fo°. 1/143 Zaterdag 15 Januari. Eerst© Blad. A°. 1916.
Qvsr de Oorlogvoerende
Landen en Volken.
Persoverzicht.
ingezonden.
FEUILLETON.
Violette of de Schoonzuster.
Daar is in de laatste dagen in ons blad
©en polemiek gaande over den «economi-
ectttui toestand in Duitsch.and, waarom Lr cut
tie schrijvers bet volstrekt niet eens zyu.
Waar de een het wil doen voorkomen, uat
bet er eigemyk nog haast botertje tov den
boom is, Leed een ander bet weer'voor,
doi de toestaoden er schier onbonubaar z^n.
fkx beide heeten uit ervaring te sprektn.
Hoezeer wij a.s regel toejuichen, dai o.-zo
lezers door het inzenden van stukken, van
han belangstelling doen blijken en aan de
bö'ADgrthheid en aantrekkelijkheid van ons
blad medewerken, kan ons deze correspon
dentie slechts matig bevallen-
Het spreekt van ze.f, dat niet beide de
waarheid aan hun zijde hebben, al kunnen
sve toch wel aannemen, dat geen der .beid©
partijen opzettelijk onwaarheid spreekL
Beiderlei beschouwing zal wel ©euzjjdig
i£®, gevolg van het standpunt, waaruit men
z£n blik op de werkelijkheid heeft gericht.
En het ingenomen standpunt houdt weer ver
band met de sympathie of antipathie, welke
men voor een der oorlogvoerende partijen
koestert.
Ven elkander overtuigen is natuurlijk al
lerminst sprake en anderen zal men even
min beïnv.oeden en al gebeurde dat, dan
zou het nog geen invloed op den loop der
zaken hebben.
De oorlog zal er geen dag eerder of la
ter door eindigen of we hier hooren ver
tellen, dat de toestand in d9 oorlogvoeren
de landen guns lig of ongunstig is. Daar
over 2al de werkelijkheid Beslissen, die men
in de oorlogvoerende landen zelf niet eens
kent en wij nog veel minder. Even on
vruchtbaar schijnt het ons toe, den staf
over een of ander oorlogvoerend land of
volk te breken en er onderling over te
twisten.
Zoo waren we dezer dagen in een gezel
schap in de gelegenheid, niet alleen de
oorzaken van dezen oorlog zeer verschil
lend te hoeren uitleggen, maar de naties
en zelfs de individuen" waaruit deze bes man,
te hooreu prijzen en verafschuwen.
Er bleef bij de pro-geallieerden, van de
Duitscher8 geen draad heel; de Duiisch-
geziDde scho.d den Engelsckman voor alles
wat gemeen was, om van de Franschen, dio
niets waren, niet eens te spreken.
En da twistenden vergaten dat geen der
volkeren als volk zelf, den oorlog heeft
gemaakt, niet eens gewild, dat zij al te maal
menschen met deugden en gebreken, met
volkseigenaardigheden zijn, die anderen kun
nen aantrekken en afslooten, zooa.s wij dat
zelf ook doen, in het oog van andere naties.
Niet omdat dergelijke gesprekken en
schriftelijke debatten strijdig zijn met de
ons voorgeschreven neutra.iteit, keuren wjj
ze sterk af, meer in de voornaamste plaats,
omdat zy 6611 mensch, die zioh a's mensch
verwant moet voelen met de menschen uit
de oorlogvoerende landen onwaardig zijn.
Ons past medelijden en deernis met hen, die
goed en b'oed mceten offeren voor wat
wij, als wjj met het nuchter oog van een
neutraal volk het best kunnen zienvoor
een waan.
Gold niet eerst van Duitsche zijde, en
stemde men er hier niet veelvuldig mee in,
dat het, om het Russisch gevaar te bezwe
ren de reuzenworste.ing aanvaardde. Daar
van hooren we niet meer; nu is het de
strijd voor de vrije zee; ook al niet meer
dan een fraze, naar het ons voorkomt
En is de leuze van Engolsche zijde aan
geheven, dat het gaat om do rechten der
kleine naties in alle doelen wel oprecht?
zouden hiermede niet den indruk willen
vestigen, dat wij ons over den oorlog zelf,
in zijn diepste oorzaak geen oordeel mogen
vormen. Integendeel. Maar dit mag ons niet
verleiden, tot een onbiilyk oordeel tegenover
welk volk der oorlogvoerenden op zich zelf,
die als geheel genomen, zeker den oorlog
niet hebben gewild en begeerd.
Wat ons aangaat, wij zien als ondergrond
I van deze waanzinnige "worsteling nog altijd
het militairisme, zooals zich dat in Duitsch
land, voornamelijk in Pruisen, het krach
tigst heeft ontwikkeld. Re wond erings waar
dig, wat haar organisatie betreft, prachtig
uit het oogpunt van techniek, aeker, van
daar ook dat er voor sommigen zoo'n be
koring van uitgaat, maar in haar uitwerking,
vooral nu andere landen het tot op don
huidigen dag trachten na te volgen, te eve
naren en a's de t£d en de middelen het toe
laten, te overtreffen, zoo ontzettend verv
schrikkelyk.
Door schade en schande wordt inen wijs.
Als straks, niet doordat wy buitenstaanders
een der partijen ophemelen of vernederen,
prijzen of belasteren, maar door de be
slissing der wapenen zelf, of door uitputting
van beide zijden, deze vreeselijkste van alle
1 oorlogen zal geëindigd zyn, dan is de tijd
i daar om niet de wapenen van het verstand
en het gemoed, van de rede en het ge
loof, voor eens en voor altijd het militai
risme ten onder te brengen, en nsar het oude
profetenwoord de zwaarden om j© smeden
tot sikkelen.
i Maar als wij dat wenschen, dan moeten
wo ons nu reeds wachten om haat be voe
den en kwaad t9 spreken van e$n der par-
i trom Daartegen wenschen wij al vast te
waarschuwen.
Bolasting op do doode hand.
Een artikelenreeks over de belasting op de
doode hand besluitend, wijst „DE TIJD"
op twee gevaren, welke het wetworden van
liet ontwerp zou medebrengen: lo. de on
derdrukking van het bijzonder onderwijs;
2o. het gevaar voor stelselmatige verzwa
ring der belasting, en het fnuiken van parti
culier initiatief tot het ondernomen van wel
dadige werken.
„Ad lum. Plaastruimto en tijd ontbreken
tot een wijdloopende bespreking over -dit
onderwerp. Het behoeft echter niet veel be
toog, om aannemelijk te maken, dat onder-
wijs-inrichtingen, met haar gebouwen van
tonnen en millioenen waarde, voor ondraag
lijke lasten bomen te staan, wanneer deze
wet werd ingevoerd. Voor een bezitting, tor
waarde van één millioon, die door giften en
zuinig beheer langzamerhand is bevrijd van
haar schuldenlast, zou per jaar do uitga-
ven-staat vermeerderd worden met een post
van f 6000, welke een gelijksoortige open
bare inrichting niet behoeft te dragon.
Ad 2um. Iedereen is er van overtuigd, dat
een belastingwet véél gemakkelijker wordt
gewijzigd en verhoogd, dan nieuw-ingevoerd.
Het ligt zoo voor de hand om op zekeren
dag te ontdokken „en op de doode-hand-be-
lasting rusten in het geheel geen opcenten."
Dat zelfs nu reeds de Minister het niet te
zwaar neemt met de grens van 6 per mille,
zagen wij reeds bij de beschouwing van ar
tikel 4, waar de kapitaal waarde van een
vruchtgebruik ten laatste belasE wordt tot
f 15 van elke honderd gulden.
Wanneer het ontwerp wet wordt, zou er
een ramp gekomen zijn over de katholieke en
goloovig protestante wereld, waarvan de ge
volgen in de verste verte niet rijn te over
zien. in Frankrijk is men begonnen met een
lage doode-hand-belasting. Die eerste phaso
wordt bij ons overgeslagendo tijdsomstan
digheden geven gelegenheid om niet veel
omslag te gebruiken bij het afmakingspro-
ceswanneer het ontwerp wordt aange
nomen."
Wij echter gelooven, meldt het olad, dat
er, bij goede behandeling door de leden der
Staten-Generaal.geen &1 te groote vreeae
behoeft te bestaan voor de mogolijkheid, dat
een belasting als deze door de Kamers sal
worden gesanctionneerd.
Handen thuis! Onder dezen titel
wordt in „HET VOLK" prof. Sleeswijk, die
de leeraarstoelen iD de Vlaamscho universi
teit te Gent wil doen bezetten door de re
dactieleden van „DE TOEKOMST", toege
voegd
„Duitschland wil België begiftigen u»et
zijn sociale verzekering. Het wil België be
giftigen met leerplicht. Het wil Vlaanderen
begiftigen met een hoogeschool te Gent. Dat
is een opdringerige weldadigheid die al niet
smakelijk zou aandoen, als Belgié niet was
overvallen en overweldigd, gedeeltelijk ver
woest en verbrand, en gebrandschat, door
Duitschland. Maar weldaden, ontvangen uit
de hand van een geweldenaar, gedijen bitter
slecht. En wanneer dan de weldaad nog
moet strekken, om in het nationale twistge
ding, dat het Belgische volk verdeeld houdt,
de eeno partij te steunen tegen de andere,
dan krijgt de weldaad het karakter van ->icu-
W© geweldda-ad, wier bedoeling geo.i andere
is, dan het volk uiteen te scheuren. Wie aë
aanneemt, is in de oogen van dan ander
voor eeuwig gebrandmerkt als landverra
der. De eenige daad van Duitschland, die
als een weldaad jegens België zou worden
gevoeld, is uit het land weg te trekken. Men
moet wol een professor van de bovonsto
plank zijn, om dat niet te snappen.
Dit uit te 8preken, ia een betere vriend-
schapsdaad, jegens Duitschland en Vlaan
deren beide, dan het Sleeswijksch irrecb n-
tisme. Do vaagheid, waarin de professor
zich hult, geeft bovendien aanleiding tot al
lerlei booze vermoedens, die don haat s.ib-
schen Duit-schers en Belgen, de tegenstel
ling tusschen Vlamingen <:n Walen, en de
impopulariteit van Nederland in België
slechts kunnen aanwakkeren. Laat hij oeus
precies zeggen^ welke plicht tot inmengiog
in de binnenlandsche politiek van Belgié op
Nederland rust en wat Duitschland wil doen
om ons bij de vervulling van dien plicht be
hulpzaam te zijn. Komt het heele geschet
ter misschien hierop neer, _dat Duitschland
een wagenvracht cultuurdragers uit ons land
naar België wil ©xporteeren, ter meerdere
glorie van den Dietschen stam? Dan, ja
het hemd is nader dan de rok het is niet
erg christelijk; maar laat ze dan hun
gang gaan 1
De burgemeesters in de hui
dige tijdsomstandigh edpn.
In de kringen der gemeentebesturen trok 't
de aandacht, dat in het voorlooplg verslag
op de begrooting vóór Binnenlandsche Za
ken, dienst 1916, zeker evenveel critiek als
lof voorkwam op handelingen der gemeente
besturen en speciaal der burgemeesters, in
verband mot de buitengewone tijdsomstan
digheden, schrijft „HET CENTRUM".
„Dit is natuurlijk voor de betrokkenen
niet prettig, doch erg zwaar gaan zij hier
onder niet gebukt, want de burgemeesters
zijn zoowat gewoon geraakt als buffers te
dienen tusschen de liegeering en het publiek.
Toch heeft dit alles ook zijn grenzen. En
nu is or dezer dagen weer iets gepasseerd
met do verstrekking van varkensvleesch van
Itegeeringswege, hetwelk het noodig maakt
or toch eens de aantlacht van de pers op te
vestigen, voor welke moeilijkheden de bur
gemeesters zich tegenwoordig geplaatst zien
en welk een ondankbare taak zij vaak te
vervullen hebben.
Bij eirculaire van 29 December j.l. werd
door den directeur van het levensmiddelen-
bureau aan de burgemeesters meegedeeld,
dat de prijs der varkens met ingang van 3
Januari op f 0.70 per K.G. was gebracht en
dat nu ook de détailprijs van het varkens
vleesch tot een door hem gespecifieerd be
drag moest worden verlaagd.
Te voren was aan de burgemeesters ge
vraagd, hoe zij voornemens ware die détail -
prijzen nu vast te stellen, maar dit burge-
mecstorlijk advies werd bij gemelde circu
laire op zij gezet.
Er was voor de burgemeesters geen andere
weg open, dan de opgegeven prijzen vast te
stellen, want zoo luidde het beveldie dé
tailprijs aanvaarden of geen Regeeringsvar-
kens meer 11
Gevolgkrachtige vertoogen van de sla
gers bij de burgemeesters. Deze waren ech
ter onbevoegd toe te gevende détailprijs
moest gehandhaafd blijven!
Verschillende burgemeesters wendden zich
daarop tot het bureau, om op verhooging
der détailprijzen aan te dringen.
Allee zonder resultaat.
Na veel geharrewar tusschen de burge
meesters en de slagers, waarbij de eene bur
gemeester onbevoegd hoogere détailprijzen
vaststelt, de ander de hand aan de voor
schriften uit Den Haag houdt, wordt de le
vering van Regeeringsvarkens voortgezet.
Nauwelijks een paar dagen is men daar
mee begonnen of hetzelfde bureau, dat
eerst onvermurwbaar was, laat thans bij cir
culaire van 7 dezer weten, dat de detail
prijzen kunnen verhoogd worden I
Gelukkig voor de slagers, maar begrijpt
men nu de onaangename positie van vele
burgemeesters, die tusBchen den Minister en
den consument in staan?
Dit eene voorbeeld zou met andere kun
nen worden vermeerderd. Maar een feit is,
dat het prestige van den burgemeester wordt
geschaad, want het groote publiek zoekt in
die wanpolitiek niet den Minister, maar
den burgemeester."
Tegemoetkomingen.
Mijnheer de Redacteur!
Gaarne zag ik onderstaande regelen in Uw
veelgelezen blad geplaatst. By voorbaat inyn
dank.
Woensdagavond Uw dagblad ter hand ne
mende, las ik het Raadsbesluit van do ge
meente Doetinchem, waar oa. ook in stond,
dat) den aangeslagenen in de drie laagste
klassen EL O. een reductie van 25 pCt. oi>
de cokes wordt gegeven, en den gasprijs
met I*/* Cta. per kub. M. te verlagen voor
8 maanden.
Dat is een Raadsbesluit, dat ik van harte
toejuich. Daar nu onze overheid der ge
meente Leiden veel gedaan heeft voor het
personeel der gemeente-werklieden, zou het
myns inziens toch niet zoo bezwaarlik zijn
om ook 'hier ter stede den aangeslagenen
in de drie laagste klassen H. 0. zulk een
tegemoetkoming te verleenen, want meer
met my ztjii er, die van hun winter-inkom-
sten, onder de bouwvakken, welke niet groot
zyn, wokelyks f 1.50 kwijt zyn aan het mtrnt-
metergas. Daarby in achö nemende de dure
tyden, geloof ik zeker, wanneer ook hier
ter stede door den Gemeenteraad zulk een
tegemoetkoming werd vastgesteld, het door
veie werklieden zou toegejuicht worden.
Met vriendelijken dank voor het plaatsen
dezer regelen, noem ik mij
L. Z.
Leiden, 13 Januari 1916.
De Leldsohe Bestuurdorsbond en
het Steunoomité.
Geachte Redactie.
Naar aanleiding van het Noodcongres van
het Nederlandsch Verbond van Vakvereeni-
gingen, op 8 en 9 November te Amsterdam
gehouden, en in verband met de daar aan-
fen omen resoluties in zake de werking der
teuncomités, werd door den Lei ischen Be
stuurdersbond aan het Leidsch Steuncomité
een schrijven gezonden, waarin de verschil
lende door het Congres geuit© wenschen
waren vervat
In dien brief, welke aanvangt met de
mededeel in g der twee op de Steuncomités
betrekking hebbende resoluties, zijn 6 ver
zoeken gedaan, welke worden gevolgd door
een uitgebreide toelichting. De 6 door den
L. B. B. gedane verzoeken, met een zeer
I kort uittreksel uit de versohillende toelich-
j tingen. laten wij hieronder volgen, vertrour
end, dat t> dit wei in Uw blad zult willen
opnemen..
lo. De Leidsche vakbeweging in heb
bestuur van het Steuncomité voldoende
vertegenwoordiging te geven.
Bij dit verzoek wordt t3 kennen gegeven,
dat reeds meermalen is aangetoond, hoe er.
\an de zijde der Regeering en van de zijde,
van het Kon. Nationaal Steuncomi'.é meer
malen en met klem Is aangedrongen, de vak
beweging vertegenwoordiging te geven; dat
het Leiclsohe Comité nog ongeveer het eenige
Comité in ons land is, hetwelk de vakbe
weging in de steunbeweging geen
werkzaam aandeel wil geven, al
hoewel blijkbaar de medewerking in de
Brandstoffencommissie uitstekend is en op
grond daarvan mag worden verwacht» dat
nu door heb Comité haar verzet zal worden
opgeheven.
2o. De uitkeeringen voor de georgani-
seerden te doen plaats hebben door mid
del der vakvereenigingen.
Ter motiveering van dit verzoek wordt
er op gewezen, dat reeds zoovele malen
hierover gedachtenwisse.'ing, zoowel monde
ling als schriftelijk, heeft plaats g'had, dat
mag worden aangenomen, dat het Comité
de daarvoor aangevoerde motieven voldoen
de kent. Terecht is er door de Regeering
op gewezen^ dat het losser worden van den
band, welke de arbeiders aan hun vakver-
eeniging bindt, een gevaar moet worden ge
acht voor het geheeie economische leven
en de verbetering der volkswelvaart en de
beschaving, waarnaar alle openbare licha
men hebben te streven. Vandaar, dat zoo-
W'-l door do Noodregeling-Treub als door
de uitspraak van het Kon."Nat Steuncomité,
van den aanvang der crisis af gepoogd Is
de georgamseerden zooveel moge ijk by hun
organisaties te doen blijven.
3o. Het maximum der uitkeeringen vooi
die werkloozen, welke trgen werkloosheid
zijn verzekerd, met 5 pCt. van het vroe-
-g-r inkomen te verhoogen.
Ter inwilliging van dtt verzoek wordt met
aandrang er op gewezen, dat de arbeiders
moeten kunnen zien, dat de wtrklooshelds-
verzekeriaig ook in een crisistijd als deze
hun voordeelen bezorgd.
Voor de verdere ontplooiing der werk
loosheidsverzekering, moet het van belang
worden geacht, dat ook nu de voordeelen
daar an te demonstreer en zyn en niet zij»
dia jaren lang hun contributie offerden voor
de verzekering, op éen lijn worden gesteld
met hen, dia zich nog steeds tegen werkloos
heid niet verzekerden. Ten sott» wordt er
nog op gewezen, dat het Comité, als het
toor deze werkloozen het maximum stelde
op 85 pCt, dan zelfs nog niet hooger gaat
als bijv. te Assen, waar alle werkloozen ge-
Uit het Engelsch van Miss Y0NGE.
(Nadruk Vwboden).
63)
„Ik ben blij, dat gij mij hebt laten be
gaan. Mij dunkt, ciat iü nu moer eigen met
u bon!" sprak zij nauwelijks hoorbaar, ter
wijl zij zich omkeerde, doch haar stem zoo
wel als do spiogel verrieden, dat zij de oogen
vol tranen had. Tueodora was ook getroffen,
on he>b aangenaam gevoel, t zij ontwaar
de, was haar belooning voor de eerste over
winning, die. zij op haar hoogmoe- en haar
tegenzin om zich een dionsfc t"1 laten bewij
zen behaald had.
Mr. Fotheringhaon kwam cüe® ndag bij
hen eten.
ToeD zij koffie drouiren een oogenblik voor
dat zij zouden vertrekken, kwam do uitnoo-
diging van mevrouw Finch c het tapijt.
„Gij mnogt bij mevrouw Finch we. een
kaartje brengen, lWcy," merkte Theodora
aan. Hij gaf geen antwoord
„Wilt gij Woensdag bij ons dineeren, dan
kunnen vrij weder te zamen gaan?" vroeg
de vrouw des huizes.
„Dank u, ik heb geen n een visite
te mak-m."
„Niet!" riep eodora uit. ,^n gij rijt
nog wel familie.
to meer redeo om hen vermijden."
,,Tk heb beloofd u aan h- voor t» stol
len.
..Dan vrees ik, dat gij huiten don „aard
gerekend hebt."
..Ha!' juichte Arthur; „do leeuw ie coquet
geworden, men heeft hem te veel gevierd.
Hij laat zich niet moer leidien."
„Zij ia mijn intieme vriendin," zei Theodo
ra, meenende daarmede do zaak beslist te
hebben; doch Percy antwoordde slechts:
„Het zou mij zeer spijten dat te moeten ge
looven," zette zijn kopje neer en begon de
krant te lozen.
Zij was zeer verstoord. „Percy", zeide zij,
„hebt gij inderdaad geen plan om naar een
soirée te gaan?"
„Noen, zeker niet.""
„En geen bezoek te brengen aan uw eigen
nicht en mijn intiemste vriendin, wanneer ik
het uitdrukkelijk verzoek?"
„Gij weet niet wat gij vraagt," gaf hij ten
antwoord, zonder do oogen op to slaan.
„Percy!" riep Theodora uit, zóó gevoelig
gekrenkt in haar tierlieid en genegenheid
beide, dat zij er niet op lette, aat Arthur
met ondeugende blijdschap het geheeie
bedrijf gadesloeg, „nebt. gij eenige reden om
hen zoo achteloos te behandelen?'
„Natuurlijk heb ik die," zei hij en las
voort.
„Xaat ik die reden dan mogen hooren."
„Als gij het dan met gewekt weten wilt,
Theodora,' zei hij, zijn courant neerleg
gende, „zal ik het u zeggen. Het is, omdat
ik geen omgang wensch te hebben met lie
den. wier gedrag ik afkeur."'
Violette bloosde en schoof dichter bij haar
echtgenoot. Theodora's gelaat en hals wer
den als niet purper overgoten en haar oogen
schoten vlammen, doch haar stem drukte
geen toorn, slechts diepe minachting uit,
toen zij antwoordde: „Bedenk, dat zij mijn
vriendin is."
„Oij weet haar geschiedenis niet, andera
zoudt gij haar zoo niet noemen."
„Die weet ik wel. Er is niets in haar ge
drag, waarover rij riah behoeft te schal
men."
„Het schijnt, dat gij niete vain haar vroe
gere mirurarij gehoord hebt", sprak Percy,
©enigszins geraakt over haar doordrij
ven.
„O, dab was, toon rij beiden nog kdode-
ren warendie gril is voorbij en verge
ten."
„Is dat zoo geheel voorbij? Welzoo 1" zed
Percy op spottenden toon. ,^En keurt gij
het dan goed, dat rij met dien ouden
sdhurk getrouwd is, die rijn onnoemlijke
sohattxsn bijeengeschraapt heeft door den
ongel ukkégen Indianen en Spanjaarden
op de schandelijkste wijze hun geld af be
persen Dooh bet gaat met het eöhuim
van den Mammon als met al wat slecht
en bedorven is: het drijft boven l"
„Ik heb nooit gehoord, dat hij zijn geld
op zulk een wijze verkregen heeft."
„Och zij, die het helpen verteren, vra
gen zelden waar het geld vandaan komt.
En vindt gij het ook prijzenswaardig, dat
zij haar vroegere® geliefde, dien neef, den
geheeie® winter door dagelijks bij rich ont
vangen on rioh overaJ met hem vertoond
heeft, zoodat men er zelfs te Parijs over
spreekt?"
„Ik hecht niet aan praatjes
„Maar gij weet fcooh wel, dat hij haar
nu weer naar Londen gevolgd ist"
„Hij heeft een erfenis gekregen en plan
een ander leven te beginnen."
Ei I Hij meent misschien een nog slechter
leven."
„Hoe kunt gij over rijn plannen oordoe>-
len
Arthur begon te lachen en zei „Nu, ik
zou ook niet veel willen verwedden op de
deugd van Mark Gardner."
Tot groote blijdschap van Violette kwam
James op dat oogenblik zeggen, dat het rij
tuig voor was. De hoeren gingen te voet.
Theodora sprak vroolijk en levendig over
allerlei onversohilidge dingen. Percy hielp
mevrouw Martindale uit de koets, bood
haar de® arm aan, era. liet Theodora aan de
zorg van haar broeder over.
Het was een klein, uitgezocht gezelschap,
waarvan Theodora bijna iedereen kende.
Zij nam op ©enigen afstand van haar
schoonzuster plaats en was weldra in druk
gesprekViolette had medelijden met Per-
oy, die zwijgend naast haar stoed stond en
op wiens ope® gelaat het verdriet duidelijk
te lezen was.
„Wie is die heer, die zoo druk met Theo
dora praat?" vroeg hij.
„Ik ken hem niet", zed Violette „daar
staat Arthur, vraag het dien eens."
Percy wilde rich naar Arthur begeven,
toen de heer dës huizes hem in den weg
trad en hem verzocht om den Oosterling
in rijn edge® taal te wilden aanspreken.
Violette had nog nimmer rij® balenten zoo
zeer bewonderd als nu, terwijl rij naar die
vreemd© taal luisterde, welke Percy zoo
vloeiend als rijn eigene scheen te spre
ken de vreemdeling was aangenaam ver
rast en scheen hem met het grootste genoe
gen aa® te hooren, terwijl Percy al wat hij
zeide zeer vlug voor de Engelsche hoor
ders vertolkte en hen als het ware in ge
sprek bracht met het wonder, dat rij tot
hiertoe slechts uit de verte hadden aange
staard. Theodora naderde de groep niet
e® hield rich alsof rij Violette's smeeken-
de blikken om nader te kornen niet op
merkte, en toen de OostetSd'iO vorst rich
verwijderd had, was ook Percy vprdwe-
nea
Een oogenblik daarna, terwijl zij met
een vergenoegd gerichtje zat te luiste
ren naar den lof, dien men Percy toezwaai
de, zag zij eensklaps Theodora voor rich
staan, die lord St.-Enne aan mevrouw
Martindale voorstelde. Het was niet mo
gelijk Zou dat kleine, onbeduidende blon
de mannetje, op wien zij zoo boos was ge
worden, dewijl Peroy door zijn toedoen
verdriet had gehad, haar dichterlijke held,
haar ideaal van een ridderlijk leenheer, de
eigenaar van Wrangerton rijn? Welk een
avontuur om aan haar moeder te melden I
„Ik heb hem gisteren ook ontmoet", zei
hij, „doch toen was het vervelend, want
men had hem een tolk toegevoegd, die de
Syrische taal.slechts uit boeken had on die
hem maar ten halve verstond. Do heer,
die daar straks met hem sprak, scheen
meer au fait. Hij schee® bijzonder vlug die
Oostersche taal te sprekenweet gij ook
wie hij was?"
„Mt. Fotherdngham", gaf Theodora ten
antwoord.
„De schrijver van „De Kruisvaarders" t
Is het inderdaad zoo?" vroeg lord St.-
Erme. „Is die hier? Ek verlam: bijzonder
kennis met hem te maken."
„Ik geloof, dat hij reeds heengegaan is,"
zei Violette.
„Kent gij hem?"
Violette verwonderde zich over do gemak
kelijkheid, waarmede Theodora antwoord
de „Ja, mijn oudste broeder is zijn reisge
zel geweest."
„Is het mogelijk? Is uw broeder de per
soon, die zoo dikwijls in het reisverhaal
voorkomt?" vroeg de jonge graaf. „Dat was
mij onbekend. Nu wil ik het aog eens Wen
om zijnentwil."
„Gij zult er hem dikwijls in aantreffen,'4