Nederland en de Oorlog.
No 17305.
LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 27 Juli.
Tweede Blad. Anno 1916.
Het Oranjeboek.
Rechtzaken.
FEUILLETON.
Het Buitenianüsch beleid over het
tyóvak OGtober 1915 tot Juli 1916.
iu.
Een onwettige vernieling.
Zoowel van het standpunt der Londensche
Declaratie als van dat van 'het Duitsche Prij-
zen-reglement, was de vernietiging derhalve
zonder, ecnigen twijfel onwettig. Zij was ook
in geen enkel opzicht te verontschuldigen,
had geen enkele' verzachtende omstandig
heid ten grondslag.
Zeker, de Duitsche prijzen-rechtspiaak zal
niet anders clan de onwettigheid: van deze
daad 'kunnen erkennen en een geldelijke
schadevergoeding aan de belanghebbenden
toekenuen. Maar zulk een beslissing zal het
nadeel niet herstellen dat berokkend is aan
de belangen van het land, dat, qp1 een tijd
stip waarop de tonneninhoud van de Neder-
landsche vloot reeds aanmerkelijk vermin
derd is door de wijze van oorlogvoering,
zich opnieuw van een deel van dien tonnen
inhoud beroofd ziet door een onwettige daad
van de Duitsche ooriogsmarine.
Bovendien kenmerkte z.ch de v:rn.eliding
van de „Berkelstroom" door een buitenge
meen ernstige bekomende omsiandighe.d, in
zoover zij ioq> treffende wijze de mentaliteit
aanduidt van ,eeu commandant van ten onder
zeeboot, die aan de keizerlijke admiraliteit
verantwoording verschuldigd is voor de wijze
.waarop! hij' de hem verstrekte bevelen uit
voert. Toen de commandant van de „U B 18
besloten had, tot 't tot zinkeu brengen van
het schip, heeft de kapitein van de „Ber-
kélstroonv' hem gewezen op het feit, dat de
verhouding* tusschen de waren van dusge
naamde voorwaardelijke contrabande, d.ez.ch
aan boord bevonden en de geheele lading,
niet van dien aard was, dat zij de vernieti
ging van het schip rechtvaardigde en bood
hij aan alles, wat in aanmerking kwam om
als contrabande te worden beschouwd, in zee
te w erpen.
Volgens de beëedigde verklaringen van
den kapitein en van den eersten stuurman
van de i,Berkelstroom", antwoordde de com
mandant van de „TJ B 18", dat elke koop
waar, die naar Engeland vervoerd werd con
trabande was, en dat elk schip', dat zich ?iaar
dat land begaf, tot zinken zou worden ge
bracht.
Het 'gedrag van bedoelden commandant
cischt' een formeele verloochening, de ver
nietiging van de ,;Berkelstroom" een volko
men herstel.
Haver Majésfceite regeering heeft het recht
deze tweeledige voldoening van de zijde der
keizerlijke regeering te verwachten.
Het antwoprd van Duitschland.
De Duitsche regeering antwoordde lu.rop
met een nota.
Het vaartuig, dat van Amsterdam kwam,
zich begevende naar Londen, had aan boord;
behalve een lading stroocarton en papier,
cacao, versche visch, nootmuskaat, amandel
olie, beenlleren-olie, hennep', wollen dekens
en glazen bollen.
Na de scheepspapieren te hebben nage
zien, waren de commandanten der duikboo-
ten overtuigd, dat het gedeeite der. lading,
dat contrabande vormde, door zijn waarde
meer dan de helft der lading uitmaakte. Daar
zh, wegens de ^nadering van vijandelijke
strijdkrachten de „Berkelstsoora" niet naar
een Duitsche lip ven of een haven in bezet
gebied konden opbrengen, zonder de duik
booten in gevaar te brengen, brachten de
commandanten het schip tot zinken.
Indien de Nederlandscho regeering bij
deze gelegenheid har.r beginselprotest tegen
het tot zinken brengen van onzijdige sche
pen door een oorlogvoerende mogendheid'
handhaaft, kan de Duitsche regeering zich
slechts refereeren aan de ophelderingen wel
ke zij verstrekt heeft bij het tot zinken bren
gen van het Nederi&ndsche schip „Medea".
bat wil zeggen, zrj beschouwt het tob zin-
leen brengen van onzijdige schepen, onder
de in de Verklaring van Londen yeorzrene
omstandigheden, als volkomen gerechtvaar
digd en zij herhaalt niet te kunnen erkennen,
dat het pretest van de Nederlandscho re
geering gegrond is.
.Wat do kwestie betreft of de handelwijze
van de Duitsche commandanten door de fei
ten wordt gerechtvaardigd, daarover aal de
Duitsche prijzen-rechtspraak hebben te be
slissen.
De Duitsche commandant kan uiteraard
voor dit 'betreurenswaardig voorval niet ver
antwoordelijk worden gesteld.
Buitendien heeft de Nederlandsche regee
ring zich in het bijzonder beklaagd over een
opmerking van den commandant van een Tier
duikbooten, 'die gezegd zou hebben, dat „alle
goederen, 'die naar Engeland vervoerd wer
den, contrabande waren en dat elk schip, dat
zich naar dat land begaf, tot zinken zou
worden gebracht." De commandanten der
beide duikbooten zijn uitgenoodigd geworden
te (lezer opzichte ophelderingen te verstrek
ken en hebben formeel verklaard geen 'en
kele opmerking van dien aard gemaakt te
hebben.
De Nederlandsche regeering gaf den 15en
Juli te Berlijn te kennen, dat zij haar con
clusies in haar nota van 23 Mei handhaaft".
Beschieting van 't stoomschip Bandoeng".
Den 29esi Januari j.l.- werd het Nederland
scho stoomsghip „Bandoeng", op reis van
Sabang naar Rotterdam, in de Middelland-
scho Zee door een Duitsche duikboot be
schoten. Op last van den clief van den
marinestaf werd door een commissie van zee
officieren een onderzoek ingesteld.betreffen
de deze aangelegenheid.
De minister deed-op 29 Maart j.l. het pro
ces-verbaal der voor deze commissie afge
legde verklaringen van den gezagvoerder
en twee officieren 'der „Eandoeng" aan Er.
Ms. gezant te Berlijn toekomen niet verzoek
deze verklaringen aan do Duitsche regeering
over te leggen en de aandacht dezer regee
ring op ecnige spec.aal aangewezen punten
te vestigen.
Inmiddels had op 1 April de Duitsche ge
zant een schrijven tot den minister gericht,
mede op het gebeurde met de „Bandoeng"
betrekking hebbende.
In dien brief werd medegedeeld, dat do
Duitsche onderzeeboot op greoien afstand de
„Bandoeng" bevel had gegeven te stoppen.
JLn piaats van Tit bevel op ie volgen, was het
stoomschip in volle vaart op de duikboot toe
gekomen, wat den commandant in de mee-
ning had gebracht met een ondier neutrale
vlag varend Britsch schip te doen te hebben.
Om deze reden liet hij op het vaartuig vuren.
Ten einde dergelijke betreurenswaardige mis
verstanden te voorkomen, verzoekt de Duit-
scho regeering dat do kapiteins der Neder-
iandsche stoomschepen zouden worden aan
geschreven zich onmiddellijk naar dc dooi
de keizerlijke Marine gegeven signalen te ge
dragen en dat zij zouden worden gewezen
op het gevaar, dat zij konden loopen door
recht op een duikboot af te varen.
De minister beantwoordde dit vertoog door
den gezant een afschrift aan te bieden van
do door baron Gevers tot de Duitsche regee
ring gerichte missive, d.d. 3 April, waarin
de minister ter zijnerzijds tévens den geziant
er nog eens op wees, dat indien de kapitein
van de Bandoeng" dc.or twee streken te
draaien in de richting van dén onderzeeër,
afgeweken is vau de voorgesclireYen rege
len in gevallen, - waarin het doorzoekings-
recht op regelmatige en wettige wijze wordt
uitgeoefend, deze gedragslijn verklaarbaar
wordt door liet voorbarige optreden van den
commandant van de duikboot.
KRIJG SI! VAD TE 's-G RA VEN HA GE.
MnaéeriJ to ILetdoa!.
Nadat gistermiddag voor den Krijgsraad
te 's-Gra\enhage, z-ooafe vermeld had terecht
gestaan Albertus Leonardos G., wien ten
laste was gelegd:
lo. aanstoken, bewerken of zich aan het
hoofd stellen van een algemeenen opstand
of oproer; 2o. in het openbaar mondeling'
opruien tot dienstweigering, desertie of
samenrotting of althans niet aan superieuren
bekend maken, dat zulk een samenrot ting
zou plaats hebben, kwamen voor hetzelfde
misdrijf in de bank der beschuldigden P.
van ZT. R. O. N., afkomstig uit Den
Ifaag, en J. B., wonende onder Zoetérwoude,
allen eveneens milicien-soldaat bij de 4de
comp. 3de bat. 4de rcg. infanterie, destyds
gelegerd in het Gebouw van den R.-K.
.Volksbond.
Ook deze beklaagden waren, evenals G.,
mede naar de Stadszaal gegaan en hadden
zich gevoegd bij de miliciens, die naar bui-
ten gingen, blijkbaar met het doel, zich aan
den dienst te onttrekken.
De behandeling dezer zaak had ongeveer
hetzelfde verloop als de vorige.
Beklaagden zeiden s-'echts meegeloopen te
zijn uit nieuwsgierigheid, om te zien wat
er te doen was. Zij hadden gehoord, dat er
wat gebeuren zou.
De president wees beklaagden er op," dat
zij in ieder geval hun kwartier hadden ver
laten en hadden verzuimd hun meerderen,
van hetgeen gebeuren zou kennis te geven,
wat op zichzelf reeds meer of minder ern
stige vergrijpen zijn.
Zij erkenden nu zeer donv te hebben go-
doan. A Keen beklaagde B. beweerde, dat
hij er niet is bij geweest. Hij is alleen maar
eens gaan kijken.
Een nieuwe getuige, die des morgens nog
niet was gehoord, zekere" Ostende, thans
voor den dienst afgekeurd, wonende ie
AVoubrugge, deed nog eenige verklaringen,
die echter geen nieuw licht in de zaak
brachten, èvenmin als de verklaringen van
Baron Van Voorst tot Voorst en de voor
gelezen verhooren van verschillende anderen,
waaronder die van luit. Simon Thomas.
Do auditeur-militair meende, dat het in
cle eerste plaats ten Taste gelegde bij' beklaag
den niet kon worden volgehouden. Tot een
oproer of opstand hebben zij zeker niet
aangespoord; welzijn zij meegeloopen en
hebben zrj de plannen tot dienstweigering
verzwegen. Ook dit is een ernstig strafbaar,
feit, zelfs ais men rekening houdt, dat
een soldaat meent, dat het niet past, allee
over te brengen van zijn kameraden.
Hij eischte daarom voor al de vier be
klaagden twee maanden militaire
gevangenisstraf met aftrek
van li e t voorarrest van 25
A-p r i I a f.
Onze stadgenoot nar. W. de Clercq, die
deze beklaagden verdedig ie, deed uitkomen,
dat bier van geen militairen opstand of op
roer sprake' is geweest, zoodat ook hij zich
met zijn confrater vereenigde, wat betreft
de opvatting, dat de vorige beklaagde daar
van moet worden vrijgesproken. Vooral na:
de verklaring van den kapitein Van V. tot V.
meent hij, dat hoogstens van een samea-
rctting sprake kan zijn. Dit vaststellend,
vraagt hij oi ook een samenrotting valt
onder de zaken, waarvan men vooraf kennis
zou moeten geven aan zijn meerderen. Het
strafbare feit ontstaat eerst, wanneer men
samenloopt en niet uiteen gaat. na sommatie.
Maar hoe wil men eïschen, dat een soldaat
daarvan kennis geeft, voordat iict straf
baar feit bestaat'/ Pleiter meent dan'ook,
dat beklaagden 'hiervan moeten worden vrij
gesproken.
Zij zouden niet in hun kwartier .zrjn ge
bleven: Doch pleiter, die het gebouw van
den Volksbond herhaaldelijk passeert, heeft
gezien, dat de militairen schier geregeld
zich vóór liet gebouw bewegen. Dit kan dus
moeilijk aan een strafbaar feit worden vol
gehouden.
Wanneer echter deze vier personen moe
ten worden gestraft, waarom dan de 60
anderen, die eveneens hebben meegeloopen,
niet vervolgd? Deze wijze van rechtspreken
zal 'het rechtsgevoel in deze veelbesproken
zaak niet bevredigen.
Pleiter wijst ten slotte op de zware slraf
van het langdurig voorarrest,' eerst in het
in dit opzicht ongunstig bekende Graven-
sjbein en later in de Morschpoortkazerno,
waar de toestand der cachots nog -minder
gunstig is. Hiermede zijn beklaagden' reeds
zwaai* genoeg getroffen.
Na' re- c-u dupliek deelde de president
mede, dat de uitspcaak later zou worden
bekend gemaakt.
Deze uitspraak had gisternamiddag nog
plaat3. Do krijgsraad veroordeelde don mi
licien der infanterie A. L. A. Gv 'die als
aanstoker der muiterij terecht stond, tot
5 maanden militaire gevangenisstraf, onder
aftrek van de preventieve straf sedert 11
April, en den landstormplichtige infante
rist P. v. Z., en den milicien J. B., ieder tot
10 weken "militairegevangenisstraf, onder
aftrek van '54 dagen preventieve straf en
do miliciens T. R. en C. N. ieder tot 2
maanden militaire gevangenisstraf, even eins
onder aftrek van 54 dagen, preventieve
straf.
Onze Zccvissolicrij.
De correspondent van het „Hbld." fce
Londen seint:
Ik kan met zekerheid verklaren, dat. er in
Nederland een misverstand bestaat betref
fende de houding van de Engclsche regee
ring ton opzichte van de Hollandsche ha-
rimgvisschcrij en dat de motie der Neder
landsche reeders uit onvoldoende kennis der
feiten voortspruit.
Do blokkade-minister lord Robert Cecil,
die zoo vriendelijk was mij hedenmiddag
eon onderhoud over deze quaestie t-oe te
staaB, zeide mij, dat bij de Engelsche regee
ring niet dc wensch of de bedoeling bestaat
om de visscherij-belangen der Nederland
sche visscliers te schaden. De Engelsche
regeering heeft geen ander doel dan den
invoer van visch in Duitscbland te beletten,
zónder den visscliers of den reeders van
visschersscliepen, gezwegen nog den Nedcr-
landschen verbruikers, onnoodigon last te
bezorgen.
,,Er kan niet de minste twijfel bestaan,"
zeido lord Robert Cecil, „aan Engelands
recht als oorlogvoerende natie, om voor
Duitschland bestemde contrabande aan te
houden, en de Nederlandscho regeering zelve
heeft er op gewezen, dat visch contrabande
is. Dc Engclsche regeering heeft dus het
recht cm voor Duitschland bes'temde visch
aan te houden.
„Op heb oogeriblik zijn er hier vertegen
woordigers der Nederlandsche reeders be
zig plannen te bespreken, waardoor in de
eerste plaats de Nederlandsche verbruikers
visch zullen krijgen en in de tweede plaats
de belangen der visscherij zooveel mógelijk
worden beschermd, onder de nadrukkelijke
voorwaarde echter, dat de visch niet de
vijanden van Groot-Brittannie bereikt.
„Ik kan met. genoegen verklaren", be,-
sloot do minister, ,.dab dc onderhandelin
gen tot dit doel goed opschieten, en liet
schijnt zoo goed als zeker, 'dat er eene be
vredigende oplossing zal worden gevonden.
De Engelsche regeering zal geen moeite
ontzien om die in een geest ^an goeden wil
jegens het Nederlandsche volk en jegens de
belangen van het Nederlandsche visschcrij-
beclrijf te voeren."
.Van schepelingen van verscheidene
der riaar Lerwick, Kirkwall en Peterhead
opgebrachte visschersscliepen zijn bij dè
reeders berichten ingekomen, dat zij gebrek
aan levensmiddelen hebben, zoodat zij "moe
ten verzoeken door spce'dige geldzending
hen in staat te stellen in h. t gebrek aan
proviand te voorzien.
Ook de Nederlandsche éva-ik-gexKr.af te
Ixmden, de heer Maas, heeft de reeders er
op gewezecr dat aan de bemanningen van
de opgebrachte visschersscliepen te Lerwick,
Kirkwall en Peterhead in onvoldoende mate
proviand verstrekt wordt en erop aangedron
gen, dat door spoedige z»2ndirtg; van geld in
het gebrek zal worden voorzien.
Tot heden heeft geen enkele V'anrding-
sche reederrj besloUn tot oplegging van één
der'vissohersvaar'tuïgen. Op regelmatige wij
ze vertrekken alle binnengekomen loggers
voor loss:hg van de vangst weer naar vee.
In de gisteren gehouden Vergadering van
de Soe. Dem. Kamerfractie r^gt hoofdbe
stuursleden van de Zeeliedenvereeniging „De
Volharding" en den Haven- en Transportar-
beidersbond, is besloten, dat de sociaal-de-
moci'ia-fcisehe Kamerfractie za! trachten, .gele
genheid te vinden, nog deze week een inier-
pellatie in'de Tweede Kamer te houden over
het opbrengen van de Nederlandsche vis-
schersschepen door de Britsche regeering.
To Vlaardingen is gisteravond een druk
bezochte vergadering gehouden door de Ned.
Zeemansvereeniging „Volharding," den Cen
tral en Bond van Transport- en Havenarbei
ders en de Vereenigifg van Kuipers. Daar
hebben het woord gevoerd de -keeren J.
Brauligam on A. W. Heijkoop. Een motie
is aangenomen, waarbij wordt geconstateerd,
dat de onrechtmatige daad van Engeland
ongeveer 25.000 arbeiders met werkloosheid
en kommer bedreigt; hét optreden van Enge
land in strijd met alle volkenrecht geacht
wordt.
Aan het eind van de vergadering heeft de
heer C. G. Roos, secretaris van de Reeders-
vereeniging voor de Nederlandsche Haring-
visscherij medegedeeld, dat de reeders maat
regelen getroffen hebben, die voorkomen zul
len, dat de bemanningen der opgebrachte
schepen in Engelsche havens, en hun gezin
nen gebrek Jijden. Met de uitvoering dezer
plannen zal heden begonnen worden.
Te 's-Gravenhage is gister in den Die
rentuin de groote vergadering van alle
belanghebbenden gehouden, van welke ver
gadering we reeds melding maakten. Daar,
hebben verschillende sprekers het woord ge
voerd, zoowel namens ~üe~reeders als namens
de werknemers is er gesproken. Een lange
motie is aangenomen, waarin de handelwijze'
van Engeland als in strijd met liet volken
recht werd aangeduid, dat de visch niet
bestemd is voor een der belligerenteu, maar.
aan de vrije markt komt en dat deze daad
onnoemelijke schade- voer duizenden belang
hebbenden zou meebrengen, crsprotesteerd.
wordt tegen Engelands optreden en tot slot
het vertrouwen uitgesproken, dat Engeland
niet voort zal gaan met het inbasiagnemen
van Visscherssehêpen.
In de pers wordt het feit ook besproken.
Uit die artikelen valt op té maken, 'dat juen
de hoop koestert, dat alles nog in orde zal
komen. Het „Hbld." wijst hierbij bijv.
op de kwestie der Duitsche bunkerkolen,
die zich ook zoo ernstig liet aanzien, maar
dic-óen slotte meeviel, toen de reeders op
hun stuk bleven staan. Zoo denkt het blad,-
dat 't ook' hier zal geschieden.
Sritvoei* verboden.
Bij Koninklijk besluit -van 25 Juli is ver
boden de uitvoer van gedistilleerd en likeu
ren en van zwavelhoudende, ijzeraarde.
Uitvoer van jute-zaklcen naar Duilschland.
Berichten uit Gelder-'In- g; ensplaatoon
melden, dat dagelijks honderden en hon
derden zakken aardappelen naar Duitsoh-
land gaan. Alle zakken zijn van jute, die
dus onder N. O. T.-bepalingen worden in
gevoerd en waarschijnlijk op deze Wijze uit
gevoerd, nimmer .meer terugkeer en.
Er was gedurende den oorlog eens een
periode, dat- de aardappelen, los in de wa
gons naar Duitschland verzonden werden
!?o deserteur MnnskuecSafc
uitgeleverd.
Gisteren um elf uur arriveerde to Zove-
naar, vergezeld van rijksveldwachters, do
gewezen Duitsche onderofficier Hauskuecht,
die met denzelfdcn trein onder geleide naar
Dhitsohland werd uitgeleverd. Hausknechfc,
die over zijs boeien, een mantel droeg ter
bedekking, zag er bleek uit.
Nog tot het laatst roe zijn er pogingen go-
daan deze uitlevering ie voorkomen.
De afdeeling Alkmaar der Int. Anti-Mil.
.Vereeniging heefc een motie aangenomen,;
waarin zij „haar diepgevoelde verontwaar
diging uit, over den beulsiienst, door do,
Nederlandscho regeering aan de Duitsche
bewezen" en protesteert tegen de uitlevering!
van den Duifschen deserlqur Karl Haus-
Icnecht.
De -ervaring heeft ons in "dezen bar-
baarschea. tijd geleerd, dat -overeenkomsten
en verdragen tusschen verschillende regco»
ringen door dezelfde regeeringen als scheur
papier worden beschouwd, indien "dit door,
hen noodig wordt geacht, zoo wordt in de:
motie gezegd en vervolgt:
„Daarom zijn wij er van overtuigd, dat
Hauskuecht, ondanks'deA pas, dien de"Duit
sche regeering hom' zal verstrekken, geen
kans zal krijgen Duitschland te kunnen
verlaten en dus toch in. handen zijner beulen
zal vallen, die er geen bezwaar in zullen
zienhem te. fusillceron.
Voor dezen moord stellen wij dc Neder
landsche regeering mede aansprakelijk."
De Commissie tot vrijhtng van geïnter
neerde' Duitsche deserteurs to Bergen (N.-II.^
heeft een telegram gezonden aan de konin
gin, nu dc minister v. Justitie, in strijd met?
het advies van de Rott.. rechtbank de uit
levering van aen Duitschen deserteur Karl
Hauskuecht heeft besloten. Air. oppert het
vermoeden, dat die uitlevering niet op rechts-:
gronden en niet in strikts toepassing van
de bestaande ui tic veria gs hue t?,t m t zal ge
schieden. maar uit politieks overwegingen.
Gevraagd wordt, de nöodige stappen te laten
doen, om alsnog deze dead te voorkomen.
Door CARL BU3SE.
Den volgenden dag, vóór het beslissende
uur, drukte ik 'mijn vriend even de hand,
met de woorden: „Je weet wel wóart" En
met fabelachtige vlugheid vertaalde ik het
werk en nam het ineengefrommelde papier
mee naar buiten. Een pak viel mij. van
het hart, toen gauw daarop Zewen de klasse
verliet en mij door een wenk, bij zijn terug
keer, verried, dat hij den kostbaren schat
had gevonden en bij zich droeg.
Nu was hij er! Een onbeteugelde vreugde
overviel mij: een heel, een vol jaar zou
den wij weer te zamen zjjn! Zalig en triom
fantelijk keek ik naar Zewen. Maar opeens
kuchte de leeraar en stapte langzaam van
zijn verhooging naar beneden. Alles keek
op, want dit gebeurde zelden of nooit., Op
zijn gemak, dezen en genen eens toeknik
kende, slenterde hij langs de lessenaars en
bleef, tegen 'de vensterbank" geleund, stil
staan.
„Wees er nu bij, Zewen!" spjak hij half
luid, terwijl hij direct naast hem stond,
„het gaat er om, kerel!"
Dat wist ik al lang; maar ik had goed
mijn voorzorgsmaatregelen genomen. Met
innerlijke voldaanheid zette ik mg fan mijn
werk. Dit proefwerk was voor mij kinder
werk; ik was muurvast in 'de taal van
Cesar. Doch toen de minuten zich verleng
den, werd ik onrustig. Wat deed de leeraar
daar toch op die plaats? Waarom liep hij
niet verder?
Bijna slaperig, de kleine oogjes dichtge-
nepen, hield hij de wacht bij Zewen. Hoe
kon deze nu het reddende kladje voor den
dag halen?
En de minuten snelden voorbij zij
sneldenHet was nog kort geleden half
geweest, nu was het al kwart voor, nauwe
lijks vijftien minuten waren er over!
Ik zag hoe Zewen van kleur verschoot.
Misschien minder, omdat hij op deze ma
nier onvoldoend werk zou. afleveren, dan wel
omdat1 hij: zich gecoötroleerd voelde. Als
om hulp zoekend draaide hij zijn hoofd
naar links en rechts, stak aarzelend de pen
in den inkt, schreef een woord neer. en zag
opnieuw onrustig om zich heen.
Maar wat bsteekende zijn onrust tegen
over de kwalen, die ik intusschen leed! Met
het horloge vóór .me, volgde ik de wijzers,
die mij toeschenen te vliegen. Als een wan
hopige concentreerde ik al mijn wil op
die ééne gedachte: ga* heen, man, loop
doorkom hierheen. Het hielp niets
Tien minuten, tien minutenacht mi
nuten steeds verlegener. hulpzoekehder
werden Zewen's blikken. Ik haa het wil
len uitschreeuwen; ik had den leeraar kun
nen worgen! Als een klacht, als een aan
klacht beroerden mij zijn wanhopige oogen
en in mijn wanhoop, een uitweg te zoeken,
doorschokte mij plotseling een waanzinnig
idee. Redden kon ik Zewen niet meer
maar ik kon met hem zijn in het leed!
Als in een koortsaanval overvielen mij dui
zenden gedachten. Als ik ook eens dit proef
werk onvoldoende maakte, dan bleef ik mis
schien ook zitten een vol iaar nog eens
in dezelfde klasse, maar te zamen met hem,
met hem!
Alle trots en eerzucht van den jongen
kwamen in dit oogenblik daartegen op. Ik
moest er aan denken, hoe vaak ik als
No. één een prigs behaald had; ik dacht aan
de ontvangst, die mij van vader zou te
wachten staan; aan de zorgen van moeder,
dep spot mijner vrienden; doch, hoe meer
ik mij dit alles voorstelde, des te sterker,
groeide in mg de begeerte mij op te offeren,
groeide de ziekelijke .martelaarslust.
Er waren nog maar zes, nog slechts vier,
niet meer dan drie minuten over. Reeds
leverden enkele hun schriften in. Ook
sloeg Zewen het zijne toe: hij: schikte zich
in zijn lot. Met een wonderlijk lachje keek
hij naar mij heen. En ik lachte terug
mot^-een lachje, waarin troost, trouw en
kameraadschap opgesloten was of ten
minste wilde zijn, en in een woest be
sluit begon ik liefc juiste door te halen
en verkeerde zinnen on vormen er voor
in de plaats to zotten. ïïct was een strijd
tegen mijzelven, het waren dolksteken tegen
de eigen eerzucht, het was een trillende
offerzucht, maar daarnaast was ook iots
van buitengewone zaligheidmij was het
als zag het beminde gezicht mij over den
sohouder aan, als omvatte mij steeds inniger
een armhet was een bedwelming aan
de eigen gepleegde daad, zooals ook mari-e
laars haar ondervonden zullen hebben, wan
neer zij in vervoering bun lichaam mishan
delden of verminkten.
Toen dn schoolklok hot eiodc van de les
aankondigde en de leeraar do schriften
verzamelde, voelde ik toch iets van een
kramD mü doorschokken. Alsof ik het müne
niet mocht afgeven, kneep ik het tusschen
mijn vingers en toen de dikke leeraar er
naar greep, schoof ik terug en -bijna had
ik het uitgeschreeuwd.
„Welnu?" vroeg hij even. Ik glimlachte
vaag en overhandigde hem het schrift.
Hij keek nog even om en vroeg; ,,Is er
iets?"
„N. neen." antwoordde ik.
Als om een houvadt bij hem te vinden,
drong ik mij, onder het naar-huis-gaan,
bijna innig tégen den mooien Otto von
Zewen aan. Deze keek inij verwonderd aan.
„Mis hoor!" zei hij hoofdschuddend en
onderworpen. „Ik heb het je reeds van le.
voren gezegd, het geeft allemaal geen lor."
Eén oogenblik had ik begeerte hem to
bekennen, wat ik gedaan had. Maar, of ik
voelde, dat hij toch niet begrijpen zou, of
dat mijn offer mij nog grootscher toescheen,
als ik het voor hem zelfs verborgen hield,
genoeg, ik bedwong mij en ik zei alleen
maar „Nu, wie weet, misschien blijf ik
ook wel zitten."
Daar lachte mijn vriend zijn blijmoedigen
lacli „Jij?"
Maar liet trof mij pijnlijk en wrang.
In een wonderlijken, geëxalteerdcn ge-
voelstoestand heb ik vervolgens dien gan-
schen dag rondgeloopen, half verrukt over
mijzelven, mij heimelijk bewonderend, half
in onrust, in jongensachtige vrees over wat
de leeraar van mij zou denken.
Reeds den volgenden dag werd de eind
uitslag bekend gemaakt. Zewen had het
slechtste .werk geleverd, dit verwon
derde niemand. Mij scheen de leeraar niet
to zien. Geen woord, wat op mij doelde.
Hii nam voor alle zekerheid Zewen nog
een klein mondeling examen af, gedurende
hetwelk de jongen maar zelden het juiste
antwoord gaf; toen haalde hij' de schou
ders op. En plotseling wendde hij zich
tot mii „Rote, zeg hem. hoe die vorm
heet."
Ik schrok op, werd vuurrood. De leeraar
zat drkjes en schijnbaar slaperig op zijn
podium. Wij beiden alleen stonden ik
hier, Zewen tegenover mij. En nu moest ik
mijn vriend bijbrengen, hoe de vorm was.
Het lag me reeds op den tong en in geheel
matuur lij ken drang r,ou ik het antwoord
geventoen opecnê doorschokte mij con
pijnlijke schok.
Wat ik begonnen was, gisteren met het
proefwerk, had ik vol te houden, ook liog
do paar dagen voor de sluiting cn dan
dat. het juist Zewen was, dien ik moest
leeren, dat men mij dwong, mij boven hem
te plaatsen.
Ik stotterde onduidelijk, keek naar hen»
en boog het hoofd.
„Welnu?"
„Ik weet het niot."
„lim!" bromdo do leeraar. „Welnu, wij
zullen verder zien."
Bij den volgenden vorm, dien Zewen be
dierf, richtte hij opnieuw dc vraag tot mij.
Wat ik gedurende die seconden, waarin
ik in de bank stond en zweeg, gevoeld,
geleden cn doorstaan heb, laat zich niet
vertellen. Ik durfde den leeraar niet aan
zien. Ik keek op het zwarte hout vlak
van de bank. omknelde met de hand het
zijvlak cn hief alleen af en toe den schu
wen blik op, om even naar Zewen tc kijken-
„Wil je niet antwoorden?"
(Slot volgtA