijk is."
,iNecn, stellig niot, met gonoegen," stemde dc
dokter toe. „Het zal mij een eer zijn Sir Lionel
Fadden te ontmootcn. Wilt u, dat ik hem dade
lijk telcfoneercn zal?"
„Ja, heel grar/r- Telefoneer hier, als u wilt,
dat spaart tijd uit. Ik zal zeggen, dat zc u aan
sluiting geven met Trunks en terwijl wij wach
ten op het antwoord, zal ik een telegram dictee-
ren aan kolonel Bray."
Mijnheer Pridham was blij, dat er een be
trouwbaar persoon bij wa/s; iemand, die niet ici
dc eigenlijke familie behoorde, toen hij het tele
gram dicteerde, omdat het bewees, dat er niets
bij zijn beweringen was, dat in twijfel getrokken
kon worden of dat geheimzinnig was. Hij was
ook blij, dat er iemand was, die iets van de zaak
afwist, zoodat hij, als vrederechter, niet don
schijn aannam do justitio buiten de zaak to la
ten.
Hij verklaarde in zijn telegram, dat zijn zoon
thuis gebracht was, gewond op de een of andere
wijze en lijdende aan hersenschudding en daar
door niet in staat verslag te geven van hetgeen
gebeurd was sedert hij aan het Fleotstation was
aangekomen, waar hij den trein van 10.53 wou
nemen naar de stad. Hij voegde er bij, *dat hij
verzorgd werd door dokter Fraser en dat Sir
Lionel Fadden in consult geroepen was. Later,
teen er aansluiting verkregen was met het
hoofdbureau, word afgesproken, dat de groote
hersenspeoialiteit dien namiddag te Fleet zou
aankomen en aan het station opgewacht zou
worden door dr. Fraser, die hem met zijn auto
naar „Doorn en jacht" zou brengen.
Toen nam dr. Fraser afscheid en Mr. Prid*
ham belde den inspecteur op on zei, dat hij hem
gaarne zoo spoedig mogelijk zou willen spreken.
Nu scheen er niets meer aan gedaan te kun
nen worden. Het Noodlot had hot gewone da-
gelijksche leven van deze menschen in handen
genomen en het goloid op uitcenloopcnde wegen,
waar zij allen ronddwaalden in verslagenheid
Tïir zorg.
HOOFDSTUK X.
Negen maal van de tien is de liefde de spil,
waarom het leven van^eon vrouw draait.
Felicia, haar grijze oogon zwaar van de inge
houden tranen, stond in den tuin te kijken, even
eens grijs en vochtig van den alles doorweekon-
den regen; dienzolfden tuin, waar Laurie haar
slechis vier cn twintig uur geleden in zijn ar
men had gesloten en gezegd, dat zij hem alles
ter wereld was en hij niet kon leven zonder haar.
Daar, in de welriekende schaduw van do se
ringen, hadden zij zich een gouden toekomst
voorgespiegeld. En toch, in één korten nacht
was een gordijn neergelaten tusschen hen, dat
hun levens van olkaar scheidde.
Het was of hun korte liefdedroom jaren ge
leden geleefd was; in een wereld, waar een zon
nige zomer heerschtc, waar Laurie, haar schno
ne minnaar, haar had gewekt uit den vreedza-
men slaap der meisjesjaren en ge&id naar een
duizeEngwekkendo zalige hooglo der liefde. Nu
was zij gegleden uit zijn omstrengelenden arm,
zij was gevallen, als Persephone, in een afgrond
van duisternis, vol van de ruslcloozc smart ei
het verlangen van hen, die het licht hebben aan
schouwd. Steeds wedor, in een onveranderlijkei
cirkel, ging zij de gebeurtenissen na, die hadde^
plaats gegrepen, en traehtto zij den sluier it
doorboren, die .hun botcekenis verborgen hield.
(Wordt vervolgd).