N«. 17116 Maandag IS X>eceaxil>ei% Tweed© 131a<tl. A°. 1915. Binnenland. FEUILLETON. Violette of de Schoonzuster. Hei Station van fle H. IJ. S. M. te Leiden. In heb algemeen verslag van de sec ties der Tweede Kamer betreffende de behan deling der begroeting voor het departe ment van Waterstaat komt iets voor, dat den Leidenaars in bijzondere mate belang- inboeaeant. In die secties is namelijk het ■bation van de H. IJ. S. M. ter sprake ge komen. Het voorloopig verslag maakt er melding van in de volgende bewoordingen „Naar vernomen was, is aan dit station onlang voot een som van ongeveer f 72.000 verbouwd. Tooh is naar do meening van sommige leden de inrichting geheel on voldoende. Aangedrongen werd op den bouw van een nieuw station. -„Yan andere zijde werd opgemerkt, dat op black. 74 van het verslag van den Raad van Toericht over 1914 de uitbreiding van heb emplacement te Leiden dringend noo- dig wordt genoemd. „Ve-rhooging van dat emplacement werd noodzakelijk geacht." Allen dlie met de stationstoestanden hier ter stede eenigermate op de hoogte zijn, of tij die, daarmee minder goed bekend zijn de, toch meermalen den onhoudbaren toe stand van en bij het station hebben kun nen oonstateeren, zagen met begrijpelijke nieuwsgierigheid uit naar de memorie van antwoord van den minister. Deze is dezer dag on ook versohenen. Minister Lely zegt: „Op dit station (bedoeld wordt dat te Leiden) zijn in de laatste jaren alleen uit gevoerd eon inwendige verbouwing van het hoofdgebouw en ben vergrooting van de vrachtgoed orenloodawelke werken elk on geveer f 10.000 gekost hebben en dienen raoe®ten ter tegemoetkoming aan de meest hinderlijke gebreken. Do bouw van een geheel nieuw station is thans bij de H IJ. S. M. in overweging, yen werk van grooten omvang, waarmee in elk geval geruime tijd gemoedd zal zijn. Vermoedelijk zullen, in afwachting van de tot standikoming van de definitieve werken, vooraf nog tijdtelijke werken moeten wor den gemaakt, waardoor aan <Je voornaam ste bezwaren op dit station zal worden te gemoet gekomen." Het -antwoord van den minister is niet overmate duidelijk. Maar misschien zal de aanstaande behandeling van de Water- öbaatsbegroevting in dc Tweede Kamer nog wol eenige duidelijkheid verschaffen. Wat zijn diie voorloopige werken en hoe lang zal 't nog zoo ongeveer duren voor met de uitvoering van de definitieve werken kan •vordecn begonnen? Want óén ding staat vast, hier is periou- lum in mora. Het Leidsohe station toch voldoet niet meer aan matige oischen, die tegenwoordig voor een plaats van de grootte van Leiden gestold mogen worden, terwijl daar nog als bijkomstige omstandigheid bijkomt, dat de ligging een dusdanige is, dat dit voor het verkeer buiten het station hoogst belemme rend is. Wo hebben hier het oog gevestigd op het verkeer langs den Rijnsburgerweg, een druk verkeer door de talrijke trams, auto's, rijtuigen en rijwielen, om nog niet te spreken van de voetgangers. Deze wantoestand heeft hier ter stede roods herhaaldelijk aanleiding gegeven tot uitingen van misnoegen. Ook in den ge meenteraad is reeds gesproken over den hinder, cilon het verkeer ondervindt van den gesloten overweg. Hulpmiddelen zijn aan de hand gedaan, doch^het resultaat zal on voldoende blijken, wanneer geen vèrdra- gonde maatregelen worden genomen. Het stationsgebouw zullen we nog buiiten be schouwing laten, maar hot emplacement eisoht verbetering. Wie op drukke oogcnblikkon op het Leidsohe perron staat, heeft zichzelf kun nen overtuigen van de gevaarlijke ligging der perrons voor een station met een zoo druk verkeer. Om daarin verbetering te brongen zal men tot verandering van hot emplace ment moeten overgaan. Op cÜ3 wijzo kan men vermijden, dat het noodzakelijk is hot sobuinafloopend, lage tweede perron dit laatste gebrek kleeft ook het eerste person aan te bereiken door de rails, tussohen beide perrons gelegen, over te steken. Dan kan ook een toestand worcren geschapen, d'ie op de plaats van den overweg de hoog- nooddge verbetering kan brongen. Heb personenverkeer is voor een station van den aard als het Leidsohe te omvang rijk geworden. In het verslag van de H. IJ. S. M. over het df ernst jaar 1913 een later staat ons niet ter besdliilcking vinden we opgetee- kend, dat van het station H. IJ. S. M. te Leiden vertrokken 704.886 reizigers en aankwamen 697.262. De Kamer van Koophandel heeft reeds een paar maal de aandacht van regeering en H. IJ. S. M. gevestigd op het onvoldoen de van het Stationsemplacement. In Juni van het vorig jaar besloot deze Kamer de oude dus nog om aan de H. IJ. S. M. mede te doelen dat al de aangebrachte of nog aan te brengen veranderingen slechts hulpmiddelen zullen blijken te zijn en dat de eenige oplossing is het bouwen van oen nieuw station. Do Kamer wees er op, dat de gevaren voor mensohe-nlevens niet denk beeldig zijn en dat bovendien het Leddsche station de risée is van de talrijke vreemde lingen, die Katwijk en Noordwijk bezoe ken. De nieuwe Kamer heeft zich voor kort tot den minister van Waterstaat gewend. De opinie over het station en omgeving is niet veranderd. Ook in dit adres, waarin nog verwezen wordt naar het hiervoor gemelde adres aan de directie der H. IJ. S. M.,' wordt, de toestand zeer gevaarlijk en on voldoende genoemd. Dat bleek de Kamer ook uit de vele bij haar ingekomen klach ten. De aangebrachte verbeteringen zijn van geheel ondergeschikten aard in ver gelijking tot de groote gebreken. Die gebreken worden nog eens opge somd. Hiervoor hebben we ze ree dn ge noemd. De aandacht wordt er ook op geves tigd. dat hc-t verkeer naar den Rijnsbur gerweg door het verrijzen van hot nieuwe ziekenhuis aan de westzijde van de spoor baan nóg zal toenamen. Uit do cijfers in dit adlres genoemd blijkt, dat in 1890 het aan- taU aankomende en vertrekkend® reizi gers respectievelijk bediroeg 250.805 eri 246.576 en dat deze cijfers voor 1909 waren 513.356 en 470.084. Men vergelijke hierbij eens de cijfers hiervoor genoemd voor 19131 De Kamer wijst op de te kleine rangeer terreinen en op onvoldoende gelegenheid op twee van elkaar verwijderd gelegen plaatsen voor het toenemende goederen vervoer, waarbij bovendien geen goede aan sluiting is voor het verkoc-r te water. In de groentenverzending heeft dit zoo groo te vertraging ten gevolge, dat slechts de helft hier wordt ingeladen en de rest per scheepsgelegenheid naar Amsterdam of Rotterdam gaat om vandaar per spoor te worden verzonden. Cijfers geven de toe name van het vracht- en ijlgoederenverkeer duidelijk aan. Trouwens niet alleen in Leiden en bij hen die op het Leidsohe. station wel eens zijn aangekomen of vandaar zijn vertrok ken, is het bekend, in welk een slechten staat hier station en emplacement verkee- ren. Dit is officieel erkend door het tel kens aanbrengen van verbeteringen, die, helaas, weinig bijdragen tot een goed eind resultaat. De Raad van Toezicht, op de Spoorwegdiensten zegt in zijn verslag aan den minister van Waterstaat over 1912 over hot meermalen genoemde station na melding gemaakt te hebben van de aan te brengen verbeteringen, die minister Lely nu in zijn memorie van antwoord noemt dat er d-.d. 4 December 1912 'door dezen Raad bij de H. IJ. S. M. is aangedrongen op verbetering van het. geheele emplace ment, waaraan behoefte bestaat. In zijn verslag ovct 1913 heeft de Raad van Toezicht het nogmaals over de hier voor gemelde verbeteringen. Het belangrijkst is evenwel, dab de H. IJ. S. M. meedeel-de, dat het voornemen tot verbetering van het emplacement bij haar notg geen vasten vorm had aangeno men. Do wenechelijkheicl wcud in het alge meen erkend, maar men achtte 't „niet zoo dringend dat de voorziening, uiteraard van meerdere factoren afhankelijk, reeds thans door haar aan de orde zou moeten wor den gestold". Met eenige voldoening kunnen we dus conrtateeren, dat bij de spoorwegdirectie, de ideeën vooruitgaan, want thans kan de minister in zijn memorie van antwoord reeds meedeel en, dat de bouw van een ge heel nieuw station in overweging is. Do re geering moet nu een duwtje hebben, opdat ze bij de H. IJ. S. M. gaat wijzen op de dringende noodzakelijkheid van onmiddel lijke. voorziening in de behoef tem. Niét allen de H. IJ. S. M. is overtuigd geworden, dat de toestand verslechterd is. Dit is ook het geval met den Raad van Toe richt op de Spoorwegdiensten. Zei de dleae in het verslag over 1912 nog. dat aan verbetering van het geheele emplacement behoefte bestaat, in dat over 1014 lezen we, dat uitbreiding van het emplacement „dringend noodzakelijk is cn binnen enkele jaren ongetwij feld tot- uitvoering zal moeten komen." Wat in verband hiermee in dit verslag wordt gezegd over de bijtrekking van een strook grond van die terreinen- voor dien riokenhuisbouw kuninen we on vermeld laten. Wel willen we er nog even de aandacht op vestigen, dat de Raad van Toezicht zoo overtuigd is van afdoende verbeterrnr, dat hij den minister in overweging gaf een be slissing ovor het verlengen van een twee tal goederensporen, wat op zichzelf als een verbetering mocht worden beschouwd een werk waarmee f 59.710 gemoeid was aan te houden omdat niet geblcke was, dat dat passen zal in het definitieve plan van uitbreiding. Hieruit is wel op te ma ken, dat de Raad van Toezicht spoedige uitvoering van afcüoende verbetering nood zakelijk acht. In 1913 is bij de Waterstaatsbegrooting het Leidsche station ook ter sprake geko men. De afgevaardigde voor Leiden, prof. mr. Heer as, vond daartoe aanleiding in een, niet door hem gemaakte opmerking in de af deelingen. Prof. Heeres verwees toen naar de ham ten dienste staande officieele oordeelvellingen. De conclusie, waartoe de spreker kwam was, dat. de directie der H. IJ. M., de wensobclijIdieid van ver betering van het emplacement erkent, dat de Raad van Toezicht de behoefte aa.n die verbetering constateert en dat de ambts voorganger van dezen minister in Decem ber 1912 heeft aangedrongen op verbete ring van het geheele emplacement. De heer Heeres constateerde dus dat men aan het departement met den slechten toestand op dc hoogte is en hoopte dat minister Lely zijn aandrang op de directie van d'e H. IJ. S. M. zou voegen bij dien van rijn ambtsvoorganger. Ook de afgevaardigde, mr. M. M. Schim van der Loeff, wees bij die gelegenheid op hc-t gevaar, waaraan het reizend publiek te Leiden i3 blootgesteld Minister Lely heeft in zijn antwoord zich bqpaald tot oen opsomming van de kosten. Het nieuwe station zou f 1.200.000 vragen. Een millioön is met zoo'n werk minstens gemoeid, oordeelde de minister Niet het gebouw cischt het meest, voegde minister Lely er aan toe. Me maakt rich daarvan een glad verkeerde voorstelling. Het min of meer fraaie uiterlijk doet 't hem niet, maar heb groote oppervlak, dat noodig is voor de emplacementen met de rails, beveiliging, enz. Die kosten worden buitengewoon hoog als men er toe over gaat het station te doen rijzen, dan doet men met een ntillioen niet veel. Haarlem hooft daardoor 5 a 6 millioen gekoet. Aldus minister Lely. Nu weten we niet, of cle voor Leiden ge noemde bouwsom bedoeld is met of zonder verhoogde apoorbaan. Om het gebouw gaat het bovendien niet in de eerste plaats maar om de emplacementen met een gelijktijdi ge verbetering van de situatie bij den over weg. Er aan te ontkomen, daarvan is geen sprake. Dat staat de spoorwegmaatschap pij en don Raad van Toezicht duidelijk voor den geest. De vraag is hier of er nog get ranLeer d mag worden, of er nog meer verbeteringen zullen komen, die de veilig heid voor de reizigers en het verkeer in de omgeving niet of nietnoemenswaard ten goede zullen bomen. 't Is te hopen, dat dc regeering in de bernieuvo klachten aanleiding mag vinden om bij de PI. IJ. S. M. aan te dringen op spoedige uit voering van de weaken, noodig om Leiden een die-plaats waardig ata/tóon te verschaffen H. M. de Koningin ontving Zaterdag ten Koninklijken paleizu in Den Haag, den afgetreden commandant van het veldleger, luit.-generaal Buhlman. Hr. Ms. gezant in buitengewone en tijdelijke zending bij den Paueelijken Stoel, jhr. mr. 0. van Nispen tot Sevenaer, is naar Njmegen vertrokken, ten einde zich later, kort vóór of na het Kerstfeest, van daar naar zijn post bij het Vaticaan te begeven. C,Ontr.") De arrondissements-rechtbank t3 Alk maar heeft, ter vervulling eener vacature van rechter in haar ooilege, de navolgende alfabetische lijst van aanbeveling opgemaakt: mr. C. H. Beekhuis, advocaat en procureur te Leiden; mr. H. Kingma Beitjes1, kan tonrechter te Onderdam; mr. dr. N. Muller, substituut-griffier bij het gerechtshof te Am sterdam. De gewone audiënties van de Ministers van Landbouw, Nijverheid en Handel, van Oorlog en van Financiën, zullen in de vol gende week niet plaats hebben. Te Breda vergaderden de afgevaardig den der Diocesane Hanzebonden uit de Bis dommen Breda, Haarlem, 's-Hertogenbosch en Utrecht, ter behandeling van de con cept-statuten der Federatie van de Diocesane Hanzebonden in Nederland, welke s'atuten na eenige wijzigingen met algemeene stemmen werden aangenomen. Hierna had de oprichting van de fede ratie plaats. Tot leden van het dageljjksche 1\stuur werden gekozen: W. Fransen, le voonX'ter; C. J. G. Struycken, 2e voorzitter; J. H. Schoenmaker, le secretaris, en P. M. C. van Mansveld, 2e secretaris. Terwijl met liet oog op de latere toetreding van den R.-K. Liin,- burgschen Middenstandsbond, welke Bon<$ toetreding in uitzicht heeft gesteld, de fand- 'tiö van penningmeester werd opengelaten welke functie voorloopig door den le secre taris 2a! worden waargenomen. De heer P. T. H. M. Dobbelmann, te Nijmegen, wiens naam voorkomt op de lijst van eandidaten van de R.-K. kics- vereeniging „Recht voor Allen" aldaar, zal geen mandaat voor de Tweede Kamer aanvaarden. Men meldt uit Tilburg aan „De Tyd", dati mr. A. C. B. Arts verzocht, niet in aan merking te komen voor de Kamerverkiezing in hel district Nijmegen. In de te Rotterdam gehouden verga dering van den „Bond van Groenten-, Aardappelen- en Fruithandelaren" in Ne derland, onlang., daar opgericht, waren verscheidene plaatselijke vereenigingen van handelaren in genoemde branche vertegen woordigd, o.a. Leiden. Bovendien waren van tal van andere organisaties sympathie betuigingen met het streven van den Bond, benevens berichten van en verzoe ken om aansluiting, ingekomen. Na discus sie werden statuten en reglement, waarop de Kon. bewilliging zal worden aange vraagd, goedgekeurd. Tot bestuursleden werden verkozen de heerenCf N. v. d. Giessen, Dordre -kt, voorzitter; J. Yieijère, Amsterdam, 2de voorzitterC. van Draai, Rotterdauij lste secretaris; C. G. Ruigrok, Ylaardin- gen, 2de secretarisA. de Kromme, Am sterdam, lste penningmeester H. Tabak, Amsterdam, 2de penningmeesterC. Leen- derts, Schiedam, A. Knijff, Leiden, en B. A. Vos, Bussum, alg. bestuursleden. Besloten werd, dat de Bond direct een krachtige actie zal gaan voeren. Het secretariaat van den Bond is gevestigd ton huize van den eersten secretaris. Heb „N. v. d. D. v. N.-I." deelt mede», dat de gemeentesecretarie van Batavia, mr. J. Rip'hagen, binnen twee maanden zal aftreden Naar „Het Yolk" meldt, zal de heer Schaper dit jaar in Bellevue" Tweeden Kerstdag als spreker optreden in de jaar- lijksohe Kerstvergadering van de S. D. A. P. „De Tel." verneemt, dat in „Café Neuf" te Mep pel een bijeenkomst ia ge houden van alle besturen der fokvereeni- gingen te Meppel en omstreken. Na ampele besprekingen heeft, men den heer P. van Hoek medegedeeld, dat de vergadering het afmaaksystêem sterk afkeurde, dat dte be smetting uit Staphorst is overgebracht en dat het zieke vee uit Ooetorbocr over den openbaren weg is vervoerd naar Meppel wat natuurlijk de verbreiding der ziekte be vordert. Padvinders. Te Utrecht is een algemeene vergadering gehouden van afgevaardigden en leden van den Ned. Padvindershond en de Ned. Pad vindersorganisatie onder voorzitterschap van den heer J. B v. Heutz, oud-gouv.- goneraai van Ned.-Indië. Deze vergadering was belegd om te ko men tot samensmelting van beide organisa ties. De vergadering was zeer druk bezocht: een 24-tal afdeelingen waren vertegen woordigd. De voorzitter deelde mede, dat hij de lei ding dezer vergadering op zich genomen, had op verzoek van Z. K. H. Prins Hen drik. Dat als voorbereidende maatregel, om tot Uit het Engelseh van Miss Y0NGE. (Nadruk Verboden). 84) „Och, toen was ik verplicht hom bij mij boven te laten komen, om hem behoorlijk thee te laten drinken ik geloof, dat, als i'k dat niet gedaan had, hij alleen van siga- rc geleefd zou hebben." „Nu, ik zal zeggen, dat gij knap rijt, wan- c>een* gij hem dat rooken kunt afleeren." „Ik ook", zei Arthur. „Er kan geen slechtere gewoonte be- etaan voor iemand, die aan zware verkoud heden onderhevig is." „Geloof hem taoh niet, Yiolette", zei Arthur „Breng haar zulke malligheid niet in het hoofd, of ik zal geen oogenbldk rust meer hebben." „Ten minste raad ilk u om de ramen van rijn rookhok eenige dogen open te zetten, vóór gij mijn moeder en Theodora het huis laat zien." „Yan Theodora gesproken, wat scheelt ddo toch?" vroeg Arthur. „Dat weet ik niot", gaf John ten anti- woord. „Heeft zij woei* een van haar kuren? Nu, binnen tien dagen zuil en wij haar hier ri en dan zal ik weten hoe ik liet met haar heb." >,Ik weet, dat zij zooveel van kinderen hon^t", sprak Violette met vertrouwen. Zij was nu geheel bijgekomendoch zoo dra het theedrinken gedaan was, dtrong Arthur er op aan, cöat zij zich ter ruste bou begeven. De beide heeren schenen liaar te missen, want er volgde een lange stilte, toen zij naar boven was. Toen zei John eensklaps: „Zoudt gij lust hebben met uw heele gezin bij mij te Ycntnor te komen logeeren „Gij zijt wel vriendelijkdoch ik zou on mogelijk verlof kirnnen krijgen. Fitzhugh doet een reis door Noorwegen, en vóór dat hij terug is, kan ik mij niet langer d'an voor één of twee dagen verwijderen." „Maag .hoe zoudt gij er oveT denken", vervolgde John, oenigsrins aarzelend, om „Violette aan mijn zorg te vertouwen, en zelf van tijd tot tijd voor een paar do gen over te komen?" „Dat zou niet kwaad zijn. Harding heeft ook reeds de zoeluoht aangeraden, dooh rij wilde er niet van hooren, en ik moet beken nen, dat mij dit zeer aangenaam was, daar ik niets zoo vervelend vind, als liet verblijf in een badplaats, waar men niets te doen heeft. Doeh het is ellendig zoo weinig, ala haar herstel vordert, ofschoon de doctoren zoggen, dat niets dan zwakte er de oorzaak van is. Ik geloof, dat dat schreeuwen van het'kind baar geregeld aftobt. Zij kan nog zoo weinig verdragen, en wanneer zij ad- leen is, doet rij oen of ander in het huis houden, dat haar nog verder van streek brengt." „Uit haar huishouden te zijn zou dan mis schien het beste geneesmiddel voor haar wezen „Dat geloof ik met u. Ik had eerst ge dacht mama te verzoeken eens met lvaar een toertje te maken, dooh daar is tegen woordig nog geen denken aan I Do zoo- luohf zou haar zeker veel goed doen". „Ik zou mijn best doen op haar te pas sen." „Daarvan ben ik overtuigdhet ós ont zaglijk vriendelijk, zulk een plan te beden- ken." „Dan zal ik vooruitgaan om een huisje te huren, en zal u schrijven, als ik gereed ben. Zoudt gij denken, dat zij reeds in het eind van deze week zou kunnen komen Ik vrees zeeT dat de Londensohe lucht haar nadee- lig is." „Zoodra gij het goedvindt, kan zij ko men en tooh spijt het mij, dat ik den klei nen jongen nu niet aan papa kon laten rienmisschien is het echter beter zoo, cn riet. hij er Later wat meer presentabel uit en heeft een beetje zijn mond leeren hou den. Maar hoe zal de familie het opne men, als Yiolette juist uit de stad gaat, wanneer zdj er inkomt?" „Dat weet ik niet, maar dat is zeker, dat het voor Violette boter zal wezen, nu zij nog zoo zwak is, hen niet te ontmoeten." „Dat ben ik met u eens en ik ben er ook waarlijk niet op gesteld, haar hier te houden om haar aan de luimen van Miss Martindole blootgesteld te rien Zij zal dan komen zoodra gij het verlangt." Arthur werd in dit besluit versterkt door het geluid, dat hem, zoodra hij boven kwam verwelkomdehet geschrei van de kleine, terwijl hij bevond, dat Yiolette, in plaats van de rust te genieten, die zij zoo zeer behoefde, vergeefsohe pogingen aan wendde om zijn gekreun te sussen. Hij maakte er rich boos over, en gaf bevel, hem in de andere kamer te brengen. De ba ker maakte, dat rij spoedig met het kind wegkwam. Yiolette verborg haar gelaat in haar handen zij gevoelde rioh weer diep ongelukkig, cDaar zij zich inbeeldde, dlat Arthur niet van het kind hield, en zij kon het bijna niet verdragen, dat hij op vtoo- lijken toon tot haar sprak: „Wel, Violeti- t-je, wat zoudt gij er van zoggen, als ik u binnenkort wegzond Alles is reeds be paald. Op het eind dezer week zult gij vertrekken, om een poosje bij John op Wight te gaan doorbrengen." „Heengaan?" vroeg Violette. „Ja, dab is wat u goed zal doen; ik zal op het huis passen en van tijd tot tijd eens overvliegen. Wat is er nu weer?" Zij was verschrikt opgestaan, toon zij door het opendoen oener deur opnieuw het kindje hoorde schreien. „Daar hoor ik hem weer I Och, laat mij voor een oogenbldk naar hem toegaan", vroeg rij smeokend. „Gekheid", zed Arthur met ongeduld. „Gij hebt nacht nooh d;ag rust. Ik wil dat niet langer zoo aanzien. Gij zijt reeds half dood van vermoeidheid. Ga naar bed, en ga dadelijk slapen, en broek u het hoofd met niets moer tot morgenochtend." Als een goed lrind gehoorzaamde zij, of schoon half stikkende in baar tranen, aan het eerste bevel, en werd een weinig go- troost, toen hij, na aan den voet van de trap geluisterd te hebben, haar kwam zeggen,' dat de jongen eindtelijk zweeg. Het was haar echter onmogelijk aan rijn tweede order gehoor te gevenzij was te vermoeid om gerust te kunnen slapen of geregeld te denken. Het grootste gedeelte van den nacht bracht rij in onrustige slui mering door, droomende, dat zij van. haar man en kind gescheiden werd, en ontwa kende met het bewustzijn, dat haar iete akeligs boven het hoofd hing. Tegen den morgen viel zij in een meer gerusten slaap, en ofschoon zij bij haar ont waken zware hoofdpijn bad, waren haar ge dachten toch weer helderen toen Arthur vóór dat hij naar beneden, ging om te ont bijten, haar vroeg, wat hij uit haar naam aan John moest antwoorden, zeide zij „Het is zeer vriendelijk van hem maar gij meent het toch niet, dat ik zonder u gaan zou?" „Weisoker. Ik zal u daarheen brengen, en u zeer dikwijls komen bezoeken, en John is zijn geheele leven door zóó gewoon geweest riehselven te koesteren, dat hij na tuurlijk wel zal weten hoe hij met u moet omgaan." „Wat is het lief van hem, maar ik kan niet." Zij hield op, zag naar het kleine magere gezichtje en de gerimpelde armpjes van het teere schepseltje, dat rij zoo vast aan 'naar borst drukte, en ging toen mot een bevende stem voort „Dooh ingeval het den kleine goed zou kunnen doen!" „Dat spreekt vanzelf. Hij kan niet' groeien, wanneer het op deze wijze voort gaat. Yraag het Harding maar." „Ik zou wel eens willen weten, of liet aan, mr. Martin diale bekend was, dlat dr. Har ding do zeelucht aangeraden heeft. Maai gij moet dan zoo alleen blijven.'.' „Dat is minderik heb wel drie en twin tig jaar lang voor mijzelven moeten zorgen zoudor uw hulp." „Gelukkig komen uw familie en vrien den woldra in de stad, zoodab gij mijn ge zelschap niet missen zult." „Ik zal zeer dikwijls bij u komen. Wil ik dan maar aan John zeggen, dat gij rijn uiti- noodiging aanneemt?" „Zeg hem, dat ik het heel vriendelijk van hem vind, en dat ik hem zeer verplicht ben", zei Yioleitfce op een mistroostige^ toon, daar zij niet in staat was, haai*, droefheid te verbergen. -is.» (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 5