Nederland en de Oorloy. N°. 17155 Zaterdag 30 Januari. Eerste JESlaxl. Brieven van een Leidenaar. ingezonden. FEUILLETON. Violette of de Schoonzuster. ■l IDSCI DAGBLAD DLVII. Het spreekt vanzelf, dat ik als Leide- jfiar, die belangstelt in onze stad en haar [bevolking, zooveel mogelijk kennis neer£ v?n 'wat er in onze gemeente omgaat. Dat levert aij meermalen stof voor mfijn Zaterdag-avond- jraatje en geeft 'mij aanleiding mijn mede- [stadgenooten, die niet zoo goed in de gele genheid zijn, alles op en waar te nemen, [van een en ander mededeeling le doen. En [als ik zoo het Leidsche openbare leven jaspeur, dan treft het mij, hoevele vereeni- [gingen, bonden, of wil mesi het gebruike lijke vreemde woord, organisaties, er wor den opgericht. Men zou haast zeggen, de gemeente raakt vol van organisaties en de menschen hebben haast niets anders te doen [dan naar vergaderingen te gaan en de be- jbngen van hun vereeniging te bevorderen. [Gelukkig herstelt zich het evenwicht op üen duur van zelf weer. Er ballen telkens Leer vérfcerfigingetjes af. Zij sterven dikwijls een stillen dood en men merkt haar heengaan Liet eens en dit gewoonlijk te minder, als het by de geboorte luidruchtig toegegaan is. Van de week hoorde ik ook weer van twee (nieuwe vereenigingen. Eenige vooraanstaan de studenten hebben de eerste stappen ge daan, om te komen tot een vereeniging voor Staatkunde, en een stadgenoot, mr. H. Krab be, heeft diaarvoor een aanbeveling geschre- jveu, in de hier ter stede verschijnende lUidentenbladen. Ik hoop, dat de studenten ran allo faculteiten er goede nota van zullen lemen. Het gaat in de studentenwereld ook al irecies gelijk als in de gewone maatschap- jij, vereenigingetje spelen is er sphering en inslag en 'tal van vereenlgingen lijden er leen kwijnend bestaan. Om de oprichting an een nieuwe vereeniging aan te bevelen, óet men al goede redenen hebben. Die zijn jar mijn meening echter in dit geval wel invezi'g. De slaaScunde heeft, al liefhebbert ieder er graag in, in en buiten de studenten wereld geen goeden naapi. En toch heeft ij de heer Krabbe wijst er terecht op /bet lot van tnenschen en volken in handen. Juist uit de studeerënde mannen en vrouwen 'zullen laber bij voorkeur de leidende krach ten in de staatkunde geroepen worden. Daar om reeds, is het al goed om, zooals de schrij ver het noemt, het bewustzijn van de betee- ikenis der Staatkunde te verlevendigen. Ik '"iu buiten mijn bestek gaan, wanneer ik er ter meer van zei, maar ik wil graag de ifudeerenden en hen, die invloed op studen ten hebben, opwekken om de oprichting en den groei van deze vereeniging te bevor deren. En nu kom ik tot de andere vmec-nigiüg, die deze week definitief tot stiinl is ge komen. Ik bedoel de afdeeling „Leiden en Omstreken" van lahdefgke organisatie ■Nederlandsch 'Fabrikaat", die zich, zooals art. 2 der statuten het uitdrukt, ten doel stelt do bevordering der belangstelling in de Nederlandsche Nijverheid en van het gebruik en do vervaardiging van Neder landsche waren. Dadelijk bij de stichting in liet voorjaar van 1914, heeft het „Leilsck Dagblad" al een goed woordje voor deze .vereeniging gedaan en het doet mij dan ook genoegen, dat de oprichting van de Leidsche afdeeling, door het benoemen van een vast bestuur, Donderdagavond haar be slag heeft gekregen en ik heb er mij zeer in verheugd, dat de voorzitter zoo'n lange lijsb van personen kon voorlezen, die zich reeds als lid hadden opgegeven ea daar door instemming betuigden met het doel cn streven. Laat mij, om alle misverstand to voorkomen, al dadelijk zeggen, dat „Ne derlandsch Fabrikaat1' en ook do Leidsche afdeeling allerminst protectie bedoelt in den politiekon zin van woord en er daarom voor menschen, die voor den vrijhandel voelen, geen plaats in zou wezen. De Vereeniging wil het gebruik van in Nederland gemaakte waren zooveel mogelijk bevorderen en aan eigen goed de voorkeur geven, als het even goed en niet duurder is dan het buitenlandsche. En het moet al een raar soort Nederlander wezen, die dat niet zou willen. Het komt er maar op aan do Nederlan ders er von te doordringen, dat er zulke producten zijn, hen wakker te mak an uit den ouden sleur, om te koopen zonder te infor- meeren of het gekochte werkelijk Neder landsch fabrikaat is, en bovenal, om de ver foeilijke dwaling, dat het buitenlandsch fa brikaat als regel beter zou zijn dan wat in ons fand gemaakt wordt, uit 'te roeien. Er is voor een organisatie „Nederlandsch Fabrikaat" dus zeker alle» recht van bestaan. Heb gaat niet alleen om de eer van het land, van de fabriek van den ondernemer en den werkman. Er is nog meer aan ge legen. Vat zou er veel meer geld in het land blijven, als wij eens zooveel mogelijk goed van inlandsch fabrikaat kochten. Al dat geld zou in het land besteed worden. De fabrikanten zou den hun omzet vergroot zien. Ze zouden meer menschen aan het werk kunnen zetten, waardoor de werkloosheid zou verminderen. Vele werkloozen zouden koopkrachtige ar beiders worden, het wiakeldebiet daardoor stijgen en dewinkelier op zijn beurt zou weer grooter Omzet hebben, zoodat bij strikte doorvoering van het door de Ver eeniging gehuldigd beginsel, jde algemeene welvaart zou toenemen. Door de propaganda van de vereeniging wordt men warm vocfr dit uit liet oog van liet landsbelang gerechtvaardigd beginsel en in de vereeniging blijft men er zelf meer, steeds meer voor voelen. Daarom beveel ik de jonge afdeeling bij mannen en vrouwen van eiken stand en richting, die goede Nederlanders willen zijn, met warmte aan. Men kan in de krant van Vrijdag de namen der bestuurders lezen en zich bij een hunner als lid opgeven. Het eerste werk der jonge afdeeling zul len we de volgende maand reeds kunnen zien. Immers, het is voornamelijk haar werk, dat dan een 150 neringdoenden in allerlei blanches, in de stad een week lang uitslui tend in Nederland vervaardigde goederen en wraren zullen etaleeren. Wij zullen dan over Nederlandsch fabrikaat kunnen oordee- len en mogelijk zullen wïj> lid of geen lid, ons dan voornemen, voortaan allereerst naar waren uit eigen land te vragen. Do winkeliers op hun beurt moeten zich ook op de hoogte stellen van de Neder landsche fabridken. Het gebeurt nog maar al te dikwijls, dat de leverancier op de vraag: „of het wrel Ilollandsch is?" het antwoord moet schuldig blijven, omdat hij j het niet weet. De fabrikanten kunnen daax- i in mede verandering helpen brengen, door l ook de winkeliers te steunen, als deze trach ten Nederlandsch fabrikaat aan den man te j brengen. En alle drie categorieën, producenten, consumenben en handelaren, kunnen elkaar vinden in dj vereeniging Nederlands :h Fabri kaat en haar afdeelingen. Papenstraat en Papengracht. Geachte Redactie! Met belangstelling nam ik kennis van uw artikel over bovenstaande benaming; te meer, daar ik tal van jaren op de Papengracht woon en vroeger in beide gedeelten mijn zaken dreef, waarvoor ochter steeds de naam gracht werd gebruikt. Dat er omtrent deze straatnamen vaak èenigo verwarring heerscht, geef ik u yol- maakt toe, dbcü mot uw voorstel om er nu voor het gteheel den naam Papenstraat aan te geven, kan ik mg juist om het h is to- sche niet vereenigen. Dat het werkelijk geen gracht meer is, doet m. i. weinig ter zake, dat is evenzeer het geval met de Hooi gracht, Pieterskerkgracht, Zijdgracht;, Vol dersgracht, enz. Mrj dunkt, het gemeentebes tuur moet maar spoedig het naambordje aan de Breestraat doen overschilderen en daarop zetten Pa pengracht (zooals ik meen te weten, er vroeger heeft gestaan), desverkiezende Ge dempte Papengrac.ht, zooals in andere ste den gebruikelijk is. Met dank voor da plaatsing. J. F. TEUNIS. Spaarkas te Noordwijk-aan-Zee. Geachte Redactie. In het „Leidsc-h Dagblad" van Zaterdag 22 Januari j.l. komt oen berichtje voor uit Noordwijk-aan-Zee, betreffende heb oprich ten een er spaarkas, waaruit de buitenstaan der zou kunnen opmaken, dat deze zaak ia afgesprongen door den onwil der visschers. Ondergeteekende was, tijdens deze verga deringen werden gehouden, op zee en zoo doende niet in de gelegenheid de vergade ringen bij te wonen. Ik sprak echter met verschillende visscher- lieden over deze zaak en kan naar aanleiding daarvan hierover het volgende mededeelen Ten eerste: wat denkt men toch wel, dat de visseherlieden, nu zij een goed jaar ge maakt hebben, het geld op hoopen hebben liggen? Laten de visscher3 nu eens door elkaar duizend guldon verdiend hebben; a's men dan rekent, dat de meesten hiervan oen heel jaar moeten leven, dat is toch ook maar twintig gulden per week, en dat in zoo'n duren fcjjd; voor de visschers zijn de levensvoorwaarden toch ook gestegen? En als het waar is, dat de visschers dit jaar "wat hebben overgehouden, nu, andere jaren zrjn zij altijd veel te kort ge komen. En dan nog iets. De visschers zijn met deze heeren nog eens een actie begonnen, wefke zoogenaamd voor hun belang was (ik bedoel 3 jaar geleden de stemming voor den Gemeenteraad). Wat zrjn zij daar be drogen mee uitgekomen. Toen hebben zij zich laten opzweepen "Profcestantsche vis schers tegen Katholieke visschers. Is het dan niet begrijpelijk, dat de visschers deze zaken met wantrouwen tegemoet zien? Ten slotte den volgenden raad aan deze heeren. Indien het u werkelijk ernst is met de belangemder visschers, dan kunt u dit nu laten blijken. Eer wordt door de visschers een poging gedaan om een beetje meer loon. Dus, als het tot een actie moet komen, staat ons dan bij! Ik zou hierover nog veel meer willen schreven, maar voorloopig ger.oeg; misschien krijgen wij nog gelegenheid op de zaak terug te komen. U, geachte Redactie, beleefd dankend voor de opneming. Uw Abonné, J. VAN DER NIET Jzn. Noordwjjk-aan-Zee, 25 Januari 1916. Openbaarheid gewenscht. Mijnheer do Redacteur. Na lezing van hot in Uw blad van j.l. Woensdag voorkomende ingezonden stuk van „een, lid van die Chr. Werklieder»- Voreoniging Weeo Getrouw" meende 'ik in het bellang dier Vereeniging verplicnc te zijn op dat stuk nogmaals oen antwoord in te zenden.. Allicht toch zou uit het geschrijf van dat lid door buitenstaanders worden afgeleid, dab het bestuur er voor bevreesd is, dat het werk onzer Vereeniging door anderen wordt beoordeeld. Niets is minder waar dan dat. In mijn voorgaand stuk ueo ik dat uiteengezet. Dat „vrees voor openbaarheid geenszins in het spel is, weet dat ge-h^mzinnige lid ook wel. In hoeverre hij nu aoor zijn schrijverij de belangen van onze vergaderingen behartigt, laat ik aan het oordeel der lezers over, evenals ik aan he'n ten beoordeelimg over laat of zijn optreden ovéreenJcomstig de vormen der welvoeglijkheid en ridderlijk heid is. Met beleefden ciank voor de plaatsing, Hoogachtend, Uw dw. dn., A. DE JONG, secr. van de Chr. Work-Ver. „Wees Getrouw" KatwijJr-aan-den-Rijn. Steenkolen. Hot Haagsöhe Correspond en tie-bureau meldt ons Naar wij vernemen, heoft de directeur van de Rijks-kol en distributie, ten einde voor het aanstaande coïitractjaar tot 'n doelmatige distributie van kolen hieT te lande te kunnen geraken, aan alle hier bekende industrieel© afnemers met oen jaarbehoefte van minstens 500 ton steen kolen, steenkoo l briketten en (of) mijnco- kes verzocht, hem zoo spoedig mogelijk de noodlige gegevens in verband met do in ge noemd tijdvak benoodigde hoeveelheden te verschaffen. Ten einde echter allo industrieën met bovenvermeld minimum-verbruik in do ge legenheid te stellen, hun wenschen te dien opzichte aan hem kenbaar te maken, heeft hij alle zoodanige afnemers, die nog geen circulaire hebben, ontvangen, bij oproeping in de dagbladen uitgenoodigd, daarvan omgaand mededeeling to doen aan zijn bu- rea/u te 's-Gravenhage, Javastraat 44, Bijzondere verloven. Met botrekking tot het verleenen van „bij zondere" verloven is thans nader bepaald, dat op advies van don hoofdintendant, ook indien het betreft verloven voor personeel om te worden werkzaam gesteld bij fabrikan ten enz. aan wie leveringen van kleeding, uitrusting en van andere legerbehoeEten zijn opgedragen, kan worden afgeweken van de bepaling, dat bijzondere verloven slechts kunnen worden verleend zoolang-de daaruit voortvloeiende afwezigheid niet stijgt boven 10 van do effectieve sterkte van het on derdeel waartoo de betrokken militair be hoort. Sedert een pmr dagen zyn te Maas tricht een groot aantal militairen ingekwar tierd, meest allen Friezen en Groningers. Woensdagmiddag, {terwijl zij zich op cfe Markt (de alarmplaats voor de ingekwartierden) verzameld hadden om vandaar naar de grensposten te marcheeron, weigerde het grootste deel gehoorzaamheid. Zij legden hun ransels en geweren tegen den muur van een huis en verklaarden aan den vaandrig, dat zij nog verlof te goed hadden, wat hun was beloofd, en als zij nu weer naar de gren zen moesten voor 10 dagen, dan kwam van het verlof heelemaal niets. De garnizoens commandant word gewaarschuwd en toen dezo kwam on' met een der woordvoerders had gesproken gingen allen weer naar hun' kwartier terug. De commissaris van" politie zorgde met eenige agenten, dat het publiek op een afstand bleef. Naar vernomen wordt, zal, voor zoover1 de dienst het toelaat, verlof worden verleend. Bij Bouchautehaven (Oostel. Zeeuwsch Vlaanderen) is weder een Duitsch 6olda-at in burgerkleeren over de grens gekomen. De minister van Landbouw enz., heeft aan zijn ambtgenoot van Oorlog bericht, dat door den commandant van een op manoeu vres zijnd detachement militairen aan de bur gemeesters der gemeenten Waddinxveen en Boskoop is gelast, zorg te willen dra gen, dat een extra hoeveelheid regeerings- rneel -(ongebuild tarwemeel) bij een bakker! beschikbaar gesteld werd voor het bakken van tarwebrood ten behoeve van bovenbe doelde militairen. Aangezien verstrekking van regeerings- meel aan bakkers alleen kan geschieden voor het bakken van ongebnild tarwebrood, dat op broodkaarten is te verkrijgen, kunnen lastgevingen als hierboven bedoeld verwarring in de controle geven, terwijl het verstrekken van goedkoop ongebuild tarwe meel aan militairen niet toelaatbaar is. De minister verzoekt zijn ambtgenoot daar om maatregelen te nemen, dat dergelijke lastgevingen niet meer gegeven worden. Een paar dagen geleden kwam een aantal Hollandsche grensbewoners, werk zaam in Duitschland, te Elten aan. Even ypón hun vertrek naar Nederland werd hen allen de pas ontnomen, zoodat zij niet meer in Duitschland worden toegelaten. En, ziehier wat als reden verteld wordt. De mannen' hadden op hun fabriek te Emmerik loonsver- hooging gevraagd als tegemoetkoming in het koersverlies op de marken. Het verzoek' werd afgewezen en vermoedelijk houdt nu de behandeling aan de grens verband met dit voorval. Naar aanleiding van een klacht bij een der onderdeelen van het leger over de geringe dekking, welke verkregen wordt bij gebruik van te dunne molton dekens als dejrde deken, heeft de Opperbevelhebber be paald, dat te dunne dekens, indien deze wor den ingeleverd in de magazijnen, niet meer aan de korpsen mogen worden verstrekt en voorts, dat slechte dekens, bij de korp sen voorhanden, tegen goede kunnen worden verwisseld. Te Harderwijk is in de voormalige pastorie der Geref. kerk een tehuis geopend voor jonge kinderen uit die Belgische ge zinnen, waarvan de moeders door uit wer ken te 'gaaii in de behoeften van haar ge zinnen moeten voorzien. De kinderen kun nen van 's morg.ens 6 tot 's avonds 6 uur in de inrichting verblijven. De wiegjes van vlechtwerk zijn in het interncermgskamp vervaardigd. Voor het noodige speelgoed is op onbekrompen wijze zorg gedragen. In de inrichting wordt met alle eïschen der hygieDc rekening gehouden, terwijl voor medisch toezicht voldoende .is gezorgd. Hot geheel maakt een gezelligen indruk en me nig gezin zal er door gebaat zijn. De opperbevelhebber van land- en zeemacht, heeft bepaald, dat nu gebleken is. dat de aflevering van aardappelen „bij de maat" voortdurend aanleiding geeft tot moeilijkheden, helzy over de wijze waaropj de maat wordt gevuld (meer of minder luch tig), hetzij over de overmaat, welke krach tens de gewoonte bij levering van aardappe len wordt gegeven, van. 1 Februari a.s. al de levering van aardappelen aan de tro-epen bij het gewicht zal geschieden en per man 1.5 K.G. zal moeten worden verstrekt Uit het Engelsch van Miss YONGE. (Nadruk Verboden). En gij ziet nu wel, dat het nooRottig (voor Theodora zou zijn, als men haar voor fcen wercldsche jonge dame hie!d, die ver- was op wedrennen en dergelijke ijdel- Men." »,Uc zal rj niet anders voordo on .dan ik ben." „En als de oude dame mevrouw Martindale bezoek ging brengen, zou deze haar zuch- lerae vertellen, dat zij, helaas, niet in staat jvas geweest u van kwaad gezelschap af te houden; dat het haar zoo geweldig speet nat zij u aan ons had moeten vertrouwen; [ki zij haar uiterste best had gedaan, om hot te beletten, en wat dies meer zij. Neen, Theodora, gij moet thuis blijven, dan do goede vrouw zeker verrukt over u fcijn." ».Ik heb geen plan mij van mijn besluib te laten afbrengen." .NiebOch, Jane, gij hadb ook zoo nieb Roeten praten," hervatte haar zust?r „gjj ju nog maken, dat Theodora er des te V0V?P .staat3 om mel" ons t0 g&anen ï'Lr Itever, ^t zij het-niet deed, f J,1}. tob haar nadeel kan zijn." rj moet 'die zaak maar tusschen u beidjes Vf'r? ^ane m0l' voorgewende on- 'bni S* za^ eens naar huis gaan, fcor* 1 naa:ster, die wij reeds ifcxm. hebben laten wachten, een weinir o, en te stellen. Geniet onderwijl zoo veel gij kunt van het bijzin van Theodora, want gij hebt haar niet dikwijls." Zg zou zeker nieb heen zijn gegaan, in dien zij niet overtuigd ware geweest, dat zg haar oogmerk bereikt had. „Ik heb nu een vast besluib genomen," zei Theodora, zoodra de deur gesloten was. „Neen, Theodora, ik bid u, doe het niet," riep Georgina met een stem, die van aan- dooning trilde, terwijl het duidelijk was, dot rij oprecht meende wat zij zeide. „Gij zult hen allen misnoegd en verdrietig maken. Dat weet ik zeker en dat mag ik niet dul den. Uw geluk is nog niet verspeeld. Gf} kunt nog gelukkig worden met uw Percy." „Ik heb Percy mijn meening gezegd. En meent gij, dat ik van gevoelen 2al veran deren, omdat Jane m\j vertellen wil, dat mijn belang zulks medebrengt „Daaraan herken ik mjjn eigen dierbare Theodora. Neen, niet omdat uw belang het mc-debrengt, maar omdat zij zulke goede, lieve menschen zpm Gij moet hun goede mcening over u niet in de waagschaal stel len, want o, zij zullen zooveel van u houden." „Als hun goede meening over mij van kleingeestige vooroordeelen afhankelijk is, verlang ik haar niet te bezitten." „Als zij maar een dagje lator was geko men zeido Georgina „want ik heb het hoog noodig, dat gij mij vergezelt, Theo dora. Finch heeft reeds opgemerkt, dat gij zoo weinig bij mij komt. Maar neen, gij. moet toch niet medegaan. Gij moet thuis bib ven om Lady Fotheringham af to wach ten Ach, mocht ik dat ook nog kunnen doen „Waarom kunt gij dat niet, Georgina Laat ik haar zeggen hoe gjj er over haar denkt, en „Neen. Ik kan haar nooit weerzien. Spreek mg niet van haar „Maar dat ban toch zoo niet, Georgina. Het is tevergeefs, dat gij uw oogen wilt sluiten voor hetgeen eenmaal uw lot zal zrjn als gij zoo voortgaat." Zwijg, zwjj'g, Theodorariep zij uit „Iedereen is tegen mgJane do9t niets dan zedenpreeken houden, en zelfs Finoh wordt stuursch tegen mij en zegt, dat hij mij naar die akelige buitenplaats, die hg ge kocht heeft zal medenemen, waar ik een plantenleven zal moeten leiden." „O, daar ben ik blij omriep Theodora. „Nu, dan is er nog één kans voor u. Als gg de plichten en bezigheden „Watzou ik de vrouw van. het dorp, Lady Barmhartigheid, moeten vertoonen?" „Geloof mg, wanneer gij er u op toe- legdet anderen nuttig to z\jn, zoudt gg af leiding voor uw gedachten vinden en er belang in gaan stellen. O en het zou u voeren op den eenigen weg tot geluk „Noem dat woord niet moer, als gij tot mg spreekt." „Als het dan niet tot geluk mocht voe ren, kon het toch tot gemoedsrust zgn." „RustIk weet niet wat gij bedoelt." „Indien gg mijn zuster gadeslaat, zult gg het begrijpen." „Zij is goluMrigl" zed mevrouw Fincih met emairtolijken naidrufc, terwijl rij baair hand op een stukje speelgoed van Johnnie led, doch in een oogenblik van toon veran derende, riep rij zaabb„Een koud, onbe zield wassenbeeld to rijn Noemt gij dat rust hebben? Zullk een rust verlang ik niet. „Gij begrijpt haar niet..." „Maar dat begrijp ik", riep de eigen zinnige vrouw uit, „dat rij heb is, die u allen regeert en die het er op gezet heeft u van mij af te trekken. Zij en uw PeTcy hebben mij van u beroofd door hun boos aardig© vertelsels. „Zij rijn geen van beiden boosaardig en niemand regeert mij", zei Theodora. „D>us blijft gij mij getrouwen en gaat met mij „Ja". „Mijn oude oprechte Theodora!" „tiaar hoor eons, Georgina", hernam haar vriendin met de grootst en ernst, „gij moet voorzichtig rijn." „Och, spreek mij niet van voorzichtig heid Jane heeft mij dat roods tot walgens too voorgepraat." „Ja, maair zij spreekt uit woreldsöhe in richten, en ik wilde u op koogero belan gen -wijzen. „Indien gij met mij mede wilt gaan en mij naar buiten vorgozollen, zult gij mij al uw gewoonten loeren. Maaa* neen, doo het niet. Het zou al d'e Fotheringhams tegen u in het harnas jagen! Och, als ik gelnk- Icig in mijn huis was, zou ik wel deugd zaam warden! Gij moet mij toch niet ge heel verzaken, Theodora; maar daar is mevrouw Martrindale Toen Violette binnentrad, groette me vrouw Finch haaT op zulk een ge druk ten toon en zij zag er zoo neerslachtig uit, dat deze, toen rij verbrokken was, aan Theodora vroeg of haar vriendin ongesteld was. „Och neen, maar de arme vrouw proeft nu eerst den nasmaak van de asch, die zij in do plaats van brood gegeten heeft. De was een poosje alleen met haar en heb haar zoo ver gebracht, dat rij ten minst® 1 naar een ernstig woord heeft willen luiiste- ron." „Dat verheugt mij." „Maar ik kan. het nu niet nalaten om haar te Epsom op te zoeken. Zij zou an dera reden hebben om te denken, dat ik haar ook verzaakte, en van mijn invloe-d op haar kan men nog iets goeds verwach ten En daarenboven zou ik haar naet wil- opofferenom bij de familie van Worbh- bourne een witten voet te krijgen." -„Neen, dat zou ook niet goed rijn." Haar beber en haar slechter gevoel wa ren' het alzoo weder oneens over -dien tocht. Oprechtheid, standvastigheid en edelmoe digheid span dien te zamon, om d'e zaak van trotschheid en eigenzinnigheid te dienen, terwijl zij er zelfs geen oogenblik aan. dacht, dat zij, om haar vriendin uit dien. maalstroom van verstrooiingen te redden, wel iets geheel anders had mogen doen dan er rich mede in te werken. Weinig was or noodig, om bij Arthur den sluimerenden smaak voor een liefhebberij op te wekken, wc-lke zoo lang zijn groot ste vermaak geweest was. Eenmaal wak ker gemaakt, sprak hij er rne£ zooveel ver voering over, dab zijn zuster er aan begon te twijfelen, of rij hem wel in die verzoe king had mogen leiden, vooral toen rij zich de waarschuwing togen Mark Gardner herinnerde doch rij verwierp het denk beeld, dat hij thans nog vatbaar zou zijn voor verleiding, en stelde riohzelvo gerust met de gedachte, dat hij in den laatsten tijd, waar hij zijn ouden schoolmakker ook ontmoet had, nimmer oenigo begeerte had getoond om de kennis weder aan te knoo- pen. t Al de notitie,1 welke zij van Percy ver koos te nemen, was, düt rij Donderdags-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1916 | | pagina 1