De Europeescke Oorlog. jaar to Aken en de laatste zes maanden te Holzminden gevangen gezeten. Van deze laatste plaats was het hem ge lukt met nog GO anderen te ontvluchten, nadat door hem de electrische draden der versperring doorgesneden waren. Drk> van dezo vluchtelingen waren op hun vlucht te Holzminden doodgeschoten, terwijl de an deren zioh successievelijk onderweg ver spreid hadden. De Jongh was geloopen tot Dortmund, vandaar tot Rhoino en van Eheine tot Gil- dehaus en verder, na over den Dinkel to zijn getrokken, paar Losser. Hij deelde nog mede, dat de behandeling in Duitschland meer dan erg, terwijl het eten, hun verstrekt zeer onvoldoende en slecht was. Kederland en de Doltsclie Rijksdag;. Het „Alg. Hbld." zegt over do redo van den Duitschen Rijkskanselier het volgende: „Hoe sterk de liefde voor den vrede, die de Doitsche rijkskanselier persoonlijk ook gevoelt,-in de rede, gisteren in den Rijksdag gehouden, ook uitkomt, toch meenen wif uit zijn woorden te moeten opmaken, dat in de houding van Duitschland weinig veranderd is, dat het Duitsche oorlogsdoel hetzelfdo is gebleven. Heel duidelijk is dat oorlogs doel niet, tenzij Dnitschland een vrede wil, die doet denken aan de Pax Romans, een vrede, doordat geen land meer in sfhat is zich tegen Duitschland te verzetten. Is dat de bedoeling, dan is er in wezen eigenlijk bitter weinig verschil tussehen den eisch van Asquith „vernietiging van Pruiseus macht" en den eisch van Bethmann-Hollweg: annexatie van een deel van Rusland, mili taire en economische onvrijheid van Bel gië, en te gelijk een „vrede die duurzaam moet zgn en niet de kiemen van nieuwe oorlogen in zich bevat." Want die eisch zou insluiten de vernietiging van de mili taire macht van Engeland, Frankrijk eu Rusland. Hoeveel er in de rede van den heer Beth mann-Hollweg ook is, dat wij hier in onzen nentralen staat, waar wij zoo hartelijk naar den vrede verlangen, met instemming hebben gelezen, wjj kannen niet vergeten, dat bij al het zachte in de keus van woorden, de kern van de rede van den rijkskanselier toch even weinig moed geeft op een spoedigen vrede, al3 de uitingen, die steeds van an dere zjjdo worden gehoord. Sluit het Duit sche oorlogsdoel in zich een volstrekte mi litaire oppermacht van Duitsch'and in Euro pa en een België dat niet in alle opzichten vrij is, dan zal dat in lijnrechten strijd zjjn met de belangen van ons land. Verder verdient in de rede van den Rijks kanselier de aandacht wat over den duik bootenoorlog gezegd wordt: „Geen nuchter'denkend neutraal,'of hij ons welgezind is of niet, kan ons het recht Detwisten ons te verdedigen tegen den, te gen de bepalingen van het volkenrecht in- draischenden uithongeringsoorlog, niemand kan van ons verlangen, dat wij ons de ver dedigingswapenen, waarover wij beschik ken, uit de hand laten rukken. .Wij-ge bruiken ze en moeten ze gebruiken. „Wjj eerbiedigen de rechtmatige rechten der neutralen op wereldhandel en wereld verkeer, maar wij mogen verwachten, dat de welwillendheid, <£e wij betoonen, begrepen, ons recht en onze piicht om met alle mid delen wedervergelding te oefenen voor de uithongeringspohtiek onzer vijanden, die zoo wel met het volkenrecht als de elementair ste menscheltjkheid spot, erkend worden. De beteekenis dier woorden is on3 niet goed duidelijk. Wjj erkennen het recht van Duitsohlamd „om met alle middelen wedervorgelding te oefenen voor de uithongerings-politiek." Toch slechts met alle geoorloofde midde len, met allo middeleD, die niet alleen in strijd zijn met onze immora geëerbiedigde „rechtmatige rechten op wereldverkeer", maar ook die niet in zich sluiten vernieti ging van Nederlandsche schepen, gevaar voor Neder! n'sche mensihen'evers. Ons recht is. dat geen schip getorpedeerd worde, zoo er niet redelijke zekerheid be staat, dat het géén Nederlandsch schip is. En te gemakkelijker moet het Duitsch land vallen, dien billijken eisch in te wil ligen, daar nit de eigen woorden van deu Rrjkskanse.ier- blijkt, dat die „uithongerings pohtiek" geen ander gevolg heeft, dan dat Duitschland „wat het vieeschgeb.uik en an welken Arthur niet had durven uitspreken; maar het zou moeilijk geweest zijn eenigo teleurstelling te gevoelen bij het zien van het schepseltje, dat op het hoogs voetpad stond, zich houdende alsof zg haar ge zichtje achter een grooten ruiker wilde bloe men verborg, terwijl zij er tu6schen door keek om te zien of men op haar lette. „Er ontbreekt nog iets aan de presenta tie," zeide Percy; „zij weet nog niet wie gij zijt; doet gij wel, Helena?" Helena gaf geen antwoord. Zij wilde haar gissing aan niemand in het oor fluisteren dan aan Johnnie, die aan Mr. Fotheringham ver zocht had hem van het paard te tillen, daar hij niet genist was als een ander dan zijn papa naast hem ging. Hij lachte en knikte en zeide: „Helena denkt, dat het oom Martindale is, omdat papa zoo blijde is." Helena liep hard weg, doch kwam dadelijk terug om te vragen of zij eens op het paard mocht zitten, en toen" het gezelschap, dat als een sneeuwbal aangroeide, bij het huis aankwam, hield Percy de twee kleine meisjes op het paard vast; Theodora gjng aan den arm van haar oudsten broeder; Johnnie wandelde bedaard op het voetpad en wijdde al zijn aandacht aan zijn oom, terwijl Arthur met den kleinen jongen op den arm, die niets deed dan hem aan zjjn knevels trekken, nu eens achter hen liep en dan weder om zjjn broeder heenwandelde, op een manier, die wel iets had van het noodeloos heen en weer loopen van een hond,, die verrukt is, dat hij zijn meester weerziet. Hij was de eerste, die uitriep: „Daar is I/oop gauw, Johnnie, en zeg aan mama -'mama, wien wjj hier hebben." te oogenhlik was uitsluitend aan ''■'.rijd; en toen zijn aandacht dere levensvoorwaarden betreft; terugkeert tot een tijd van de 'jaren tussehen 1870 en 1880", toen het geslacht toch krachtig genoeg was." De „Tel." geeft onder het opschrift „Be denkelijke Vriendschap", de volgende op merking over iets uit de discussie in den Kjjksdag: „De Duitschers willen Nederland maar met alle geweld redden van het Engelsche gevaar. Tot in den Rijksdag toe is het praatje van een Engelsche landing'in Ne derland thans al doorgedrongen eomet de grootste brutaliteit tot waarheid ge maakt. Het progressistisoh lid Payer heeft er verklaard dat „het oogenblik gekomen is, dat de pressie op Nederland, niet Nederland alléén meer aangaat", on dat de Duitschers zich niet slechts met Nederland stamver want weten, maar ook in hooge mate be seffen, dat het land niet alleen voor zichzelf, maar ook voor hen lijdt." Daar wordt een idlergevaarlpst spel met ons gespeeld door de Duitschers. Wat zjj beoogen, wordt al duideijjker en duidelijker: Engeland volkomen in twijfel brengen om trent de inzichten der Nederlandsche re geering, in de hoop; dat uit vrees van met Nederianu netzelfde spel te hebben als met Bulgarije, Engeland zich meester maakt van de Seheldemonding, vóór do Du.t=ohers ooit den tijd gevonden hebben om er zich te nestelen. Want zóóver zouden de Duitschers dit spelletje wel eens kunnen drijven, dat de Engelsche regeering zich in allen ernst zou kuuuen afvragen: „Maar, als do Duitschers nu werkelijk eens van zin zouden zjjn, op Maandag Nederland binnen te vallen, omdat zij beweren, de zekerheid te hebben, dat wij het o'p Dinsdag willen doeD, zullen wjj dan ten slotte toch nog niet verplicht zjjn op Zondag Nederland binnen te vallen?" "En ia niet de tjjd gekomen voor onze regeering, om aan die kuiperijen radicaal 'n eind to maken, door officieel to verklaren, dat zjj volle vertrouwen heeft in de ver klaringen der geallieerden te haren opzich te, en dat Nederland dus op géén manier door Duitschland beschermd of gered De- hoeft te worden?" Yerdedigingsbelastingen. Bjj het afdeelingsonderzoek van het wets ontwerp tot heffing van buitengewone be lastingen ter gedeeltelijke bestrijding der kosten van de voortduring van den oor logstoestand, verklaarden sommige leden tegen een heffing voor een3 in beginsel bezwaar te hebben. De meeste leden konden zich daarentegen met een heffing voor eens in beginsel ver eenigen. De daartegen ingebrachte bezwaren komen voor een goed deel hierop neer, dat zulk een heffing niet uit het inkomen betaald zou kunnen worden en het kapitaal zou aantasten. Of bedoelde beewaren juist zijn, hangt uitsluitend af van het bedrag, dat men verkrijgen wil, en van de wijze, waarop de heffing geregeld wordt. Ontkend word, dat er van een principieel verschil tussehen de beide voorstelen sprake zou kannen zijn. Beide bedoelen de heffing voor eens van een bepaald bedrag en hierin is juist het principiee'e verschil met een jaarljjksche belasting gelegen. Verscheidene leden oordeelden, dat het verschil tussehen het stelsel-ieening en het stelsel-hoffing-voor-eens niet zeer groot is. Deze leden konden de vraag, of men een deel van de crisis-uitgaven in 15 jaar wil bestrijden, zooals de Regeeriirg wenscht, dan wel in oen paar jaren, zooals de heeren Bos c.s. voorstellen, niet van overwegende betoekenis achten. Andere leden meenden, dat de vraag, waarop het aankomt, niet is, of de lasten over korteren of langeren tijd zullen wor den verdeeld, maar welke groepen der be volking door de wijze van heffing van be lasting het meest zullen worden getroffen. Met voldoening werd verder van de zijde van voorstanders eener heffing voor eens geconstateerd, dat de Regeering zich door de bjj de behandeling der Leenmgwet 1914 door den minister Treub met zooveel na druk aangevoerde bezwaren niet heeft laten weerhouden-tot een heffing voor eens het voorstel te doen. Uit verschillende verkla ringen .bljjkt, dat ook de gonoemde Minister die bezwaren niet meer als beslissend be schouwde. weer vrij was om ook op de andefen te letten, zag hij Violette aan de zjjde van Arthur staan, tot wien zij met een zacht verwjjtenden blik zeide: „En gij hebt hem al de kinderen laten zien, terwijl ik er niet bij was?" „Dat komt er niet op aan. Zjj zullen een geheel ander effect maken met u, jaloersche vrouw! Wat zal John wel denken, als bjj ji zoo hoort knorren?" „Heeft hij al de kinderen gezien?" vroeg Lady Martindale. „Och, wat doet Mr. Fothe ringham toch met Helena en Annie? Dat vind ik al te gevaarljjk." En Lady Martindale spoedde zich weg om op de meisjes te passen. In dien tusschon tij d onderhield Violette zich met John over zijn reis en over de zaken. Nooit had John zich zoo verheugd over zjjn terugkomst, noch zich zoo recht thuis gevoeld, als toen zijn vader, vervuld van stille, hartelijke blijdschap, zich bjj hen voeg de. De stijfheid en afgemetenheid schenen met de slaatsievertrekken verdwenen te zjjn; de gezelschapsloon was niet meer de toon van den huiselijken kring, waarin zelfe Lady Martindale zich nu op haar gemak scheen re gevoelen, terwijl Theodora, die echter zeer weinig sprak, in hetgeen zij zeide niet meer die stuursche waardigheid toonde, wel ke zij eertijds placht aan te nemen. Vio- Iette's verlegenheid was insgelijks verdwe nen; in plaats van den onrustigen, vrageu- den blik, dien zjj vroeger als ter sluiks op haar echtgenoot wierp, zag zij1 hem thans aan met een blik vol innige, vertrouwende liefde en 'teedere bezorgdheid. John merkte ook op, dat men zich op haar oordeel beriep, haar raadpleegde, haar als een zoo belang rijk persoon in do familie beschouwde, als of ieder lid daarvan de hulp en zorg begreep Het denkbeeld om voorshands door mid del van leeningen in de behoeften der schat kist te voorzien en de beslissing omtrent een heffing voor eens tot na den oorlog uit te stellen, werd door zeer veel leden bestreden. Voorts werd aangevoerd, dat het in elk geval gewenscht 1s de crisisuitgaven zoo spoedig mogeljjjc te betalen. Hierdoor wordt de toekomst in mindere mate gedrukt dan door de rente en aflossing van Ieenkigen. Over de vraag, tot welk bedrag een hef fing voor eens behoort te worden geheven* liepen de gevoelens uiteen. Sommige wenschen het bedrag op 400 mlllfoen bepaald te zien. Naar hnn meening is het bedrag der reeds thans behaalde oor logswinsten zóó groot, dat door een belasting op die winsten gemakkelijk 200 mlDtoen is te verkrijgen. In ieder geval zal huns in ziens nit deze bron wel zooveel zjjn te put ten, dat daaruit en uit een heffing voor eens van 400 millioen het totale bedrag der crisisuitgaven tot 1 Augustus 1910, dat door de Regeering op 450 millioen is geraamd, benevens de tekorten geschat op 90 mil lioen, kunnen worden gedekt. Op die wjjze zou althans voorshands sohoonschip gemaakt worden. Tegen de bepaling van het bedrag der heffing op 400 millioen, werd van verschil lende zjjden ingebracht, dat zjj onmogelijk is te achten, omdat het overgroote deel der vermogens is vastgelegd in grond, ge bouwen, schepen en bedrijven en een zoo hooge, met contant geld te hertalen, heffing talloozen in do grootste ongelegenheid zou brengen. Bovendien is bjj een heffing als deze op gronden van billijkheid progressie noodig en bjj uitwerking van een progres sieve schaal van heffing bljjkt, dat mem, om een opbrengst van 400 millioeD te berei ken, zou moeten komen tot een oonfiscatie van een belangrijk doel der groote vermo gens. Ter bestrijding van het vooratel-Bos c.0. werd opgemerkt, dat de daarin voorgestel de wjjze van kapitalisqsring der inkomsten volkomen willekeurig is, en dat naar dit voorstel do vermogens te zwaar zouden wor den getroffen naar verhouding tot do in komens. Een zoo zware heffing, al3 de voorstellers beoogen, ware naar de meening van sommigo leden te bedenkelijker, omdat huns inziens onjuist is, dat alleen de minvermogenden door den oorlog zouden Ijjden en dat de arbeiders daardoor zwaarder dan de an deren zouden worden getroffen. In sommige gemeenten moge dit laatste waar zjjn, ten plattelands is het veelal niet het geval. Het voorstel-Bos c.s. verschilt van het voorstel der regeering ook in dit opzicht, dat het strekt ooi aan de in de Leeningwet 1914 voorgeschreven opcentenheffing een einde te maken. Uit een economisch oogpunt verdient echter naar sommiger meening del ging van een deel der crisis-uitgaven in 15 jaren do voorkeur boven delging in een paar jaren, omdat in het eerste geval het offer, dat do Staat vergt, beter aan de omstandigheden kan worden aangepast en met namo bjj zoodanige verdeeling de be lasting uit de inkomens betaald kan worden. Tegenover deze bedenkingon werd door de leden, die met het voorstel van de heeren Bos o.s. instemden of heffing tot een nog hooger bedrag wenaehten, in de eerste plaats opgemerkt, dat het antwoord op de vraag, of het wegens een heffing voor eens verschuldigde bedrag uit het inkomen be taald kan worden, in hooge mate zal af hangen van de finanoieele positie van (jan- gene, die zoodanig antwoord geeft. Sommigen voegden hieraan toe, dat ai mocht echter de opvordering van een deel van het vermogen belangrijke schade berok kenen, het nog de vraag blijft, of de schade, welke door een andere rnjzo van dekking der oorlogsuitgaven zou ontstaan, niet nog grooter zou zjjn. Geen schade is, naar men meeDdo, gevaarlijker en minder voor herstel vatbaar dan die toegebracht aan het arbeids vermogen der natie. De physfeke en geeste^ lijke druk, waaronder de arbeidersklasse lang gebukt ging en die, allereerst ten ge volge van den strjjd dier kla»e zelve, lang zaam begon te verdwjjnen, dreigt zich ten gevolge van den oorlog opnieuw te doen gevoelen. Althans bestaat hst gevaar, dat de verbetering (der toestanden, welke in gang was, gedurende langen tjjd gestuit wordt. Voorts werd betoogd, dat naar de door de regeering voorgestelde buitengewone ver noodig te hebben, welke hjj vroeger van haar genoot. Zjj had evenwel nog hetzelfde, stille, zedige uitzicht als voorheen, en hield zich hoofdzakelijk bezig met op de kinderen te letten. De bozigheid van den avond bestond in heb nazien der plannen van het nieuwe huis. Met algemeens etemmen werd besloten, dat Oud-Martindale hernieuwd sou wor den en dat men een aanvang zou maken ja wanneer? „Wanneer wij er middelen toe hebben", zeide Lord Martindale, „en daarover sul len wij nog wel nader spreken, John." Toen John Theodora goeden nacht wenschte, ging hij even met haar ter sijdo en dankte haar voor het reucen van al ziju kunstschatten. Haar oogen waren vochtig, toen rij hem antwoordde: „O, John, het was mij sulk een genoe gen iets voor u to kunnen doen! Wat hebt gij mij niet te vergeven 1 Hoezeer hadt gij gelijk, en ik ongelijk."' „Stil 1 Laten wij daar nu niet van spre ken", zeide hij minzaam. .Jawel, lattn wij er juist van spre ken, want ik durf u niet aanzien, voordat ik u bekend heb, dat fk de waarheid on dervonden heb van ieder woord, dat gij mij seiidet, en ik u vergeving heb gevraagd voor al wat er tussohen ons voorgevallen is." Hij drukte haar de hand, zeggende: „Het was mijn schuld, maar alles in nu- in orde, en gij weet niet hoezeer mij dit verheugt.'" „Iedereen heeft er sahuld aan", zeide IFeroy, zich bij hen voegende, „maar laten wij nu niet blijven tot wij dat punt afge handeld hebben, want dan vrees ik, zullen ■wij het met de huihhoudster van Mr. mogensbelasting de kleinere en middenver mogens te licht worden belast en van hen, die van een klein inkomen uit beroep af bedrijf moeten leven, te veel wordt ge vraagd, en dat daardoorheen minder goede verdeeling van Jasten verkregen zou worden Idau naar het yoorstel-Boa c.s. het geval zou zjjn. Verscheidene leden meenden, dat het voorstel Ider regeering zonder bezwaar, met name door ook vermogens beneden f50,000 in de bijzondere vermogensbelasting te bij trekken, zoo gewijzigd kan worden, dat een hoogero opbrengst wordt verkregen. Verscheidene. leden konden n'oh imst het voorstel der regeering, om de naamlooze vennootschappen en andere thans in de Rjjksinkomstenbelasting betalende vereeni- gingen van <de heffing voor eens vrjj to stellen, niet vereenden. De heeren Bos o-s. willen deze veroemgingen in do heffing voor eens betrekken in verband met het vervallen der bjj de Leeningwet van 1914 voorgeschreven opcenten. Dit motief vervalt voor het regeermgsvoorstol en het zou niet aangaan de naamlooze vennootschappen ena. zonder moer aan ta slaan in de buitenge wone vermogensbelasting. Maar nu er zoo veel gqjd noodig is, meende men, dat ook van deze lichamen een bjjJrago gevergd mag worden. In het voorstel der regeering tot heffing eener buitengewone vermogensbelasting is niet opgenomen een bepaling ten opochte van den "kinderaftrek als vervat in art. 12 van het voorstel van de heeren Bos c.s. In- tusschen is er niet één omstandigheid, die bjj gelijk vermogen of inkomen tot zooveel versohil van draagkracht aanleiding geeft als do grootte van het gezin. Het geldt zoowel voor kleine als voor groote vermo- s. Daarom beschouwden verscheidene te- het als een eisch van olementafre bïlljjk- heid, bjj een zoo zware buitengewone heffing met dit verschil rekening te houden. Bnsslsehe tegenspraak. Naar aanleiding van een bericht van heft bureau borden, da/ft volgens den „Berl. Lok. Anz.77 de Russische couranten sedert eenige dagen niet meer te Kopenhagen zijn aangekomen, wat op binnenlandcche troebelen z>ou wijzen en voorte, dat tegen ühowstof een proces aanhangig is ge maakt, zendft de P. T. A. ons het bericht, dat beide mededeelingen onjuist zijn. Zoo er te Kopenhagen geen Russische bladen zijn aangekomen, moeten die ergens onderweg zijn zoek geraakt, want de re geering heeft den uitvoer van couranten niet verboden. Wat het beweerde proces tegen den oud- minister CJhowstof betreft, daarvan is geen sprake omdat er niet de minste reden voor is Er zijn in Rusland hoegenaamd geen binnenlandsche onlusten, noch ernstige noch onbeteekenénde voorgekomen en als ooit zöo fets zou voorkomen, zegt de P. T. A., dan zou heb zijn, wanneer net volk mocht gaan vreezen, dat de vrede gesloten zal worden vóór dat Duitschland verslagen fc. Een Fransche tegenspraak Tan JDnitsehlands mededeellng over de luchtgevechten. Het officieel© Duitsche bericht heeft een balansstaa& opgegeven van den luchtoorlog aan het westelijk front gedurende u© maand Maart. De Duitschers verleren, volgens düe mededeeling, 14 vliegtuigen, de Engcl- 8dhen en Fransohen 44. Deze cijfers zijn naar thans uit Parijs wordt gemeld, vol slagen onjuist. Alléén aan het Fransche front zijn in Maart 31 Duitedie vliegtuigen neergeschotendaarvan zijn er 9 binnen de Franeohe linies gevallen en van 22 heeft men gezien, dat ze brandend of vol komen ontredderd binnen de Duitsche li nies vielen. Hf erbij zijn nog niet gerekend de vliegtuigen, die meer of minder onvrij willig zijn gedaald. Er moeten worden bij gevoegd de Duitsche vliegtuigen, cüie aan heb Engelsche front zijn neergeschoten. De Fransche verliezen over Maart zijn: 1 neergeschoten binnen de Fransche linies, 12 binnen de Duitsche. Wilde het Duitsche Hugo te kwaad krijgen. Adieu, Theo dora.'* Percy en John werden in de pastorie gehuisvest, en terwijl zij daarheen gin gen, zeide de eerste, nadat zij een poosjo zwijgend waren voortgegaan: „Wel, wat zegt gaj er nu van?*7 „Dat het do aangenaamste thuiskomst is, welke ik nog ooit gehad heb, en de meest verraetende tevens. Ik heb hier zoo veel gezien, Wat ik niet verwacht had, dat fk niet meer weet of ik waas of droom. Welke toovergodin heeft dat allca bewerkt?'7 „Haitebroostf-7, was Percy's eenig ant woord. „VioüetteDat meent gij in mrs niet?'' „De geschiedenis der laatste jaren is deze7', hernam Percy en maakte met zijn stok een dikko streep in het zand om nadruk aan zijn woorden te geven: „leder van ons heeft zich meer of min als een gek gedragen, terwijl zij onder ons rond ging om te verzachten, te heel en en te troosten, en hetgeen er nog goeds in ons was overgebleven op te wekken, indien, zooals zij voorgeeft, Helena en gij haar gevormd hebben, zijn wij u een bescherm engel verschuldigd.'7 „Hoe kan dat wezen? - iemand heeft van jhaar dinvloed gesproken.'7 Die invloed is te echfc vrouwelijk, dan dat zij in het oog zou vallen. Wanneer gij met de anderen spreekt, zult gij zien, dat ik gelijk heb. Om met mijzelven te beginnen, bijvoorbeeld, ik geloof vast, dat, als zij er niet geweest ware, op dit oogenblik een der onverdraaglijks te, som berste menechenhaterB zou zijn „Een euLlerliefV.te voorstelling", merkte John aan. cijfer juist zijn, dan moesten de Engolscshen in Maart 31 vliegtuigen hebben verloren, wat niet waarschijnlijk is. Vredes verlangen» De Nederlandsche Anti-Oorlog-Raad heeft telegrafisch bericht ontvangen uit' Stockholm, dat de Tweede Kamer van den Zweedschen Rijksdag het voorstel van eenige parlementeloden, den wensch in houdende dat de Zweedsche regeering het initiatief zou nemen tot een conferentie van onrijdige staten in het belang van der vrede, zonder Stemming heeft aangenomen. Hoe de Bulgnarache regeering di appositie onschadelijk mankt. "Via Boekarest is te Rcme bevestiging ontvangen van het bericht, dat Germadiëf, de vroegere Bulgaarsoke minister, van buï- tenlandsohe zaken, met zijn schoonbroeder die beschuldigd woru*, graan aan Enge land verkocht te hebben, in hechtenin ge nomen ia Men verneemt, dat ue inhechte nisneming van den partijleider Malinoi ook aanstaande is. De inhechtenisneming vaJ Gennadiöf geschiedde, zoo heet verder,- aan een banket bij gelegenheid van de sluï ting van het Sobranje. Een aantal andere menschen, dio aan tafel zaten, werden to gelijkertijd gevangen genomen. Sarah Bernhardt gaat naar de loopgra ven. In don loop van deze week hoopt zij er do Engelsche en Fransche troepen op te zoeken. Zoo meldt een Engelsoh blad. SCHAAKRUBRIEK van hot SCHAAKGEZELSCHAP nPALEMEDES. Opgericht 1846. tpoelavondi lederen /laandeg In de Bovenzaal van Café „Central", Breeetraaf Aanvan'-i 8 uren. Bedactioi L. BIEEiLiSi: en R. J, v. d. KROOT, Probleem No. 100. (J. J. TOGSTAD.) Zwart (9) y abcdefgh Wit. (8) Wit: K.a8, D. h8, T.g2, P.g8 en er 5. L. g 1, ph3 en h4. Zwart: K.f4, T.a, 2 en b2, P.a l, L».t7, p.a6, c 6, c/6 en f5. .Wit speelt en geeft in 2 zetten mat. Oplossing Probleem No. 98. Goede oplossingen ontvangen van de hee ren: B. S. van Kloeten Sr., W. N., J. _K Sfcolte, L. M. Valkenburgh, J. C. de W., en W. J. Woestenburg, allen te Leiden; H. Broekveldt, te Oegstgeest; A. Baljou en G. Vooya Gzn., te Katwijk a. d. R^n; J. J. Vooy8„ te Halfweg en P. G. v. d. Tang, te Ondewetering. Correspondentie: Alle wedstrijd-proWemer zjjn goed' opgelost door de heeren: J. JB. Stolte, P. G. v. d. Tang, G. Vooys Gzn., J. J. Vooys en W. J. Woestenburg, zoodat deze in aanmerking komen voor een prfts; de prijzen zullen op een nader to bepalen avond in ons speellokaal worden uitgereikt Om loting te voorkomen, moeten we echter eerst nog een vijfden prrjs machtig zien te wordeD. G. V. te K.: D. f6 foutief wegens: KxDf6. DxTc5 foutief wegens K.f6. Is de stand wel juist opgegeven? Oplossingen worden ingewacht tot uiterv Itjk Dinsdag 18 April a.s. 's namiddags 5 uren, aan het Bureel van dit Blad. „Gij kunt u niet verbeelden, welk een schok het afbreken van ons engagement mi^ gaf; ik kon u niet zeggen, hoe ik er mij op toelegcte om mij onverschh-ig te too- nen, terwijl ik niet besefte, welk een bitteren wrok ik voedde voordat haar zach te berisping mij ue oogen openue. Alleen haar aprechthedd en onbaatzuchtigheid hebben mijn geloof aan vrouwendeugd staande gehouden, en mij belet om mijn hart voor alle gevoel to sluiten. Van den anderen kant wist. zij door haar standvas tigheid Theodora's achting te verwerven en door haar zachmiedU haar liefde te win nen. Zij leidde haar, terwijl ïk haar ide dwingen; zij vervulde de rol van de zon„ terwijl ik voor den nooru-- nwind speel de, en zij is het; die ons weder hereonigd heeft.'2 „Zoo hoog als ik Violette ook aaht, dacht ik toch niet, dat te zullen ernemen! Want mijn vader schreef mij gedurig, dat hot hem leed deed, Theodora aan de zorg van een vrouw te moeten overki-ten, die zoo weinig gezag over haar uitoefende." „Hoor eens, Lord Martindale is een «cel braaf man, maar hij heeft even zooveel vorstand om een karakter eoorcioelen als mijn oudo poes", viel Percy hem in de rer'° „Vergeef mij, dat ik dit zog, John 't wa- er uit eer nt er aan dacht. Neen, mevrouw Martindale is de eenige, die im mer Theodora het hootd heeft kunnen bie den; zij heeft haar overwonn naar haar roem loeren stellen in z!ch te onderwer pen, en haar toen aan het vettig gezag overgeleverd. Op mijn wooru. rndion Lord Marbindalo een onvergelijkelijke dochter heeft, moest hij beter vreten aan vi'e bij dit verschuldigd is." i 4_J ÏW.Öra* Vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1916 | | pagina 6