Binnenland.
Ingezonden.
De verdcfiigingsbelasting.
Do minister \an Financiën zet in zijn
antwoord uiteen, dat voor hem het verschil
'tu&schcn een heffing voor éénmaal
vooral wanneer daarvan, gelijk thans
ml nagenoeg iedereen schijnt voor te
staan, de inning over ccn paar jaren
woiVit verdeeld on een heffing
loopendo over ccn veertien- of vijftien
tal jaren, steeds meer gradueel dan prin
cipieel ib geweest. De vraag, door welke
kringen der bevolking de crisisuitgaven ten
slotte 211 meerdere of mindere mate wor
den gedragen, heeft hem van den beginne
af do belangrijkste zijde van de zaak toege
schenen. Echter wanneer er voor zoover de
crisifi-ititgaycn in hoofdzaak ten laste van de
meer gegoeden worden gebracht, rijst toch
ook do vraag, of dc heffing over eén groo-
tor dan wel over een kleiner aantal jaren
zal worden verdeeld. Het antwoord op die
vraag wordt naar de meening van den mi-
r>ter voornamelijk bekeerseht door het
Antwoord op dezo andere: in welk geval
bestaat er dc grootste kans, dat de groot©
kapitaalvernietiging, waartoe de Staat ter
wiiio van het behoud, der neutraliteit van
het land cn liet temperen van gevolgen
van do crisib voor het minder gegoede deel
der bevolking genoopt werd door bespa
ring zal worden geneutraliseerd.
Is'aar de overtuiging van den minister is
feil extra-heffing voor eenmaal, waarvan
do invordering Wordt verdeeld over een
twee- a drietal jaren en wclko zoo matig
gehouden wordt, dat betaling uit het in
komen nagenoeg altijd mogelijk is, daartoe
zeer bevorderlijk. Zulk een heffing kan
een ter ite dit opzicht het meest© effect sor-
tccren in het tijdperk, waarin do oorlog
met al zijn ellende nog in onze nabijheid
woedt 01 althans uren van spanning-en
goiaar, welko hij medebracht, nog vcxsch
in het geheugen liggen, in den tijd, waarin
alom bij ouzo naburen bezuiniging wordt
gepredikt en bevorderd, den tijd ook waar
in het verkrijgen wan vele der minder
noodzakelijke verbru^goederen sterk be
moeilijkt wordt.
Het betoog, door verscheidene tegenstan
dera geleverd, dat thans de tijd slecht ge
kozen is voor een heffing voor eens, wordt
dan ook door den minister allerminst on
derschreven. Ongetwijfeld waro het betc-r,
indien men bereids volledig overzicht had,
hoeveel do crisis aan den Staat gekost heeft
en nog zal kostendoch voor het brengen
■/elf van een offe-r aan do gemeenschap in
Jjcn vorm van rationeele bezuiniging op
den levensstandaard, zoodat do belasting
penningen beschikbaar komen zonder aan
spreken van hot vermogen, zijn de tegen
woordig© tijdsomstandigheden bij uitstek
gunstig.
Wilde men het opleggen van do lasten,
welko het tegenwoordige tijdperk mede
brengt', uitstellen totdat do gevolgen van dc
reusachtige vernietiging van kapitaal en
van valide arbeidskrachten in een belang
rijk deel der wereld geheel zullen hebben
doorgewerkt en té overzien zijn, dan zou
voorzeker nog zeer ge ruimen tijd to wach
ten zijn met eiken eenigszins krachtxgen
maatregel, i. trekkende om den nacfeeligen
in\loed van de crisis voor 's lands financiën
zooveel mogelijk op te heffen. En het gun
stig© getij voor hot vragen van belangrijk©
•>ffers zou voorzeker inmiddels verloopen
zijn.
Tiet was den minister aangenaam uit het
Ycorloopig Verslag te ontwaren, dat men
ia het algemeen van oordeei scheen, dat de
door hem voorgestelde heflingpercentuges
wel aan het door hem gestelde criterium
voldoen. Dat er niet in sommige opzichten
conigi-zans verder zou kunnen worden ge
gaan zonder in strijd te komen met het
vooropgezette beginsel is natuurlijk niet
to bewijzen. Doch zeker wordt dc ^ans, dat
bereikt wordt wat de Regcering ?n deze
wensclielijk acht bij elk verhoogen cler per
centages, meer dan naar evenredigheid,
kleiner.
Wat betreft de verhouding- der percen
tages, welke van inkomsten geheel ,uit arbeid,
deels uit arbeid en deels uit vermogen,
en geheel uit vermogen zullen worden ge
heven volgens de voorstellen der Regee
ring, komt het den minister voor ja,
blijkt uit sommige becijferingen dat een
gedeelte van de daarop uitgeoefende cri-
ciek het gevolg is van de omstandigheid
'dat één der. drie belastingvoorstellen som
tijds over het hoofd werd gezien. Het is
toch niet juist, 'dat de minister wenschf,
dat er van vermogens van f 10,000 tot
f50,000 niets wordt bijgedragen en ook on
juist, dat van een vermogen van 1100,000
slechts f 100 wordt gevorderd. Immers
naast de liooge heffing ineens van vermo
gens volgens Yerdedigingsbelasting I sub b,
staat de heffing volgens Verdedigingsbelas-
ting I sub a. Neemt men die beide belas
tingen1 (de sub a bedoelde is eenvoudig een
verdubbeling van de bestaande vermogens
belasting) te zamen, dan zal men zieie dat
noch bij zoo hoog bedrag met de heffing!
naar het vermogen wordt begonnen, noch
zoo weinig van de middelmatige vermogens
wordt geheven als het in bet Voorloopig
Verslag wordt voorgesteld en tevens, dat
de tabel, bij dat verslag gevoegd, den toe
stand niet juist weergeeft.
Het is duidelijk, dat de drie belastingen,
welke te zamen de heffing voor éénmaal
vormen, in onderling verband zijn te be
schouwen; doet men zulks, dan komt naar
de meening van den minister aSn het licht,
dat de opmerking, dat volgens zijn voor
stel van de kleine en middelmatige vermo
gens te weinig wordt gevraagd, onbillijk is.
Niet geheel ongegrond acht de minister
evenwel de klacht, dat in zijn voorstel van
zeer kleine inkomens wat te veel wordt
gevraagd. Al meent hij dan ook aan den
wensch, om arbeidsinkomens tot f1600 ge
heel vrij te stellen, geen gevolg te mogen
geven, omdat het ook naar zijn meening
wensc-helijk is in deze heffingen, allen, die
inkomsten- en vermogensbelasting plegen te
betalen, eenigszins te betrekken, hiji is toch'
tot een kleine vermindering van het voor
de inkomens onder f4000 voorgestelde ta
rief overgegaan.
Ten einde de leden in staat té stellen om
een beter inzicht te verkrijgen van de wer
king van de drie belastingen te zamen,
welke de door de Regeering voorgestelde
heffing ineens vormen, is bjj deze Memorie
een tabel gevoegd, waaruit blijkt, wellcé
percentages gevorderd worden van verschil
lende inkomens en zulks voor de gevallen^
waarin die inkomens geheel uit vermogen,
voor de helft uit vermogen en voor de helft
uit arbeid, en geheel uit arbeid voort
vloeien.
Het zeer juiste, doch éenigé, argument
door de heeren Bos c. a. gebruikt voor het
begrijpen van de naamlooze vennootschap
pen in de door hen voorgestelde heffing
geldt niet voor de opneming* van die licha
men onder de belastingplichtigen volgens
het Regeeringsvoorstel. Het zou in hooge.
mate onbillijk zijn om de naamlooze ven
nootschappen in een belasting als de onder-
werpelijke aan te slaan tegelijk met de
houders van de aandeelen daarvan.
De minister meent, dat door hem: terecht
is vastgehouden aan den kinderaftrek, ge
lijk die geregeld is in de bestaande inkom
stenbelasting. Nam hij voor de Verdedigings-
belasting I b de bepaling van art. 12 van het
voorstel der heeren Bos c.s. over, dan zou
iemand met een vermogen van f60,000
daardoor een verlaging van aanslag van fl
per kind verkrijgen en iemand met een ver
mogen van flO millioen een verlaging van
aanslag ruim 17,000 per kind, terwijl
toch de eerstgenoemde zich zwaarder offers
voor een goede opvoeding van zijn kinderen
zal moeten getroosten dan de laatstge
noemde.
Opneming van een disconto-bepaling acht
de minister in strijd met een van de voor
naamste beginselen van zijn voorstel.
Aan het bezwaar tegen het onderbrengen
in één klasse van de inkomens van f2000
tot f 5000 is door een voorgestelde wijzi
ging van het tarief tegemoet gekomen.
Door die wijziging is tevens eenigszinS
tegemoet gekomen aan het verlangen van
de leden, die de progressieschaal wensch-
ten te zien voortgezet voor inkomens boven
f 100,000. De progressie zelve liep reeds
voort tot de hoogste inkomens.
De minister van Financiën heeft, vol
doe ihIo aan zijn toezegging in «Je Memorie
van Antwoord! nopens het wetsontwerp tot
heffing van buitengewone' belastingen ter
gedeeltelijke bestrijding dier kosten v-an
den oorlogstoestand, aan do Tweede Ka
mer doen toekomen ©en provinciesgcwijze
ingerichte opgavci van
a. de in elk der jaren 1913 en 1914 inge
leverd© aan recht van successie of van over
gang onderworpen memoiién van aangifte,
waarin onroerende goederen werden aan
gegeven; en
b. het aantal gevallen, waarin ©ver meer
dan de in die iuemoriên aangegeven waar
de dier goederen recht moest worden be
taald, tengevolge van een aangezegde ge
rechtelijke waardeering of van een door
den ontvanger gevraagd© verhooging.
De Jaarwedden <ler Onderwijzers*
Artikel VIII van het eerst© ontwerp van
wet tot wijziging der Lager Onderwijswet,
welk artikel do salarieering der onderwij
zers regelt, luidt in zijn geheel als volgt:
Artikel 26 der wet tot regeling van het
lager onderwijs wordt vervangen door vijf
nieuwe artikelen, luidende als volgt:
Artikel 26. 1. Aan iederen onderwijzer
aan een openbare lagere school wordt een
vast© j'aar wedde toegelegd. Die jaarlijk-
schc wedde bedraagt voor een onderwijzer
aan een school
A. gelegen in een gemeente of gedeelte
eener gemeente, 'behoorende tot de zeven-
die, achtste of negende klasse der tabel, be
doeld in artikel 5 der wet tot regeling der
Personeel© belasting van 16 April 1896
Staatsblad No. 72, wolko tabel laatstelijk is
gewijzigd bij de wet van 19 Juni 1915
(„Staatsblad" no. 280):
a. met minder dan tweo dienstjaren,
f 600;
b. met twee cn meer doch minder dan
vier dienstjaren, ƒ700;
0. met vier en meer doch minder dan
zes dienstjaren, ƒ800;
d. met zes en meer doch minder dan
acht dienstjaren, ƒ900;
e. met acht en meer dooh minder dan
tien dienstjaren, 1000
1 met tien en meer doch minder dan'
dertien dienstjaren, 1100
g. met dertien en meer dienstjaren,
f1200;
B. gelegen in een gemeente of gedeelte
eener gemeente, behoorende tot de vijfde
of zesde klasso der onder A vermelde ter-
bel
a. met minder dan twee dienstjaren,
650;
b. met twee en meer doch minder dan
vier dienstjaren, 775;
o. met vier en meer doch minder dan
zes dienstjaren, ƒ900;
•d. met zes en meer dooh minder dan
acht dienstjaren, ƒ1025;
e. met acht en meer dooh minder tian
tien dienstjaren, ƒ1150;
f. met tien en meer dodh minder «dan
dertien dienstjaren, 1275
g. met dertien en meer dienstjaren,
f1400;
C. gelegen in een gemento of gedeelte
oener gemeente, behoorendo tot d'e dorde
of vierde klasso dér onder A vcTmclde ta
bel
a. met minder den twee dienstjaren^
f 675;
b. met tweo en meer <Tooh minder dan
vier dienstj aren825
c. met vier cn meer "doch minder clan
zes dienstjaren; f975;
d. met zes cn meer clock minder dan
acht dienstjaren, f 1125
e. met acht en meer doch minder dah
tien dienstjaren, ƒ1275;
f. met, tien cn meer doch minder dan
dertien dienstjaren ƒ1425;
g. met dertien cn meer dienstjaren,
f1550
D. gelegen in een gemeento of gedeelte
eener gemeente, behoorende tot de lsto of
tweede klasse der onder A vermelde ta
bel:
a. met minder 3an tweo dienstjaren,
700;
b met twee en meer docK minder dan
vier dienstjaren, f 87*".
c met vier en meer doch minder da li
zes dienstjaren, ƒ1050
d. met zes en meer doch minder dan
acht dienstjaren, f 1225
e. met acht en meer doch minder dan
tien dienstjaren, f 1400
f. met tien en meer doch minder dan
dertien dienstjaren, ƒ1575;
g. met dertien en meer dienstjaren,
f 1700
2. De verhoogingen cler jaarwedde, in
het vorig lid tel'kens onder f en g bedoeld,
worden niet toegekend aan onderwijzeres
sen. Do verhoogingen der jaarwedden, in
dat lid telkens onder e, f en g bedoeld,
n orden niet toegekend aan onderwijzers en
die, onder o bedoeld, niet aan onderwijze
ressen, die bindende geloften hebben afge
legd niet in het huwelijk te zullen treden.
3. De jaarwedde wordt voor ieclcren on
derwijzer, die den rang van hoofdondcrwij-'
zer bezit, met f 20Q verhoogd.
4. Voor icd'eren onderwijzer, verbonden
aan een school, waar behalve de vakken
ak één of meer der vakken, vermeld in
artikel 2 onder 1—t worden onderwezen,
wordt de jaarwedde wegens het bezit van
de akte van bekwaamheid voor elke dier
aan die school onderwezen vakken verhoogd
met f 100, doch met geen hooger dan een
gezamenlijk bedrag v-an f 300.
5. dé jaarwedde wordt verhoogd voor het
hoofd eener school
a. gelegen in een gemeente of gedeelte
eener gemeente, behoorende tot do zeven
de, achtste of negende klasse der onder A
vermelde tabel, indien do school 200 of min
der leerlingen telt, met ƒ200, en indien zij
meer dan 200 leerlingen telt, met f 300
b. gelegen in een gemeente of gedeelte
eener gemeente, behoorende tot d'c vijfdé
of zesde klasse der onder A vermelde tar
bel, indien de school 200 of minder leerlin
gen telt, met 300, en, indien de school
meer dan 200 leerlingen telt, met ƒ400;
0. gelegen in een gemeente of gedeelte
eenor gemeente, behoorende tot dc derde of
vierde klasse dér onder A vermelde tabel,
indien de school 200 of minder leerlingen
telt, met 400, cn, indien zij meer dan 200
leer lingen telt, met 500
dL gelegen an een gemeente of gedeelte
eener gemeenteschool behoorende tot d'e le
of tweede klasso der onder A vermelde ta
bel, indien do 200 of minder leerlingen
telt, met 500, en, indien zij meer dan
200 leerlingen telt, met ƒ600.
Artikel 26. bis. De aanspraak op verhoö-
ging der jaarwedde ontetaat:
1. wegens diensttijd, met den eersten
dag der maand, volgende o-p ddo waarin
een dienst van 2, 4, 6, 8 10 en 13 jaren de
volbracht
b. wegens het bezit der akte van hoofd
onderwijzer of van een akte van bekwaam
heid voor één of meer der vakken, ver
meld in artikel 2 onder 1—t, voor onderwij
zers, die bij hun benoeming niet in liet bezit
zijn van een of meer der genoemde 'akten,
met den eersten dag der maand, volgende
op die waarin bedoelde onderwijzers zoo
danige akte verkrijgen, en voor onderwij
zers, die bij hun benoeming reedis in het
berit zijn van. een of meer der laategcnoem-
de akten, met den eersten dag der maand
waarin het onderwijs in één of meer dier
vakken aan die school wordt aangevan
gen;
c. voor het hoofdi eener school, indien
met toepassing van artikel 24, zesde lid,
het gemiddelde getal kinderen dier school
in het onmiddellijk voorafgaande kalender
jaar meer dan 200 bedraagt, met den eer
sten dag der maand Januari van het loo-
pendc j^yar.
Artikel 26 ter. Als diensttijd komt in aan
merking de tijd, vóór en na de invoering
dezer wet doorgebracht in dienst zoowel
aan openbare -als aan bijzonder© lagere
scholen, als hoofd cn als onderwijzer, zoo
mede diensten, bewezen volgens artikel 33.
Artikel 26 quater. Do bepalingen van de
artikelen 26 tot en met 26 ter gelden niet
voor de onderwijzers, uitsluitend belast met
het onderwijs, in één of meer der vakken,
vermeld in artikel 2 onder h—t.
Artikel 26 quinquies. Do gemeentebestu
ren stellen de jaarwedden der onderwijzers
vast met inachtneming van do voorschrif
ten, vervat in do artikelen 26 tot en met
26 quater.
Foor Je Militairen.
Geachte Eedactie! I f
Mei deze verzoeken ondergetekenden één
Jplaatsje in Uw veelgelezen blad voor on
derstaande regelen. Bijl voorbaat kun dank.
Na met zekere voldoening kennis geno
men te hebben van het bericht in Uw blad,
dateerende 17 April, wekt het onze verwon
dering over het draaglijk maken van het
isolement in de Barakken Heerenstraat al
hier door burgers en in dat bericht genoem
de Commissie, of genoemd isolement het
eenigste ondraaglijke hier ter stede is. n,
is (Ten berichtgever o.i. zeker onbekend, l
hier ter stedè nog meer dergelijke oagêijj
kigen zijn en wel ondergeteekendcu vau a
schrijven. Zij toch zien zich genoodzaakt i0j
dit schrijven bedoelde Commissie en teVoi
de burgerij onder het oog te brengen ondl
welke omstandigheden zij in hun obsorvat
moeten leven. Genoemde militairen in ,j
Barakken kunnen zich toch altijd nog van h,
noodige en tevens aangename voorzien, da-,
er voor hen nog een cantine daar ter plan,
is; waar wij, omringd door hooge D)ur(.,
van de gansche gemeenschap zijn afgeslols!
Bbvendien zija genoemde militairen in i
Barakken nog in het volle bezit van 1
soldij, terwijl wij' ons met zegge 4 cent: j»
dag moeten tevreden stellen.
Hopende door (leze regelen te hebben aas
getoond, dat zij zich ook gaarne met
milde gaven van burgerij en Commissie j.
gen bedacht in den vorm van sigaren
andere voor militairen zoo welkome vena
singen, teekenen zij.
Hoogachtend,
01;H De militairen in observi
\'i tie S t.-C e c i 1 i a-B a r a k
Sion steeg.
Leiden, 19. April 1916.
RECLAMES a 40 cis. per Regel.
A LA CORSETIÈRE RAMONDT, LEIDEN
Breestraaf 34. Tel. Int. 1425.
PfïRQFTQ irL alle maten ca prijze
lu steeds voorhanden
6670 3
SCHAAKRUBRIEK van fiot SCHAAKGEZELSCHAP
»PALEM|DES
Opgericht 1846,
Spoclavond{ lederen Maandag
Ir! do Bovenzaal van Café „Central", Breeslra
Aanvang? 8 uren-
Redactie i L. BIEBMASü cn E. J. v. d. XR00J
Probleem No. 102. (A. BALJEU).
(Eerste Publicatie),
f i 1 Zwart. (8)
m Ui
I.; J
1 4
i f
&HS ÈS] i?
'M
W'. WM Elf'
Wti WÈÊ 1 f
;r 'm
a b d e f g
Wit (10)
tWit: K. a7, D.al, T.d8 en h4, P.bJ
'en g 5, L. b 5 ©n c 7, p. 4 en a 6*.
Zwart: K.c5, D.fG, T.c2, P.f2 en i'7f
L.g2y p.c5 en g6.
Oplossing Probleem No. ÏOO: T. ©2 ens.
Goede oplossingen ontvangen var
ren: J. E. Stolte, L. M. Valkenburg. *aj;
O. de ,W., allen te Leiden; H. j'.
veldt, te Oegstgeesfc; A. Baljeu, en G. Voo^s
Gzn., te Katwijk a; d. Rjjn; K. Haasnoot, tc
Katwijk-aan-Zee; J. J. Vooys, te Halfweg
H. J. Haas, te Utrecht; en P. G. V. d. Tang.
te Oudewetering.
Correspondentie: Het eomponeeren v;u
problemen brengt eigenaardige moeilijkhedei
tnet zich, welke niet in deze rubriek
handeld kunnen worden. Amateur-problean-
oompomsten raden we daarom aan gebruÜs!
te (maken van het werkje van H. J. den Her
tog, „Studie over het Schaakprobleem", uit
gave G. B. van Goor, te Gouda.
J. O. de W.: Volgende week.
Oplossingen worden ingewacht tot uïfér*
lftk Dinsdag 2 IMei a.s.. 'e namiddags öureD,
kan het Bureel van dit Blad.
met het boerenbedrijf in dit district bekend
was, zou bemerkt hebben, dat de heggen
hier dichter waren dan gewoonlijk, de sloo-
ten helderder, en dat iedere poort in goe
den staat en behoorlijk gesloten was. De
laan eindigde in den hof van dc boerderij,
een geplaveid vierkant, aan drie zijden
omringd door schuren en koestallen. Als de
postbode nu omgekeken had, zon hij. niets
meer gezien hebben van het Penolverdal,
waardoor hij gekomen was; zijn oogen zcu-
ilen over volkomen vlak land gedwaald heb
ben tot de heuvels aan de andere zijde
van Porthlew.
Een withouten poort gaf toegp- f dooi
den gordel van dennen tot den l van
rn enthusiastbehalve de bollen cn ifc.iderc
reeds bloeiende bloemen, bevatte hij bijna
iedere soort van bloeiencten heester, die in
dit klimaat niet mogelijkheid groeien kon.
Het huis was van het gewone type, van gra
niet gebouwd, zonder decoratieve bijzon
derheden. Voor de ramen hingen roode
gordijnen in plaats van de gewono wit-ne-
teldoeksohe. Aan do voordeur staande kon
de brievenbesteller de zee tien omlijst door
die twee armen van d© heefijzervormigen
gordel van demieboomen, die liet huis van
achter en op zijde omgaven. Als hij over de
heg aan do achterzijde van den tuin geke
ken had, zou hij eenigo honderden meters
verder een andere vallei gezien hebben, ge
lijk aan die van Penolver, maar in zoover
gunstiger, dat zij verder westwaarts lag.
Zij kwam uit aan de kust boven het met
gras begroeide landihoofd, dat het verste
punt was, hetwelk Vivien Eady had kun
nen zien op haar morgenwandeling langs de
klippen. Rosemarran hoeve stond inder
daad op een ongeveer driehoekig tafel-
land.
De basis van den driehoek werd ge
vormd door de kust, do twee tijden door
de daken van Prniolver en Rosemorran,
die langzamerhand niet meer te onderschei
den waren, en zich aan dbn top vereenigden
in een strook moerasland, doorsneden door
den groot-en weg van Porthlew naar
Land's End.
Op het bellen van den besteller ver
scheen een knappe oude. vrouw met muts en
schort, wier bard gezicht opklaarde, toen.
zij cbn brief aannam. Alsof hij een ge
sprek voortzette, begon de besteller on
middellijk to praten over zijn voeten. Bij na
dere beschouwing bleek hij inderdaad ©en
voorbeeld van aanpassing aan het ge
bruik. Hij had een klein hoofd en smal ge
zicht, maar zijn beenen waren he©l lang en
zijn voeten reusachtig.
„Ik weet werkelijk niet, wat er met hen
gebeurd is", zei hij op een wanhopigen
toon. „Iedereen zal het met mij eens zijn,
dat ik overdag genoeg loop, om z© plei-
rier te doen; maar als ik slaap, gaan se
nog op en neer als een paar stampers, en
zoo krijg ik in het geheel geen rust."
De vrouw, die hij met Juffrouw Ford"
aansprak, luisterde stil glimlachend. Blijk
baar beschouwd© hij haar als zijn genees
kundige raadgeefster, want tij zei:
„Ja., Jan, ik weet het niet; als jé het
eens probeerde met warm bier bij je avond
eten."
„Ja, dat zal ik doen", zei hij gretig, en
zijn pet afnemende, ging 'hij gauw heen, als
om het geneesmiddel zonder verwijl toe to
passen.
Juffrouw Ford sloot dé deur niet, maar
volgde langzaam den besteller door de
tuinpoort, stak den hof over en klom een
efceenen trapje op buiten aan een der schu
ren.
„Een brief van jongeheer Hugo en uw
courant mijnheer L-' riep tij vroolijk door do
open deur.
„O, kom maar binnen juffrouw", ant
woordde Stott's diepe 6tem van binnen.
Door het zonlicht buiten was Stotfc niet
dadelijk te zien, juffrouw Ford kwam op
den zolder en overschaduwde haar oogen
met die hand, toen tij in de diépe bruine
schaduw staarde, waar tij hem ontdekt©
met uitgespreid© beenen op den vloer zit
tend, bezig met- een tafelmes pootaardap-
pelen door te snijden. Hij was omringd
door bakken, opgehoopt met uitgeschoten
aardappelen, die hij, na ze gesneden to
hebben, zorgvuldig in een mand legde, ge
reed om te potën.
Hij nam den brief en zei vriendelijk
„Waoht even, juffrouw", terwijl hij de en
veloppe openscheurde.
Niet minder gretig dan Vivien Eadfr, lab
Stott de eerst© regels van zijn brief, maar
juffrouw Ford, die met een voorbarigen
glimlach wachtte, bemerkte, dat onder het
leizen, zijn kleur hooger werd en dl© aderen
op zijn voorhoofd zwollen. Toen word hij
zeer bleek. Maar liij keek niet op en sprak
niet-. Zij kuchte zachtjes.
„O, neem m© niet kwalijk, juffrouw",
zei hij, opkijkend, „Hugo laat u groeten."
„Er ie toch niets gebeurd, mijnheer?"
vroeg tij ongerust.
„O, neen, hij te heel wel, daok unv aea
hij bijna barech.
Zij mompelde iets, maar ondanks tijn
verzekering, jpog tij met eeai bekommerd
getiohb heen.
Btott legde feiten brief op 'den grond, nam
een aaddappei <op en smeed titan (lang
zaam in kleine stukjes. Zijn gezicht had
weer tijn gewone kleur terug gekregen, en
hij haalde rustig adem. Na een paar minu
ten nam hij den brief weer op en las hem
tot het eindb met een glimlach, dd© heel
treurig, en toch eenigszins spottend was.
Do eerste helft van den brief was heel go-
woon. Daarop volgde het onaangename
gedeelte
„O ja, dat vergat ik bijna, eergisteren
ikwam ©r zoo'n raar soort kerel aan school,
die naar mij vroeg. Hij zeide, dat tijn
naam Rutherford Lorraine was; hij scheen
©r trotsch op te zijn en vroeg mij, of ik ooit
van hem gehoord had.
Ik zei „neen", en toen keek hij verwon
derd, en vroeg mij, waar u woonde, cn of
dk mij mijn moeder herinnerde, en nog een
massa andere dingen. Natuurlijk zea ik
hem,, waar u woont, en daarop zei hij, dat
hij oen groot vriend van u was, en dat hij
u zou opzoeken. Als het u niet kan sche
len, dat ik het zeg, hoop ik, dat het geen
vriend van u is. Ik vond hem een schooieT,
met lang haar en een ongezond uiterlijk, en
daarbij rook hij naar whiskey. Zijn folec-
ren waren versleten, maar ik zou. mij niet
schamen voor een man, omdat liij" arm was,
maar hij zag ©r uit, alsof hij rich niet
woechte. Hij zei„A propos, kan je me
een halve kroon leenen, dan behoef ik geen
papier in het hotel te wisselen!" Ik was
met erg op mijn gemak met hem. Roueby
zei, dat hij op den dichter geleek, dien hij
bij Sanger zag, waar hij met Kerstmis met
tijn vader geweest was, en die door den
olow voor den gek gehouden werd."
Er behoefb geen geheim van Rutheford
Lorraine gemaakt te worden. In Penolvcr
Oov© dacht uien, dat Stott weduwnaar met
een zoon was.
Hij was echter nooit getrouwd gewoed
©n „jongeheer Hugo" was zijn zoon niet.
Zolfe juffrouw Ford, hoe vertrouwd Sj
was, wist- niets van de verwantschap, ol
gebrek daaraan, tusschen de twee.
Toen hij do universiteit verliet, om W
te worden van de redactie van een <la£
blad, maakte Stott kennis met Rutberfori
Lorraine, een man met ©enig talent, hal
tooneelspoler, drie achtste journalist, o
voor de rest dichter, tamelijk wel bekeri
in lagero letterkundig© kringen als k
schrijver van een deeltje erotische poëzie,
Lorraine had de tweede uitgave van zija
gedichten gevierd door een huwelijk ffld
de dochter van eon plattelandspredoikani
die op het tooneel terecht was gekomen
een luchthartig meisje met de terin?
onder d!o leden. Misschien werd Stott dotf
niets zoozeer aangetrokken als door
opvallende ongeüijksoortighedcl van b'
paar, en meer dan eens hielp hij hen ul<
geldelijk!© verlegenheid. Mevrouw Bof*
raine toonde haar dankbaarheid door z-1''*
t© verbeelden, dat zij verliefd op
was, ©n hem dit te toonen op een wijtf'
dio haar echtgenoot toen niet scheen
hinderen. Maar toen haar kind zes maiF
den oud, en zij ziekelijk was, ging Ruthe
ford naar Amerika, een brief achterkies"
de, waarin hij verklaarde, dat zijn Hellef
ebbe ziel hem niet langer toestond, b;1,
geliefden vooral ongeoorloofd &e
den in den weg te etaandit, zou^
Stott volkomen begreep, zonder ccnig ,K
wust cynisme; hoewel Rutherford
er bij tc voegen, dat hij in zijn balb^
scha-p vergezeld werd door de dochter
en erfgename van een herborgici 1
Battersee. v
'Vvf 1 (Wordt vervolgd-I