fo°. 1/143 Zaterdag 15 Januari. Eerst© Blad. A°. 1916. Qvsr de Oorlogvoerende Landen en Volken. Persoverzicht. ingezonden. FEUILLETON. Violette of de Schoonzuster. Daar is in de laatste dagen in ons blad ©en polemiek gaande over den «economi- ectttui toestand in Duitsch.and, waarom Lr cut tie schrijvers bet volstrekt niet eens zyu. Waar de een het wil doen voorkomen, uat bet er eigemyk nog haast botertje tov den boom is, Leed een ander bet weer'voor, doi de toestaoden er schier onbonubaar z^n. fkx beide heeten uit ervaring te sprektn. Hoezeer wij a.s regel toejuichen, dai o.-zo lezers door het inzenden van stukken, van han belangstelling doen blijken en aan de bö'ADgrthheid en aantrekkelijkheid van ons blad medewerken, kan ons deze correspon dentie slechts matig bevallen- Het spreekt van ze.f, dat niet beide de waarheid aan hun zijde hebben, al kunnen sve toch wel aannemen, dat geen der .beid© partijen opzettelijk onwaarheid spreekL Beiderlei beschouwing zal wel ©euzjjdig i£®, gevolg van het standpunt, waaruit men z£n blik op de werkelijkheid heeft gericht. En het ingenomen standpunt houdt weer ver band met de sympathie of antipathie, welke men voor een der oorlogvoerende partijen koestert. Ven elkander overtuigen is natuurlijk al lerminst sprake en anderen zal men even min beïnv.oeden en al gebeurde dat, dan zou het nog geen invloed op den loop der zaken hebben. De oorlog zal er geen dag eerder of la ter door eindigen of we hier hooren ver tellen, dat de toestand in d9 oorlogvoeren de landen guns lig of ongunstig is. Daar over 2al de werkelijkheid Beslissen, die men in de oorlogvoerende landen zelf niet eens kent en wij nog veel minder. Even on vruchtbaar schijnt het ons toe, den staf over een of ander oorlogvoerend land of volk te breken en er onderling over te twisten. Zoo waren we dezer dagen in een gezel schap in de gelegenheid, niet alleen de oorzaken van dezen oorlog zeer verschil lend te hoeren uitleggen, maar de naties en zelfs de individuen" waaruit deze bes man, te hooreu prijzen en verafschuwen. Er bleef bij de pro-geallieerden, van de Duitscher8 geen draad heel; de Duiisch- geziDde scho.d den Engelsckman voor alles wat gemeen was, om van de Franschen, dio niets waren, niet eens te spreken. En da twistenden vergaten dat geen der volkeren als volk zelf, den oorlog heeft gemaakt, niet eens gewild, dat zij al te maal menschen met deugden en gebreken, met volkseigenaardigheden zijn, die anderen kun nen aantrekken en afslooten, zooa.s wij dat zelf ook doen, in het oog van andere naties. Niet omdat dergelijke gesprekken en schriftelijke debatten strijdig zijn met de ons voorgeschreven neutra.iteit, keuren wjj ze sterk af, meer in de voornaamste plaats, omdat zy 6611 mensch, die zioh a's mensch verwant moet voelen met de menschen uit de oorlogvoerende landen onwaardig zijn. Ons past medelijden en deernis met hen, die goed en b'oed mceten offeren voor wat wij, als wjj met het nuchter oog van een neutraal volk het best kunnen zienvoor een waan. Gold niet eerst van Duitsche zijde, en stemde men er hier niet veelvuldig mee in, dat het, om het Russisch gevaar te bezwe ren de reuzenworste.ing aanvaardde. Daar van hooren we niet meer; nu is het de strijd voor de vrije zee; ook al niet meer dan een fraze, naar het ons voorkomt En is de leuze van Engolsche zijde aan geheven, dat het gaat om do rechten der kleine naties in alle doelen wel oprecht? zouden hiermede niet den indruk willen vestigen, dat wij ons over den oorlog zelf, in zijn diepste oorzaak geen oordeel mogen vormen. Integendeel. Maar dit mag ons niet verleiden, tot een onbiilyk oordeel tegenover welk volk der oorlogvoerenden op zich zelf, die als geheel genomen, zeker den oorlog niet hebben gewild en begeerd. Wat ons aangaat, wij zien als ondergrond I van deze waanzinnige "worsteling nog altijd het militairisme, zooals zich dat in Duitsch land, voornamelijk in Pruisen, het krach tigst heeft ontwikkeld. Re wond erings waar dig, wat haar organisatie betreft, prachtig uit het oogpunt van techniek, aeker, van daar ook dat er voor sommigen zoo'n be koring van uitgaat, maar in haar uitwerking, vooral nu andere landen het tot op don huidigen dag trachten na te volgen, te eve naren en a's de t£d en de middelen het toe laten, te overtreffen, zoo ontzettend verv schrikkelyk. Door schade en schande wordt inen wijs. Als straks, niet doordat wy buitenstaanders een der partijen ophemelen of vernederen, prijzen of belasteren, maar door de be slissing der wapenen zelf, of door uitputting van beide zijden, deze vreeselijkste van alle 1 oorlogen zal geëindigd zyn, dan is de tijd i daar om niet de wapenen van het verstand en het gemoed, van de rede en het ge loof, voor eens en voor altijd het militai risme ten onder te brengen, en nsar het oude profetenwoord de zwaarden om j© smeden tot sikkelen. i Maar als wij dat wenschen, dan moeten wo ons nu reeds wachten om haat be voe den en kwaad t9 spreken van e$n der par- i trom Daartegen wenschen wij al vast te waarschuwen. Bolasting op do doode hand. Een artikelenreeks over de belasting op de doode hand besluitend, wijst „DE TIJD" op twee gevaren, welke het wetworden van liet ontwerp zou medebrengen: lo. de on derdrukking van het bijzonder onderwijs; 2o. het gevaar voor stelselmatige verzwa ring der belasting, en het fnuiken van parti culier initiatief tot het ondernomen van wel dadige werken. „Ad lum. Plaastruimto en tijd ontbreken tot een wijdloopende bespreking over -dit onderwerp. Het behoeft echter niet veel be toog, om aannemelijk te maken, dat onder- wijs-inrichtingen, met haar gebouwen van tonnen en millioenen waarde, voor ondraag lijke lasten bomen te staan, wanneer deze wet werd ingevoerd. Voor een bezitting, tor waarde van één millioon, die door giften en zuinig beheer langzamerhand is bevrijd van haar schuldenlast, zou per jaar do uitga- ven-staat vermeerderd worden met een post van f 6000, welke een gelijksoortige open bare inrichting niet behoeft te dragon. Ad 2um. Iedereen is er van overtuigd, dat een belastingwet véél gemakkelijker wordt gewijzigd en verhoogd, dan nieuw-ingevoerd. Het ligt zoo voor de hand om op zekeren dag te ontdokken „en op de doode-hand-be- lasting rusten in het geheel geen opcenten." Dat zelfs nu reeds de Minister het niet te zwaar neemt met de grens van 6 per mille, zagen wij reeds bij de beschouwing van ar tikel 4, waar de kapitaal waarde van een vruchtgebruik ten laatste belasE wordt tot f 15 van elke honderd gulden. Wanneer het ontwerp wet wordt, zou er een ramp gekomen zijn over de katholieke en goloovig protestante wereld, waarvan de ge volgen in de verste verte niet rijn te over zien. in Frankrijk is men begonnen met een lage doode-hand-belasting. Die eerste phaso wordt bij ons overgeslagendo tijdsomstan digheden geven gelegenheid om niet veel omslag te gebruiken bij het afmakingspro- ceswanneer het ontwerp wordt aange nomen." Wij echter gelooven, meldt het olad, dat er, bij goede behandeling door de leden der Staten-Generaal.geen &1 te groote vreeae behoeft te bestaan voor de mogolijkheid, dat een belasting als deze door de Kamers sal worden gesanctionneerd. Handen thuis! Onder dezen titel wordt in „HET VOLK" prof. Sleeswijk, die de leeraarstoelen iD de Vlaamscho universi teit te Gent wil doen bezetten door de re dactieleden van „DE TOEKOMST", toege voegd „Duitschland wil België begiftigen u»et zijn sociale verzekering. Het wil België be giftigen met leerplicht. Het wil Vlaanderen begiftigen met een hoogeschool te Gent. Dat is een opdringerige weldadigheid die al niet smakelijk zou aandoen, als Belgié niet was overvallen en overweldigd, gedeeltelijk ver woest en verbrand, en gebrandschat, door Duitschland. Maar weldaden, ontvangen uit de hand van een geweldenaar, gedijen bitter slecht. En wanneer dan de weldaad nog moet strekken, om in het nationale twistge ding, dat het Belgische volk verdeeld houdt, de eeno partij te steunen tegen de andere, dan krijgt de weldaad het karakter van ->icu- W© geweldda-ad, wier bedoeling geo.i andere is, dan het volk uiteen te scheuren. Wie aë aanneemt, is in de oogen van dan ander voor eeuwig gebrandmerkt als landverra der. De eenige daad van Duitschland, die als een weldaad jegens België zou worden gevoeld, is uit het land weg te trekken. Men moet wol een professor van de bovonsto plank zijn, om dat niet te snappen. Dit uit te 8preken, ia een betere vriend- schapsdaad, jegens Duitschland en Vlaan deren beide, dan het Sleeswijksch irrecb n- tisme. Do vaagheid, waarin de professor zich hult, geeft bovendien aanleiding tot al lerlei booze vermoedens, die don haat s.ib- schen Duit-schers en Belgen, de tegenstel ling tusschen Vlamingen <:n Walen, en de impopulariteit van Nederland in België slechts kunnen aanwakkeren. Laat hij oeus precies zeggen^ welke plicht tot inmengiog in de binnenlandsche politiek van Belgié op Nederland rust en wat Duitschland wil doen om ons bij de vervulling van dien plicht be hulpzaam te zijn. Komt het heele geschet ter misschien hierop neer, _dat Duitschland een wagenvracht cultuurdragers uit ons land naar België wil ©xporteeren, ter meerdere glorie van den Dietschen stam? Dan, ja het hemd is nader dan de rok het is niet erg christelijk; maar laat ze dan hun gang gaan 1 De burgemeesters in de hui dige tijdsomstandigh edpn. In de kringen der gemeentebesturen trok 't de aandacht, dat in het voorlooplg verslag op de begrooting vóór Binnenlandsche Za ken, dienst 1916, zeker evenveel critiek als lof voorkwam op handelingen der gemeente besturen en speciaal der burgemeesters, in verband mot de buitengewone tijdsomstan digheden, schrijft „HET CENTRUM". „Dit is natuurlijk voor de betrokkenen niet prettig, doch erg zwaar gaan zij hier onder niet gebukt, want de burgemeesters zijn zoowat gewoon geraakt als buffers te dienen tusschen de liegeering en het publiek. Toch heeft dit alles ook zijn grenzen. En nu is or dezer dagen weer iets gepasseerd met do verstrekking van varkensvleesch van Itegeeringswege, hetwelk het noodig maakt or toch eens de aantlacht van de pers op te vestigen, voor welke moeilijkheden de bur gemeesters zich tegenwoordig geplaatst zien en welk een ondankbare taak zij vaak te vervullen hebben. Bij eirculaire van 29 December j.l. werd door den directeur van het levensmiddelen- bureau aan de burgemeesters meegedeeld, dat de prijs der varkens met ingang van 3 Januari op f 0.70 per K.G. was gebracht en dat nu ook de détailprijs van het varkens vleesch tot een door hem gespecifieerd be drag moest worden verlaagd. Te voren was aan de burgemeesters ge vraagd, hoe zij voornemens ware die détail - prijzen nu vast te stellen, maar dit burge- mecstorlijk advies werd bij gemelde circu laire op zij gezet. Er was voor de burgemeesters geen andere weg open, dan de opgegeven prijzen vast te stellen, want zoo luidde het beveldie dé tailprijs aanvaarden of geen Regeeringsvar- kens meer 11 Gevolgkrachtige vertoogen van de sla gers bij de burgemeesters. Deze waren ech ter onbevoegd toe te gevende détailprijs moest gehandhaafd blijven! Verschillende burgemeesters wendden zich daarop tot het bureau, om op verhooging der détailprijzen aan te dringen. Allee zonder resultaat. Na veel geharrewar tusschen de burge meesters en de slagers, waarbij de eene bur gemeester onbevoegd hoogere détailprijzen vaststelt, de ander de hand aan de voor schriften uit Den Haag houdt, wordt de le vering van Regeeringsvarkens voortgezet. Nauwelijks een paar dagen is men daar mee begonnen of hetzelfde bureau, dat eerst onvermurwbaar was, laat thans bij cir culaire van 7 dezer weten, dat de detail prijzen kunnen verhoogd worden I Gelukkig voor de slagers, maar begrijpt men nu de onaangename positie van vele burgemeesters, die tusBchen den Minister en den consument in staan? Dit eene voorbeeld zou met andere kun nen worden vermeerderd. Maar een feit is, dat het prestige van den burgemeester wordt geschaad, want het groote publiek zoekt in die wanpolitiek niet den Minister, maar den burgemeester." Tegemoetkomingen. Mijnheer de Redacteur! Gaarne zag ik onderstaande regelen in Uw veelgelezen blad geplaatst. By voorbaat inyn dank. Woensdagavond Uw dagblad ter hand ne mende, las ik het Raadsbesluit van do ge meente Doetinchem, waar oa. ook in stond, dat) den aangeslagenen in de drie laagste klassen EL O. een reductie van 25 pCt. oi> de cokes wordt gegeven, en den gasprijs met I*/* Cta. per kub. M. te verlagen voor 8 maanden. Dat is een Raadsbesluit, dat ik van harte toejuich. Daar nu onze overheid der ge meente Leiden veel gedaan heeft voor het personeel der gemeente-werklieden, zou het myns inziens toch niet zoo bezwaarlik zijn om ook 'hier ter stede den aangeslagenen in de drie laagste klassen H. 0. zulk een tegemoetkoming te verleenen, want meer met my ztjii er, die van hun winter-inkom- sten, onder de bouwvakken, welke niet groot zyn, wokelyks f 1.50 kwijt zyn aan het mtrnt- metergas. Daarby in achö nemende de dure tyden, geloof ik zeker, wanneer ook hier ter stede door den Gemeenteraad zulk een tegemoetkoming werd vastgesteld, het door veie werklieden zou toegejuicht worden. Met vriendelijken dank voor het plaatsen dezer regelen, noem ik mij L. Z. Leiden, 13 Januari 1916. De Leldsohe Bestuurdorsbond en het Steunoomité. Geachte Redactie. Naar aanleiding van het Noodcongres van het Nederlandsch Verbond van Vakvereeni- gingen, op 8 en 9 November te Amsterdam gehouden, en in verband met de daar aan- fen omen resoluties in zake de werking der teuncomités, werd door den Lei ischen Be stuurdersbond aan het Leidsch Steuncomité een schrijven gezonden, waarin de verschil lende door het Congres geuit© wenschen waren vervat In dien brief, welke aanvangt met de mededeel in g der twee op de Steuncomités betrekking hebbende resoluties, zijn 6 ver zoeken gedaan, welke worden gevolgd door een uitgebreide toelichting. De 6 door den L. B. B. gedane verzoeken, met een zeer I kort uittreksel uit de versohillende toelich- j tingen. laten wij hieronder volgen, vertrour end, dat t> dit wei in Uw blad zult willen opnemen.. lo. De Leidsche vakbeweging in heb bestuur van het Steuncomité voldoende vertegenwoordiging te geven. Bij dit verzoek wordt t3 kennen gegeven, dat reeds meermalen is aangetoond, hoe er. \an de zijde der Regeering en van de zijde, van het Kon. Nationaal Steuncomi'.é meer malen en met klem Is aangedrongen, de vak beweging vertegenwoordiging te geven; dat het Leiclsohe Comité nog ongeveer het eenige Comité in ons land is, hetwelk de vakbe weging in de steunbeweging geen werkzaam aandeel wil geven, al hoewel blijkbaar de medewerking in de Brandstoffencommissie uitstekend is en op grond daarvan mag worden verwacht» dat nu door heb Comité haar verzet zal worden opgeheven. 2o. De uitkeeringen voor de georgani- seerden te doen plaats hebben door mid del der vakvereenigingen. Ter motiveering van dit verzoek wordt er op gewezen, dat reeds zoovele malen hierover gedachtenwisse.'ing, zoowel monde ling als schriftelijk, heeft plaats g'had, dat mag worden aangenomen, dat het Comité de daarvoor aangevoerde motieven voldoen de kent. Terecht is er door de Regeering op gewezen^ dat het losser worden van den band, welke de arbeiders aan hun vakver- eeniging bindt, een gevaar moet worden ge acht voor het geheeie economische leven en de verbetering der volkswelvaart en de beschaving, waarnaar alle openbare licha men hebben te streven. Vandaar, dat zoo- W'-l door do Noodregeling-Treub als door de uitspraak van het Kon."Nat Steuncomité, van den aanvang der crisis af gepoogd Is de georgamseerden zooveel moge ijk by hun organisaties te doen blijven. 3o. Het maximum der uitkeeringen vooi die werkloozen, welke trgen werkloosheid zijn verzekerd, met 5 pCt. van het vroe- -g-r inkomen te verhoogen. Ter inwilliging van dtt verzoek wordt met aandrang er op gewezen, dat de arbeiders moeten kunnen zien, dat de wtrklooshelds- verzekeriaig ook in een crisistijd als deze hun voordeelen bezorgd. Voor de verdere ontplooiing der werk loosheidsverzekering, moet het van belang worden geacht, dat ook nu de voordeelen daar an te demonstreer en zyn en niet zij» dia jaren lang hun contributie offerden voor de verzekering, op éen lijn worden gesteld met hen, dia zich nog steeds tegen werkloos heid niet verzekerden. Ten sott» wordt er nog op gewezen, dat het Comité, als het toor deze werkloozen het maximum stelde op 85 pCt, dan zelfs nog niet hooger gaat als bijv. te Assen, waar alle werkloozen ge- Uit het Engelsch van Miss Y0NGE. (Nadruk Vwboden). 63) „Ik ben blij, dat gij mij hebt laten be gaan. Mij dunkt, ciat iü nu moer eigen met u bon!" sprak zij nauwelijks hoorbaar, ter wijl zij zich omkeerde, doch haar stem zoo wel als do spiogel verrieden, dat zij de oogen vol tranen had. Tueodora was ook getroffen, on he>b aangenaam gevoel, t zij ontwaar de, was haar belooning voor de eerste over winning, die. zij op haar hoogmoe- en haar tegenzin om zich een dionsfc t"1 laten bewij zen behaald had. Mr. Fotheringhaon kwam cüe® ndag bij hen eten. ToeD zij koffie drouiren een oogenblik voor dat zij zouden vertrekken, kwam do uitnoo- diging van mevrouw Finch c het tapijt. „Gij mnogt bij mevrouw Finch we. een kaartje brengen, lWcy," merkte Theodora aan. Hij gaf geen antwoord „Wilt gij Woensdag bij ons dineeren, dan kunnen vrij weder te zamen gaan?" vroeg de vrouw des huizes. „Dank u, ik heb geen n een visite te mak-m." „Niet!" riep eodora uit. ,^n gij rijt nog wel familie. to meer redeo om hen vermijden." ,,Tk heb beloofd u aan h- voor t» stol len. ..Dan vrees ik, dat gij huiten don „aard gerekend hebt." ..Ha!' juichte Arthur; „do leeuw ie coquet geworden, men heeft hem te veel gevierd. Hij laat zich niet moer leidien." „Zij ia mijn intieme vriendin," zei Theodo ra, meenende daarmede do zaak beslist te hebben; doch Percy antwoordde slechts: „Het zou mij zeer spijten dat te moeten ge looven," zette zijn kopje neer en begon de krant te lozen. Zij was zeer verstoord. „Percy", zeide zij, „hebt gij inderdaad geen plan om naar een soirée te gaan?" „Noen, zeker niet."" „En geen bezoek te brengen aan uw eigen nicht en mijn intiemste vriendin, wanneer ik het uitdrukkelijk verzoek?" „Gij weet niet wat gij vraagt," gaf hij ten antwoord, zonder do oogen op to slaan. „Percy!" riep Theodora uit, zóó gevoelig gekrenkt in haar tierlieid en genegenheid beide, dat zij er niet op lette, aat Arthur met ondeugende blijdschap het geheeie bedrijf gadesloeg, „nebt. gij eenige reden om hen zoo achteloos te behandelen?' „Natuurlijk heb ik die," zei hij en las voort. „Xaat ik die reden dan mogen hooren." „Als gij het dan met gewekt weten wilt, Theodora,' zei hij, zijn courant neerleg gende, „zal ik het u zeggen. Het is, omdat ik geen omgang wensch te hebben met lie den. wier gedrag ik afkeur."' Violette bloosde en schoof dichter bij haar echtgenoot. Theodora's gelaat en hals wer den als niet purper overgoten en haar oogen schoten vlammen, doch haar stem drukte geen toorn, slechts diepe minachting uit, toen zij antwoordde: „Bedenk, dat zij mijn vriendin is." „Oij weet haar geschiedenis niet, andera zoudt gij haar zoo niet noemen." „Die weet ik wel. Er is niets in haar ge drag, waarover rij riah behoeft te schal men." „Het schijnt, dat gij niete vain haar vroe gere mirurarij gehoord hebt", sprak Percy, ©enigszins geraakt over haar doordrij ven. „O, dab was, toon rij beiden nog kdode- ren warendie gril is voorbij en verge ten." „Is dat zoo geheel voorbij? Welzoo 1" zed Percy op spottenden toon. ,^En keurt gij het dan goed, dat rij met dien ouden sdhurk getrouwd is, die rijn onnoemlijke sohattxsn bijeengeschraapt heeft door den ongel ukkégen Indianen en Spanjaarden op de schandelijkste wijze hun geld af be persen Dooh bet gaat met het eöhuim van den Mammon als met al wat slecht en bedorven is: het drijft boven l" „Ik heb nooit gehoord, dat hij zijn geld op zulk een wijze verkregen heeft." „Och zij, die het helpen verteren, vra gen zelden waar het geld vandaan komt. En vindt gij het ook prijzenswaardig, dat zij haar vroegere® geliefde, dien neef, den geheeie® winter door dagelijks bij rich ont vangen on rioh overaJ met hem vertoond heeft, zoodat men er zelfs te Parijs over spreekt?" „Ik hecht niet aan praatjes „Maar gij weet fcooh wel, dat hij haar nu weer naar Londen gevolgd ist" „Hij heeft een erfenis gekregen en plan een ander leven te beginnen." Ei I Hij meent misschien een nog slechter leven." „Hoe kunt gij over rijn plannen oordoe>- len Arthur begon te lachen en zei „Nu, ik zou ook niet veel willen verwedden op de deugd van Mark Gardner." Tot groote blijdschap van Violette kwam James op dat oogenblik zeggen, dat het rij tuig voor was. De hoeren gingen te voet. Theodora sprak vroolijk en levendig over allerlei onversohilidge dingen. Percy hielp mevrouw Martindale uit de koets, bood haar de® arm aan, era. liet Theodora aan de zorg van haar broeder over. Het was een klein, uitgezocht gezelschap, waarvan Theodora bijna iedereen kende. Zij nam op ©enigen afstand van haar schoonzuster plaats en was weldra in druk gesprekViolette had medelijden met Per- oy, die zwijgend naast haar stoed stond en op wiens ope® gelaat het verdriet duidelijk te lezen was. „Wie is die heer, die zoo druk met Theo dora praat?" vroeg hij. „Ik ken hem niet", zed Violette „daar staat Arthur, vraag het dien eens." Percy wilde rich naar Arthur begeven, toen de heer dës huizes hem in den weg trad en hem verzocht om den Oosterling in rijn edge® taal te wilden aanspreken. Violette had nog nimmer rij® balenten zoo zeer bewonderd als nu, terwijl rij naar die vreemd© taal luisterde, welke Percy zoo vloeiend als rijn eigene scheen te spre ken de vreemdeling was aangenaam ver rast en scheen hem met het grootste genoe gen aa® te hooren, terwijl Percy al wat hij zeide zeer vlug voor de Engelsche hoor ders vertolkte en hen als het ware in ge sprek bracht met het wonder, dat rij tot hiertoe slechts uit de verte hadden aange staard. Theodora naderde de groep niet e® hield rich alsof rij Violette's smeeken- de blikken om nader te kornen niet op merkte, en toen de OostetSd'iO vorst rich verwijderd had, was ook Percy vprdwe- nea Een oogenblik daarna, terwijl zij met een vergenoegd gerichtje zat te luiste ren naar den lof, dien men Percy toezwaai de, zag zij eensklaps Theodora voor rich staan, die lord St.-Enne aan mevrouw Martindale voorstelde. Het was niet mo gelijk Zou dat kleine, onbeduidende blon de mannetje, op wien zij zoo boos was ge worden, dewijl Peroy door zijn toedoen verdriet had gehad, haar dichterlijke held, haar ideaal van een ridderlijk leenheer, de eigenaar van Wrangerton rijn? Welk een avontuur om aan haar moeder te melden I „Ik heb hem gisteren ook ontmoet", zei hij, „doch toen was het vervelend, want men had hem een tolk toegevoegd, die de Syrische taal.slechts uit boeken had on die hem maar ten halve verstond. Do heer, die daar straks met hem sprak, scheen meer au fait. Hij schee® bijzonder vlug die Oostersche taal te sprekenweet gij ook wie hij was?" „Mt. Fotherdngham", gaf Theodora ten antwoord. „De schrijver van „De Kruisvaarders" t Is het inderdaad zoo?" vroeg lord St.- Erme. „Is die hier? Ek verlam: bijzonder kennis met hem te maken." „Ik geloof, dat hij reeds heengegaan is," zei Violette. „Kent gij hem?" Violette verwonderde zich over do gemak kelijkheid, waarmede Theodora antwoord de „Ja, mijn oudste broeder is zijn reisge zel geweest." „Is het mogelijk? Is uw broeder de per soon, die zoo dikwijls in het reisverhaal voorkomt?" vroeg de jonge graaf. „Dat was mij onbekend. Nu wil ik het aog eens Wen om zijnentwil." „Gij zult er hem dikwijls in aantreffen,'4

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1916 | | pagina 5