Mond- en klauwzeer. Rapeort Bevredigingscommissie. nr. II. OPLEIDING VAN ONDERWIJZERS'. Om tot verheffing van het peil, waarop het v 01 k s o n d e r w ij. s t h a ns staat, te kunnen geraken, is verzwaring van de eisclien van bekwaamheid, aan de onderwijzers te stellen, en in verband daar mede en betere regeling van de opleiding- der onderwijzers in de eerste plante noodig'. Eén akte van bekwaamheid." Dezo is te verkregen door vooreerst te breken met het thans vigeerende stelsel van twee akten van bekwaamheid van versehil- lend gehalte (volgens art. 77 onder a on b der wet tot regeling van liet lager onder wijs).^ Voor de toekomst zal slechte de hoog ste dier akten de onderwijsbevoegdheid mo gen verschaffen. Bovendien zal die eenc akte meer moeten omvatten dan te tegenwoordige akte van bekwaamheid volgens art. 77 onder b en .waarborg moeten geven, dat de bezitter daar van ook voldoende kennis beeft ver worven v a n e e n i g e 4 e r v a k k e n, wa ar- voor thans afzonderlijke akten van bekwaamheid verkrijgbaar zijn. 25 moet zieli tevens uitstrekken over de vol gende vakken: Vooreerst deeerstekcginselender W i s k u n d e. Voorts moeten de" afzonderlijke akten van bekwaamheid tot- liet geven van lager on derwijs in do moderne talen (vakken 1, m en n van artikel 2) voor de toekomst komen te vervallen. Eenige, zij bet elemen taire, kennis van de Fransche, Hoogduit- scke en Engelsche talen moet ieder Neder lander, die op het bezit van algemeene ont wikkeling aanspraak maakt, bezitten. Eindelijk mag liet in den tegenwoordigen tijd, een bepaalde eisch genoemd worden, dat iedere onderwijzer fn sta a t 'zij de Ban hem toevertrouwde jeugd ook bij 'de lichamelijke opvoeding voor te gaan. De gymnastiek, eenvoudige bewe gingsspelen daaronder begrepen, behoort een integreerend deel uit te maken van de ken nis, die elke onderwijzer der lagere school pioet bezitten. U a n d w e r k a k t e n bestendig d. Voor onderwijzers en voor on- tl e r w 5 z e r e s s e li moet de akte van bekwaamheid enz. zwaar zijn. Ken nis der specifiek vrouwelijke vakken worde op liet onderwijzers-examen van onderwijze ressen niet daarboven verlangd. De bijakten voor nuttige en voor fraaie handwer ken (vakken k en t) dienc-n derhalve be stendigd te blijven en niet in de .onder- v/ijsakt9 voor onderwijzeressen opgenomen te worden. Evenzoo de kennis, zoo voor mannelijke nis vrouwelijke onderwijzers, van het handde eken e n (vak q), alsmede van land- en tuinbouwkunde (vak ken r en rbis). Al de overige vakken van artikel L', t. w. die genoemd onder a tot en met i en '1 lot en met p en s, zuilen echter deel moeten uitmaken van liét tea men, dat zal leiden tot de bevoegdheid out aio onderwijzer werkzaam te zijn. Andere grondslagen van o p 1 e i d i n g. Verwezenlijking van dezê denkbeelden zil slechte dan verkregen kunnen worden, wau- leor de opleiding der onderwijzers op an dere grondslagen wordt opgetrokken dan thans het geval is. Do opleiding zal, met uitsluiting' van iederen anderen vorm, geschie den voor kweekscholen, welker leer plan 2oodanig is ingericht, dat aan het ein de van den geheelen leergang de kweekeliog theoretisch en pract'seh bekwaam is als on derwijzer in de maatschappij op te treden. De leerstof zal over een vijfjarigen cursus verdeeld moeten worden en wel ,n dier voege, dat de eerste drie jaren in hoofdzaak aan het verwerven van de noodige theoretische kennis gewijd zijn. De openbare kweekscholen vol gens dit model zullen r e c h t s t r c e k s door het R ij k beheerd moeten worden. D i a maast kornen te staan de b ij z o n- il ore kweekscholen. De kosten der opleiding komen naar ra ming op f 3,240.000 voor liet openbaar en 13,785.000 voor liet bijzonder onderwijs. In totaal dus f6.975.000 per jaar. Met een afgerend cijfer kan geconcludeerd werden, dat hel nieuwe opleidingssysteem to verwezenlijken is uit een jaarlijkse he hoogere uitgave van ongeveer 4 'niillióen gulden. REGELING BEWAARSCHOOLONDERTOS. IV,at de voorgestelde regeling van liet be- .waarschoolonderwijs aangaat, deze gaat uit van de volgende beginselen. Er moet een krachtige: prikkel worden gegeven tot uitbreiding van het bewaarschoolonderwijs. De voorstanders van het bijzonder onder wijs moeten niet in ongunstiger toestand worden geplaatst dan die van het openbaar; onderwijs, .maar het omgekeerde mag even min het geval zijn. Er zullen voor de deugdelijkheid van alle bewaarschoolonderwijs, dat geheel of 'ten deele tilt openbare kassen wordt be kostigd, waarborgen moeten worden op genomen door de omschrijving van de werk zaamheden, regeling van de vereischte be voegdheden en ran de opleiding van de leerkrachten en door doeltreffende inspectie. NOTA TYDEMAN. In de nota van den heer Tydeman wordt betoogd, dat do ontworpen wettelijke rege lingen, alsmede liet als bekroning daarvan ontworpen nieuwe art. J92 der Grondwet, bij hem geenszins de overtuiging hebben ge vestigd, dat daarmede de. beoogde bevredi ging op het gebied van het lager onderwijs gal worden verkregen. Integendeel, hij is Pieer en meer van meening geworden, dat die voorstellen een ernstige bedrei ging der openbare school bevat ten. Hij vreest een conversie op groo- t e schaal van openbaar en b ij zo n- der .onderwijs. Een wettelijke regeling, die liet mogelijk maakt, dat gemeenten of geheele strfken des lands van openbaar on derwijs verstoken zullen worden, bevat de kiem van een nieuwen s tr ij d in zich' en zal de aanleiding tot den schoolstrijd' noch nu, noch voorgoed wegnemen. Een zij ner ernstigste bedenkingen is, dat de voor de oprichting vanbjj'Z.o nderegch'o- 1 e n gestelde eisclien 'en voorwaarden t e: gemakkelijk zijn. _IIet lager onderwijs met uitgebreider leer plan zal ten plattenlande 'geheel of voor hetl overgroots gedeelte in handen van de bij zondere schoolbesturen komen. AVat de opleiding der onderwijzers aan gaat, merkt hij op, dat de talrijke bijzondere; normaallessen nog 10 jaar na do in-werking- treding- der wet een ruim verspreide en ge makkelijke gelegenheid tot het verkrijgen der akte zullen aanbieden. Gedurende bet overgangstijdperk zullen de nu reeds ver minderde gelegenheden om voor het openbaar onderwijs te wor-_ den opgeleid, daarentegen nog sehaar- seher worden. De stroom zal" zich naar de bijzondere normaallessen en kweekscholen verplaatsen, zoodat na verloop van het over gangstijdperk de opleiding zich voor het ovêrgr'oote gedeelte in handen van het bij zonder onderwijs zal bevinden. De nu voorgestelde bepaling, om aan do bijzondere normaallessen, die na de in diening" der wet in het leven zullen worden geroepen, de Rijksbijdrage niet of slechte ten deele toe te kennen, zal geheel ontoerei kend zijn, om aan deze beweging een an dere richting te geven, en ook na het ver strijken van den overgangstermijn zal de toeloop naar de Rijkskweekscholen zoodanig verminderd zijn, dat van voortgezette op richting dier inrichtingen dan weinig spra ke meer zal behoeven te zijn. De regeling' der on d erw ijze rssa 1 at- rissen acht de heer Tydeman in het na deel van de onderwijzers en van het onder wijs, omdat ziji e e n a 11 e n w e d ij v e r d o. o- dende uniformiteit zal geven. Ook wat de inrichting der scholen betreft, wordt naar uniformiteit gestreefd. AVordt zoodoen de de concurrentie ten aanzien van' het gehalte van het onderwijs weggeno men, de p cho-o] strrj d zoo men wil' de politieke zal daarentegen niet ver dwijnen, doch naar de gemeenten en int de gemeentebesturen overgebracht worden. De scheiding van voor- en tegenstanders der openbare school welke trouwens ten nauw ste samenhangt met de op godsdienstig ge bied uiteenlopende levensbeschouwingen zal niet .uitgewischt worden. Bedenkingen tegen art. 192. De nieuwe redactie vau art 192 laat ruimte voor wetsvoorstellen, welke" van de' thans voorgedragene ten eeneumale verschil len. De bedenkingen van den beer Tydenrail betreffen ïn de eerste plaats de vierde ali nea. Zij wil doen uitkomen, dat, waar )neep en meer in sommige gemeenten de open bare school zal komen te ontbreken, ook naar de bedoeling van den Grondwetgever voldaan zal kunnen worden op andere wijze of door andere middelen dan do,or het 'in- stand-lioudcn van 'de gemeentelijke openbare Schooi. In de nieuwe redactie wordt zelfh een betere waarborg gezien voor hen, die openbaar onderWjjs verlangen. De heer Tydeman daarentegen zaet daarin een verzwakking van het grondwettelijk ivoor schrift, welke in de wetgeving een hoogst nadeelige nawerking zal hebben. Het blijft mogelijk, dat er in een gemeente geen openbaar onderwijs verlangd wordt. In zoodanige gemeente op den dunr een school te onderhouden en ouderwijzers te bezoldi gen, zonder leerlingen, kan niet worden be doeld. Maar wel kan tegen een te spoediger opheffing van de laatste openbare school ter plaatse worden gewaakt en kunnen bij de wet bindende regelen daarvoor worden gesteld. Deze gevallen zanden als uitzonde ringen moeten behandeld worden en als zoo danig wettelijk geregeld. Door het stellen' van de uitzondering wordt de regel beves tigd. IAe heer Tydeman zon bet WensckeljjE achten dit in de Grondwet uitdrukkelijk te bepalen. Alinea 4 zou "dan gelezen kunneü worden: „In elke gemeente des Rijks wordt van overheidswege voldoende openbaar lager on derwijs gegeven. Uitzonderingen hierop kun nen, naar regelen bij: de wet te stellen, Wor den toegelaten." In de tweede plaats richten zich de be zwaren van 'den heer Tydeman tegen de beide volgende alinea's. Het bezwaar, waartegen hij zich ten prin cipale richt, is, dat de bijzondere school, die op bekostiging uit de openbare kas naar denzelfden maatstaf als de openbare' aanspraak verkrijgt, niet aan dezelfde eisclien van deugdelijkheid als de openbare zal heb ben te voldoen. Het zal genoeg zjjn, indien die bijzondere school voldoet aan de bij de wet te stellen voorwaarden. Alinea 5 zegt, dat do eisclien van deugdelijkheid, bij de wet zullen moeten geregeld worden, maar laat den wetgever ten aanzien dier regeling vol komen vrij. De wet zal andere eischen van deugdelijkheid voor de bijzondere dan voor de openbare school mogen stellen. Do vrijheid van richting mag geen motief zijn, om het stellen van eischen van deugde lijkheid af te wijzen. De Grondwet is bestemd om duurzaam lei ding te geven aan de wetgeving en juiste be ginselen van wetgeving te stellen, welke niet aan gestadige wisseling blootgesteld moeten zijn. Het geldt, naar 'sheeren TydemanS overtuiging, bier een zoodanig beginsel. Een Grondwetsartikel, waarin de eisch van gelijk heid van deugdelijkheid wordt afgewezen, kan door hem niet aanvaard worden, niet alleen voor het heden, maar ook niet voor do toekomst. Aan een uitvoerig antwoord van uen Mi nister van Landbouw., Nijverheid en Han del betreffende den stand van en do maat regelen tegen het mond- en klauwzeer op een viertal vragen van tien heer Drion, is het volgende ontleend: Do stand van hét mond- en klauwzeer ia als volgt: Friesland: vrij sedert 10 Februari 1916. Groningen: vrij sedert 1 Januari 1916. Drente: vrij sedert 28 December 1915. Overijsel: vrij sedert 7 Januari 1916. Gelderland: vrij sedert 3 Februari 1916. Utrecht; vrij sedert 3 Januari 1916. Noord-Holland: de maatregelen, verband houdende met de den 12en en l5en Febru ari wegens mond- en klauwzeer ingesloten hoeven, worden eerstdaags opgeheven. In Zuid-Holland bestaan nog 14 wegens mond- en klauwze-er ingesloten boerderijen: te Maasland, gaardingen, Poortugaal, Spij- kennise, Nieuwerkerk a/d. IJsel, Pijnacker, Vrijenban, Melissant, terwijl 23 Maart te Stompwijk en 30 Maart en 6 April te Hof van Delft gevallen zijn geconstateerd, waar bij het vee is afgemaakt. Zeeland en Noord-Brabant: dc maatrege len worden eerstdaags opgeheven; den 25cn Maart werd to lloosendaal een veebeslag afgemaakt. In Limburg zijn van 2—17 Maart 12 hoe ven wegens mond- en klauwzeer geïso-, leerd, n.l. to Beek, Meersen, Ulestrate, Geulle, Sittard en Broeksittard. Aan het den 4en April te Posterholt geconstateerd geval wer'cil door afmaking een eind ge maakt". Er bertaan dus nog verschillende besmet tingsbronnen, maar het laat rifcli aanzien, dat onder de bestaande omstandigheden met do insluiting ernstigo uitbreiding kan iwordtn voorkomen, mits de maatregelen met do uitersto gestrengheid worden ge handhaafd. On clanks do nauwgezetheid, waarcnedo dit plaats vond, is evenwel niet geheel kunnen worden voorkomen, dat smetstof uit enkele afgesloten hoeven is ontsnapt, n.l. te Y1 aar dingen en Pijnac ker, waar 15 dageu, retp. 21 dagen, nadat het eerste geval van mond- en klauwzeer was geconstateerd, deze zibkte uitbrak op een aangrenzende hoeve, waaruit moet worden aangenomen, dat de overbrenging van smetstof heeft plaats gehad nadat dte> boerderij was afgesloten. Dat dit gevaar, aan do isolatie verbon den, niet veelvuldiger aan het lïcnc ik ge treden, moet eensdeels worden toegeschre ven aan de zorg, waarmede db afsluiting voor een betrekkelijk klein aantal boerde rijen kon worden toegepast en gecontro leerd, voor een ander deel ook aan de omstandigheid, dat het mond- en klauw zeer in het weden van Europa thans in een stadium schijnt to zijn gekomen, waar in de neiging tot uitbreiding sterk is ver minderd. Op grond van een en ander mag wor den verwacht, dat het mond- en Jtiauwzeer in den loop van cug jaar niet bot algemee ne uitbreiding zal komc-n en dat dus do vrees, dio bij sommige belanghebbenden bestaat, dat door do maatregelen, in het vorigo jaar genomen, oen algemeene epi zootic slechts voor een jaar zou zijn ver schoven, od gegrond is. Maar hoe gunstig de toestand ook schijnt men mag zich niet ontveinzen, dat do om standigheid, dat in Nederland geen doorge ziekte en daardoor althans tijdelijk immu ne dieren zijn, in elk geval reden moet zijn tot groote voorzichtigheidmede ook om dat het niet onmogelijk is, dat door de herstelde, dieren, die in liet verkeer wor den -gebracht, opnieuw besmetting wordt veroorzaakt (smetsiofdragers) en er bo vendien nog steeds op een 20-tal boerderij en dagelijks groote hoeveelheden smetstof worden geproduceerd. Dit is thans, nu de weidetijd snel nadert, zoo liedenkclijk, dat do Miniteler zich niet meer verantwoord achtte, de gevaren, daar aan verbonden, te vèrmeerderen, en daar om de laatste 5 gevallen, n.l.: te Stomp wijk 23 Maart; te Roosendaal 25 Maart; te Hof van Delft 30 Maart en 6 April; te Porterholt 4 April; door afmaken heeft lateta opruimen. iWarb dlit ook geschied met de andere gevallen, dan zouden thans nog slechts in laatstgenoemde 4 plaatsen de lasten van kringen worden ondervonden. Thans echter is beo veevervoer nog verbo den in tal van kringen om do besmette boerderijen en moet dit verbod gehand haafd blijven tot 15 dagen nadat hot vee van deze hoeven is hersteld en de daarna plaats hebbende ontsmetting geheel is afge- loopen. .bovendien zijn, in verband met do ge varen, verbonden aan het vluchten met vee, de markten in een groot gedeelte van Zuia-Holland ten zui'den van cfe lijn Den 4iaagTJtredht verboden en tevens de uitvoer uit dien kring, ten einde te voor komen, dat dit vee eld^rö wordt gemarkt. Dit zijn do resultaten der sedert 10 Februari gevolgd0 bestrijdingswijze. Nadat de Minister verder heeft uiteen gezet dat de tegenwoordige wijze van be strijding allerminst, instemming heeft bij de belanghebbenden, geeft hij als zijn oor deel te kennen, dat andere maatregelen (moeten genomen worden, daar in den ko menden weidetijd consequente voortzet ting van het isolatie stelsel to veel gevaren oplevert. Op do vraag van den lieer Drion of de Minister kan toezeggen, dat het gezonde vee in afgesloten kringen in do omgeving Van ziektegevallen, 6poedig naar do wei ■zal mogen worden gebracht, antwoordt de Miimter Tot 15 dagen, nadat in dc afgeslote^ kringen de aan mond- en klauwzeer lijdendo dieren geheel zijn genezen en de ontsmetting der besmette erven is voltooid, ontmoet het bezwaar de gevaren, te trot' aeeren, welke gepaard gaan met het in dc weide brengen van het vee. Aangezien ech ter de tegenwoordige duurte en sehaarsch- te van het voeder het noodzakelijk maakt, dat het vee naar de weide gaat, zoodra er gras is, en de weersgesteldheid zulks toe laat, zal do Minister trachten, den termijn van beperking van het vervoer in die stre ken zooveel mogelijk te bekorten. Mogelijk moet daarmede nog opoffering van een enkelen etal gepaard gaon. In die richtfng heelt dc Minister reeds gehandeld door bij de 5 gevallen, dio zich in de laatste 14 dagen hebben voorgedaan, zooals hiervoor reeds is medegedeeld, liet afmaken van vee te gelasten. Inlrekkiug vaa Verboden tot het honden van Veemarkten, enz. De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel heeft met ingang van M dezer ingetrokken zijn beschikking van 6 Maart, waarbij werd verboden het houden van markten, openbare verkoopingen, tentoon stellingen en andere vereenigingen van herkauwende dieren en varkens van meer dan één eigenaar binnen een kring in dc provincie Zuid-Holland; zijn beschikking- van 15 Maart, waarbij werd verboden het vervoeren of doen vervoeren van herkau wende dieren en varkens uit een kring iri de provincie Zuid-Hollandzijn beschik king van 16 Maart, waarbij werd verboden het houden van markten, openbare verkoo pingen, tentoonstellingen en andere veree nigingen van herkauwende dieren en var kens van meer dan één eigenaar binnen een kring in de gemeente Gouda; zijn be schikking van 14 Maart, waarbij werd ver boden bet houden van markten, openbare verkoopingen, tentoonstellingen en andere vereemgingen van herkauwende dieren en varkens van meer dan écn eigenaar bin nen een kring, omvattende het eiland Goerce en Overflakkeezijn beschikking- van 25 Februari, waarbij werd verboden het vervoeren of doen vervoeren van her kauwende dieren en varkens uit, naav of binnen een kring in de gemeente AVisseker- ker en Kortgene. Wckclijksckc Mcdccleeling betreffende Mout3- en Klauwzeer. Sedert do vorige opgave d'.d. 5 April 1Ö1G werd mond!- en klauwzeer geconsta teerd in Zuitï-Holland één geval to Hof- von-Delffc. Do zieke en verdachte dieren zijn afge maakt. De maatregelen werden opgeheven te Te be ringen, Nieuwerkerk a/d. IJsel, Wces- perkarspel, Bruinisse en Sluis, alsmede op de nog bestaande besmette hoeven te P001- tugaal en Spijfcenasse en op 1 hoeve in elk der gemeenten Beek (L.) en Meersscn. Besmette hoewen bestaan nog te: Vlaar- dingen (1), Pijnacker (1), Vrijenban (2), Beek (L.) (2), Meerseen (2), Geulle (1), Ulestra- ten (1), Sittard (2) en Broeksdttard ENORM IS HET zooveel brieven, geschreven op adverten- tiën, onafgehaald blijven liggen. In den loop van den morgen gówoonlijk komt iemand, die den vorigen avond een advertontie heeft geplaatst, de brieven ha len. Vindt hij daarin wat hij verlangt, dail zien wij hem niet meer terug, en alle brie ven, na dien tijd ingekomen, blijven liggen. Veelal weten wij noch naam, noch adres vjiq den adverteerder. Wij raden dus aan, in het belang onze: lezers, de brieven spoedig te bezorgen met de opmerking dat 't niet altijd brieven behoeven £e zijn; men kan kamers als an derszins ook per briefkaart aanbie den. Zulk een briefkaart kan men des avonds nog op de post brengen en zij kost maar li cent. Men doe er zijn voordeel mede deel wilde nemen. Het plan .was zoo uit muntend, dat het inderdaad vreemd scheen, dat het vroeger niemand in de gedachte was gekomen, daar het toch verscheidene voordeelen in zich vereenigde, dat namelijk Arthurs gezondheid beter kans had zich te herstellen; dat de kinderen altijd de buitenlucht zouden genieten, en dat het een grooto bezuiniging zou zrjn. Naar^ zijn ge laat te oerdeel en, was Lord Martindalo er zeer mede ingenomen, doch hij aarzelde nog een weinig om zijn gevoelen te zeg gen en scheen bezorgd te wezen, dat er wellicht bezwaren tegen zouden zijn, welke men nu over bet hoofd zag. Ten einde zich alzoo tijd tot nadenken te geven, herhaalde hij telkens, in antwoord op hun verzoek, dat het een gewichtige stap was. „Bijvoorbeeld/' zeide hij, verheugd, dat hij althans één argument beiacht had om hen tot voorzichtigheid aan te sporen, „gij. be grijpt lichtelijk, dat, als wij hen hier laten wonen, vrij. in zeker opzicht Johnnie als cnzc-n erfgenaam erkennen.'' ,,Dafc spreekt vanzelf," hernam John, „en dab zal ook zeer goed zijn voor hem en voor on?o ondcjhoorigen. Wat mi; aangaat..." Op dit o ogenblik" werden zij door Arthur, die uit dien tuin kwam, gestoord. Lady Mar tin chic, die in haar ijver om haar plan door te zetten, niet had opgemerkt, dat haar cc bi genoot- niet gaarne dc vraag wilde aanroeren, voor.iat zijn overleggingen tot rijpheid ware 11 gekomen, stond eensklaps op en riep hern toe: „Arthur, mijn beste! ik ben blijde, dat gij juist binnenkomt. Wij zouden gaarne zien, a-ls Theocbra getrouwd is, dat gij met uw lieve vrouw en kinderen bij ons kwaamt wonen om één huisgezin niet ©ns uit te maken. Hoe denkt gij daarover?" Arthur zag, vol verbazing, nu den een, dan den ander aan. „Het is een zaak, die wèl overwogen mag worden," hegon Lord Martindale. „Ik zou niet gaarne een overhaast besluit willen nemen, en veria 1? daarom e*"&t het ge voelen to he oren van allen, die er in betrok ken zijn." Indien gij mijn gevoelc-n wilt weten", zcide John, „zal ik eindigen met wat ik daar straks bezig was te zeggendat een tehuis te hebben akles is, wat ik verlang en dat, zoo Arthur een plaatsje in zijn huis en in het hart zijner kinderen voor mij over heeft-, dit het grootste geluk zal zijn, dat ik op aarde kan verlangen." „Ik -weet to goed", zeide Arthur, „John, dat gij daar allo recht op hebt. Gij hebt mijn buis gemaakt tot hetgeen het thans is." „Hij geeft zijn toestemmingriep Lady Martindale met blijdschap uit. „Ik zal Vio lette altijd bij mij hebben en mijn Helena." „Ik dank u, ik dank u duizendmaal, lieve moeder maarHij zag zijn vader aan. „Uw moeder beseft niet wat zij aan u vraagt, Arthur", zeide Lord Martincïale. „Ik zou niet gaarne willen, dat gij uw woord gaaft, zonder alles rijpelijk overwogen te hebben. Dergelijke schikkingen moeten niet gemaakt worden om ze weer dadelijk to verbreken. Wat mijzolven aangaat, het ds juist, omdat ik zooveel -genoegen in dat plan heb, dat ik nog weifel, vreezende, dat ik hetgeen er tegen mocht zijn te licht mag tellen, want in uw lieve Violette de doch ter van onzen ouderdom te vinden, en uw kinderen onder ons oog te zien opgroeien, zou, -zooals John wel terecht zegt., ons niets te wcnschen overlaten." Arthur kon slechts met een van ontroe ring bevende stem zijn dankbetuiging her halen, doch er was een zekere aarzeling in zijn houding, welke zijn moeder ongerust maakte. „Gij hoort, dat uw vader het ook wenscht", zeide zij, hopende hem daardoor te bewegen. „Dring er niet o<p aan, Anna", zeide Lord Martindalo- „Ik zou niet gaarne heb ben, dat hij een overijld besluit nain. Wij vergen misschien te veel van hem, met hem voor te stellen zijn beroep op to geven en van zijn eigen haard afstand te doen." „Dat is het niet"/zeide Arthur, rich met dankbaarheid tot rijn vader wondende. „Ik zou er niets tegen hebben, om het leger te verlaten en hier te komen wonen, ik zou zelfs niets liever wenschen; maar ik kan niets bepalen voordat ik weet hoe Violette er over denkt." „Goed zoo; ik vind het zeer natuurlijk, dat gij eerst met haar moet raadplegen", zeide Lord Martindale. „Gij begrijpt", vervolgde Arthur, „dat heb hard voor haar zou zijn geen eigen wo ning te hebben om baar familie te kunnen ontvangen. Ik had haar beloofd, dat rij haar beide zusters dezen winter bij zich zou krijgen, en ik zou niet heel gaarne willen, dat rij daarvan moest afzien." „Wanneer on9 huis gereed w en wij plaste hebben", begon Lady Martindale, „zullen de dames Moss mij zeer welkom zijn." „Ik dank u," herhaalde Arthur weder. „Maar nog iets. Ik weet niet hoe zij er ten aanzien van de kinderen over zal denken. Zoo wij hier komen wonen, moeb ik er al thans de voorwaarde bij maken, dat rij er bepaald meesteres over blijft." „Welzeker", hernam zijn vader. „Zij heeft uitmuntend den slag om hen op te voeden, en het zou geheel tegen mijn denk beelden ingaan om haar daarin tegen te werken." „Nu weet gij hoe de zaak staat", zeide Arthur. „Dc wil zeer gaarneik weet, dat ik zooveel goedheid niet verdiend heb, en ik ben er meer dankbaar voor dan ik met woorden kan uitdrukken; alles liangt nu van Violette af." Hij wilde haar gaan opzoeken toen het rijtuig van Bickworth voor het hek stil hield, en hern in zijn voornemen belette. Do goede Lady Martindale had) weinig ge dachte gehad, toen rij Lady Elizabeth en Emma had uitgenoodigd, om een geheelen dag te Brogden te komen doorbrengen, dat die haar zoo lang zou vallen. Zij kon nu met niemand over haar plan spreken als met John, en deze was niet zoo geheel ze ker, dat Violette er in toestemmen zou. Hij deed opmerken, dat zij zich vroeger wei nig thuis had gevoeld op Martindale, en dat hij vreesde, dat Arthur gelijk had wat de kindéren aanging. Arthur, zoo kwam het hem voor, dacht dat zij niet met het plan ingenomen zou rijn, en zou toch wel een reden hebben voor dat vermoeden. „Zoudt gij uw best niet willen doen lia&r te bewegen, John? Gij hebt zooveel invloed op haai'." „Ik geloof niet, dat heb goed zou zijn, van dien invloed gebruik te maken. Ik vertrouw dat haar gezond verstand haar den besten weg zal doen kiezen, en ik zou haar niet gaarne verdriet aandoen en haar keus moei lijk maken door mijn wenschen op den voor grond te stellen." Dit gesprek had plaats, terwijl de jongere dames met Lady Elizabeth en haar dochter in den tuin wandelden. Hot was de eerste maal, dat Emma er toe had kunnen beslui ten om van buis te gaan, en ofschoon zij nog even stil, ja, indien het mogelijk ware, nog stiller was dan vroeger, was zij minder af getrokken in haar manieren. Zij sprak ten minste nu en dan mee en luisterde, toen Lord Martindale en haar moedor over de boerderij sprakendoch met de kinderen hield zij zich het meeste bezig, en hoewel zij zeer hartelijk was en men aan alles bespeu ren kon, dat zij haar schuld tegenover Violette gevoelde terwijl zij haar naar alle bijzonderheden aangaande de kinderen vroeg, en veel over Arthurs gezondheid en Theodora's vooruitzichten sprak hief zij den sluier niet op van de voorvallen, waarin zij zelve zoo nauw betrokken was geweest. Het was uit Lady Elizabeths mond, dat de zusters vernamen hetgeen zij wonsehte.i tc weten, terwijl Theodora van liaar zijde haar alles meedeelde, wat Percy aangaande Gardner tc Londen vernomen had. Hij nad allo mogelijke moeite gedaan om van Gard ner betaling te krijgen van hetgeen deze aan Arthur schuldig was, doch hij had zich ver plicht gezien die hoop ten cenenmale op te geven Zooveel schuldeischers vervolgden hem, dat-, hoe aanzienlijk de fortuin ook ware, die de liefde van mevrouw Finch ge heel te zijner beschikking had gesteld, er weinig kans bestond, dat hij het immer zou durven wagen weer in Engoland terug te .lceeren. Hij had niet het rninst acht geslagen op de aanmaningen van Percy, en deze had vernomen, dat hij druk bezig was het ver mogen zijner vrouw door te bréngen, zoodat het waarschijnlijk was, dat er binnen, een paar jaar niets meer van dc schatten van den ouden heer Finch zou te vinden zijn. Ook ging 't gerucht, dat hij de. liefde, zijner vrouw met onverschilligheid vergold, en dat haar zuster, mevrouw Fotheringham, reeds voor uit verklaarde, dat Georgina, die- niet naar haar raad had willen luisteren, de. gevolgen maar moest ondervinden, en er niet op be hoefde te rekenen, dat de. familie te Wortn- bourne haar te hulp zou komen. (Wordt vervolgd).-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1916 | | pagina 6