No. 17313
Zaterdag; 5 Augustus
Eerste Blad. A0. 1916.
De toestand in Duitschland door
buitenstaanders geschetst.
FEUILLETON.
Het al te goede hart.
IDSCH
DA&BLAB
Een kenner van Duitschland
in een Hollandseh blad aan
het woord.
De „N. R. Ctr" bevat eon zeer belang
rijke beschouwing van een onderdaan van
'een onzijdigen staat, geen*Nederlander, die
in de gelegenheid is geweest in dezen oor
logstijd in Duitschland veel rond te kijken
en dio in het blad beschreven wordt „als
fijn opmerker en zeer bezadigd man",
„eerder Prodüitsch, uit medelijden", maar
„wiens nuchter verstand de zaken met groo-
to bezadigdheid beschouwt", heeft in ge
sprekken met een kennis van hem de in
drukken en ervaringen, die hij in Duitsch
land had opgedaan, meegedeeld.
Tegenspraak volgde in de ,,N. R. Ct." al
spoedig van iemand, die kennissen in
Duitschland had, maar de redactie heelt
daarop geantwoord, dat de inlichter niet
iemand is, die afgaat op liotel-ondervindin-
gen, maar Duitschland in velerlei richting
heeft doorkruist en in de breede volkslagen
waargenomen.
Een Duitscher echter komt aan de redac
tie verklaren, dat dit heb beste is, wat over
Duitschland in de buitenlandsche pers is
verschenen. Hij vindt 'b „ein so tiefer Bliek
hint er die Kulissen, das ein Fremder ihn
nicht sidbst get an haben kann."
Aan de samenvatting der mededeelingen
ontleenen wo het volgende:
„De oorlogsmoeheid, de z.g. Kriegsun-
lust, drukt als een niet meer af te wente
len last op het geheele volk. Doze moedheid
hoeft in do laatste maanden, zelfs weken,
zulke proporties aangenomen, dat men te
gen deze loomheid en afmatting niet meer
op kan. Van vrijwillig dienstnemen is se
dert het'laatste halve jaar al geen sprake,
dat bestaat niet meer, en degenen, die naar
het front moeten, trachten er zich op alle
manieren aan te onttrekken. De weerzin is
tot een verstikkenden last gegroeid, die
alles overwoekert, door geen „Siog" meer
to keeren.
De psychische toestand wordt nog verer
gerd door de groote verbittering, die er
onder liet. volk begint te heerschen. Alge
meen is de overtuiging gevestigd, dab de
regeering het gunstige oogenblik tot het
sluiten van een voordeeligen vrede, in 't
voorjaar van 1915 heeft laten voorbijgaan.
Steeds sterker gedreven door hebzucht, door
overwinningsroes zou het juiste oogenblik
verloren zijn gegaan, zonder hoop, het weer
terug te kunnen winnen. Deze meenihg is
zoo algemeen verspreid, dat de steeds
groeiend© verbittering tegen de regecring
reeds uit dien hoofde verklaarbaar is. Bo
vendien echter woorden de lagere volksklas
sen hoe langer hoe radicaler in haar op
treden. Bij heil uit zich do verbittering te
gen al wat boven hen staat.; het volk in de
grooto steden, vooral Berlijn, is in groote
gisting. De regeering gaat hiertegen in
met een algeheele minachting van feitelijke
toestanden en rechten,
i De oene wild-reactionnaire maatregel
volgde er op den anderen. Relletjes komen
elk oogenblik voor, waarbij er bloedig op
ingeslagen wordt. Vooral na de veroordee--
ling van Liebknechfc waren zij aan de orde
van den dag. Het volle was razend over die
yeroordeeling. Als protest hiertegen heeft
o.a. de geheele arbeidersgroep, in dienst
van de Elektricitats A(ktien)-G(ese!lschaft),
één dag gestaakt. Den volgenden morgen
zijn 2000 leden opgelicht enna-ar het
front gestuurd. Dit sturen naar hob front
is een maatregel, welke op allen toegepast
wordt, die do regeering onwelgevallig zijn;
hot heeft aïS voorbehoed- en strafmaatregel
ontzaglijke proporties aangenomen. Op deze
wijze werd indertijd de bekende dr. Hans
Wehberg, hoewel bijziende op blindheid af,
onschadelijk gemaakt, .en sedert zijn hem in
onafzienbare rijen die daizenden en nog-
maals duizenden gevolgd, welke „weg"
moesten, en, dank zij de niet zorgvuldigheid
gekozen plaats aan 't front ook hun land
niet meer zullen terugzien.
Eén feit staat onomstootelijk vast; de min
derheid der socialistische leden van den
Rijksdag heeft ten minste negen-tiende van
alle „partij"-leden achter zich, bovendien
echter is de ontwikkeling van de andere
politieke partijen zoodanig, dat de Rijksdag,
door verschuiving binnen de partrjgroepen,
reeds moet worden beschouwd, als in over-
groote meerderheid links geworden te zijn.
De 'gisting is zóó groot, de haat en de aan
vallen zijn zóó bitter, zóó diep invretend in
het geheele partij- on klasseleven, de regee
ring, en achter haar, de regeerende „klas
sen" gaat er zoo meedoogenloos en niets
ontziend tegen 'te keer, dat de afrekening
er een zal wezen, waartegen rüen reeds nu
ïfiaandenlang opziet a/s tegen öen oordeel,
veel 'erger dan de eindstrijd van den oor
log brengen kan.
Men gelooft nog vast aan terreinwinst,
in het Oosten wel te verstaan. Reeds vrij
algemeen wordt ingezien, dat mén Belgio
niet zal kunnen houden. De jaren-en-jaren
lange campagne voor het veroveren Van den
uitweg paar de Noordzee, waar men over
't algemeen meer Nederland met den Rijn
moe bedoeld heeft dan België, had in Aug.
1914 slechts de uiterlijke in-bezit-naming
noodig, om daarmede haar volkomen vol
tooiing to besluiten; de geesten waren er
voor geprepareerd.
Dezo zelfde geestestoestand brengt nu
echter teweeg, dat de prijsgave Van België,
die men langzamerhand niet af te wenden
acht, zij het ook eerst in de toekomst, be
schouwd wordt als roof aan Duitsch' eigen
dom gepleegd, een meening, die misschien
generaties noodig zal hebben om uit te slij
ten, dermate is zij er ingestampt. Men be
hoeft zich geen illusie te maken over het
tegendeel, ondanks liet bestaan van .een niet-
annexatie-partij.
Het vraagstuk der compensatie: Polen,
wordt nu druk besproken on bestudeerd.
Men is zoo oorlogsmoede, dat de strijd
betrekkelijk heel weinig meer interesseert,
men praat er niet meer over. Het eenige
thema in allo gesprekken is nu al maanden
lang: do voeding. Het is buiten twjrjfel, dat
er in Duitschland hongersnood heerscht.
Er waren streken, die "het goed hadden,
maar nu wordt het eigenlijk overal slecht,
dank zij het Rijkskaartensysteem.
Do overwinning, die Pruisen met dit rijks-
systeem behaald heeft, heeft da reeds be
staande verbittering van de Beieren tegen
Pruisen nog vergroot. Het is daarbij een
groote, steeds heftiger wordende'" grief, dat
do Beiersche regimenten overal heen ge
stuurd worden, waar met zekerheid de
grootste verliezen verwacht moesten wor
den. Dat geheele thema trouwens, zal zeker
na den oorlog geducht onder handen geno
men worden.
Er is, volgens Duitsche meening, dcor
het legerbestuur met groot overleg gebruik
gemaakt van alle Jegerdeelen waar „onge-
wenschte" elementen in waren, tot heb ver
richten van het doodelykste werk. Men
meent, dat de Polen, de katholieke regi
menten, do Elzassers en de regimenten Waar
de meeste sociaal-democraten in voorkwa
men, met overleg opgeofferd werden. Nu
is onder de Beieron de verbittering, over*:
het li. i. met voorbedachten rade opoffe
ren van juist het Beiersche leger, 't welk
schrikbarende verliezen geleden heeft, zeeï
groot.
Aan de critiek, aan het wantrouwen en
'do oproerigheid komt geen einde. Men criti-
seert, critiseert tot ziek worden - toe. Het
groote succes der Duitschers: Turkije, wordt
hun bovendien nog vergald. Buiten de gren
zen wordt het weinig bekend, hos grenzen-
loos den Duitscher deze aanwinst verzuurd
wordt.
De Duitscher wordt door de Turken een
voudigweg pnder den voet geloopen. Men
stelt alle mogelijke pogingen in het werk,
om dit rijk aan de Duitsche handelsbelangen
ondergeschikt te maken. De wijze echter,
waarop de kooplieden, de officieren, tot
vrijwel do hoogste rangen toe, er met min
achting en grofheid bejegend worden, schijnt
haar wederga niet te vinden.
Men moet alles slikken, en dit „alles" is
zóóveel, dat de Duitsche koopman, die ter.
eenmaal geweest is, er niet meer naar toe
te krijgen is.
Voegt men bij dit alles nog het feit,
dat de soldaten, die met Verlof van het
front komen, niet te stillen zijn over al
datgene, wat daar gebeurt: slecht etên,
slechte verzorging, te zware dienst, en een
ongelooflijk brutale* ruwe toon en behan
deling van de zijde der superieuren, de be
ruchte „Unteroffizierston", tot 'n graad
opgevoerd, waar men zich geen voorstelling
van kan maken, dan begrijpt men, dat de
verbittering een stemming is, welke niet
meer wijkt, welke van een navrante scherpte
wordt, die door alles, men zou zeggen, zelfs
door de levenlooze dingen heendringt.
Het oordeel van 'n Hollandsch
correspondent!n Duitschland
De Keulsche correspondent van „De Tijd"
meldt o.a. aan zijn blad:
„Het is tot dusver gelukt, de ontevreden
meerderheid in bedwang te houden door va-
derlandslievend-moreele middelen, als thans
weer door de vergaderingen van het Natio
nale Comité zijn beproefd, of door geweld
dadige middelen als inhechtenisnemingen
(Liebknecht\ officiee'e mond-sr.oerderij (dr.
Wehberg), het onder de wapenen roepen en
onmiddellijk doorzenden naar het front (tal
rijk© sociaal-demoGrat$n), enz., enz. Of ech
ter de Regeering deze methode op den duur
nog kan blijven volhouden, vooral als de
'eindeloos gerekte oorlog eer sia- dan voor-
deelen op alle fronten brengt, is een ern
stige vraag. Het vertrouwen in de leiding te
Eerlijn en de wilskracht van het volk, heb
ben onder de voedingsbekommernissen deer
lijk geleden. Zou het der Entente door in
grijpen van Roemenië en Griekenland ook
nog gelukken, den open weg naar Turkije
af te sluiten, dan zou de binnenlandsche
crisis, waarvan zich thans de eerste ver
schijnselen vertoonen, een verbitterd karak
ter kunnen aannemen.
Zooeven hoor ik, dat de Rijkskanselier
wederom het „Berliner Tageblatt" heelt ge
schorst wegens een critiseerend artikel van
Th. Wolff, die geenszins de verontrusting
over den binnenlandschen toestand en het
oorlogsdoel wil smoren. Ook enkele socia
listische organen werden weer bedreigd,
terwijl aan het Nationaal Comité alle vrij
heid van spreken en schrijven is gelaten.
Daarby 'komt een verwoede jacht der geheini-
politio op vlugschriften en vliegende blaad
jes, die den Rijkskanselier bestrijden, en
van de andere zijde een reeks opstootjes,
weigeringen van voorname steden om met
het Nationaal Comité te heulen, enz. Daar
over een volgende maal, als ik weer gele
genheid heb, aan een vertrouwd reiz'ger naar
Holland mondeling mee te geven, wat moei-
iyk ten papiere over te brengen ïs."
Mededeelingen uit Êngelsche
bron.
Reuter geeft ons een zeer uitvoerige mede-
deeling, waarin hij ons het oor
deel van een niet genoemde, doch naar, het
heet welingelichte autoriteit geeft over den
oeconomischen toestand in Duitschland en
Oostenrijk. Volgens deze beweringen zouden
de diplomaten to. Berlijn in een moeilijk
parket vèrkeeren, want er -wordt u'.t de na
burige landen, zelfs uit Amerika en Engeland
voedsel gezonden aan verschillende missies.
Een rijk attaché bij een buitenlandsche emis
sie verklaart, dat hij al zijn voedsel toege
zonden krijgt ran een van de meest bekende
handelshuizen te Londen. Het Amerikaansche
consulaat te Stockholm z.ndt tweemaal per
week levensmidde'en, a's meel, boter, aard
appelen en ham, naar het Amerikaansche ge
zantschap te Berlijn en naar de Amerikaan
sche consulaten te Berlijn en Hamburg.
Nog kort geleden vroeg een buitenlandsch'
gezant te Berlijn verlof om uit Kopenhagen
voor zich en zijn staf voor zes maanden
voedsel, meel, gecondenseerde melk, zeep;
sardines en kruidenierswaren te halen.
De verhalen van reizigers zijn natuurlijk
eonigszins tegenstrijdig cn in vele gevallen
onbetrouwbaar, maar stellig de groote meer
derheid wijzen er op, dat er do uiterste ont
bering "wordt geleden.
Duitschland deed verleden j?ar een geor
ganiseerde poging om vreemde toeristen in
den waan te brengen, dat alles goed ging
met Duitschland. Dit heeft men opgegeven
en zelfs bezoekers van eerste klas hotels
worden nu even karig bedeeld als de rest.
De algemeene toon van 'de brieven, die
op krijgsgevangenen gevonden of bij de post
onderschept zijn, is pessimistischer dan coit.
De volgende zinnen, op goed geluk geno
men uit honderden brieven uit alle deelen
van Duitschland, geven een sprekend getui
genis van het lijden van hen, die ze schreven:
„lederen morgen bij het opstaan bevangt
ons opnieuw de ongerustheid over ons dage
lij ksch brood. Den ganschen dag moet men
heen en weer loopen om wat te koopen en
's avonds gaat men hongerig naar.bed, des
morgens staat' men hongerig olp en er is
niets te eten. Alles is zoo ingericht dat
men nog net niet van honger "behoeft om
te komen, maar er zijn al velen onder
ons gestorven."
„De nood te Berlijn is onbeschrijfelijk,
wij zijn de wanhoop nabij. Honger kwelt en
wjj Duitschers, moeten thans honger lijden."
„De honger doet zich hier te Keulen ge
voelen. Engeland heeft het niet zoo mis
gehad jrpet ons uit te hongeren."
„Als de oorlog nog drie maanden duurt, is
het niet ons gedaan. Het is een vreeselïjke
tijd voor Duitschland. God straft oüs zwaar."
„Wij leven in een ontzettenden fcjjd. Er is
geen eten meer."
Er zijn nog geen stellige aanduidingen
te krijgen, dat de schaarschheid van voedsel
eenigo waarneembare uitwerking heeft ge
had op het rantsoen der soldaten aan liet
front. Toch zijn er teekenen in talrijke brie
ven, dat de soldaten in de loopgraven niet
zoo goed gevoed worden a's het geval is ge
weest Een brief, gevonden op een Duitsch
soldaat, bevat den volgenden zin: „Je moe
der heeft me je laatste briefkaart laten
zien, waarin je zegt, dat je in de loopgraven
bent en honger lijdt", terwijl een soldaat,
die den 30en Juni naar huis schreef, zeide:
„Zend mij alsjeblieft meer pakjes, ik heb
honger."
Een deserteur uit den Elzas, die er in
geslaagd was naar Zwitserland te ontsnap
pen, verklaarde, dat de Duitsche troepen
eenigen tijd geleden, een week lang, op min
der rantsoen worden gesteld. Uit een andere,
meer b trouwbare bron wordt vernom dat,
terwijl de soldaten in de eerste linies goed
gevoed worden, en èen goed portie vleesch
krjjgen, zij die in de reserve ziju, minder
goed gevoed worden en het op zekere dagen
zonden vleesch' of vet moeten stellen, terwyl
het vleesch dat zrj krijgen, grootendeelaï
paardenvleesch is.
Ten slotte komt de volgende passage vooil
in een brief die op een krijgsgevangene is
gevonden: „Het is bedroevend, dat gewondei
soldaten niet genoeg te eten hebben. Ik
héb ran (thuis gehoord, dat je ook in ide loop
graven bent en niet genoeg te eten krijgt."
De veroordeeling van Liebknecht kan niet
nalaten den toestand nog ernstiger te ma
ken. Het is onmogelijk de juiste waarheid
vast te stellen, maar er is genoeg bekend:
om er zeker van te zijn, dat de stemming
onder het volk den heerschers in Duitsch
land ernstige ongerustheid moet baren. i
Ernstige onlusten hadden plaats in vele
deelen van hot Duitsche Keizerrijk. Zoo
wordt melding gemaakt van onlusten te
Berlijn, Charlottenburg, Brunswijk, Maag
denburg, Keulen, Coblenz, Aken, Duis
burg, Breslau, Kiel, Dresden, Leipzig,.
Chemnitz, Miinchen, Neurenberg, Essen eu
Düsseldorf.
Militaire macht moest opgeroepen wor
den om de orde te herstellen en in sommi
ge gevallen is het noodig geweest om ma
chinegeweervuur tegen de menigte te kee
ren. Deze opstootjes te beschouwen als
een begin van een revolutie zou echter een
ernstige fout zijn, daar het moeilijk te ge-
looven is, dat revolutie verwekt kan wor
den in een land, waar de geheele manne
lijke bevolking tot 50 jaar toe onder do
wapenen is en 90 pCt. van de menigte, die
aan de onlusten deelneenR> vrouwen
en kinderen bestaat.
Ofschoon er een diep stilzwijgen be<
waard wordt over hetgeen er gebeurd in de
dubbel-monarchie, kan toch worden opge--
merkt, dat er in Hongarije groote verbit
tering heerscht tegen de regeering en te
gen de Oóstenrijksche generaals voor de wij
ze, waarop zij den oorlog voeren.
Naast den uitslag van het Russische of
fensief is de. vraag, die ten nauwste ver
band houdt met het lot der dubbel-monar
chie, de kwestie van de uitkomsten van den
a.s. oogst. De meeningen over de uitkom
sten van dezen oogst loopen zeer uiteen,
maar algemeen geeft men toe, dat de oogst
geleden heeft van het ongunstige weef
in de eerste helft van Juni. De oogst zal
in alle geval niet meer dan middelmatig
zijn, ook al verbetert het weer aanmerke
lijk.
Verschillende aanwijzingen zijn er, ore
aan te hémen, dat Oostenrijk-Hongarija
aan het einde is gekomen van zijn meri-
schenmateriaal.
Zij die werden afgekeurd, zullen thans
voor de derde maal aan een herkeuring
onderworpen worden.
De afgeloopen maand bracht het over<
tuigend bewijs, dat er in alle deelen van
de monarchie groot gebrek geleden wordt.
Volgens een statistiek, uitgegeven door
de gemeentelijke autoriteiten van Wcenen,
is het aantal armen, dat voor de ont
vangst van dagelijksche gratis-maaltijden
in de publieke keukens in aanmerking
komt,, van 10.450 in October tot 54.000 op
einde Mei 191G gestegen.
Te Praag hebben de maatregelen va«i
het gemeentebestuur om den honger der
bevolking te bestrijden volkomen gefaald.
Te Weenen" heerschte tijdelijk gebrek
aan maïs en op heb oogenblik bestaat die*1
meel, waaruit broed'gebakken wordt, uifr'
25 pCt. tarwe en 25 pCt. rogge en 50 pCt.
gerstebloem.
De mededeelingen der pers in de laatk
ste weken omtrent de verwachtingen van
den oogst in Oostenrijk-Hongarije spreken
elkaar tegen. Wat Hongarije betreft, dat
Roman naar het Duitsch van
MARIE DIERS.
(Nadruk Verboden).
4)
„Maina," zei Renate met bevende lippen,
„kan ik dan niet eerst alleen Ik zal
niets in wanorde brengen. Ik rfil alleen de
■J instrumenten en de schrijftafel
„Welzoo zei mevrouw Gropius ont
hutst. „Wat beteekent dit? Is er misschien
iets bijzonders? Iets, dat voor mij geheim
moet worden gehouden? Een geheim moge
lijk ja?"
Haar verdenking was heel vaag, zonder
den minsten bepaalden vorm. Eigen'ijk wist
zij zelf niet op welk punt zy haar pverledeu
man van geheimhouding zou kunnen ver
denken. Het was meer het typische, alge
meene wantrouwen, dat menschen dikwijls
hebben, die zelf geen eigenlijke bezigheid
hebben en wier gezichtskring 'zeer beperkt
is. Renate begreep haar in 't geheel öiet.
„Geheim?" vroeg zij verbaasd. „Neen,
mama. Maar ik wou alleen ik moet
Zij kon niet zeggen, wat het was. Het was
zoo onuitsprekelijk pijnlijk, het greep haar
zoo aan. Zij kon de gedachte niet verdra
gen, dat iemand zijn laden zou openschui-
Aren en daarin snuffelen. AïTes moest dicht
gesloten blijven, geen blik mocht daaraan
raken. Kon dat niet? Zijn instrumenten
zij had die altijd zelf gepoetst, zij kende
eigenlijk elke tang en elk mes. Als hier
moest opgeruimd worden, kon men dan niet
alles in een kist doen cn die diehb spijkeren?
En do schrijftafel laten zooals die was? iVie
had de laden dan noodig? Die konden im
mers ergens in een hoek staan.
Zij was niet bij machte iets van dat alles
to zeggen. Er zat een dikke prop in haar
keel en de oogen van haar moeder keken
haar koel onderzoekend aan. Zij had een
onbestemden angst voor woorden, die kon
den komen, als zij zelf iets zeido.
Terwijl zij daar zoo stond, zoo hulpeloos
en in haar gemoed met gedachten strijdend,
die zij niet uitsprak en die een blinde toch
op haar voorhoofd had kunnen lezen, ont
waakte er iets in de vrouw, wat al die ja
ren, zonder dab zij er zich vai\ bewust was,
in haar had geloefd, maar dat ten gevolge
van haar gemakzucht en haar goed verzorgd
leven tob dusver had gesluimerd, n.l. een
plotselinge ijverzucht.
Bij het leven van den dokter was die niet
aan heb licht gekomen. Op de een of anucre
manier had zijn geheele wezen, haar half
onbewust respect vo'or hem, en ook haar
groote neiging tot gemakzucht die onder
drukt. Vader en dochter hadden met aange
boren tact vermeden iets van den nauwen
band, dio hen voreenigde, aan de moeder te
doen blijken.
Nu was hij weg en de beide vrouwen ston
den verlaten, op elkaar aangewezen, tegen
over elkaar. En plotseling voelde de wedu
we, hoe dit kind als het ware de wacht hield
bij het eigendom van den overledene, hoe
veel nader, hoe oneindig veel nader zij hem
tijdens zijn leven .moest zijn geweest.
Een lievigo bitterheid, die tranen in haar
oogen deed opwellen, steeg in haar op, „Ga
maar alleen!" riep zij met,brekende' stem.
„Ga maar! Ik.begrijp het wel. Jij bent alles
voor je'vader geweest en ik niets. Ik heb
geen aandeel aan zijn eigendom. Jij. jij al
leen moogt alles nazien; hij heeft alles met
jou besproken. Ik sta er buitenIk ben een
vreemde op de plaats, dio mij het dierbaarst
is een vreemde en alleen 1" Zij drukte den
zakdoek voor haar gezicht en begon te snik
ken.
Renate was doodsbleek geworden.
Zij merkte nu pas, hoe waar de klachten
van haar moeder waren. Ja, het was im
mers woord voor woord zooEn wat haar
had verhinderd dadelijk met haar naar de
schrijftafel te gaan, was de groote angst, ja,
eon soort van onbestemden weerzin, dat de
handen van haar moeder, die weeke, onbe
holpen handen, vol zomersproeten, daarin
zouden woelen en alles betasten. Wat zij ge
voeld had, niet bewust, maar toch zoo stork,
dab alles zich in haar daar togen verzette,
was, dat haar moeder daar geen rechten
had cn er niet hoordo.
Dat zij eigenlijk nooit had geweten, wat
baars vaders plannen waren, wat er in hem
omging, wat hij aan vreugde en leed door
maakte.
Maar even vaag als zij dat alles tot dus
ver had beseft, even vaag meende zij, moest
haar moeder dat ook gedaan hebben.
En nu opeens sprak zij dat alles uit!
Noemde al dat verborgene met duidelijke
woorden! Weende luid daarover, voelde
zich gekrenkt-, was geschokt; misschien was
het aandenken aan haar vader voor altijd
bedorven.
En dit den dag na haars vaders begrafe
nis Als hij dat zagWanneer hij eens wist
wat zijn Nate hier, terwijl hij nauwelijks
weg was, had aangericht!
„Mama'*—" zei zij wanhopig. „Maar och
neen, mama! Och schrei toch niet! Het is
immers niet waar. Het is immers werkólijk
niet waar 1"
Mevrouw Gropius vroeg snikkend van
achter haar zakdoek: „Wil je mij nu wijs
malcen, dat ik hem even na heb gestaan
Dat gij beiden samen nooit wat besproken
hebt, wat ndet voor mij bestemd was?"
Een oogenblik was het Renate, alsof haar
hart zioli in liaar lichaam omdraaide bij dit
soort van gesprek. Maar zij zei op bijna
bedaarden toon„Ik was zijn helpster,
daardoor ontstond natuurlijk veel gemeen
schappelijke belangstelling, waaraan u
geen deel hadt. Wat wil dat zeggen? Dat
zou immers bij iedere verpleegster, die hem
geholpen had, het geval hebben kunnen
zijn. Het is maar, dat ik daar nu juist zoo
veel voor voelde."
„Maar dat ik er met jou heenga, wil je
toch niet graag", zei de doktersvrouw met
wat meer toegevendheid in haar stem.
Tusschon het cerate en het tweede uiten
van dezen wensoh was Renate's hart aan
diep leed ten prooi geweest. Nu had zij
nauwelijks een seconde noodig vóór zij ant
woordde „Ik verzoek u zelfs daarom,
mama. Het was daar straks dwaas van
mij ik weet ook niet
Mevrouw Gropius veegde haar oogen af
en snoofc haar neus. Haar tegemoetkomen
de vraa'g „Misschien jaloezie" klonk bijna
als een kleine, plompe plagerij.
„Ja, misschien", zei Renate geheel toon
loos.
Zij gingen naar beneden. Mevrouw Gro
pius rinkelde luid en achteloos met dc sleu
tels, die zij zeker in den zak van haar rnaiïo
jas had gevonden.
„Weet jij, welke het is?'' vroeg zij Na-te.
Er was iets zonderling onnatuurlijks over
Nate gekomen, een bevangenheid, waar
door zij iets belachelijks deed. In het idee,
dat het haar moeder zou krenken, als zij
op den eersten blik wist welke sleutel u©£
was, zocht zij een poosje, deed alsof zij uit
koos en vergeleek, totdat zij zei: ..Het ii
deze.-"
Mevrouw Gropius ging in den leuning»,
stoel voor de schrijftafel zitten. Alle meube
len en voorwerpen stonden hier zoo merk*
waardig stil. Iets onwerkelijks omgaf haar.
Toen haar moeders handen de sleutels om*
draaiden en naar zich toetrokken, kreeg
Renate een lichten aanval van duizeligheid,
zoodat zij haar oogen sloot cn zich een oogen
blik aan den zijkant van de schrijftafel vast
hield.
„Daar hebben wij immers reeds iets", ze!
do doktersvrouw. „Het patiëntenboek, dal»
is zeer gewichtig."
Renate zei zacht: „Dat geloof ik niet."
„Wat geloof je niet, hartje?"
„Dat heb zeer gewichtig is. Vader heeL
ik geloof, dat hij niet altijd geregei.. heeft
opgetcékend
„Niet? Heeft hij dat niet? Maar dat zou
toch nu, ik wil niets zeggen. Maar ik kan
't mij niet voorstellen, kind. Dat behoort
toch eenvoudig tot een accurate praktijk.,
Dat doen toch alle doctoren
Nato zweeg. Vader had ach, hij had
zeker zoo lang hij arts was, nooit geregeld!
aanteekening gehouden. Hij wou het altijd
doen, maar hij vergat hot; Lij vond heb
zoo „ontzettend vervelend." Lieve hornet
nog toe, de menschen betaald! im rs ook
zóó wel. En als zij 't niet deden. Jan moes
ten zij liet feten. Bij hen zou 't manen ook
niets geholpen "hebben en hij zou zich lei
slotte maar over die anno dromme's hob'" n
geërgerd. Hij wist dus niet* wie lie ra' Wat
schuldig w,as en wie niet.