Nederland en de Oorlog. W. 17289 Zaterdag 8 «Juli. Eerste Blad. jgjg DAGBLAD Persoverzicht. Hot m i ii i m u m-u itwratering smerk. In „NEPTUNUS", het orgaan van de; Yerëenigingj van Ned. Gezagvoerders 'en Stuurlieden ter Koopvaardij, komt een nood kreet van een gezagvoerder voor. s,Nu in deze zoo treurige tijden oen gk>e>& mensch met een gewoon verstand het ont zettende van 'de oorlogsmisdaad moet aan schouwen, huivert hij voor, menschen, die; zoo'n gruwel konden laten gebeuren; en begrijpt niets van het gebrek aan verant woordelijkheidsgevoel van individuen,- die 'die ramp hadden kunnen voorkomen, van welke nationaliteit zij dan ook zijn, zegt iijj.. •Maag nu in on3 eigen' land een daad ge schiedt op het gebied van de zeevaart, onder verantwoording van een door de Regeering 5ngesteldo Commissie, zal hij met verwon dering constate er en, 'dat ook in onze samen leving soortgelijke menschen worden 'ge vonden. Want hoe de „Uitwaterings-Commissie" durft wagen het minimum-ui twateringsmerM van vele schepen van 7 h 8000 ton, meer 'dan twee! Engelsche voeten (27 h 29 Eng. Jduim) ho.oger, te plaatsen, zal voor iederen zeeman wel een raadsel zijn, voor $on niet- zeeman gekkenwerk ljjken. 't Is zoo moeilijk aan opzet te geldoven. Dit merk zooveel kooger plaatsen betee- kent, 'dat een dergelijk schip ongeveer 1300 tons 1,300,000 meer mag laden vol gens de officieel ingestelde Commissie. Van een aangekocht schip der Hollatid- AmerïKa-Lijn werd het merk 28 Eng. duim hooger geplaa.tst en daar de stoom- vaart-maatschappijen „Nederland" 'en „Rot- terdamscho LlovcV', die vele schepen bezit ten niet een in die mate verminderd' reserve- drijf vermogen. een nieuwe lijn geopend hehg- >'en via Noord-Amerika, is het gevaar nog reusachtig vergroot, te meer, daar die sche den oorspronkelijk ook niet voor die vaart gebouwd zijn. Als men op zulke schepen gevaren ën er slecht weer mee ondervonden heeft, toen zij i Hog op hun oude merk geladen mochten worden, begrijpt men eerst goed het roeke- looze, onverantwoordelijke van ©;en belading zooals nu toegestaan is. Vroeger, in de beruchte ertsvaart, werd er. niet grover met monschenlevens gespeeld dan nu met officieel© goedkeuring geschiedt. De reeders weten dit over het algemeen wei en toen de verandering pas had plaats gevonden, waren zij huiverig hun schepen zoo smoordiep te ladendoch nu de vrach ten zoo hoog staan, en het meermalen voorkomt, dat de kapitein in het .buitenland] zijn schip moet afladen, gebeurt het maar al to vaak, dat een; schip op deze officieel oogestane schandelijke manier overbeladen wordt. Daarom in de eerste plaats hulde aan den kapitein en den lsten officier van het s.s. Lombok", waarvan tijdens slecht weef de; luiken waren ingeslagen, die' openlijk voor don Raad voor de Scheepvaart verklaarden: ,.dat, alhoewel hun schip nog 12 c.M. dieper geladen mocht worden volgens de nieuwe' bepalingen, het toen reeds veel te diep lag." Mijn stellige overtuiging is, dat indien een van bovengenoemde schepen op zijn nieuw diepgangsmerk beladeu in den Noord- Atlantischen Oceaan slecht weer moet door staan, het zeer zeker be gronde zal gaan. Men zal dit misschien nog togen durven spreken en trachten te weerleggen met vele cijfers, doch als het niet verandert, zal de tijd het wel spoedig leer en, daar kan men gerust op zijn, doch ten koste van hoeveel menschenlevens? Stel, in 1912 levert een scheepsbouw meester een stoomschip af- met acht millioen kilo draagvermogen. De berekende sterkte Van alle doelen is natuurlijk iu verhouding van de grootte van het schip in verbland met het drijf vermogen, etc., etc. De' basis van al die berekeningen berust niet enkel op de theorie, doch ook vooral op de jaren lange ondervinding in den scheepsbouw. In 1913 komt er 'echter; een Commissie, die vaststelt, dat datzelfde schip geen acht, doch negen en een kwart millioen kilo mag laden. Is dat niet ongerijmd? En toch is het zoo gebeurd! i Staat 'de Scheepvaart-Inspectie daar nu ook machteloos tegenover? Welaan, geachte Hoofd-inspecteur, uw inspecteurs, adjunct-inspecteurs "en experts, allen menschen, tot oordeelen bevoegd, ze kunnen niet anders dan dit schrijven be vestigen. Toon, dat het uwi heilige roeping is om schepen - voor rampen te behoeden, want van de Scheepvaart-Inspectie is den kelijk de meeste hulp te verwachten. De Raaid voor de Scheepvaart wil zich ook niet graag uitspreken, zooals blijkt uit het onderzoek naar de tweede vreeselijke ramp, die de K. ]Wj. I. M. getroffen heeft. De .Prins Maurits", een scheepje, dat op de bekende manier laadruimte verkregen had en ten gevolge daarvan ook acht Eng. 'duimen dieper mocht laden, moet afgeladen, als het stuurlast heeft, toch wel gewron gen beladen zijn; moet zwaarmoedig zjjn in een beetje holle zee en kan geen water over het voordek velen! Een afkeurend woord was het toch wei waard geweest zoio'n verkrachting van de' zeewaardigheid van een schip. Wij hebben in ons landje twee 'officieele instellingen, waarvan de 'ëene de schepen graag boven water wil houden en de. andere ze zoo spoedig mogelijk naar den kelder helpt. i i Mijn overtuiging berust op een vijf-en twinti g jarige praktijk en wordt alom in zcemanskringen gedeeld." Wanneer wij, zegt „NEPTUNUS", over wegen, dat onze Hollandsche zeelieden er waarljjk geen ouwe-juffrouwen-denkbeelden op nahouden omtrent de gevaren der, zee, ën Ook in dezen voor de scheepvaart zoo uiterst gevaarlijken tijd zonder morren het mijnen- ën onderzeeboo ten-ge vaar hebben getrotseerd, dan moet de reden, die den zeeman tot een waarschuwing tegen dreigend gevaar, doet besluiten, wel een zeer ernstige zjjn. De klacht brengt ons het boek van Otto Altmann: „Tegen den Stroom", in het ge heugen terug. Wij hopen, 'dat de gezaghebbende auto riteiten (lezen roman der werkelqkheid eens aandachtig mogën lezen en er hun voordeel mode zullen doen. Die rich aan een ander spiegelt, spiegelt zich' zacht. i - De Gtoud wetshe rziening. „HET CENTRUM" leidt uit heb Voorloo» pig Verslag van de Tweede Kamer over de voorstellen tot herziening va-n de Grond wet de mogelijkheid af van overleg en over eenstemming. Merkwaardig is, dat dadelijke invoering van stemplicht door ,,ze»er vele" leden ge- w ensoht werd geaoht. Vermoedelijk zal men het over dit punt gemakkelijker eens wordon, dan over E. V., waarvan oveneens „zeer velen" zioh wel voorstanders verklaarden, maar die in de practijk voor „verscheidene" leden nogal moeilijkheden scheen op te leveren. Alles te zamen genomen maakt, het V. V. niet den indruk, dat de kansen der Grond wetsherziening slecht staan. En wanneer de onderwijs- en kiesrecht er tikelen gelijktijdig behandeld worden, de Regeering heeft, zooals men weet; het ontwerp der bevredigings-commissic in za ke art. 192 overgenomen en ongewijzigd in gediend dan lijken de kansen zelfs goed, al zullen de traditioneele sluizen dor wel sprekendheid straks wel weer wijd worden open gezet en de amendementen niet ach terwege blijven. „HET HUISGEZIN" zegt:' Zooveel blijkt vast te staan, dat het alge meen mannenkiesreoht op stemmen van rechte betrekkelijk veel stemmen mag rekenen, zoodab het van een meerderheid van twee derden, althans wat de Tweede Kamer betreft, schijnt verzekerd te mogen zijn. Van hot vrouwenkiesrecht kan hetzelfde niet worden getuigd. Niet enkel onder de rechterzijde is geest drift voor vrouwenkiesrecht afwezig. Ook ter linkerzijde voelen niet allen er warm voor, en er waren daar leden, die voorshands niet verder wenschten te gaan dan de grondwettelijke belemmeringen te gen vrouwenkiesrecht weg te nemen. Méér zal althans in geen geval bereikt kunnen worden. Of het zal worden bereikt met medewer king der rechterzijde? Tot oen beslist ontkonnende beantwoor ding dezer vraag vinden wij in het verslag geen voldoende gegevens. Het blijft dus mogelijk, dat de Grond wetsherziening, wat de hoofdpunten be treft, tob stand komt. En in iedor geval vinden wij het advies 'van „DE STANDAARD" dr. Kuyper's laatste woord vóór hij met vacantia naar het buitenland ging om de heele Grond wetsherziening èn kiesreohtvraagstuk ènon derwijsvraagstuk, af t-e wijzen .voorbarig. iWjëët 'dë bijzondere scholen achtergesteld. Onder 'dit hoofd drie- start „DE STANDAARD": De Minister van Koloniën beschikte een surplus vau f800- voor onder wijzers, die zich beschikbaar stelden voor Indië. Wie looft 'dit niet? Maar, helaas, ook nu weer werd hier van een par tijzaak gemaakt. Aanstonds toch is aan Koloniën gevraagd, ë'f 'die toeslag nu ook glold vopr de Chr i s- telijke onderwijzers op onze eigen scho len in Indië. En hoe luidde nu hierop het antwoord? Zie ?t hier: ï,Den Haag, 29 Juni 1916. i In verband met uw tot den heer Pa hi us terzako gedaan verzoek, kan u worden medegedeeld, dat de a.s. Ind. onderwij zers, die ;een studie-toelage; ontvangen, zich voor 'den dienst bij het Gouver nement moeten verbinden. Afdéeling ^Personeel", Ministerie van Koloniën". Weer, dus onze scholen achtergesteld! Zal men dan nooit reden verstaan? Bepalingen in het belang van de Volksvoeding, enz. it. Art. 4 ötelt de verplichting der burge meesters vast bob medewerking bij de dor den minister van Landbouw voorgeschre ven maatregelen te dezer zake, alsmede om aan dien minister opgave te doen van de door het gemeentebestuur genomen maat regelen en van de in de gemeente aanwezi ge voorraden levensmiddelen, grondstoffen van levensmiddelen en brandstoffen en van do hoeveelheden, welke benoodigd zijn. Art. 5 waakt tegen het achterhouden van voorraden om eventueel winst te behalen ten nadeele van do zoonoodigo voorzie ning der behoeften van het eigen land. Art. 6 opent de mogelijkheid het verwer ken van levensmiddelen en voedingsmidde len te verbiedenart. 7 maakt een verbod van het verbouwen van bepaalde gewas sen mogelijk; art. 8 betreft het afleveren enz. volgens een te maken distributicrege- ling, welke een publiek-reohterlijk karak ter zullen krijgen in tegenstelling met de distributie-regelingen voor tarwe en mais, welke thans formeel van burger-rechtelijk karakter zijn; art. 9 bepaalt, dat iecJer ver plicht da de opgavén, welke van hem in ver band met de distributie van goederen bij schriftelijke vordering door den minister van Landbouw enz., of op diens last door den burgemeester eener gemeente worden verlangd, naar waarheid te doen. Volgens art. 10 wordt het nalaten van de opgave bedoeld bij art. 5 gestraft met ten hoogste 3 maanden hechtenis of f 3000 boe te, heb doen van een onjuiste opgave, ten zij den rechter blijkt, dat deze het gevolg is van een te verontschuldigen onnauwkeu righeid, met ten hoogste zes maanden hech tenis of f 6000 boete. De goederen, met betrekking tot welke het feit wordt gepleegd, kunnen worden verbeurd verklaard. Overtreding vtan de verbodsbepalingen van de artb. 0 en 7 wordt volgens art. 11 gestraft met ten hoogste 6 maanden hechte nis of f 10,000 boete. Het opzettelijk niet nakomen van de ver plichtingen krachtens do in art. 8 bedoel de distributieregeling wordt gestraft met ten hoogste 4 jaar gevangenisstraf of f 10,000 boete indien de niet-nakoming aan schuld te wijten is, met- ten hoogste één jaar hechtenis of f GOOO boete. Voorwerpen, door middel van het feit verkregen, of waarmede of met betrekking tot welke het feit is gepleegd, kunnen wor den verbeurd verklaard. Het opzettelijk niet voldoen aan een schriftelijke vordlering als in art. 9 bedoeld of het doen van onj uiste opgaven wordt ge straft met hoogstens één jaar gevangenis straf of f 10,000 boete bij schuld hoogstens zes maanden hechtenis of f 0000 boete. Ook in dit geval kan verbeurdverklaring vol- gen. Het laten bederven, vernielen, beschadi gen, onbruikbaar maken of wegmaken van goederen, indien het belang der volksvoe ding of de voorziening met brandstoffen of de goede werking eener distributie rege ling daardoor is of kan worden geschaad, wordt gestraft met ten hoogsto twee jaar gevangenisstraf of f 6000 boeteindien dit aan schuld te wijten is mot ten hoogste 6 maanden hechtenis of f 3000 boete. Hij, die opzettelijk maatregelen, door of vanwege den minister van Landbouw of het bestuur of den burgemeester oener ge meente genomen an het belang der distribu tie van goederen, belet, belemmert of ver ijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 2 jaar of geldboete van ten hoogste f 6000. De feiten, strafbaar gesteld bij deze wet, worden beschouwd als misdrijven, met uit zondering van die, strafbaar gesteld bij de arbt. 10 en 11, welke als overtredingen worden aangemerkt. De zeer ingrijpende bevoegdheden, bij art. 18 aan de opsporingsambtenaren toege kend schijnen, zegt de regeering, door de groote belangen waarom het hier gaat, te worden gevorderd. Zoodra de tegenwoordige buitengewone Omstandigheden hebben opgehouden te be staan, zal aan de Sta ten-Gene raai een voor- abel van web worden- gedaan, waarbij <le in trekking van deze wet zoomede de overgang tot den normalen toestand wordt geregeld Een kleine toelichting willen we op één bepaling van dit wetsontwerp geven na» melijk waar wordt aangegeven, wie onder minvermogenden worden gerangschikt. Dit zijn dan zij, die een jaarlijksoh inkomen hebben minder dan 5-m. 't bedrag voor do gemeente of deel der gem. vermeld in cle tabel, bedoeld in arbt. 1 en 2 der kieswet. Deze tabel nagaande blijkt daaruit dat wij vermenigvuldigen het bedrag hier dade lijk maar met vijf iemand als min-vermo- gend wordt beschouwd voor de in deze buurt liggende gemeentenvoor Leiden minder dan f 2250, voor Voorburg minder dan f 2000 voor Aarlanderveen, Alkemade, Alphen, Bodegraven, Boskoop, Hazerswoude, Hille- gom, Katwijk, Koudekerk, LeidercSorp, Lisse, Nooixlwijk, Noordwijkerhout, Oegsb- geesb, Oudshoorn, Rijnsburg, Sassenheim, Stompwijk (Leiclsjohendam) Valkenburg, Veur, Voorhout, Voorschoten, Warmond, Wassenaar, Woerden, Zoeterwoudo en Zwarnmerdam minder dan f 1625 en voor Stompwijk (overig deel) minder dan 1500. Een verzoek tot verbeurdverklaring wegens prijsOverschrijding. Do burgemeester van Groningen heeft het ministerie van landbouw telegrafisóh ver zocht, hem machtiging te vcrleenon om hen, die zich niet houden aan de voor verkoop van groenten vastgestelde maximum-prijzen te straffen met verbeurdverklaring van do groenten. Protes tee rende tuinders. Een vergadering van afgevaardigden van zeven aangesloten veiRngsvoreenigingen van den kring „Loosduincn, Berkel, enz." van den Nederlandschcn Tuiubouwraad, vertegenwoordigende 1033 tuinbouwers, heeft besloten het volgende ter kennis van het bestuur van de groep van Veilingsver- eenigingen van den Nederlandschen Tuin- bouwraad, te 's-Gravenhage, te brengen; Hoewel overtuigd zijnde, dat het in de ge geven omstandigheden op den weg van de regeering ligt, maatregelen te nemen, dat cr voor de bevolking voldoende groenten in het binnenland blijven, protesteert de ver gadering ten sterkste tegen de wijze, waar op die maatregelen genomen worden, waar van heb gevolg is, dat het bedrijf zoodanig wordt getroffen, dat zonder noodzaak ern stige verliezen worden geleden, aangezien de producten beneden productieprijs moe ten verkocht worden e-n dc mindere kwali teit zelfs onverkoopbaar is. "Verzoekt ten spoedigste oen spoedverga dering samen te roepen van He groep, ten einde langs een wettigen weg bij de regee- ring aan te dringen op zulk een regeling, welke niet alleen rekening houdt met de be- - langen van den consument, doch ook mot de belangen van den producent aangezien an ders de gevolgen van ernstige strekking zul len zijn niet alleen voor de tuinbouwers doch ook voor de ongeveer 4030 bij hen werk zaam zijnde arbeiders. Fijne zaden. De afdeeling „Fijne Zaden" van de Ver- eeniging voor den Graan-, Meel- en Zaad- handel te Amsterdam heeft vernomen, dat bij de regeering ingrijpende maatregelen genomen zullen worden met betrekkiug tob den uitvoer van fijne zaden (karwij-, maan-, kanarie- en mosterdzaden) en dat belang hebbenden aangeraden wordt zich van in koop of verkoop te onthouden, tot dc defi nitieve regeling vastgesteld is. FEUILLETON. Na lange Jam. Naar 't Engelsoh, door L. G. MOBEELY. (Nadruk Verboden), 31) „Ik kende Londen in 't geheel niet," zei zo huiverend, „ik heb geen lust er verder kennis mee te maken. Het is een afschuwe lijke stad, afschuwelijker dan ik ooit had ge dacht. Ik was van plan naar huis te gaan, maar ik heb geen geld meer over, geen hal yen cent, en ik ben bangit weet niet wat ik doen moet." Brampton zag haar onderzoekend aan een deel van een seconde kwam cr twijfel op in zijn hoofd. .Misschien was ze toch niet anders dan een bedelares misschien was dit het oude kunstje om geld te krijgen door te doen of men geen treinkaartje meer betalen kon naar een veraf gelegen spoor wegstation Misschien had hij zich vergist in dc meening, dat de ooge.n van het meisje onschuldig waren 'en onwetend. Maar hij zette dien twijfel dadelijk van zich af. hu schaamde zich, dat liij zelfs maar even bij "hem was Opgekomen. Het meisje, geleund tegen liet hek, was klaarblijkelijk geen be delares; do vrees in haar stem was echt en niemand kon die uitermate groote uitput ting hebben voorgewend; ccn uitputting, die dreigde haar op den grond te doen zin ker,. Wat haar ook mankeerde en hij was van plan uit te vinden wat het was, zij mis leidde hem zeker niet en trachtte niet te bedelen. De motregen wet- veranderd in ccn hevige regenbui, liet water vloog tegen heb heerd en cl,-, schouders van het jonge meisje aan, haar hoed werd een weeke, vochtige massa, haar rokken hingen slap langs haar boenen, het water droop cr uit en vormde plasjes op de steenen. „U moot liever met. mij naar huis gaan," zei hij vriendelijk, terwijl hij zijn hand weer op haar schouder legde, „u kan hier niet blijven staan in dien aanhoudenden regen, ën als u in Londen niemand heeft om naar toe te gaan, moeten wij cr wat op bedenken en zien wat u doen kunt. Wij kunnen in dien regen niet buiten blijven staan, om de zaak te bespreken. Mijn huishoudster zal uw kleeren drogen, ga met mij mee naar huis." Het meisje kromp inéén door zijn aanra king met een vernieuwden blik van angst, maar Brampton sprak voort met zijn kalme geruststellende stem. „Wees niet bang," zei hij. „mijn huis is hier dicht bijik ben dokter, zooals ik u reeds zei, ik ben verbondon aan liet St.-Ju- de's-ziekenliuis." Hij wees naar het groote grijze gebouw achter rich, „on cr is geen reden om bang voor mij te zijn. Ik wensch alleen u te helpen en ik zal.mijn best doen cr wat op te vindon, maar u moet hier niet in dien stortregen blijven staan, hier kan ik niet met. u praten." Of de toon van gezag in zijn stem, of de vertrouwbaarheid van zijn gezicht, overwon liaar vrees, want zonder langer te aaTzelen volgde zij hem naar zijn huis en naar zijn kamer, en de warmte cn gezelligheid van het vertrek bracht een glans van iets, dat aan genoegen deed denken, in haar ver schrikte oogen. Voordat, hij verder met haar praatte, riep hij zijn huishoudster, juf frouw Jackson, en gaf de vreemdelinge aan haar zorgen over en die goede ziel uitte vele uitroepen van medelijden en verzweeg liaar verbazing die zeker door haar heer zou worden afgekeurd. Zij trok het meisje gauw haar natte kleeren uit, gaf haar droge kleeren van zichze'lf, die ten minste warm en droog waren, al pasten zij haar niet. Warme theo en toost bij het keukenvuur volgde en met thee en toost dischte juffrouw Jackson menig verhaal op van de goedheid en vriendelijkheid van haar mijnheer. Eu teen het jonge meisje terugkwam in dc kamer van don dokter, was er een klein kleurtje op haar wit gezicht en een minder opgejaagde on verschrikte uitdrukking in haar oogen. „Zoo is het beter," zei hij vriendelijk", terwijl hij een grooten armstoel voor haar bijschoof„nu u zich minder nat en ellendig voelt, moet u mij eens vertellen, wat er ge beurd is, waarom u in dit gedeelte van Lon den is gekomen, cn dan zullen wij eens zien wat wij er aan doen kunnen. Ik weet uw naam niet eens of waarom u naar de stad is gekomen." Hij was benieuwd of zij een poging zou doen om haar naam te verzwijgen, maar zij antwoordde zonder schroom „Ik heet Hetty Marshall; kan mij niet schelen u te vertellen, waarom ak naar Londen gegaan ben. Ik had het aan nie mand willen zeggen; maar u ziet cr zoo goedhartig uit, u zult mij zeker wel be grijpen „Misschien wel," was het vriendelijke ant woord, „vertel mij alles, wat u wilt, het zal veilig bij mij rijn. Christoffel Brampton was gewond, vertrouwelijke mededeelingen to ontvangen; 'die om hulp brj hem kwamen, zeiden, dat de dokter hen altijd begreep en zjjn rijke verbeelding stelde hem bijzonder vlug in staat de gedachten van anderen te^volgen en zich op een standpunt te plaat sen, geheel verschillend van het zijne. „Wilt u mij eerst zeggen waarom u alleen is te Londen en nog wel in dit gedeelte van de stad? Het is niet heel verstandig van een jong meisje alleen in een wijk als deze rond te loopen. Er zijn vrg wat on- gewenschte personen in enkele van onze straten en pleinen. „Dat weet ik wel." Hetty huiverde en trilde. „O, ik ben zoo verschrikt, zoo vree- selijk -verschrikt en 's nachts zij zweeg en Brampton keek haar ontsteld aan, ofschoon zijn stem kalm bleef. „U hebt den nacht toch niet dwalende door Londen doorgebracht?" vroeg* hij, „waarom ging1 u niet ergens in, waarom zocht u geen schuilplaat??" „Ik wist niet waar ik naar toe moest gaan; een gedeelte van deu nacht heb ik rondgedwaald, een poos heb ik op een bank bij de rivier gezeten ik geloof, dat het op de Embankment was. Maar daar was het vreeselijk," zg huiverde, „en de men schen waren zoo akelig, ik geloof, dat ik altijd van hen zal droomen. Ik wist niet, dat er zulke menschen op de wereld waren"; zij legde haar hand op haar oagen, alsof ze iets vreeselrjks, dat liaar vervolgde, wilde verbergen. „Breng nooit meer een nacht op die manier door, blijf nooit op straat ronddwalen, of op de Embankment zitten," sprak Brampton op bijna strengen toon; „ah u niet weet, waar u logeeren moet, vraag dan aan een politie-agent wat u doen moet, hij zal u raad geven, als u geen kennissen hebt, waar u logeeren kunt, of. als u dicht b\j een spoorwegstation is, ga dan naar een der beambten en vraag ot hij u in verbin ding wil stellen met de „Travellers Aid Society" en ga nooit naar het een of ander logement, dat u br toeval opmerkt en niet kent. En doe nooit meer wat u nu gedaan heelt, ronddwalen of te Londen trachten op u zelf te passen." „Ik zal hot nooit meer doen," riep zij uit niet een overtuiging, die duidelijk be wees, dat haar ondervinding haar een leg geleerd had. „Ik ben van huis gegaan, om dat," zij aarzelde en keek beschaamd, „om dat ik jvat, anders verlangde. Altijd, het zelfde leven, altijd hetzelfde doen, verveel de mij zoo. Ik had een gevoel of ik het niet meer kon uithouden. En daarom ben ik weggeloopen. Ik dacht, dat ik hier mis schien werk zou vinden en een nieuw leven zou kunnen beginnen." „Beteekent dat, dat u geen gelukkig te huis hebt? Of dat u niet tracht u zelf ge lukkig te maken; dat zijn twee heel ver schillende dingen." „Gelukkig?" Haar oogen fonkelden. „Mijn moeder haat mij. zij heeft mij altijd gehaat; ik ben nooit echt gelukkig geweest thuis. Ik heb een* vriend, die veel van mij houdt, maar zijn vader haat mij ook; daarom is alles heel moeilijk. De eenige, waar het mij om spijt, is juffrouw Dane. Het spijt mij* als ik juffrouw Dane verdriet heb gedaan door weg te loopen," eindigde zij met een plotselinge verandering van stem. „Juffrouw Dane?" Brampton dacht na, welk een soort vrouw het wezen kon, wier invloed bij machte was zachtheid te brengen in da stem van het jonge meisje, om be rouw vollen gloed te roepen in liaar oogen, die een oogenblik te voren zoo woest ge flikkerd hadden. i „Ik heb nooit iemand gekend als jufirouw Dane", ging de zachte, bijna doffe stem voort„zij is heel anders dm iemand, die ik ooit te voren ontmoet heb. Zij is bij ons aan huis gekomen, om mij les te geven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1916 | | pagina 5