N°. 17203 Zatei'da»; Maart. Eerste 531 acl» A°. 1915. Officieels Kennisgevingen. Binnenland. Ingezonden. FEUILLETON. Violette of de Schoonzuster. 511 li I T I E. 3uscïarSjviïigsregister ©n Alphabe- tiach Bosister. De Burgemeester -clcr ge-mee ut© Leiden moalct bekend, dat het INSCHRIJVINGS REGISTER voor dc lichting van 1917, met het daaruit opg-emaaikto ALPHABE- TISCH REGISTER, GEDURENDE ACHT DAGEN, van den 25sten Maart tot cn n\et den 2don April, a.s., ter Gemeen tesecretarie (Afdeeling Militaire Za'kon, ka mer No. 9) voor oen ieder ter loaing ligt. Hij vestigt er voorts de aandacht op lo. dat binnen den tijd, hierboven ver meld, tegen deze register bezwaren kunnen worden ingebracht bij den Commissaris der Koningin in d'e Provincie Zuid-Holland 2o. dat het bezwaarschrift behoorlijk met redenen omkleed en op o n ge zo- ge 1 d papier ka n worden gesteld 3o. dat liet bezwaarschrift eigenhan dig moet zijn onderteekend, doch clat onderteekening door een ander persoon is toegelaten, zoo bij het be zwaarschrift een behoorlijke vol macht wordt overgelegd; ,4o. dat het bezwaarschrift tegen bewijs van ontvangst bij den Burgemeester op do vorengenoemde Afdieoling <lcr Gemeentesecretarie moet worden in geleverd 5o. dat eon bezwaarserhift, dat. niet vol doet aan de oisohen, hierboven ge noemd, of niet wordt ingeleverd bin nen dien tijd en bij do autoriteit, hierboven vermeld, geen gevolg kan liebbon Go. dat het bewijs van ontvangst moet worden bewaard totdat hij of zij, die het bezwaarschrift, indiende, in ken nis is gesteld met. de uitspraak van den Commissaris der Koningin. De Burgemeester voornoemd, 1 N. O. DE GIJSELAAR. Leiden, 23 Maart 1D16. Besmettelijko Ziekte. POKKEN. Burgemeester en Wethouders van Leiden, Overwegende, dat zich in den laatsten tijd hier to lande gevallen van pokken hebben voorgedaan en dat het wensohelijk is uit- lireiding van deze gevreesde ziekte zoo vel mogeltik te voorkomen; Brengen ter algemeen© kennis, dat door Jie-n besloten is voorloopig des Donder dags en V r ij d a g s van ?lko week, van af 2 uur des namiddags gelegenheid tot kost el ooao her-inenting te geven in het Elisabeths hof aan de Oude Vest, voor zoover de koepokstof aanwezig zal zijn. Zjj vestigen er voorts de aandacht op, dat het, waar volgens de lieerschende mee ting de beschuttende kracht der inenting tot een t\jd van zeven jaren na do laatste inenting moet worden aangenomen, derhalve voor hen, wier inenting zeven jaren Of langer geleden heeft plaats gehad, in de Jioogsto mate nuttig is zich op nieuw tö laten inenten. Ten slott9 herinneren z$ ér aan, dab Üe gewone zittingen des Dinsdags van elke week geregeld voortgang zullen hebben. Burgemeester en Wethouders voorn., N. C. DE GIJSELAAR, Burgemeester. .VAN STRIJEN, Secretaris. Leiden, 21 Maart 1916. oorjanrASclionw. Burgemeester en Wethouders van Leiden; Gezien artikel 17 der verordening van den 6den Juli 1899 (Gemeenteblad No. 15) laatstelijk gewijzigd bij de verordening van den 6den Februari 1913 (Gemeenteblad No. 4); Brengen ter kennis van belanghebbenden, dat, te beginnen met Maandag 3 April e.k., zullen geschouwd worden: alle wegen, lanen, paden, stipten, kaden, pleinen, hofjes, stegen, sloppen of poorten en gangen, benevens de daarin gelegen of daartoe behoorende bruggen en andere kunstwerken, voor zoover die bgzonder eigendom zijn, en, zonder verhindering door of vanwege rechthebbenden, voor het publiek verkeer open staan; en alle wateringen en slooten, en de riolen ter vervanging daarvan gemaakt, benevens de daartoo behoorende sluizen, duikers, bui zen, toegangskokers en dergelijke werken, voor zoover die bftzonder eigendom zjjn. Burgemeester en Wethouders voornoemd, N. C. DE GIJSELAAR, Burgemeester. VAN STRIJEN,. .'71 Secretaris. j Leiden, 6 Maart 1916. Het bestuur der Vereeniging van Di recteuren van Hoogere Burgerscholen met vijfjarigen cursus, on het hoofdbestuur der Vereeniging van Leeraren bij het Middelbaar Onderwas, maakten in December 1.1. hun voornemen bekend, om een adres te richten tot den Minister van Binnenlandsche Zaken, om aan te dringen op het tot-stand-breogea eener wijziging van art. 183 der Hooger- Onóerwrjs-wet, waardoor zjj, die het eind examen der H. B. S. met 5-jarigen ouxsus met goed gevolg hebben afgelegd, toegelaten zouden worden tot de examens en de pro motie in de faculteiten der geneeskunde en der wis- en natuurkunde. liet adres werd om instemming- gezonden aan leden van vereenigingen op het gebied der geneeskundige, wis- en natuurkundige en technische wetenschappen. Ingekomen zijn 4369 bewijzen van instem ming, n.t. 136 van hoogleeraren in deze wetenschappen, 1488 van artsen, 283 van apothekers, 926 _van ingenieurs, 1290 van leeraren, 246 van andere belangstellenden. De voorzitters der twee adresseerende be sturen verzochten den Minister hen met de secretarissen te ontvangen, om het adres faan te bieden en liet mondeling toe te lichten. Op dit verzoek werd dezer dagen ten ant woord ontvangen, dat de Minister, ofschoon het verlangen, in het adres uitgedrukt, in het algemeen billijkend, in de tegenwoordige omstandigheden verwezenlijking van wen- schen van "dien aard vooralsnog mét mogelijk acht. De besturen der twee Vereenigingen heb ben nu het adres mot een naamlijst der on derteekenaars aan don Minister opgezonden met een begeleidend schreven, waarin adres santen er o.a. op Wijzen, dat de hervorming maar weinig tjjd in'beslag behoeft te nemen van de Regeering en -van de Volksvertegen woordiging en dat deze wjjziging ongetwij feld voldoende is voorbereid. Ouderdomswet cn Invaliditeitswet. De heer Rutgers heeft de volgends schriftelijke vragen ingediend 1. Is de Regeering nog toegedaan het in den aanhef van de Memorie van Antwoord <yp het Voorloopig Verslag betreffende hot ontwerp-Ouiderdomswet geuite gevoelen, dat de Tweede Kamer, alvorens d6t ont werp in openbare behandeling te kunnen nemen, dc voornemens der Regeering in zake herziening der Invaliditeitswet moet ■kennen 2. Drukt het in 6 der Memorie van Toe lichting bij hefc ontwerp-Ouderdomswet me degedeelde omtrent den vèrstrekkenden in vloed van dat ontwerp op de Invaliditeits wet nog het gevoelen der Regeering uit? 3. Wordt het ojitwerp van" wet tot her ziening der Invaliditeitswet door de Re- geering gehandhaafd Hierop heeft de Minister van Waterstaat het volgend antwoord ingezonden 1. De Regeering is van oordeel, dat bij aajineming der Oudcrsdomswet op verschil lende wijzen de Invaliditeitswet daarmede in overeenstemming kan worden gebracht. Waar het echter niet aannemelijk is, dat een omvangrijke wijziging der Invaliditeits wet in deze parlementaire periode nog aan de orcle zou kunnen komen, vervalt daarmede voor een groot clsel liet belang voor de Kamer, om te dien aanzien met cte voornemens der Regeering bekend te zijn. 2. Uiteraard blijft de Regeering van ge voelen, dat do tob-stand'-koming van de Ouderdomswet een vérstrekkend en invloed op de Invaliditeitswet zal moeten hebben. Dat sluit echter niet uit -- gelijk trou wens ook in de aangehaalde 6 der Memo rie van Toelichting uitkomt dat ook op andere wijze dan is voorgesteld, de Invali- diteits met de Ouderdomswet in overeen stemming kan worden gebracht. 3. Zooals blijkt uit het antwoord sub lo. en ook uit cLe Memorie van Antwoord' op het Voorloopig Verslag der Eerste Ka mer betreffende het Isfee Hoofdstuk der Staatsbegrooting voor 1916 is de Regeering van oordeel dat liet ingediend ontwerp tot wijziging van de Invaliditeitswet niet meer in deze parlementaire periode kan worden behandeld. Uitvoering va-u tic Invaliditeitswet. De heer Rutgers heeft betreffende de uit voering der Invaliditeitswet de volgende vragen ingezonden 1. Is de Minister, aan wien bij Kon. be sluit van 12 Februari 1916 dc zorg voor de uitvoering van de Invaliditeitswet is opgo- dragon, van oordeel, dat op hem de ver plichting rust-, om, zooveel hem mogelijk is, tijdig de maatregelen te nemen, welke noodzakelijk zijn met het oog op het krachtens het derde lid van art. 411 van genoemde wet met 3 December 1916 in werkingtreden van de bepalingen dier wet, die dan nog niet in werking mochten getreden zijn? 2. Is do Minister van oorde-el, dat hij van die verplichting ontheven is, ten gevolge van heb ingediend-zijn van een ontwerp van wet, strekkende tot uitstel van -clen ter mijn, met welken de bedoelde bepalingen uiterlijk in werking treden? 3. Is de Minister van oordeel, dat hij van die verpliohting ontheven is, tem- gevolge van het ingediend-zijn van een ontwerp van web, inhoudende een bepaling, welke het genoemde derde lid van art. 411 der Inva liditeitswet doet vervallen? 4. Is clq Minister van oordeel, dat hij* van die verplichting ontheven is, omdat de be doelde maatregelen niet alle tijdig zullen kunnen worden genomen, ten gevolge van de omstandigheid, dat de Minister van Financiën, welke te voren met de zorg voor de uitv^ring der Invaliditeitswet be last was, nagolaten heeft een aanvang to maken met de voorbereiding dier maat regelen De Minister van Waterstaat heeft hier op het volgende geantwoord Ofschoon de Minister va-iv Waterstaat meent te mogen aannemen, dat, door cte indiening van hefc wetsontwerp tob wijzi ging van artikel 411 der Invaliditeitswet in verband met hetgeen door den Minister van Bumenlandsohe Zaken is ge-zegd in de vergadering der Eerste Kamer van 25 Februari jl., liet standpunt der Regeering ten aanzien van het in do vragen behan delde onderwerp aan de Sla t en-Gene ra al roeeïs zal zijn gebleken, wil hij gaarne nog het volgende medecJeelen in antwoord óp de vragen van den heer Rutgers 1. Volgens heb laatste Iicl van artikel 411 ckr Invaliditeitswet zal liet meerendeel der artikelen van die web in werking tre den 3 jaar na. de in-werking-treding van artikel 369, dus op 3 December 1916. Het is aan de Kamer ten volte bekend, dat cn waarom cle afgetreden Minister van Financiën heeft gemeend, geen uitvoerings maatregelen te moeten voorbereiden. De Minister van Waterstaat meent zich te mogen bepa-len tot do opmerking, dat het voor hem niet mogelijk is, in den thans nog beschikbaren tijd do voorbereiding te doen plaats hebben. Immers met 't oog op artikel 360 juncto artikel 239 der Invalidi teitswet zou reecis door do Raden van Arbeid- met 3 Juni a.s. met het opmaken der rentekaar ten moeten worden begon-" nen. De leden dier Rad^n van Arbeid zou den dan moeten zijn gekozen cn wel door werkgevers en arbeiders, voor wio kiezers lijsten zouden moeten zijn opgemaakt., waar-op meer dan een millroen kiezers zouden voorkomen. Tot -een ©n anokr zou echter niet kunnen zijn overgegaan dan nadat tal van, deels omvangrijke, uitvoe ringsmaatregelen zouden zijn genomen. Bijv. zouden afgescheiden van andoro beschikkingen alleen reeds meer dan 50 algemeen© maatregelen van bestuur op grond van do verzekeringswetten moeten zijn vastgesteld. Do feitelijke onmogelijkheid inziende, om dat alles binnen enkele maanden ge reed te hebben, heeft de Minister van Wa terstaat zich aanstonds na heb tot-stand- komen van het Koninklijk-besluit van 12 Februari. 1916 Staatsblad'' no. 67) afge vraagd, wat (hans moest geschieden. In do onzekerheid of, cn zoo ja, op wolk tijd stip wetskraclib zou krijgen het bepaalde in hot slot van liet eerste lid van artikel 54 der ontwerp-Ouderdomswet, heeft hij aanstonds (1© indiening bevorderd van het bovengenoemde wetsontwerp tot wijziging van artikel 411 der Invaliditeitswet. Door aldus den wetgever in do gelegenheid te stellen tot een beslissing, heeft de Minister gedaan wat m do gegeven omstandigheden mogelijk pas. 2, 3 en 4. Het antwoord op deze vragen ligt reeds in dat op vraag 1 besloten. Zuinigheidsmaatregelen. Mijnheer de Redaoteur. In ctezo ,,beroerelgke" tijden is het m. i- gowensclit, dat d'ecter, die wat. in het belang der gemeenschap kan noen of meent te kunnen ctoen, dit niet nalate. De belastingdruk in deze gemeente is groot en hot staat te voorzien, dat die nog Itoeinemen zal. Zou er nu niet Iets te vin den zijn, dat de gemeenten* ten goede kan komen? Mij dunkt wel. lo. Zou het terrein van de gemeente aan den Zoetorwoudschen Singel, dat voor de laatstgehouden Maskerade-feesten heeft gediend, niet als bouwterrein verkocht kunnen worden, zonder nochtans hefc hou den dier feesten in deze gemeente i'n ge vaar te brengen? Een aardig kapitaaltje zou die verkoop in d!e gemeentekas bren gen. Jtfet terrein, achter het aangegevene gelegen, zou toch voor feestelijkheden ge reserveerd kunnen blijven. 2o. Is het waar, dat in Rotterdam de hoofden van soholen alfc klasse-onderwij zers dïe-nsfc doen? Maar ook, al is dat nu niet waar in een sbacl als Rotterdam, dio toch zeker meer kapitaalkrachtig kan hee tten dan'do onze, zou liet in .Leiden niefc kunnen? Ik heb hooren beweren, clat het aan clo gemeente maar even een 20,000 jaarlijks voordeel zou kunnen geven. Als dio hoeren wel weken lang uit cte school gemist kunnen worden, om examens af te nemen, wel oncler schooltijd les kunnen geven aan andere onderwijsinrichtingen, dan lijkfc het mij toe, dat zij ook wel als onderwijzer vastgelegd kunnen worden. In deze cTuxe tijden mag men, om te bezuini gen, kleine bezwaren wel over het hoofd zien. Salonsbukj os mogen aardig en go- anakkelijk zijn, in tijden van nood schaft men zo af. 3o. Is Leiden eigenaar van den weg langs heb Rijn- cn Sohiekanaal, voor zoover dio op het gebied van do geraeento ligt? Zou liet dan geen aanbeveling verdienen om do gewone beplanting met iepen te ver vangen door bijv. die met noteboomen? In Duïüschlancl ziet met zoo langs vele we gen vruchtboomen. Als een noteboom jaar lijks ƒ20 kan opbrengen, zooals onlangn uit Limburg werd gemeld (laat hot er maar 5 zijn), cïan zou dat op den dluur tocu eon zoet winstje kunnen worden. Wie cr meer weet. zegge het. Laten de' deskuncli'ge-n het dan maar uitmaken, wat kan en wat niet kan. Met dank voor de plaatsing. Een die zuinig moot z ij n. [Met alle wa arde e ring voor do goede be doelingen van den inzender geloovtn wij toch, dat zijn raadgevingen weinig effect zullen sorteeren. Wat het cersfco punt betreft, do gemeen te zou aan clen Zoetehwoudschen Singel voor een 3090 bouwgrond kunnen ver- kcopen, maar daarmede een aardig sfcukjo plantsoen verliezen en daarmede weer heel wat stad-rchoon. In Rotterdam heooen de hoofden ook geen vasto klasse. Alleen tijdens cle mobi- lisatio moet dat liei, geval zijn, maar clat is een tijdelijke maatregel. Van afschaffing van apibulantdsmo wil ons stadsbestuur niet weten, clat is bekend. Dat eommigo hoofden verlof krijgen om zitting to ne men in examencommissie kort de gemeen - te geen extra geld, al raogo het waar zijn, •cJav liet onderwijs er eeniig nadedl van ondervindt. De Rijn- en Sohiekado behoort aan do Provincie. Een laan van noteboomen zou or een buitenkansje zijn voor de straat jeugd en een ïartposf voor cte politie. Red. „L. D."] ycrbelcring Leiflsehc Straatweg? Geachte Redactie! Beleefd verzoek ik eenige plaatsruimte; in Uw blad voor onderstaande regelen, waarvoor bij voorbaat beleefd dank. Niettegenstaande -d'e winter reeds geëin digd is on, naar r_:n mag hopen, men hier mede ook het meest ongunstige weer achter den rug zal hebben, "lijkt hefc oudergetee- kende niet ondienstig de aandacht van be voegde autoriteiten der gemeente Oegst- geest. to vragen voor den tegenwoordigen slechten toestand, waarin de Leidsche Uit liet Engelsch van Miss YONGE. (Nadruk v.'rbaden). 12o) Lord Mariinoale volgde haar blik, en zag 'loor de half openstaande deur Johnnie op liet bed zitten,, zjjn vader voorlezende, die met een vergenoegd, doch vermoeid gelaat naar hem luisterde. „Ik geloof, dat gij gelijk hebt," zcido hij, ..ofschoon ik voor mjj den knaap liever bui ten had, ahvaar ik hem geen lessen zou hten loeren. Hij begint- iederen dag meer on meer naar zijn oom te gelijken." „Dat is het grootsts compliment, dat John- nie nog ooit gemaakt is," zeide Violette, van genoegen blozende; ,,maar ik ben be vreesd, hem in den winter van mjj en dr. Harding to verwijderen, omdat hij zoo aan do croup onderhevig is." „A, zoo, neen, dan kan het ook niet ge- oeuron,' antwoordde hij, „en ik geloof ook niet, dat het goed zou wezen, zijn vader thans vai her. to berooven; maar zijn zusjes moe- ton toch met mjt gaan; zij zouden u te druk hui, als grj Theodora's hulp moet missen." I ioietto kon slechts met een zwaarmoe- '"gen blik haar dankbaarheid tooaen, en Jon besloot liet plan te gelegener tijd aan Arthur's goedkeuring te onderwerpen. „Gaat gij mijn kleine meisjes wegzenden?" tonle hjj met een treurig gelaat. „0! als gjj zo hier wenscht te houden?" r,'-P Violette met Onwillekeurige bltjd- "fep .uit. „Ik dacht, dat Violette, wanneer Theo dora; naar huis is, het bezwaarlik zou kun nen schikken, al do kinderen hier 'te hou den," zeido Lord Martiudale. „Als zij haar hinderen," zeide Arthur, on zijn oogen lachten haar toe, daar hij wel wist wat laar antwoord zou zijn. „0 neen, neen, mij hinderen zij niet; maar haar grootpapa was zoo vriendelijk het voor to stellen." ■Johnnie en Helena kwamen op dit oogen- blik even in de kamer lcyken; Arthur wenkte hen nader 'ta komen, en zeide: „Hoe zoudt gij het sinden, om met tante Theodora naar buiten, naar Martiudale to gaan?" „Ont grootmama en de pauw een bezoek to brengen?" voegdo Lord Martiudale er bij. Johnnie klemde de lmnd zijner moeder in de zijne, en zeide fluisterend met een be nauwd gezichtje: „Och, zend mij niet weg, mamA maar ik zal toch rajjn best doen om niet bedroefd te zijn als ik weg moet." Helena klom op hot bed en plaatste zich met een fiere houding dic-ht bij haar vader. „Ik wil mijn vader en moeder niet veria- ton," zeide zij, met groote waardigheid haar hoofd opheffende. „Neen, dat zult gij ook niet, mjjn kleine heldin!" sprak Arthur, zijn arm 'om haar heen slaande, terwijl zij met een schalksehen en ondeugenden blik van triomf baar groot vader aankeek. In de stilte van den naoht, toen Arthur alleen met zjjn vader was, zeide hij: „Als mijn kleine meisjes na weggaan, zullen zij zich mijner nooit weer herinneren." Hierop viel niet veel te antwoorden, want' ofschoon Arthur niet meer in doodsgevaar verkeerde, was het nog zeer twijfelachtig, of hjj wel ooit weder zijn kamer zou kun nen verlaten. Toen Lord Martind&le zijn begeerte zag om do kinderen te houden, vroeg hij, zich af, of het dan niet beter zou zijn, op zijn plan om Theodora naar huis ts zenden terug te komen, en hij verzocht Violette om 'een keus to doen tusschen Theodora en hem. Zjj meende, dat Theodora haar meer van dienst zou kunnen zijn, en daar Arthur liet ook liever scheen te hebben, dat zij bleef, beschikte inen over haar volgens haar ge heimen wensch, en gaf haar vader zjja toe stemming, onder dit beding echter, dat Zjj zich niet geheel aan rust en aan lucht en beweging, dia zjj zoo hoog noodig had, zou onttrekken. Iedereen merkte op, dat zij er vermoeid en vervallen uitzag, toen zjj voor de doop plechtigheid van „Arthur Fotheringham" bij een kwamen. Het was een treurige plechtig heid, daar noch de vader, noch de moeder van het kind er bjj tegenwoordig waren; al de aanwezigen schenen dit te gevoelen; en tocb, indien men in het hart der moeder had kunnen lezen, zou men gezion hebben, dat zij op dezen doopdag een stof tot inner lijke blijdschap had, die zjj bij geen der vorigo plechtigheden Iiad mogen smaken. De peet kwam later om Arthur te bezoe ken, die hem meer geloofde dan al de doc toren, toen bjj hem verzekerde, dat hjj in beterschap was toegenomen. Arthur begon weder dadeljjk over zjjn schulden te spreken,, daar hij voor liet vertrek zjjns vol ders zjjn zaken wilde regelen en pogingen aanwenden om zijn kolonelsplaats te ver- koe,pen, ten einde in de gelegenheid te zijn, Percy het vcorgeschotene terug te geven. „Och kom," zeide Percy, „waoht daar mede tot gü hersteld zjjt eh u zeiven roeren kunt. Bn zoudt güi uw plaats gaan verkoe- pen? Welja, waarom niet? Pat is zoo goed als uw kinderen het brood te ontnemen! Neen, als gij dat verkiest t; doen, moet het eerlijk en rechtvaardig geschieden, en het geld, dat gij cr van krijgt, gelijkelijk tus schen uw schuldoischers verdeeld worden." Arthur was genoodzaakt het op te geven. Emma Brandon had de doopplechtigheid niet bijgewoond. Miss Marstoua had wer kelijk aan Mark Gardner geschreven en een antwoord ontvangen, waarin hjj haar schreef, dat hjj haar wel verplicht was „voor haar goede diensten, welke liom op don weg had den geholpen om zijn weddingschap te win nen, en dat hij vóór Kerstmis een 'vrouw met tien duizend pond inkomen zou heb ben!" Verder schreef hij niets, dat bepaald beleedigend voor Miss Brandon uas, maar zoad haar door n/iddel van Miss Marstono oen koel vaarwel. 'Het overige van den brief was volgens het oordeel der beide vriendin nen hem bljjkbaar door mevrouw Finch in de pen gegeven. Zij sloten zich met elkander op, on Lady Elizabeth, wie het niet eenmaal vergund werd haar dochter te troosten, begaf zich naar Cadogan- Placo. voornamelijk om met Theodora over haar bezwaren te sprekendeze bracht haar In gezelschap van Percy, en van dezen kreeg zij oen korte schets van het leven en de avonturen van Mark Gard ner, welke haar nog minder deed haken naar de e'éf om hem tot schoonzoon te hebben. Aan dat gevaar was zij nu wel ontsnapt, doch haar zorgen waren nog niet ten einde. Indten Emma hnnr in haar verdriet had wil len laten deelen cn haar pogingen om haar te troosten niet afgewezen had, zou zij nfef zoo ongerust geweest zijn, maar haar dochter Tuckl zich geheel op een afstand van haar cn gebruikte Theresa als dc tolk tusschen haar cn haar moeder, zoodat Lady Elizabeth slechts zooveel van den ge moedstoestand liarer dochter wist, als haar vertrouwde haar geliefde mede te deelen. Pit was niet alleen zeer smartelijk voor haar moederlijk gevoel, maar zij meende ook reden te hebben, om in een ander op zicht voor den invloed van Theresa te vreezen. Pcze toch had de gewoonte om z.ich te verheelden, dat overal gebreken te vinden waren, behalve in haar eigen oor dcel, en scheen die ook sedert ecnigen tijd m do leer der Engelschc Kerk ontdekt to hebben, welko zij als de oorzaak van een menigte kwaad begon te beschouwen. Als om zich te troosten over do teleurstolling, die haar gefroffen had, ging zij zich thans weder mefc nieuwe hersenschimmen bezig houden, want wanneer een vrouw eenmaal aan opgewonden denkbeelden hoeft toege geven, zal zij overal nieuwe gemoedsaandoe ningen gaan zoeken, waar zij slechts hopen lean dio to vincfcn. Door deze overtuiging geleid, vatte Lady Elizabeth hefc besluit op, zoolang zij eige nares van Riclcworth was, Miss Marstono niet meer te logeeron te vragen; terwijl Emma even vost besloten was om niet naar huis te keeren zonder haar boezemvriendin. Dit was de reden, dat moeder en dochter zoo lang in Londen vertoefdenen wanneer Theresa dan, zooals dikwijls gebeurde, den dag met Emma kwam doorbrengen, zocht Lady Elizabeth haar toevlucht bij de fa milie Martindale, en trhchhto zich daar nuttig te maken. ■Op zekeren morgen kwam zij weder en verhaalde, clat Emma plan had naar Is lington to rijden, om Miss Marstono. <1:-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1916 | | pagina 5