Nederland en de Oorlog. W. 17215 Zaterdag 8 Jl.pril. Eerste Blad. A°. 1916. Persoverzicht. FEUILLETON. Violette of de Schoonzuster. IDSCH I De Ouderdomsrente. ,.DE gTANDAARD" durft stellig verwachten, „dat, ook al zwichtte de Tweede Kamer Voor de Kgksbedeeling, de EerBte Kamer, lender zweem van gratie, de ouderdoms- Bente naar de papiermand zal verwijzen." Heel de anli-revoluttonaire partij voelt, dat de verantwoordelijkheid voor zulk een i&n-Nederlandsch wetsontwerp op zich nemen, ■pelen zou zijn mét de hoofdbeginselen van Ons staatsbeleid. „DE STANDAARD'' verwacht ook van de Roomaohe afgevaardigden betere dingen. JSTel schjjnt het soms of die afgevaardig den zich ten slotte naar eiken schuilhoek tokken laten, maar op dit punt gaf tooh bjjna heel de Roomsche pers een vrij zuiver en doordringend geluid. Te ernstiger bedenking zou toegeven dit maal vooral insluiten, omdat het Kabinet Ier geen barsten of buigen van maakt, en zelfs vrij duidelijk liet doorsoheineren, dat het o. q. ook zelf tot een simpele verze kering wil terugkeeren. De erfenis van den oud-minister Treub kan het Kabinot niet binden. Vanzelf was het leen fout van den Kabinetsformateur, dat hij Treub van landbouw naar Financiën deed overgaan, em toen hij 'daar eenmaal zat, hem in heel het Kabinet den baas liet spelen. Hierin lag een zwakheid, die in een Pre- sident-Minister steeds onvergeeflijk blijft. Hier vooral, omdat Treub zelf vroeger in zake de Verzekering aan onzen kant stond. Maar nu Treulj, hoe dan ook, ten leste dan toch weer vrj man is geworden, toone ook het Kabinet, dat bet zpn vrjheid her wonnen heeft, en zij de Eerste Kamer het hierin behulpzaam. In „VAN ONZEN TIJD" wijst prof. Struy- oken er op, hoe noodwendig bj de behan deling der ouderdomsrente de partijstrijd moet losbarsten, omdat liet gaat tusschen het tweeërlei beginsel van pensioenbedeeliog en pensioenverzekering. Vruchteloos poogt de Premier dit fpit te verdoezelen door een gemoedelijke voorstelling te geven van 'de tegenstelling, die het hier geldt. De schrjver vat dan den loop van jaken nog eens korteljk aldus saam: „Aan het einde van dit jaar zoude .de Wetgeving-Tal ma in werlring treden. Er blijkt Nnog niet de eerste hand aan de voorberei ding der uitvoeringsmaatregelen te zjn ge legd. Daarom is thans een wetsvoorstel in gediend, om het in-werking-treden te ver schuiven tot einde 1919. De Minister schijnt hierin een tegemoetkoming aan de rechter- zjde te willen zien, immers lij prjst het ale een voordeel, dat „de Eerste Kamer het ontwerp ouderdomsrente geheel vr j zal kun nen beèordeelen en geheel vrj zal kunnen verwerpen, zonder eenige vrees, dat dien tengevolge ongelegenheden zullen ontstaan, ongelegenheden ten opzichte van de invoe- I ring der verzekeringswetten-Talm, en voegt allervriendelijkst daaraan toe, dat, „wan- af neer de reohterzjde bj' de verkiezing een i meerderheid krjgt, zj die verzekeringswet- 1 ton dan rustig kan invoeren." fel dat uitstelwetje, hoe onvermijdelijk ook, door de reohterzjde zoo vriendelijk worden ontvangen, als de Minister meent? Of zal het haar niet veeleer de treffende il lustratie zjn van het feit, dat de linkerzijde en met haar de extra-parlementaire Regeo- ring, steunende op den volkswil, den eerbied j voor de wet heeft op zj gezet om in haar plaats zich te laten verleiden door p a r t j- politiek? Drie jaren Jang is nagelaten, aan den wetteljken plicht, om de uit voeringsmaatregelen der wetten-Talma 'tot biand te brengen, gevolg te geven, in de verwachting, dat binnen dien tjd die wetten door andere zouden zjn vervangen; nn bijkt, dat die verwachting niet In vervulling kan treden, zet men zioh niet aan den arbeid, om zoo spoedig mogeljk in te halen, wat men verzuimde, maar acht men den aan de wet verscfiuldigden tol voldoende gekwe ten door de indiening van een voorstel tot verlenging van dien termjn, zonder eenige zekerheid to hebben, dat dit voorstel wet zal worden. En wat gebeurt intusschen met den overgangsmaatregel, op grond waarvan thans geregeld uitkeeringen aan zeventigja rigen worden toegekend? Ook do \yerking daarvan wordt met 3 jaren verlengd, zoo dat 6 jaren lang een systeem van kostelooze ren te-ui tkeering zal gelden, dat met de grondgedachte der wetgeving-TaJma in lijn rechten strjd is, en bj loyale toepassing der wet reeds het eerste jaar, op grond der in de praktjk gebleken gebreken de veel te ruime omvang van het begrip „ar beider", en de toekenning der kostelooze pen sioenen aan niet behoeftige arbeiders, die aan behoeftige niet-arbeidera worden ont houden had behooren te zjn beperkt en verbeterd." De linksohe partj-politiek heeft het Ka binet op verkeerde wegen gevoerd. Met mooi praten valt dat niet weg te werken. Men had daden verwacht van dit bulten de parijen staande* immers extra-parlementaire kabinetDaden van wetsmtvoering. De kerk, de Armen en het Ruitenlandsoh Gevaar. On der dit hoofd schrijft „DE TELEGRAAF": Is het te sterk uitgedrukt, wanneer wj de houding van de rechterzijde der Twee de Kamer weerzinwekkend noemen? Men in een periode, waarin oorlogsge vaar sohijnt te dreigen voor ons land. De dag breekt aan, waarop de Regeering me- dedoelingen zal doen over den toestand in geheime zitting der Tweede Kamer. Die mededeeliigen aohjnen geen onmiddellijk gevaar aan te kondigen. Er is dus geen enkele reden, waarom de Tweede Kamer niet gewoon zal voortgaan met haar werk zaamheden. Evenwel komt de heer Loh- msa verlangen, dat vanwege den ernét van" den toestand het wetsontwerp Ouder domsrente niet zal worden behandeld. Redende politieke hartstoohten zullen daardoor worden opgewekt. De heer No- lenB voegt daarbij, dab hij het voorstel, dat de heer Lohman deed, niet gedaan zou hebben. Maar hij blijkt er dan toch maar. zoo hevig voor te zjn, dat hj, de altjd kalme man, zich ditmaal sterk opwindt. Dat gebeurt meer bij kalmon, wanneer het geweten niet zuiver is. Of moest de poli- tdeko hartstocht al vac t getoond worden? Verschillende sprekers der linkerzijde blij ken zeer verraat en ontraden deze wijzi ging van werkzaamheden, die natuurlijk onrust in het land zou hebben gewekt. De Regeering ontraadt haar eveneens. Dan stemmen links tegen rechts. Daaruit blijkt duidelijk, dat het ter reohterzjde afge sproken werk was. Do heer Nolens, die het voorstel niet zou hebben gedaan, wist er tooh blijkbaar alles van en evenzoo alle kerkejke heeren. Nu is dan het ontwerp in behandeling en meer dan van politieke hartstochten fs in het debat van politieke berekening te bespeuren. De Kerk, zoo heeft baron Creutz pas verklaard, kan de armen niet missen. Dat is het. Men wal zjn maoht tyver de lagere volksklassen niet zien verminderen. Men durft beweren, dat liet Staatspensioen vernederend is. De gang naar het postkantoor zou ver nederend zijn, niet die naar de diaoonie. Neen, mijne heeren, vernederend ia het te moeten afhangen van de gunst en de -lemmingen en de nukken van in welda digheid doende heeren en dames, en bijzon der vernederend voor ons land is het sohouwapel, dat gij in de Tweede Kamer vertoond hebt In een tjd als üeze. Maar uw berekening zal een misrekening biy^en. De reohterzjde kon zich niet meer kwaad heb ben gedaan in de oögen der natie dan door dezo weerzinwekkende poging tot' uitbui ting van het nationaal gevaar ten behoeve van kerkeljk overwioht. De geruchten Tan <te vorige week. De „Tel." komt nog ©eng terug o-p wat rij noemt ,,Eon Duitsche intrige", daarbij wij- ziend op het groote gevaar, dat hierdoor ontstond. Hefc blad schrijft o.m. „Dit staat düa vastHet gerucht omtrent een ultimatum van Engeland, waarvan Vrijdag, als bij tooverslag, geheel Neder land vol was, vond zijn oorsprong in het Duitsohe gezantschap te 's-Gravenhage. De Duitscbe consul-generaal te Amster dam heeft bekend, dat hij zélf aan een be kenden Duitschgezinde© boekhandelaar het berioht ter verspreiding mededeelde, dat hij het uit Den Haag vernomen had en alle aanleiding meende te hebben om de juist heid er van aan te nemen. Als een consul- generaal te Amsterdam „alle aanleiding meent te hebben" om de juistheid aan te nemen van een berioht, dot hij uit Den Haag ontvangt, dan beteekent zulks, dat hij dit bericht van zijn gezant ontvangen heeft, of't beteekent niemendal Wij mogen het er due gerust voor hou den, dat tegelijkertijd als de consul te Am sterdam, ook al de andere consuls en Duit sohe agenten, officieel-aangestelde en ver kapte, het bericht zullen ontvangen heb- men met bevel om er zooveel mogelijk ruchtbaarheid aan te geven. Naar we vernemen, werd het hier te Am sterdam telefonisch medegedeeld aan al de portiers dar hotels, die natuurlijk prachtig geplaatst zijn om het „voort-te-zeggen" aan den gaanden en komenden man. Wij hebben hier dus hoc feit te consfcatee- ren, dat de Duitsche gezant in Nederland een poging heeft gedaan, om Nederland in oorlog te brengen met Engeland. Dat deze poging mislukt is, ligt niet aan hóm, maar aan het kalme, niet zoo licht ontvlambare karakter van ons volk. Want wat hadden we, onder dezelfde omstandig heden in 'n wormbloediger land beleefd? De zenuwachtigheid, die de beriohten over de opschorting der militaire verloven gewekt hadden, ware, bij 't ontvangen van ziilk stellig nieuws over een ultimatum van Engeland, allicht overgeslagen tot publie ke demonstraties tegen de Britten." Verder schrijft de „Tel." nog: „Heb laat zich begrijpen, dat de Duib- eohers en hun agenten woedend zijn over de mislukking van die zoo vlug en zoo han dig opgezette list; des te meer, doa-r ze nu met hun zwarte ziel open en bloot staan voor het Nederlan dsche volk, en dezes wantrouwen tegenover hen verduizend- vaudigd is. Maar 't is wel merkwaardig, dat deze woede zich het felst en het klaarst uit bij een Nederlander, en dan nog wel bij een Nederlander, die eenmaal met de zwaarste verantwoordelijkheid beladen was en op 't oogenblik nog steeds meent, een zeer gezagvolle positie te bekleeden. Wij bedoelendr. Kuyper. In zijn bitfceTe teleurstelling over het naar-den-verkeerden-kant ontploffen van de mijn, die Herr von Kühlmann onder de pu blieke meening in Nederland had gelegd, vergeet hij geheel en al zijn gewone sluw heid, en buldert hij uit, dat Nederland aan Engeland den oorlog moet verklaren 1 Andere bedoeling heeft zijn driestar „De kleine staten" in ,De "Standaard" van gis teren niet. Eerst sleept hij, zonder de minste aan- lèiding of reden, Griekenland bij de haren in 't dJebah; vertelt, dat „de historie geen tweede voorbeeld weet aan te wijzen van den niets ontzienden overmoed, waarmee te Saloniki een kleine staat door twee groote mogendheden overrompeld: is" (van België, waar hij destijds zulke lekkere luchtboden nam, is de heilige man zelfs de herinne ring kwijtgeraakt I) en 6cbreeuwt dan, op 'n toon van „Aux: armos, cd toy ens 1": „Doch wee de mogendheid, die zich mocht inbeelden, dut we als een tweede Grieken land, ten slotte alles gedoogen zouden. Dit doet onze regeering niet, en hierbij staat, heel 't volk achter haar. Eisoht men van ons, dat wij als Grie kenland zouden worden, dUn nog tienmaal liever oorlog." Dot is duidelijk genoeg. Duitschland mag onze schepen torpecleeren, maar bij de eer ste Britsohe hand, die nog naar een Neder- landsohe postzak uitgestoken wordt, moet onze regeering aan Engeland den oorlog verklaren Nu Von Kühlmann er niet in gelukt is, ons door Engeland te doen aanvallen nu zal dr. Kuyper er voor zorgen, dat Enge land aangevallen wordt door óns!" In hetzelfde blad schrijft mr. H. J. Bio- clerlock onder het hoofd „Don Basile Teu- toboos" o.a. het volgende: „Wie zou er "nog boos kunnen zijn op dien snuggere© boekhandelaar daar ergens aan het Spui? Hij had zioh verleden Vrij dag door de© poeslief-glim lachen den kan selarij-secretaris van het Duitsche consu laat het bericht van een Engelsch ultima tum aan de Nederlandisohe regeering op de mouw laten spelden. Hij was daar zóó lek ker mee, dat hij zich haastte, heel het aan zijn winkel voorbijgaand publiek deelge noot te maken van zijn gratis-voor-niets verkregen wetenschap. Ja, wie zou er nog boos op hem kunnen zijn? In zijn onnoozed goed vertrouwen, heeft hij, zonder cr iets van te vermoeden, don lande een grooten dienst bewezen. Toen men hem ging hard vallen over zijn lichtzinnig handelen, toen heeft hij, ter eigen verschooning, zijn zegs man moeten "noemen. Aldus zijn wij kun nen opklimmen tot de bron van het een- sa/tioneele, het alarmeerende nieuwtje. En aldus zag ten slotte de Duitsche consail- geüeraa-1 in hoogsfc-eigen-exoellentde per soon zich gedwongen tot de bekentenis, dat hij het is, die het valsche bericht het eerst in Amsterdam heeft gelanceerd. La oalunnda un venticello, un' ouretta assai genialeDe bekentenis van baron Von Humboldt is kostelijke winst voor de vader- landsohe belangen. Zij werpt schel licht op de geheime bedoelingen van Duitschland te onzen opzichte. Wie er nog blind waren m ons goede vaderland, zijn thans gedwongen te zien. Velen, zoo niet de groote meerderheid onzer hadden geen behoefte meer aan dat schelle licht. Zij zagen, zij doorschouwden reeds. Zij wisten het dadelijk, reeds verle den week, van welke rijde de .elkaar opvol gende alarmeerende berichten kwamen. Ge lijk zij met intieme, geen tegenspraak dul dende verzekerdheid dadelijk wisten, welke vlag er in dien gniwelnachfc bij den Noord- Hinder verborgen gehouden werd en welke uniform de laaghartige zeeschuimer droeg, die het bevel giaf de „Tubaet-ia" te torpe- deeren, zóó en met dezelfde intieme ver zekerdheid wisten zij het dadelijk wel, wie ons Nederlanders poogde te bedriegen en wie in Nederland stemming zocht te make© tegen Engeland. Voor deze allen was de Uit het Engelsch van Miss YONGE. (Nadruk Vorboden). 1ST) „Heb daar "geen zorg voor! Wij zulLen groote wandelingen maken, dan komen wij 'tooh in de lucht, en dk zal den raad' va© Percy volgen, wat aan het lezen gaan, en volstandig worden. Zoo dra wij op orde rijn, wtil ik beginnen met Johnnie les in het Latijn te geven. Wel, ik kan u zeggen, dat ik mij reedö verheug in het vooruit richt." „Wat zal Johnnie verrukt zijn!" „En hoo fameus knap zullen wij worden met one beiden", voegde hij er lachend bij „Zoo riet gij, alles komt terecht, en er gaat tooh maar niets boven thuis." Violette dacht bij zichzelven, dat hij mo gelijk niet geheel wist, wat hij op rich nam, en da moed ontzonk haar een weinig, a/ls zij er aan dacht, dat hij den geheelen winter in Londen zou moeten doorbrengen. Hij verbeeldde zioh, #at hij volkomen hersteld was, doch toen hij zich den volgenden dag aan den dokter ging vertoonen, bracht de stethoscoop aan den dag, dat de kwaal niet zoo volkomen genezen was, dan dat zij niet nog gedurende een goruimen tijd de groot ste zois zou vereisdhen. Die waarschuwing verontrustte hem niet bijzonder, want alles hing bij hem va© de stemming van het oogenblik af, on hij twijfelde or volstrekt ndet aan, of hij zou bannen en paar maan den dat govaar wel te boven zijnen Vio lette wachtte zioh wel, hem tegen te spre ke©, en bracht evenmin bezwaren in tegen zijn plan, om zijn levenswijze eenvoudiger in te richten, want zij gevoelde, dat zij hem daardoor .af zou leiden va© den weg va© zelfverlooohening, welken hij zoo vastbera den was ingeslagen. HOOFDSTUK XVIL „Vijf jaren! Hoe weinig kunnen brieven ons met den waren stand der zaken be kend maken! Zg kunnen wel de gebeur tenissen vermelden, maar niet.hun gevolgen, niet de onmerkbare veranderingen, welke er hebben plaats gegrepen. Van den dood mijner tante weeb ik, doch niet hoe mgn moeder het zonder haar stelt Mgn vader schrijft mg wel over, zijn zorgen; maar hg zegt niet of 1$ verouderd en Vervallen is. En Theodora» die zoovele tegenspoeden on dervonden heeft, zal wellicht het meest ver anderd zijn, als het waar is, wat men mft schrijft, dat zg zoo zachtzinnig en bedaard is geworden. Het spgt ing, dat Ik niot over Londen gegaan bon om Arthur en Violette even te gaan zien. Wat hem aangaat, rgst do angstige vraag in mij, op, of zgn berouw inderdaad zoo oprecht gebleven is, als zgn aandoenlijke brief mg reden gaf te hopen. Eén ten minste vertrouw ik, dat ik niet veranderd zal vinden, mijn zachtaardige schoonzuster, mgn 'getrouwste correspon dente, ofschoon ik weet, dat het een on gerijmdheid zou zrjn ,te verwachten, dat Ik haar weer zal vinden als dat ideaal van bevalligheid, dat liefderijke, eenvoudige we zen, dat voor het eerst weder den moed om to leven in mij opwekte. En die knaap, dien ik mg in mijn eenzaamheid zoo dikwijls heb voorgesteld! Daar is eindelek het dorp. [Wat is het lief om te zien op zulk- een schoonen zomeravond. Het schijnt mg een vriendelijk welkom toe te roepen! Bekende gezichten! Mogen dia thuis even weinig ver anderd zijn! Doch daar ginds is verandering genoeg! Zelfs op -dezen afstand zie ik den puinhoop; maar hoe heerlijk groen is het park! Hoe frisch staan die boom en in de heerljjke, schaduwrijke oprijlaan! Eindelgk ben ik thuis, dank zg Hem, die mg in veiligheid heeft teruggeleid. Wie rie ik daar ginds in de allée? Een kleine -jongen op een hit en een heer, (Be het dier bg den toom leidt. Kan dat Arthur zgn? Onmoge lijk! En toch is het zgn stap en juist de manier, waarop hg Violette's paardje be stuurde. Hg is het stellig. Ik wil maken, dat ik hem zie en alles van hem. verneem, voordat ik bg het huis be©. Houd hier op, koetsier!" John was in een oogenblik uit het rijtuig en wandelde de laan op, gevoelende, dat hg nu eerst op den reohten weg naar huis was, doch toen hg nabg de twee personen kwam, welke hg in de verte gezien had, meende hg rich vergist te hebben; van nabij gezien, geleek die heer veel minder op Arthur dan in de verte. Een uitroep van verwondering en wel komst maakte een eind aan allen twijfel. „Arthur! zgt gg het?" En de broeders drukten elkander de hand. „Hier is een he:rtje, waarvan g^j wel zult gehoord hebben en dat niet weinig aan u g'edacht heeft," zeide Arthur met zekeren trots. „Zie eens, gelijkt hg niet op zgn moeder?" En dit zeggende deed kg rijn best om den neerhangenden rand van den atroohoed op te houden, onder welks scha duw Johnnie tot boven de ooren kleurde. „Volmaakt haar oogopslag!" zeide John „hoe maakt zft het, Arthur? En aJ de overigen?" „Allen wel. Zgt g*g nog niet thuis ge weest?" „Neen, ik zag u in de laan en kon niet nalaten naar u toe te komen om van u te hooren of alies wel is." „Gij aoudt niemand in huis gevonden heb ben, of mama en Violette moesben daar even naar binnen gegaan zgn; die twee zgn altgd bg elkander." „Waar is papa?" „Hg is in de boerdorg, waar hg alles naziet. Wel, John, wat ziet gij er verbrand uit en wat zgt gg deftig geworden! Was het niet verwonderlijk slim van mg, dat ik u herkende?" „Dat geloof ik," antwoordde John, „gg waart knapper danik, want mgn instinct zeide mg, dat gg het waart, en tooh twij felde ik, toen Ik dicht bh u was. Zgt gg inderdaad geheel hersteld:" „Ik ben nooit zoo wel geweest. Wanneer z$t gij aan wal gekomen?" „Dezen morgen, Hoe gaat het mama? Zg is niot wel geweest, nietwaar?" „Zg heefteden geheelen winter gesukkeld, maar nu zg haar huis vol klemkinderen, heeft, schijnt zg volkomen genezen te zgn. Gg zult er verbaasd over staan te zien, hoe zg geheel de slavin is van onze oudste dochter," zeide Arthur, „Wel, Johnnie, houdt gij veel van rgden?" ;,Al8 papa den teugel houdt." „Nu, het is te hopen, dat uw oom in i^jn petekind geen hold venvacht te vin den gelijk uw oierbare Coeur de Lion, van wien gg mg den geheelen weg over ver halen gedaan hebt. Hoe heet het land, waar uw oom geweest ie en dat gg zoo gaarne zien zoudt?" „Och, papa, ik wilde het nu niet graag zeggen," fluisterde hét kind, geweldig kleu- ontmaskering van Don Basile onnoodig. Thans weeb ons heele land, thans ver* neemt de heele beschaafde wereld, door welke grove middelen Duitschland de se dert de trouweloos© overweldiging van België schier totaal verloren gegane sym pathieën van Nederland zoekt te herwin nen." In Duitsclie gevangenschap. De heer W., behoorende. tot een der no tabele families van Roermond, was gedu* rende den oorlogstijd herhaaldelijk voor zaken in Duitschland en ondervond daar nooit moeilijkheden. In het begin van Maart begaf hij rich weder naar Keulen, om zijn afnemers te bezoeken. Zijn pas was als steens volkomen in orde en bij de aanmelding bij de politie te Keulen werd hem ook nergens de min ste aanmerking gemaakt. Nadat dóze formaliteit vervuld was, nam hij zijn ihtrek ia zijn gewoon hotel en be gaf hij zioh den volgenden morgen op weg, om zijn zaken af te doen. Bij den uitgang van heb hotel werd hij echter tot zijn groo te verwondering aangyehouden door twee personen, in burgsrkleeding, die zien be kend maakten a-ls inspecteurs van politie. Zonder een%e opheldering verzooiitcn zij hem op een toon van bevel nen te volgen naar zijn kamer, waar zijn bagage aan een nauwkeurig onderzoek werd onderworpen. Niete verdachts werd daarin gevonden, maar toch werd hij genoodzaakt de inspec teurs te volgen naar de gevangenis, waar men hem kortweg in een cel opsloot en hem op zijn vraage waarom hem die be handeling ten deel viel, slechts dit werd geantwoord: „Uw zaak zal onderzocht worden, wat weken, misschien zelfs maan den kan duren, en dan zult u wel nader hooren." Yerder niets. 's Morgens bestond het ontbijt uit een stun onsmakelijk Kriegsbrot en een kruis: water, 's middags vormde een slappe soep met een stukje brood het diner, terwijl hij voor zijn souper weer een stuk brood en een kruik water opgedïscht kreeg. Zoo verliep de eene dag na den andere. Op alle vragen om opheldering ontving hij geen antwoord; alleen werd hem op herhaald aandringen toegestaan een brief aan zijn zwager, advocaat, te Roermond, te zenden. Zijn verzoek, om verhoord te worden, bleef oningewilligd. Zoo duurde dit drie weken, tob op een morgen de gevangenbewaarder verscheen, die hem heel laconiek mededeelde: „Hente werden Sio en tl assen." Door twee politie-agenten werd nij ge bracht tot aan de grens >-.j Yenlo, waar hem gezegd werd: „Jetzt. können Sic gehen." Tevens kreeg hij nog een getypte© brief, waarin vermeld stond, dat het hem op straffe van gevangenis verboden was. gedurende den duur van den oorlog hei Duitsche gebied te betreden. Thans, na deze wederwaardigheden, be vindt z?ch de heer W. wedër te Roermond, alwaar ook na zijn aankomst, de aan rijn zwager gerichte brief arriveerde. Naar wij vernemen, mag een ander inge- eetene van Roermond, de heer D., oud wethouder, een man van ruim 74 jaren, die zich voor zaken naar Maaseyck had begeven, voorloopsg België nüat verlaten. Nadere bijzonderheden hieromtrent rijn ons op het oogenblik nog niet bekend. C,Tel.") Bij Bloemen is over de Duitsche grens gekomen de Nederlander De Jongh, van be roep eleetricien, 33 jaar oud, die indertijd in Duitschland onder verdenking van spion- nage was gevangengenomen. Hij had een rende. i ,,'t Is goed, 't is goed, gg suit het dan wel zeggen, wanneer gg beter kennis met uw oom hebt gemaakt, nietwaar?" zeide Ar thur. „Welnu, John, is de jongen zooals gg hem verwachtte?" John glimlachte en wilde antwoorden, toen Oen stem hem deed omzien. „Percy! Ik wist niet, dat gg hier waart! En met Theodora?" Theodora kreeg een kleur en moest hef aan Percy overlaten om hem den eersten bigden welkomstgroet te geven, doch een oogenblik daarna trad hij, meer op den ach tergrond, en 'zorgde voor Johnnie, terwföl de andere drie te zamen voortwandeldën, „Ik dank u^ivoor uw brief," zeide Arthur, „hij heeft mg veel goed gedaan." „Mgn eerste idee was, dadelijk te vertrek ken, toen ik uw brief ontving, maar ik vond ïng genoodzaakt nog te vertoeven tot de zaken zoo ver gevorderd waren, dat zg" zonder mg aan den gang konden gehouden worden, en later heb ik oponthoud gehad, doordat de stoomboot niet voer." „Gg hadt op geen beter tijdstip kunnen komen. Wg wachtten slechts op u om ge heel voltallig te zgn." Arthur, werd iu de rede gevallen door een vroolgk geroep van „Papa!" door een troepje kinderen aangeheven. „Zoo, zgt gg daar allemaal? Zie mg dien jongen eens!' riep hg, van Sara's arm een kabouter nemende. „Wel, hebben wg niet gewonnen in kin deren? Die kleine noemt zich Anna, en dat ding is grootmama's lieveling, het evenbeeld van Theodora." Die^ fonkelende zwarte oogen beantwoord den niet aan het ideaal, dat John rich had voorgesteld van een, die den naam droeg»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1916 | | pagina 5