Nederland en de Oorlog. No 17305. LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 27 Juli. Tweede Blad. Anno 1916. Het Oranjeboek. Rechtzaken. FEUILLETON. Het Buitenianüsch beleid over het tyóvak OGtober 1915 tot Juli 1916. iu. Een onwettige vernieling. Zoowel van het standpunt der Londensche Declaratie als van dat van 'het Duitsche Prij- zen-reglement, was de vernietiging derhalve zonder, ecnigen twijfel onwettig. Zij was ook in geen enkel opzicht te verontschuldigen, had geen enkele' verzachtende omstandig heid ten grondslag. Zeker, de Duitsche prijzen-rechtspiaak zal niet anders clan de onwettigheid: van deze daad 'kunnen erkennen en een geldelijke schadevergoeding aan de belanghebbenden toekenuen. Maar zulk een beslissing zal het nadeel niet herstellen dat berokkend is aan de belangen van het land, dat, qp1 een tijd stip waarop de tonneninhoud van de Neder- landsche vloot reeds aanmerkelijk vermin derd is door de wijze van oorlogvoering, zich opnieuw van een deel van dien tonnen inhoud beroofd ziet door een onwettige daad van de Duitsche ooriogsmarine. Bovendien kenmerkte z.ch de v:rn.eliding van de „Berkelstroom" door een buitenge meen ernstige bekomende omsiandighe.d, in zoover zij ioq> treffende wijze de mentaliteit aanduidt van ,eeu commandant van ten onder zeeboot, die aan de keizerlijke admiraliteit verantwoording verschuldigd is voor de wijze .waarop! hij' de hem verstrekte bevelen uit voert. Toen de commandant van de „U B 18 besloten had, tot 't tot zinkeu brengen van het schip, heeft de kapitein van de „Ber- kélstroonv' hem gewezen op het feit, dat de verhouding* tusschen de waren van dusge naamde voorwaardelijke contrabande, d.ez.ch aan boord bevonden en de geheele lading, niet van dien aard was, dat zij de vernieti ging van het schip rechtvaardigde en bood hij aan alles, wat in aanmerking kwam om als contrabande te worden beschouwd, in zee te w erpen. Volgens de beëedigde verklaringen van den kapitein en van den eersten stuurman van de i,Berkelstroom", antwoordde de com mandant van de „TJ B 18", dat elke koop waar, die naar Engeland vervoerd werd con trabande was, en dat elk schip', dat zich ?iaar dat land begaf, tot zinken zou worden ge bracht. Het 'gedrag van bedoelden commandant cischt' een formeele verloochening, de ver nietiging van de ,;Berkelstroom" een volko men herstel. Haver Majésfceite regeering heeft het recht deze tweeledige voldoening van de zijde der keizerlijke regeering te verwachten. Het antwoprd van Duitschland. De Duitsche regeering antwoordde lu.rop met een nota. Het vaartuig, dat van Amsterdam kwam, zich begevende naar Londen, had aan boord; behalve een lading stroocarton en papier, cacao, versche visch, nootmuskaat, amandel olie, beenlleren-olie, hennep', wollen dekens en glazen bollen. Na de scheepspapieren te hebben nage zien, waren de commandanten der duikboo- ten overtuigd, dat het gedeeite der. lading, dat contrabande vormde, door zijn waarde meer dan de helft der lading uitmaakte. Daar zh, wegens de ^nadering van vijandelijke strijdkrachten de „Berkelstsoora" niet naar een Duitsche lip ven of een haven in bezet gebied konden opbrengen, zonder de duik booten in gevaar te brengen, brachten de commandanten het schip tot zinken. Indien de Nederlandscho regeering bij deze gelegenheid har.r beginselprotest tegen het tot zinken brengen van onzijdige sche pen door een oorlogvoerende mogendheid' handhaaft, kan de Duitsche regeering zich slechts refereeren aan de ophelderingen wel ke zij verstrekt heeft bij het tot zinken bren gen van het Nederi&ndsche schip „Medea". bat wil zeggen, zrj beschouwt het tob zin- leen brengen van onzijdige schepen, onder de in de Verklaring van Londen yeorzrene omstandigheden, als volkomen gerechtvaar digd en zij herhaalt niet te kunnen erkennen, dat het pretest van de Nederlandscho re geering gegrond is. .Wat do kwestie betreft of de handelwijze van de Duitsche commandanten door de fei ten wordt gerechtvaardigd, daarover aal de Duitsche prijzen-rechtspraak hebben te be slissen. De Duitsche commandant kan uiteraard voor dit 'betreurenswaardig voorval niet ver antwoordelijk worden gesteld. Buitendien heeft de Nederlandsche regee ring zich in het bijzonder beklaagd over een opmerking van den commandant van een Tier duikbooten, 'die gezegd zou hebben, dat „alle goederen, 'die naar Engeland vervoerd wer den, contrabande waren en dat elk schip, dat zich naar dat land begaf, tot zinken zou worden gebracht." De commandanten der beide duikbooten zijn uitgenoodigd geworden te (lezer opzichte ophelderingen te verstrek ken en hebben formeel verklaard geen 'en kele opmerking van dien aard gemaakt te hebben. De Nederlandsche regeering gaf den 15en Juli te Berlijn te kennen, dat zij haar con clusies in haar nota van 23 Mei handhaaft". Beschieting van 't stoomschip Bandoeng". Den 29esi Januari j.l.- werd het Nederland scho stoomsghip „Bandoeng", op reis van Sabang naar Rotterdam, in de Middelland- scho Zee door een Duitsche duikboot be schoten. Op last van den clief van den marinestaf werd door een commissie van zee officieren een onderzoek ingesteld.betreffen de deze aangelegenheid. De minister deed-op 29 Maart j.l. het pro ces-verbaal der voor deze commissie afge legde verklaringen van den gezagvoerder en twee officieren 'der „Eandoeng" aan Er. Ms. gezant te Berlijn toekomen niet verzoek deze verklaringen aan do Duitsche regeering over te leggen en de aandacht dezer regee ring op ecnige spec.aal aangewezen punten te vestigen. Inmiddels had op 1 April de Duitsche ge zant een schrijven tot den minister gericht, mede op het gebeurde met de „Bandoeng" betrekking hebbende. In dien brief werd medegedeeld, dat do Duitsche onderzeeboot op greoien afstand de „Bandoeng" bevel had gegeven te stoppen. JLn piaats van Tit bevel op ie volgen, was het stoomschip in volle vaart op de duikboot toe gekomen, wat den commandant in de mee- ning had gebracht met een ondier neutrale vlag varend Britsch schip te doen te hebben. Om deze reden liet hij op het vaartuig vuren. Ten einde dergelijke betreurenswaardige mis verstanden te voorkomen, verzoekt de Duit- scho regeering dat do kapiteins der Neder- iandsche stoomschepen zouden worden aan geschreven zich onmiddellijk naar dc dooi de keizerlijke Marine gegeven signalen te ge dragen en dat zij zouden worden gewezen op het gevaar, dat zij konden loopen door recht op een duikboot af te varen. De minister beantwoordde dit vertoog door den gezant een afschrift aan te bieden van do door baron Gevers tot de Duitsche regee ring gerichte missive, d.d. 3 April, waarin de minister ter zijnerzijds tévens den geziant er nog eens op wees, dat indien de kapitein van de Bandoeng" dc.or twee streken te draaien in de richting van dén onderzeeër, afgeweken is vau de voorgesclireYen rege len in gevallen, - waarin het doorzoekings- recht op regelmatige en wettige wijze wordt uitgeoefend, deze gedragslijn verklaarbaar wordt door liet voorbarige optreden van den commandant van de duikboot. KRIJG SI! VAD TE 's-G RA VEN HA GE. MnaéeriJ to ILetdoa!. Nadat gistermiddag voor den Krijgsraad te 's-Gra\enhage, z-ooafe vermeld had terecht gestaan Albertus Leonardos G., wien ten laste was gelegd: lo. aanstoken, bewerken of zich aan het hoofd stellen van een algemeenen opstand of oproer; 2o. in het openbaar mondeling' opruien tot dienstweigering, desertie of samenrotting of althans niet aan superieuren bekend maken, dat zulk een samenrot ting zou plaats hebben, kwamen voor hetzelfde misdrijf in de bank der beschuldigden P. van ZT. R. O. N., afkomstig uit Den Ifaag, en J. B., wonende onder Zoetérwoude, allen eveneens milicien-soldaat bij de 4de comp. 3de bat. 4de rcg. infanterie, destyds gelegerd in het Gebouw van den R.-K. .Volksbond. Ook deze beklaagden waren, evenals G., mede naar de Stadszaal gegaan en hadden zich gevoegd bij de miliciens, die naar bui- ten gingen, blijkbaar met het doel, zich aan den dienst te onttrekken. De behandeling dezer zaak had ongeveer hetzelfde verloop als de vorige. Beklaagden zeiden s-'echts meegeloopen te zijn uit nieuwsgierigheid, om te zien wat er te doen was. Zij hadden gehoord, dat er wat gebeuren zou. De president wees beklaagden er op," dat zij in ieder geval hun kwartier hadden ver laten en hadden verzuimd hun meerderen, van hetgeen gebeuren zou kennis te geven, wat op zichzelf reeds meer of minder ern stige vergrijpen zijn. Zij erkenden nu zeer donv te hebben go- doan. A Keen beklaagde B. beweerde, dat hij er niet is bij geweest. Hij is alleen maar eens gaan kijken. Een nieuwe getuige, die des morgens nog niet was gehoord, zekere" Ostende, thans voor den dienst afgekeurd, wonende ie AVoubrugge, deed nog eenige verklaringen, die echter geen nieuw licht in de zaak brachten, èvenmin als de verklaringen van Baron Van Voorst tot Voorst en de voor gelezen verhooren van verschillende anderen, waaronder die van luit. Simon Thomas. Do auditeur-militair meende, dat het in cle eerste plaats ten Taste gelegde bij' beklaag den niet kon worden volgehouden. Tot een oproer of opstand hebben zij zeker niet aangespoord; welzijn zij meegeloopen en hebben zrj de plannen tot dienstweigering verzwegen. Ook dit is een ernstig strafbaar, feit, zelfs ais men rekening houdt, dat een soldaat meent, dat het niet past, allee over te brengen van zijn kameraden. Hij eischte daarom voor al de vier be klaagden twee maanden militaire gevangenisstraf met aftrek van li e t voorarrest van 25 A-p r i I a f. Onze stadgenoot nar. W. de Clercq, die deze beklaagden verdedig ie, deed uitkomen, dat bier van geen militairen opstand of op roer sprake' is geweest, zoodat ook hij zich met zijn confrater vereenigde, wat betreft de opvatting, dat de vorige beklaagde daar van moet worden vrijgesproken. Vooral na: de verklaring van den kapitein Van V. tot V. meent hij, dat hoogstens van een samea- rctting sprake kan zijn. Dit vaststellend, vraagt hij oi ook een samenrotting valt onder de zaken, waarvan men vooraf kennis zou moeten geven aan zijn meerderen. Het strafbare feit ontstaat eerst, wanneer men samenloopt en niet uiteen gaat. na sommatie. Maar hoe wil men eïschen, dat een soldaat daarvan kennis geeft, voordat iict straf baar feit bestaat'/ Pleiter meent dan'ook, dat beklaagden 'hiervan moeten worden vrij gesproken. Zij zouden niet in hun kwartier .zrjn ge bleven: Doch pleiter, die het gebouw van den Volksbond herhaaldelijk passeert, heeft gezien, dat de militairen schier geregeld zich vóór liet gebouw bewegen. Dit kan dus moeilijk aan een strafbaar feit worden vol gehouden. Wanneer echter deze vier personen moe ten worden gestraft, waarom dan de 60 anderen, die eveneens hebben meegeloopen, niet vervolgd? Deze wijze van rechtspreken zal 'het rechtsgevoel in deze veelbesproken zaak niet bevredigen. Pleiter wijst ten slotte op de zware slraf van het langdurig voorarrest,' eerst in het in dit opzicht ongunstig bekende Graven- sjbein en later in de Morschpoortkazerno, waar de toestand der cachots nog -minder gunstig is. Hiermede zijn beklaagden' reeds zwaai* genoeg getroffen. Na' re- c-u dupliek deelde de president mede, dat de uitspcaak later zou worden bekend gemaakt. Deze uitspraak had gisternamiddag nog plaat3. Do krijgsraad veroordeelde don mi licien der infanterie A. L. A. Gv 'die als aanstoker der muiterij terecht stond, tot 5 maanden militaire gevangenisstraf, onder aftrek van de preventieve straf sedert 11 April, en den landstormplichtige infante rist P. v. Z., en den milicien J. B., ieder tot 10 weken "militairegevangenisstraf, onder aftrek van '54 dagen preventieve straf en do miliciens T. R. en C. N. ieder tot 2 maanden militaire gevangenisstraf, even eins onder aftrek van 54 dagen, preventieve straf. Onze Zccvissolicrij. De correspondent van het „Hbld." fce Londen seint: Ik kan met zekerheid verklaren, dat. er in Nederland een misverstand bestaat betref fende de houding van de Engclsche regee ring ton opzichte van de Hollandsche ha- rimgvisschcrij en dat de motie der Neder landsche reeders uit onvoldoende kennis der feiten voortspruit. Do blokkade-minister lord Robert Cecil, die zoo vriendelijk was mij hedenmiddag eon onderhoud over deze quaestie t-oe te staaB, zeide mij, dat bij de Engelsche regee ring niet dc wensch of de bedoeling bestaat om de visscherij-belangen der Nederland sche visscliers te schaden. De Engelsche regeering heeft geen ander doel dan den invoer van visch in Duitscbland te beletten, zónder den visscliers of den reeders van visschersscliepen, gezwegen nog den Nedcr- landschen verbruikers, onnoodigon last te bezorgen. ,,Er kan niet de minste twijfel bestaan," zeido lord Robert Cecil, „aan Engelands recht als oorlogvoerende natie, om voor Duitschland bestemde contrabande aan te houden, en de Nederlandscho regeering zelve heeft er op gewezen, dat visch contrabande is. Dc Engclsche regeering heeft dus het recht cm voor Duitschland bes'temde visch aan te houden. „Op heb oogeriblik zijn er hier vertegen woordigers der Nederlandsche reeders be zig plannen te bespreken, waardoor in de eerste plaats de Nederlandsche verbruikers visch zullen krijgen en in de tweede plaats de belangen der visscherij zooveel mógelijk worden beschermd, onder de nadrukkelijke voorwaarde echter, dat de visch niet de vijanden van Groot-Brittannie bereikt. „Ik kan met. genoegen verklaren", be,- sloot do minister, ,.dab dc onderhandelin gen tot dit doel goed opschieten, en liet schijnt zoo goed als zeker, 'dat er eene be vredigende oplossing zal worden gevonden. De Engelsche regeering zal geen moeite ontzien om die in een geest ^an goeden wil jegens het Nederlandsche volk en jegens de belangen van het Nederlandsche visschcrij- beclrijf te voeren." .Van schepelingen van verscheidene der riaar Lerwick, Kirkwall en Peterhead opgebrachte visschersscliepen zijn bij dè reeders berichten ingekomen, dat zij gebrek aan levensmiddelen hebben, zoodat zij "moe ten verzoeken door spce'dige geldzending hen in staat te stellen in h. t gebrek aan proviand te voorzien. Ook de Nederlandsche éva-ik-gexKr.af te Ixmden, de heer Maas, heeft de reeders er op gewezecr dat aan de bemanningen van de opgebrachte visschersscliepen te Lerwick, Kirkwall en Peterhead in onvoldoende mate proviand verstrekt wordt en erop aangedron gen, dat door spoedige z»2ndirtg; van geld in het gebrek zal worden voorzien. Tot heden heeft geen enkele V'anrding- sche reederrj besloUn tot oplegging van één der'vissohersvaar'tuïgen. Op regelmatige wij ze vertrekken alle binnengekomen loggers voor loss:hg van de vangst weer naar vee. In de gisteren gehouden Vergadering van de Soe. Dem. Kamerfractie r^gt hoofdbe stuursleden van de Zeeliedenvereeniging „De Volharding" en den Haven- en Transportar- beidersbond, is besloten, dat de sociaal-de- moci'ia-fcisehe Kamerfractie za! trachten, .gele genheid te vinden, nog deze week een inier- pellatie in'de Tweede Kamer te houden over het opbrengen van de Nederlandsche vis- schersschepen door de Britsche regeering. To Vlaardingen is gisteravond een druk bezochte vergadering gehouden door de Ned. Zeemansvereeniging „Volharding," den Cen tral en Bond van Transport- en Havenarbei ders en de Vereenigifg van Kuipers. Daar hebben het woord gevoerd de -keeren J. Brauligam on A. W. Heijkoop. Een motie is aangenomen, waarbij wordt geconstateerd, dat de onrechtmatige daad van Engeland ongeveer 25.000 arbeiders met werkloosheid en kommer bedreigt; hét optreden van Enge land in strijd met alle volkenrecht geacht wordt. Aan het eind van de vergadering heeft de heer C. G. Roos, secretaris van de Reeders- vereeniging voor de Nederlandsche Haring- visscherij medegedeeld, dat de reeders maat regelen getroffen hebben, die voorkomen zul len, dat de bemanningen der opgebrachte schepen in Engelsche havens, en hun gezin nen gebrek Jijden. Met de uitvoering dezer plannen zal heden begonnen worden. Te 's-Gravenhage is gister in den Die rentuin de groote vergadering van alle belanghebbenden gehouden, van welke ver gadering we reeds melding maakten. Daar, hebben verschillende sprekers het woord ge voerd, zoowel namens ~üe~reeders als namens de werknemers is er gesproken. Een lange motie is aangenomen, waarin de handelwijze' van Engeland als in strijd met liet volken recht werd aangeduid, dat de visch niet bestemd is voor een der belligerenteu, maar. aan de vrije markt komt en dat deze daad onnoemelijke schade- voer duizenden belang hebbenden zou meebrengen, crsprotesteerd. wordt tegen Engelands optreden en tot slot het vertrouwen uitgesproken, dat Engeland niet voort zal gaan met het inbasiagnemen van Visscherssehêpen. In de pers wordt het feit ook besproken. Uit die artikelen valt op té maken, 'dat juen de hoop koestert, dat alles nog in orde zal komen. Het „Hbld." wijst hierbij bijv. op de kwestie der Duitsche bunkerkolen, die zich ook zoo ernstig liet aanzien, maar dic-óen slotte meeviel, toen de reeders op hun stuk bleven staan. Zoo denkt het blad,- dat 't ook' hier zal geschieden. Sritvoei* verboden. Bij Koninklijk besluit -van 25 Juli is ver boden de uitvoer van gedistilleerd en likeu ren en van zwavelhoudende, ijzeraarde. Uitvoer van jute-zaklcen naar Duilschland. Berichten uit Gelder-'In- g; ensplaatoon melden, dat dagelijks honderden en hon derden zakken aardappelen naar Duitsoh- land gaan. Alle zakken zijn van jute, die dus onder N. O. T.-bepalingen worden in gevoerd en waarschijnlijk op deze Wijze uit gevoerd, nimmer .meer terugkeer en. Er was gedurende den oorlog eens een periode, dat- de aardappelen, los in de wa gons naar Duitschland verzonden werden !?o deserteur MnnskuecSafc uitgeleverd. Gisteren um elf uur arriveerde to Zove- naar, vergezeld van rijksveldwachters, do gewezen Duitsche onderofficier Hauskuecht, die met denzelfdcn trein onder geleide naar Dhitsohland werd uitgeleverd. Hausknechfc, die over zijs boeien, een mantel droeg ter bedekking, zag er bleek uit. Nog tot het laatst roe zijn er pogingen go- daan deze uitlevering ie voorkomen. De afdeeling Alkmaar der Int. Anti-Mil. .Vereeniging heefc een motie aangenomen,; waarin zij „haar diepgevoelde verontwaar diging uit, over den beulsiienst, door do, Nederlandscho regeering aan de Duitsche bewezen" en protesteert tegen de uitlevering! van den Duifschen deserlqur Karl Haus- Icnecht. De -ervaring heeft ons in "dezen bar- baarschea. tijd geleerd, dat -overeenkomsten en verdragen tusschen verschillende regco» ringen door dezelfde regeeringen als scheur papier worden beschouwd, indien "dit door, hen noodig wordt geacht, zoo wordt in de: motie gezegd en vervolgt: „Daarom zijn wij er van overtuigd, dat Hauskuecht, ondanks'deA pas, dien de"Duit sche regeering hom' zal verstrekken, geen kans zal krijgen Duitschland te kunnen verlaten en dus toch in. handen zijner beulen zal vallen, die er geen bezwaar in zullen zienhem te. fusillceron. Voor dezen moord stellen wij dc Neder landsche regeering mede aansprakelijk." De Commissie tot vrijhtng van geïnter neerde' Duitsche deserteurs to Bergen (N.-II.^ heeft een telegram gezonden aan de konin gin, nu dc minister v. Justitie, in strijd met? het advies van de Rott.. rechtbank de uit levering van aen Duitschen deserteur Karl Hauskuecht heeft besloten. Air. oppert het vermoeden, dat die uitlevering niet op rechts-: gronden en niet in strikts toepassing van de bestaande ui tic veria gs hue t?,t m t zal ge schieden. maar uit politieks overwegingen. Gevraagd wordt, de nöodige stappen te laten doen, om alsnog deze dead te voorkomen. Door CARL BU3SE. Den volgenden dag, vóór het beslissende uur, drukte ik 'mijn vriend even de hand, met de woorden: „Je weet wel wóart" En met fabelachtige vlugheid vertaalde ik het werk en nam het ineengefrommelde papier mee naar buiten. Een pak viel mij. van het hart, toen gauw daarop Zewen de klasse verliet en mij door een wenk, bij zijn terug keer, verried, dat hij den kostbaren schat had gevonden en bij zich droeg. Nu was hij er! Een onbeteugelde vreugde overviel mij: een heel, een vol jaar zou den wij weer te zamen zjjn! Zalig en triom fantelijk keek ik naar Zewen. Maar opeens kuchte de leeraar en stapte langzaam van zijn verhooging naar beneden. Alles keek op, want dit gebeurde zelden of nooit., Op zijn gemak, dezen en genen eens toeknik kende, slenterde hij langs de lessenaars en bleef, tegen 'de vensterbank" geleund, stil staan. „Wees er nu bij, Zewen!" spjak hij half luid, terwijl hij direct naast hem stond, „het gaat er om, kerel!" Dat wist ik al lang; maar ik had goed mijn voorzorgsmaatregelen genomen. Met innerlijke voldaanheid zette ik mg fan mijn werk. Dit proefwerk was voor mij kinder werk; ik was muurvast in 'de taal van Cesar. Doch toen de minuten zich verleng den, werd ik onrustig. Wat deed de leeraar daar toch op die plaats? Waarom liep hij niet verder? Bijna slaperig, de kleine oogjes dichtge- nepen, hield hij de wacht bij Zewen. Hoe kon deze nu het reddende kladje voor den dag halen? En de minuten snelden voorbij zij sneldenHet was nog kort geleden half geweest, nu was het al kwart voor, nauwe lijks vijftien minuten waren er over! Ik zag hoe Zewen van kleur verschoot. Misschien minder, omdat hij op deze ma nier onvoldoend werk zou. afleveren, dan wel omdat1 hij: zich gecoötroleerd voelde. Als om hulp zoekend draaide hij zijn hoofd naar links en rechts, stak aarzelend de pen in den inkt, schreef een woord neer. en zag opnieuw onrustig om zich heen. Maar wat bsteekende zijn onrust tegen over de kwalen, die ik intusschen leed! Met het horloge vóór .me, volgde ik de wijzers, die mij toeschenen te vliegen. Als een wan hopige concentreerde ik al mijn wil op die ééne gedachte: ga* heen, man, loop doorkom hierheen. Het hielp niets Tien minuten, tien minutenacht mi nuten steeds verlegener. hulpzoekehder werden Zewen's blikken. Ik haa het wil len uitschreeuwen; ik had den leeraar kun nen worgen! Als een klacht, als een aan klacht beroerden mij zijn wanhopige oogen en in mijn wanhoop, een uitweg te zoeken, doorschokte mij plotseling een waanzinnig idee. Redden kon ik Zewen niet meer maar ik kon met hem zijn in het leed! Als in een koortsaanval overvielen mij dui zenden gedachten. Als ik ook eens dit proef werk onvoldoende maakte, dan bleef ik mis schien ook zitten een vol iaar nog eens in dezelfde klasse, maar te zamen met hem, met hem! Alle trots en eerzucht van den jongen kwamen in dit oogenblik daartegen op. Ik moest er aan denken, hoe vaak ik als No. één een prigs behaald had; ik dacht aan de ontvangst, die mij van vader zou te wachten staan; aan de zorgen van moeder, dep spot mijner vrienden; doch, hoe meer ik mij dit alles voorstelde, des te sterker, groeide in mg de begeerte mij op te offeren, groeide de ziekelijke .martelaarslust. Er waren nog maar zes, nog slechts vier, niet meer dan drie minuten over. Reeds leverden enkele hun schriften in. Ook sloeg Zewen het zijne toe: hij: schikte zich in zijn lot. Met een wonderlijk lachje keek hij naar mij heen. En ik lachte terug mot^-een lachje, waarin troost, trouw en kameraadschap opgesloten was of ten minste wilde zijn, en in een woest be sluit begon ik liefc juiste door te halen en verkeerde zinnen on vormen er voor in de plaats to zotten. ïïct was een strijd tegen mijzelven, het waren dolksteken tegen de eigen eerzucht, het was een trillende offerzucht, maar daarnaast was ook iots van buitengewone zaligheidmij was het als zag het beminde gezicht mij over den sohouder aan, als omvatte mij steeds inniger een armhet was een bedwelming aan de eigen gepleegde daad, zooals ook mari-e laars haar ondervonden zullen hebben, wan neer zij in vervoering bun lichaam mishan delden of verminkten. Toen dn schoolklok hot eiodc van de les aankondigde en de leeraar do schriften verzamelde, voelde ik toch iets van een kramD mü doorschokken. Alsof ik het müne niet mocht afgeven, kneep ik het tusschen mijn vingers en toen de dikke leeraar er naar greep, schoof ik terug en -bijna had ik het uitgeschreeuwd. „Welnu?" vroeg hij even. Ik glimlachte vaag en overhandigde hem het schrift. Hij keek nog even om en vroeg; ,,Is er iets?" „N. neen." antwoordde ik. Als om een houvadt bij hem te vinden, drong ik mij, onder het naar-huis-gaan, bijna innig tégen den mooien Otto von Zewen aan. Deze keek inij verwonderd aan. „Mis hoor!" zei hij hoofdschuddend en onderworpen. „Ik heb het je reeds van le. voren gezegd, het geeft allemaal geen lor." Eén oogenblik had ik begeerte hem to bekennen, wat ik gedaan had. Maar, of ik voelde, dat hij toch niet begrijpen zou, of dat mijn offer mij nog grootscher toescheen, als ik het voor hem zelfs verborgen hield, genoeg, ik bedwong mij en ik zei alleen maar „Nu, wie weet, misschien blijf ik ook wel zitten." Daar lachte mijn vriend zijn blijmoedigen lacli „Jij?" Maar liet trof mij pijnlijk en wrang. In een wonderlijken, geëxalteerdcn ge- voelstoestand heb ik vervolgens dien gan- schen dag rondgeloopen, half verrukt over mijzelven, mij heimelijk bewonderend, half in onrust, in jongensachtige vrees over wat de leeraar van mij zou denken. Reeds den volgenden dag werd de eind uitslag bekend gemaakt. Zewen had het slechtste .werk geleverd, dit verwon derde niemand. Mij scheen de leeraar niet to zien. Geen woord, wat op mij doelde. Hii nam voor alle zekerheid Zewen nog een klein mondeling examen af, gedurende hetwelk de jongen maar zelden het juiste antwoord gaf; toen haalde hij' de schou ders op. En plotseling wendde hij zich tot mii „Rote, zeg hem. hoe die vorm heet." Ik schrok op, werd vuurrood. De leeraar zat drkjes en schijnbaar slaperig op zijn podium. Wij beiden alleen stonden ik hier, Zewen tegenover mij. En nu moest ik mijn vriend bijbrengen, hoe de vorm was. Het lag me reeds op den tong en in geheel matuur lij ken drang r,ou ik het antwoord geventoen opecnê doorschokte mij con pijnlijke schok. Wat ik begonnen was, gisteren met het proefwerk, had ik vol te houden, ook liog do paar dagen voor de sluiting cn dan dat. het juist Zewen was, dien ik moest leeren, dat men mij dwong, mij boven hem te plaatsen. Ik stotterde onduidelijk, keek naar hen» en boog het hoofd. „Welnu?" „Ik weet het niot." „lim!" bromdo do leeraar. „Welnu, wij zullen verder zien." Bij den volgenden vorm, dien Zewen be dierf, richtte hij opnieuw dc vraag tot mij. Wat ik gedurende die seconden, waarin ik in de bank stond en zweeg, gevoeld, geleden cn doorstaan heb, laat zich niet vertellen. Ik durfde den leeraar niet aan zien. Ik keek op het zwarte hout vlak van de bank. omknelde met de hand het zijvlak cn hief alleen af en toe den schu wen blik op, om even naar Zewen tc kijken- „Wil je niet antwoorden?" (Slot volgtA

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1916 | | pagina 5