Binnenland. Ingezonden. De verdcfiigingsbelasting. Do minister \an Financiën zet in zijn antwoord uiteen, dat voor hem het verschil 'tu&schcn een heffing voor éénmaal vooral wanneer daarvan, gelijk thans ml nagenoeg iedereen schijnt voor te staan, de inning over ccn paar jaren woiVit verdeeld on een heffing loopendo over ccn veertien- of vijftien tal jaren, steeds meer gradueel dan prin cipieel ib geweest. De vraag, door welke kringen der bevolking de crisisuitgaven ten slotte 211 meerdere of mindere mate wor den gedragen, heeft hem van den beginne af do belangrijkste zijde van de zaak toege schenen. Echter wanneer er voor zoover de crisifi-ititgaycn in hoofdzaak ten laste van de meer gegoeden worden gebracht, rijst toch ook do vraag, of dc heffing over eén groo- tor dan wel over een kleiner aantal jaren zal worden verdeeld. Het antwoord op die vraag wordt naar de meening van den mi- r>ter voornamelijk bekeerseht door het Antwoord op dezo andere: in welk geval bestaat er dc grootste kans, dat de groot© kapitaalvernietiging, waartoe de Staat ter wiiio van het behoud, der neutraliteit van het land cn liet temperen van gevolgen van do crisib voor het minder gegoede deel der bevolking genoopt werd door bespa ring zal worden geneutraliseerd. Is'aar de overtuiging van den minister is feil extra-heffing voor eenmaal, waarvan do invordering Wordt verdeeld over een twee- a drietal jaren en wclko zoo matig gehouden wordt, dat betaling uit het in komen nagenoeg altijd mogelijk is, daartoe zeer bevorderlijk. Zulk een heffing kan een ter ite dit opzicht het meest© effect sor- tccren in het tijdperk, waarin do oorlog met al zijn ellende nog in onze nabijheid woedt 01 althans uren van spanning-en goiaar, welko hij medebracht, nog vcxsch in het geheugen liggen, in den tijd, waarin alom bij ouzo naburen bezuiniging wordt gepredikt en bevorderd, den tijd ook waar in het verkrijgen wan vele der minder noodzakelijke verbru^goederen sterk be moeilijkt wordt. Het betoog, door verscheidene tegenstan dera geleverd, dat thans de tijd slecht ge kozen is voor een heffing voor eens, wordt dan ook door den minister allerminst on derschreven. Ongetwijfeld waro het betc-r, indien men bereids volledig overzicht had, hoeveel do crisis aan den Staat gekost heeft en nog zal kostendoch voor het brengen ■/elf van een offe-r aan do gemeenschap in Jjcn vorm van rationeele bezuiniging op den levensstandaard, zoodat do belasting penningen beschikbaar komen zonder aan spreken van hot vermogen, zijn de tegen woordig© tijdsomstandigheden bij uitstek gunstig. Wilde men het opleggen van do lasten, welko het tegenwoordige tijdperk mede brengt', uitstellen totdat do gevolgen van dc reusachtige vernietiging van kapitaal en van valide arbeidskrachten in een belang rijk deel der wereld geheel zullen hebben doorgewerkt en té overzien zijn, dan zou voorzeker nog zeer ge ruimen tijd to wach ten zijn met eiken eenigszins krachtxgen maatregel, i. trekkende om den nacfeeligen in\loed van de crisis voor 's lands financiën zooveel mogelijk op te heffen. En het gun stig© getij voor hot vragen van belangrijk© •>ffers zou voorzeker inmiddels verloopen zijn. Tiet was den minister aangenaam uit het Ycorloopig Verslag te ontwaren, dat men ia het algemeen van oordeei scheen, dat de door hem voorgestelde heflingpercentuges wel aan het door hem gestelde criterium voldoen. Dat er niet in sommige opzichten conigi-zans verder zou kunnen worden ge gaan zonder in strijd te komen met het vooropgezette beginsel is natuurlijk niet to bewijzen. Doch zeker wordt dc ^ans, dat bereikt wordt wat de Regcering ?n deze wensclielijk acht bij elk verhoogen cler per centages, meer dan naar evenredigheid, kleiner. Wat betreft de verhouding- der percen tages, welke van inkomsten geheel ,uit arbeid, deels uit arbeid en deels uit vermogen, en geheel uit vermogen zullen worden ge heven volgens de voorstellen der Regee ring, komt het den minister voor ja, blijkt uit sommige becijferingen dat een gedeelte van de daarop uitgeoefende cri- ciek het gevolg is van de omstandigheid 'dat één der. drie belastingvoorstellen som tijds over het hoofd werd gezien. Het is toch niet juist, 'dat de minister wenschf, dat er van vermogens van f 10,000 tot f50,000 niets wordt bijgedragen en ook on juist, dat van een vermogen van 1100,000 slechts f 100 wordt gevorderd. Immers naast de liooge heffing ineens van vermo gens volgens Yerdedigingsbelasting I sub b, staat de heffing volgens Verdedigingsbelas- ting I sub a. Neemt men die beide belas tingen1 (de sub a bedoelde is eenvoudig een verdubbeling van de bestaande vermogens belasting) te zamen, dan zal men zieie dat noch bij zoo hoog bedrag met de heffing! naar het vermogen wordt begonnen, noch zoo weinig van de middelmatige vermogens wordt geheven als het in bet Voorloopig Verslag wordt voorgesteld en tevens, dat de tabel, bij dat verslag gevoegd, den toe stand niet juist weergeeft. Het is duidelijk, dat de drie belastingen, welke te zamen de heffing voor éénmaal vormen, in onderling verband zijn te be schouwen; doet men zulks, dan komt naar de meening van den minister aSn het licht, dat de opmerking, dat volgens zijn voor stel van de kleine en middelmatige vermo gens te weinig wordt gevraagd, onbillijk is. Niet geheel ongegrond acht de minister evenwel de klacht, dat in zijn voorstel van zeer kleine inkomens wat te veel wordt gevraagd. Al meent hij dan ook aan den wensch, om arbeidsinkomens tot f1600 ge heel vrij te stellen, geen gevolg te mogen geven, omdat het ook naar zijn meening wensc-helijk is in deze heffingen, allen, die inkomsten- en vermogensbelasting plegen te betalen, eenigszins te betrekken, hiji is toch' tot een kleine vermindering van het voor de inkomens onder f4000 voorgestelde ta rief overgegaan. Ten einde de leden in staat té stellen om een beter inzicht te verkrijgen van de wer king van de drie belastingen te zamen, welke de door de Regeering voorgestelde heffing ineens vormen, is bjj deze Memorie een tabel gevoegd, waaruit blijkt, wellcé percentages gevorderd worden van verschil lende inkomens en zulks voor de gevallen^ waarin die inkomens geheel uit vermogen, voor de helft uit vermogen en voor de helft uit arbeid, en geheel uit arbeid voort vloeien. Het zeer juiste, doch éenigé, argument door de heeren Bos c. a. gebruikt voor het begrijpen van de naamlooze vennootschap pen in de door hen voorgestelde heffing geldt niet voor de opneming* van die licha men onder de belastingplichtigen volgens het Regeeringsvoorstel. Het zou in hooge. mate onbillijk zijn om de naamlooze ven nootschappen in een belasting als de onder- werpelijke aan te slaan tegelijk met de houders van de aandeelen daarvan. De minister meent, dat door hem: terecht is vastgehouden aan den kinderaftrek, ge lijk die geregeld is in de bestaande inkom stenbelasting. Nam hij voor de Verdedigings- belasting I b de bepaling van art. 12 van het voorstel der heeren Bos c.s. over, dan zou iemand met een vermogen van f60,000 daardoor een verlaging van aanslag van fl per kind verkrijgen en iemand met een ver mogen van flO millioen een verlaging van aanslag ruim 17,000 per kind, terwijl toch de eerstgenoemde zich zwaarder offers voor een goede opvoeding van zijn kinderen zal moeten getroosten dan de laatstge noemde. Opneming van een disconto-bepaling acht de minister in strijd met een van de voor naamste beginselen van zijn voorstel. Aan het bezwaar tegen het onderbrengen in één klasse van de inkomens van f2000 tot f 5000 is door een voorgestelde wijzi ging van het tarief tegemoet gekomen. Door die wijziging is tevens eenigszinS tegemoet gekomen aan het verlangen van de leden, die de progressieschaal wensch- ten te zien voortgezet voor inkomens boven f 100,000. De progressie zelve liep reeds voort tot de hoogste inkomens. De minister van Financiën heeft, vol doe ihIo aan zijn toezegging in «Je Memorie van Antwoord! nopens het wetsontwerp tot heffing van buitengewone' belastingen ter gedeeltelijke bestrijding dier kosten v-an den oorlogstoestand, aan do Tweede Ka mer doen toekomen ©en provinciesgcwijze ingerichte opgavci van a. de in elk der jaren 1913 en 1914 inge leverd© aan recht van successie of van over gang onderworpen memoiién van aangifte, waarin onroerende goederen werden aan gegeven; en b. het aantal gevallen, waarin ©ver meer dan de in die iuemoriên aangegeven waar de dier goederen recht moest worden be taald, tengevolge van een aangezegde ge rechtelijke waardeering of van een door den ontvanger gevraagd© verhooging. De Jaarwedden <ler Onderwijzers* Artikel VIII van het eerst© ontwerp van wet tot wijziging der Lager Onderwijswet, welk artikel do salarieering der onderwij zers regelt, luidt in zijn geheel als volgt: Artikel 26 der wet tot regeling van het lager onderwijs wordt vervangen door vijf nieuwe artikelen, luidende als volgt: Artikel 26. 1. Aan iederen onderwijzer aan een openbare lagere school wordt een vast© j'aar wedde toegelegd. Die jaarlijk- schc wedde bedraagt voor een onderwijzer aan een school A. gelegen in een gemeente of gedeelte eener gemeente, 'behoorende tot de zeven- die, achtste of negende klasse der tabel, be doeld in artikel 5 der wet tot regeling der Personeel© belasting van 16 April 1896 Staatsblad No. 72, wolko tabel laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 19 Juni 1915 („Staatsblad" no. 280): a. met minder dan tweo dienstjaren, f 600; b. met twee cn meer doch minder dan vier dienstjaren, ƒ700; 0. met vier en meer doch minder dan zes dienstjaren, ƒ800; d. met zes en meer doch minder dan acht dienstjaren, ƒ900; e. met acht en meer dooh minder dan tien dienstjaren, 1000 1 met tien en meer doch minder dan' dertien dienstjaren, 1100 g. met dertien en meer dienstjaren, f1200; B. gelegen in een gemeente of gedeelte eener gemeente, behoorende tot de vijfde of zesde klasso der onder A vermelde ter- bel a. met minder dan twee dienstjaren, 650; b. met twee en meer doch minder dan vier dienstjaren, 775; o. met vier en meer doch minder dan zes dienstjaren, ƒ900; •d. met zes en meer dooh minder dan acht dienstjaren, ƒ1025; e. met acht en meer dooh minder tian tien dienstjaren, ƒ1150; f. met tien en meer dodh minder «dan dertien dienstjaren, 1275 g. met dertien en meer dienstjaren, f1400; C. gelegen in een gemento of gedeelte oener gemeente, behoorendo tot d'e dorde of vierde klasso dér onder A vcTmclde ta bel a. met minder den twee dienstjaren^ f 675; b. met tweo en meer <Tooh minder dan vier dienstj aren825 c. met vier cn meer "doch minder clan zes dienstjaren; f975; d. met zes cn meer clock minder dan acht dienstjaren, f 1125 e. met acht en meer doch minder dah tien dienstjaren, ƒ1275; f. met, tien cn meer doch minder dan dertien dienstjaren ƒ1425; g. met dertien cn meer dienstjaren, f1550 D. gelegen in een gemeento of gedeelte eener gemeente, behoorende tot de lsto of tweede klasse der onder A vermelde ta bel: a. met minder 3an tweo dienstjaren, 700; b met twee en meer docK minder dan vier dienstjaren, f 87*". c met vier en meer doch minder da li zes dienstjaren, ƒ1050 d. met zes en meer doch minder dan acht dienstjaren, f 1225 e. met acht en meer doch minder dan tien dienstjaren, f 1400 f. met tien en meer doch minder dan dertien dienstjaren, ƒ1575; g. met dertien en meer dienstjaren, f 1700 2. De verhoogingen cler jaarwedde, in het vorig lid tel'kens onder f en g bedoeld, worden niet toegekend aan onderwijzeres sen. Do verhoogingen der jaarwedden, in dat lid telkens onder e, f en g bedoeld, n orden niet toegekend aan onderwijzers en die, onder o bedoeld, niet aan onderwijze ressen, die bindende geloften hebben afge legd niet in het huwelijk te zullen treden. 3. De jaarwedde wordt voor ieclcren on derwijzer, die den rang van hoofdondcrwij-' zer bezit, met f 20Q verhoogd. 4. Voor icd'eren onderwijzer, verbonden aan een school, waar behalve de vakken ak één of meer der vakken, vermeld in artikel 2 onder 1—t worden onderwezen, wordt de jaarwedde wegens het bezit van de akte van bekwaamheid voor elke dier aan die school onderwezen vakken verhoogd met f 100, doch met geen hooger dan een gezamenlijk bedrag v-an f 300. 5. dé jaarwedde wordt verhoogd voor het hoofd eener school a. gelegen in een gemeente of gedeelte eener gemeente, behoorende tot do zeven de, achtste of negende klasse der onder A vermelde tabel, indien do school 200 of min der leerlingen telt, met ƒ200, en indien zij meer dan 200 leerlingen telt, met f 300 b. gelegen in een gemeente of gedeelte eener gemeente, behoorende tot d'c vijfdé of zesde klasse der onder A vermelde tar bel, indien de school 200 of minder leerlin gen telt, met 300, en, indien de school meer dan 200 leerlingen telt, met ƒ400; 0. gelegen in een gemeente of gedeelte eenor gemeente, behoorende tot dc derde of vierde klasse dér onder A vermelde tabel, indien de school 200 of minder leerlingen telt, met 400, cn, indien zij meer dan 200 leer lingen telt, met 500 dL gelegen an een gemeente of gedeelte eener gemeenteschool behoorende tot d'e le of tweede klasso der onder A vermelde ta bel, indien do 200 of minder leerlingen telt, met 500, en, indien zij meer dan 200 leerlingen telt, met ƒ600. Artikel 26. bis. De aanspraak op verhoö- ging der jaarwedde ontetaat: 1. wegens diensttijd, met den eersten dag der maand, volgende o-p ddo waarin een dienst van 2, 4, 6, 8 10 en 13 jaren de volbracht b. wegens het bezit der akte van hoofd onderwijzer of van een akte van bekwaam heid voor één of meer der vakken, ver meld in artikel 2 onder 1—t, voor onderwij zers, die bij hun benoeming niet in liet bezit zijn van een of meer der genoemde 'akten, met den eersten dag der maand, volgende op die waarin bedoelde onderwijzers zoo danige akte verkrijgen, en voor onderwij zers, die bij hun benoeming reedis in het berit zijn van. een of meer der laategcnoem- de akten, met den eersten dag der maand waarin het onderwijs in één of meer dier vakken aan die school wordt aangevan gen; c. voor het hoofdi eener school, indien met toepassing van artikel 24, zesde lid, het gemiddelde getal kinderen dier school in het onmiddellijk voorafgaande kalender jaar meer dan 200 bedraagt, met den eer sten dag der maand Januari van het loo- pendc j^yar. Artikel 26 ter. Als diensttijd komt in aan merking de tijd, vóór en na de invoering dezer wet doorgebracht in dienst zoowel aan openbare -als aan bijzonder© lagere scholen, als hoofd cn als onderwijzer, zoo mede diensten, bewezen volgens artikel 33. Artikel 26 quater. Do bepalingen van de artikelen 26 tot en met 26 ter gelden niet voor de onderwijzers, uitsluitend belast met het onderwijs, in één of meer der vakken, vermeld in artikel 2 onder h—t. Artikel 26 quinquies. Do gemeentebestu ren stellen de jaarwedden der onderwijzers vast met inachtneming van do voorschrif ten, vervat in do artikelen 26 tot en met 26 quater. Foor Je Militairen. Geachte Eedactie! I f Mei deze verzoeken ondergetekenden één Jplaatsje in Uw veelgelezen blad voor on derstaande regelen. Bijl voorbaat kun dank. Na met zekere voldoening kennis geno men te hebben van het bericht in Uw blad, dateerende 17 April, wekt het onze verwon dering over het draaglijk maken van het isolement in de Barakken Heerenstraat al hier door burgers en in dat bericht genoem de Commissie, of genoemd isolement het eenigste ondraaglijke hier ter stede is. n, is (Ten berichtgever o.i. zeker onbekend, l hier ter stedè nog meer dergelijke oagêijj kigen zijn en wel ondergeteekendcu vau a schrijven. Zij toch zien zich genoodzaakt i0j dit schrijven bedoelde Commissie en teVoi de burgerij onder het oog te brengen ondl welke omstandigheden zij in hun obsorvat moeten leven. Genoemde militairen in ,j Barakken kunnen zich toch altijd nog van h, noodige en tevens aangename voorzien, da-, er voor hen nog een cantine daar ter plan, is; waar wij, omringd door hooge D)ur(., van de gansche gemeenschap zijn afgeslols! Bbvendien zija genoemde militairen in i Barakken nog in het volle bezit van 1 soldij, terwijl wij' ons met zegge 4 cent: j» dag moeten tevreden stellen. Hopende door (leze regelen te hebben aas getoond, dat zij zich ook gaarne met milde gaven van burgerij en Commissie j. gen bedacht in den vorm van sigaren andere voor militairen zoo welkome vena singen, teekenen zij. Hoogachtend, 01;H De militairen in observi \'i tie S t.-C e c i 1 i a-B a r a k Sion steeg. Leiden, 19. April 1916. RECLAMES a 40 cis. per Regel. A LA CORSETIÈRE RAMONDT, LEIDEN Breestraaf 34. Tel. Int. 1425. PfïRQFTQ irL alle maten ca prijze lu steeds voorhanden 6670 3 SCHAAKRUBRIEK van fiot SCHAAKGEZELSCHAP »PALEM|DES Opgericht 1846, Spoclavond{ lederen Maandag Ir! do Bovenzaal van Café „Central", Breeslra Aanvang? 8 uren- Redactie i L. BIEBMASü cn E. J. v. d. XR00J Probleem No. 102. (A. BALJEU). (Eerste Publicatie), f i 1 Zwart. (8) m Ui I.; J 1 4 i f &HS ÈS] i? 'M W'. WM Elf' Wti WÈÊ 1 f ;r 'm a b d e f g Wit (10) tWit: K. a7, D.al, T.d8 en h4, P.bJ 'en g 5, L. b 5 ©n c 7, p. 4 en a 6*. Zwart: K.c5, D.fG, T.c2, P.f2 en i'7f L.g2y p.c5 en g6. Oplossing Probleem No. ÏOO: T. ©2 ens. Goede oplossingen ontvangen var ren: J. E. Stolte, L. M. Valkenburg. *aj; O. de ,W., allen te Leiden; H. j'. veldt, te Oegstgeesfc; A. Baljeu, en G. Voo^s Gzn., te Katwijk a; d. Rjjn; K. Haasnoot, tc Katwijk-aan-Zee; J. J. Vooys, te Halfweg H. J. Haas, te Utrecht; en P. G. V. d. Tang. te Oudewetering. Correspondentie: Het eomponeeren v;u problemen brengt eigenaardige moeilijkhedei tnet zich, welke niet in deze rubriek handeld kunnen worden. Amateur-problean- oompomsten raden we daarom aan gebruÜs! te (maken van het werkje van H. J. den Her tog, „Studie over het Schaakprobleem", uit gave G. B. van Goor, te Gouda. J. O. de W.: Volgende week. Oplossingen worden ingewacht tot uïfér* lftk Dinsdag 2 IMei a.s.. 'e namiddags öureD, kan het Bureel van dit Blad. met het boerenbedrijf in dit district bekend was, zou bemerkt hebben, dat de heggen hier dichter waren dan gewoonlijk, de sloo- ten helderder, en dat iedere poort in goe den staat en behoorlijk gesloten was. De laan eindigde in den hof van dc boerderij, een geplaveid vierkant, aan drie zijden omringd door schuren en koestallen. Als de postbode nu omgekeken had, zon hij. niets meer gezien hebben van het Penolverdal, waardoor hij gekomen was; zijn oogen zcu- ilen over volkomen vlak land gedwaald heb ben tot de heuvels aan de andere zijde van Porthlew. Een withouten poort gaf toegp- f dooi den gordel van dennen tot den l van rn enthusiastbehalve de bollen cn ifc.iderc reeds bloeiende bloemen, bevatte hij bijna iedere soort van bloeiencten heester, die in dit klimaat niet mogelijkheid groeien kon. Het huis was van het gewone type, van gra niet gebouwd, zonder decoratieve bijzon derheden. Voor de ramen hingen roode gordijnen in plaats van de gewono wit-ne- teldoeksohe. Aan do voordeur staande kon de brievenbesteller de zee tien omlijst door die twee armen van d© heefijzervormigen gordel van demieboomen, die liet huis van achter en op zijde omgaven. Als hij over de heg aan do achterzijde van den tuin geke ken had, zou hij eenigo honderden meters verder een andere vallei gezien hebben, ge lijk aan die van Penolver, maar in zoover gunstiger, dat zij verder westwaarts lag. Zij kwam uit aan de kust boven het met gras begroeide landihoofd, dat het verste punt was, hetwelk Vivien Eady had kun nen zien op haar morgenwandeling langs de klippen. Rosemarran hoeve stond inder daad op een ongeveer driehoekig tafel- land. De basis van den driehoek werd ge vormd door de kust, do twee tijden door de daken van Prniolver en Rosemorran, die langzamerhand niet meer te onderschei den waren, en zich aan dbn top vereenigden in een strook moerasland, doorsneden door den groot-en weg van Porthlew naar Land's End. Op het bellen van den besteller ver scheen een knappe oude. vrouw met muts en schort, wier bard gezicht opklaarde, toen. zij cbn brief aannam. Alsof hij een ge sprek voortzette, begon de besteller on middellijk to praten over zijn voeten. Bij na dere beschouwing bleek hij inderdaad ©en voorbeeld van aanpassing aan het ge bruik. Hij had een klein hoofd en smal ge zicht, maar zijn beenen waren he©l lang en zijn voeten reusachtig. „Ik weet werkelijk niet, wat er met hen gebeurd is", zei hij op een wanhopigen toon. „Iedereen zal het met mij eens zijn, dat ik overdag genoeg loop, om z© plei- rier te doen; maar als ik slaap, gaan se nog op en neer als een paar stampers, en zoo krijg ik in het geheel geen rust." De vrouw, die hij met Juffrouw Ford" aansprak, luisterde stil glimlachend. Blijk baar beschouwd© hij haar als zijn genees kundige raadgeefster, want tij zei: „Ja., Jan, ik weet het niet; als jé het eens probeerde met warm bier bij je avond eten." „Ja, dat zal ik doen", zei hij gretig, en zijn pet afnemende, ging 'hij gauw heen, als om het geneesmiddel zonder verwijl toe to passen. Juffrouw Ford sloot dé deur niet, maar volgde langzaam den besteller door de tuinpoort, stak den hof over en klom een efceenen trapje op buiten aan een der schu ren. „Een brief van jongeheer Hugo en uw courant mijnheer L-' riep tij vroolijk door do open deur. „O, kom maar binnen juffrouw", ant woordde Stott's diepe 6tem van binnen. Door het zonlicht buiten was Stotfc niet dadelijk te zien, juffrouw Ford kwam op den zolder en overschaduwde haar oogen met die hand, toen tij in de diépe bruine schaduw staarde, waar tij hem ontdekt© met uitgespreid© beenen op den vloer zit tend, bezig met- een tafelmes pootaardap- pelen door te snijden. Hij was omringd door bakken, opgehoopt met uitgeschoten aardappelen, die hij, na ze gesneden to hebben, zorgvuldig in een mand legde, ge reed om te potën. Hij nam den brief en zei vriendelijk „Waoht even, juffrouw", terwijl hij de en veloppe openscheurde. Niet minder gretig dan Vivien Eadfr, lab Stott de eerst© regels van zijn brief, maar juffrouw Ford, die met een voorbarigen glimlach wachtte, bemerkte, dat onder het leizen, zijn kleur hooger werd en dl© aderen op zijn voorhoofd zwollen. Toen word hij zeer bleek. Maar liij keek niet op en sprak niet-. Zij kuchte zachtjes. „O, neem m© niet kwalijk, juffrouw", zei hij, opkijkend, „Hugo laat u groeten." „Er ie toch niets gebeurd, mijnheer?" vroeg tij ongerust. „O, neen, hij te heel wel, daok unv aea hij bijna barech. Zij mompelde iets, maar ondanks tijn verzekering, jpog tij met eeai bekommerd getiohb heen. Btott legde feiten brief op 'den grond, nam een aaddappei <op en smeed titan (lang zaam in kleine stukjes. Zijn gezicht had weer tijn gewone kleur terug gekregen, en hij haalde rustig adem. Na een paar minu ten nam hij den brief weer op en las hem tot het eindb met een glimlach, dd© heel treurig, en toch eenigszins spottend was. Do eerste helft van den brief was heel go- woon. Daarop volgde het onaangename gedeelte „O ja, dat vergat ik bijna, eergisteren ikwam ©r zoo'n raar soort kerel aan school, die naar mij vroeg. Hij zeide, dat tijn naam Rutherford Lorraine was; hij scheen ©r trotsch op te zijn en vroeg mij, of ik ooit van hem gehoord had. Ik zei „neen", en toen keek hij verwon derd, en vroeg mij, waar u woonde, cn of dk mij mijn moeder herinnerde, en nog een massa andere dingen. Natuurlijk zea ik hem,, waar u woont, en daarop zei hij, dat hij oen groot vriend van u was, en dat hij u zou opzoeken. Als het u niet kan sche len, dat ik het zeg, hoop ik, dat het geen vriend van u is. Ik vond hem een schooieT, met lang haar en een ongezond uiterlijk, en daarbij rook hij naar whiskey. Zijn folec- ren waren versleten, maar ik zou. mij niet schamen voor een man, omdat liij" arm was, maar hij zag ©r uit, alsof hij rich niet woechte. Hij zei„A propos, kan je me een halve kroon leenen, dan behoef ik geen papier in het hotel te wisselen!" Ik was met erg op mijn gemak met hem. Roueby zei, dat hij op den dichter geleek, dien hij bij Sanger zag, waar hij met Kerstmis met tijn vader geweest was, en die door den olow voor den gek gehouden werd." Er behoefb geen geheim van Rutheford Lorraine gemaakt te worden. In Penolvcr Oov© dacht uien, dat Stott weduwnaar met een zoon was. Hij was echter nooit getrouwd gewoed ©n „jongeheer Hugo" was zijn zoon niet. Zolfe juffrouw Ford, hoe vertrouwd Sj was, wist- niets van de verwantschap, ol gebrek daaraan, tusschen de twee. Toen hij do universiteit verliet, om W te worden van de redactie van een <la£ blad, maakte Stott kennis met Rutberfori Lorraine, een man met ©enig talent, hal tooneelspoler, drie achtste journalist, o voor de rest dichter, tamelijk wel bekeri in lagero letterkundig© kringen als k schrijver van een deeltje erotische poëzie, Lorraine had de tweede uitgave van zija gedichten gevierd door een huwelijk ffld de dochter van eon plattelandspredoikani die op het tooneel terecht was gekomen een luchthartig meisje met de terin? onder d!o leden. Misschien werd Stott dotf niets zoozeer aangetrokken als door opvallende ongeüijksoortighedcl van b' paar, en meer dan eens hielp hij hen ul< geldelijk!© verlegenheid. Mevrouw Bof* raine toonde haar dankbaarheid door z-1''* t© verbeelden, dat zij verliefd op was, ©n hem dit te toonen op een wijtf' dio haar echtgenoot toen niet scheen hinderen. Maar toen haar kind zes maiF den oud, en zij ziekelijk was, ging Ruthe ford naar Amerika, een brief achterkies" de, waarin hij verklaarde, dat zijn Hellef ebbe ziel hem niet langer toestond, b;1, geliefden vooral ongeoorloofd &e den in den weg te etaandit, zou^ Stott volkomen begreep, zonder ccnig ,K wust cynisme; hoewel Rutherford er bij tc voegen, dat hij in zijn balb^ scha-p vergezeld werd door de dochter en erfgename van een herborgici 1 Battersee. v 'Vvf 1 (Wordt vervolgd-I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1916 | | pagina 2