N°. 17103 Zalerdng 27 November. Tweede E51ad. A0. 1915. Officioele Kennisgeving. Persoverzicht. Ingezonden. FEUILLETON Violette of de Schoonzuster. LEIDSCH l-vs INKOMSTENBELASTING. Burgemeester eu Welooudert, van Leiden brengen i i herinnering, dat den 80en November c.k. de 5c termijn vervalt van de Plaatselijke Inkomstenbelasting, dienst 11)15, en dat alzoo op den Jen Deccnibc* minsters 5/6 gedeelten van den aanslag moeten zijn voldaan. Tevens worden de belastingschuldigen <r op gewezen, dat, tengevolge van het aanhouden .Ier bijzondere tijdsomstandig heden, ook dit jaar door !e gemeente vele buitengewone uitgaven moeten worden gedaan. Aangezien de gemeentekas hier toe niet altijd toereikend zal zijn, zullen grootere sommen voor casgeld moeten worden opgenomen. Teneinde deze on- noodigo kosten zooveel mogelijk te voor komen, worden de belastingschuldigen verzocht hun belastingpennugen stipt op tijd te betalen. Het verdient bovendien aanbeveling oin, zoo mogelijk, cien gchcclen aanslag te voldoen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, N. C. DE GIJSELA AR Burgemeester. VAN STRIJEN, Secretaris. Leiden, den 24en Novembc^ 1915. Belasting op de Doode Hand. „DE TIJD" is niet te spreken over mi nister Treub? plan om betasting te heffen op goederen in de Doode Hand. Het blad schrijft o.a. Er bestaan in Nederland verschillende religieuze congregaties (men denke aan do CoDgregatie der broeders van Maas tricht, van de Fraters en Zusters van Til burg, van 's-Bosch, Schijndel en Vechel, enz.), die een vermogen bezitten van een millioen, enkele misschien van millioenen alleen aan an roe rend goed, ils daar zijn reusachtige Moederhuizen met ie noo- dige lokaliteiten aan kweekscholen, novi ciaten, enz., dikwijls in het centrum der stad gelegen; de talrijke, daarvan afhan kelijke surcursaalhiuzen In 't binnen- en buitenland, die haar als eigendom toebe- hoor-en, enz. Die instellingen hebben bo vendien aanzienlijke inkomsten, gedeelte lijk van Rijks- en andere subsidies, gedeel telijk van eigen roerend vermogen (effec ten, enz.) Doch alle genoemde Congre gaties hebben de inkomsten broódnoo- dig, om aan haar doel te kunnen beant-^ woorden, o.a. om het onderwijs en do op voeding der jeugd naar behoor en te kun nen behartigen, de gebouwen te onder houden en, zoo noodig, verder uit to brei den, haar lieFdewcrken hier of elders, o.a, in do missie-landen, te vestigen en verder to planten, enz., enz. Het is ons bekend, dat thans reeds alle door ons genoemde instellingen over te weinig kapitaal beschikken, om naar wensch ten algemeenen nutte werkzaam te kunnen zijn Vandaar dat sommige voor nieuwe ondernemingen groote schul den mototen maken. Men verbeelde zich nu, dat de ontwer- pcn-Trcub wet mochten worden. Wat een ontzaglijke sommen zouden bedoelde Con gregaties dan jaarlijks moeten opbrengen! Men rekene het maar uit, en zal terstond inzien, dat zulke last de expansie-kracht van aEe moet verlammen en vele tot ondergang zal voeren. Het blaa noemt het een grove onbil lijkheid, dat instellingen, die haar vermo gen uitsluitend gebruiken ten bate van on derwijs en de uitoefening der weldadig heid, dus ten algemeenen nutte, tevens voor zoover zij instellingen zijn van onder wijs en 'liefdadigheid, ook ten algemeenen nutte belasting moeten betalen. Wetsontwerp op den Waar borg. „ONS MAANDBLAD", gewijd aan de belangen van Goud- en Zilvern ij ver heid, schrijft: Gelijk onzen lezers reeds uit do dagbla den bleek is bij de 2e Kamer 'n nieuw wets ontwerp op den waarborg-en de belasting op de gouden en zilveren .werken aanhangig' gemaakt. Anders gezegd, het „vooruit werp", door de bekende, commissie samen gesteld, is tthans „ontwerp" geworden. Welke veranderingen het daarbij ondergaan heeft, zij in de vólgende regelen onderzocht. Wat betreft den naam der wet. Het schijnt, dat deze thans luiden zal„Wet op den Waarborg en de Belasting op de Gouden en Zilveren Werken". Velen met ons zullen bij het lezen er van gestruikeld zijn over dfe woordjes „op de", die het woord „der", bij den naam der wet van 1852 hebbe.. vervangen. Do statige klank, diie bij het lezen van den titel steeds naar voren kwam, is er mee weg. De rustig loo- pende D-trein gaat bier over een wissel wij voelen het heel even als een onaan genaamheid] e. Toegegeven zij, dat het genitief „der" ons vroeger ook mieb ge heel bevredigdemaar nu begrijpt men, dat do mannen van 1852 hier een offer brachten op het altaar van den Bragi- di ernst. Wat betreft do belasting. Velen is de schrik om het hart geslagen ten gevolge van het dagblad'bcricht, waaruit zou blij- k.- dat de belasting over goud werd 80 per Hectogram en 1.50 per Hectogram voor zi'lver. Wij rilden en beelfden bij de gedachten, dat een gram 14 kts. goud van ongeveer een gulden waarde nu 80 cents be lasting zou kosten. Gelukkig bleek dit een drukfout en was het „slechts" f 30 por Hectogram Met dat al wordt intusachen de belasting toch maar verdubbeldHet is dan ook met zeer gemengde gevoelens, dat wij er van k-eimds nemen. Uit een algemeen belasting- oogpunt beschouwd, is deze cijns voor den nooddruft van den Staat om van. te wa tertanden Een belasting op weeldeartike len bij uitnemendheid, die door den consu ment nagenoeg niet „gevoeld" zal worden, is misschien een kalfje naar de hand van misschien wel alle ministers van finan ciën, die or voor dezen waren en die ook na ons komen zullen. Voegt men daar nog bij, dat de Staat geld noodig heeft voor de handhaving eener vastberaden neutraliteit in den thans woe denden oorlog, neutraliteit, waarvan men do waarde eersb reoht leert, kennen, als men den neus even over onze grenzen in een der oorlogvoerende landen heeft gesto ken, dan schijnt er niets tegen in te bren- &en- Maar voor het vak is het niet goed. Wij laten nog daar, dat het duurder worden der artikelen niet in het belang van den omzeb is ofschoon deze factor niet weg tc cijferen valt maar het ernstige bezVaar is, dat de wet nu meer dan ooit belasting wet worde en de waarborg weer een eindje verden in den hoek wordt geduwd.. Nu het ontwerp in dezen tijd van nieuwe belastin gen wordt ingediend, heeft het zeer veel kans door de volkvertegenwoordliging te worden aangenomen. En dan zitten wij wie weet voor hoe lang met een door de over groot© meerderheid der vakgemootcn afge keurde wet Want dit is het hoofdmoment in de be schouwingen van wat thans aan het gebeu ren is: Met de wenschen en verlangens van de overgroote meerderheid der seHatplich- tigeL wordt geen rekening gehouden. Wordt dit ontwerp wet, dan is slecht?, een zeer klein deel, zóó klein, dat het niet kan be schouwd worden als der Regeering steun van ©enigerlei beteekenis te geven, bevre digd. Van ons kan niet verlangd worden, dat wij anders do-en dan de indiening ten zeerste betreuren. Men weet hoe algemeen het voorontwerp in den lande als onaanne melijk is veroordeeld. De uitgeoefende eritiek was vernietigend. Wanneer wij hieronder de wijzigingen nagaan, die sedert zijn aange bracht, dan zal het den lez;r duidelijk zijn, dat met die eritiek zoo goed a!s geen re kening is gehouden. Zelfs den voorst miers, het zijn er, zooais gezegd, weinigen moet dit ..iet aangenaam getroffen hebben. Na een bespreking der verseinden le arti kelen van liet wetsontwerp, schrijft „ONS MAANDBLAD'"' verder: Zeer vluchtig zijn hierboven de aange brachte nieuwe wijzigingen behandeld. Ons ontbrak den tijd dit grondiger to doen. Het ligt in onze bedoeling verschillende punten nader te bespreken, zoo mogelijk aan de hand van de beocrdeslingen, die ongetwijfeld uit vakkringen zullen voortkomen. Gewezen zij echter nu reeds op het ont breken van de nagenoeg algemeen ge- wenschle wijziging: die der verheoging van het minimunigehalte. Zelfs is tot het mi nimum der wet van 1852, zijnde 250/1000, weder teruggekeerd. Hoe weinig aandacht geschonken is aan de zoo duidelijk tot uiting gekomen open bare meening in het vak, blijkt uit de Me morie van Toelichting. Die, welke bij het voorontwerp was gevoegd, zegt o. a. 3): „Daarbij dringt zicb, als een der meest voor de hand liggende middelen, om de mo.i- lijkhcid, verbonden aan het bestaan van liet belastingteeken, te ondervangen, de rege ling op om waarborg en belasting te doen samenvallen, in dier voege, dat voorwerpen met een goud- of zilvergehalte beneden de laagst gewaarborgde gehalten, niet langer als goud en zilver zullen erkend worden, met liet daaruit voortvloeiende verbod deze voorwerpen als goud en zilver in den han del te brengen.'' „Het dient erkend, dat dez^ oplossing in sc m mi ge kringen der belanghebbenden, wordt voorgestaan en verdedigd/' Wp kunnen begrijpen, dat de Memorie van Toelichting, behoorende bij het voor ontwerp, hier van „sommige kringen" spreekt. De minderheid, in de commissie aan wezig, die deze oplossing voorstond en ver dedigde, bestond slechts uit één lid. Doch dat deze uitspraak ook bij het thans inge diende ontwerp behouden bleef, is ons vol komen onverklaarbaar. Het kan dsn Minister niet onbekend zijn, dat de op het vooront werp geoefende eritiek ten deze niet uit „sommige" kringen voortkwam, doch uit na genoeg alle. Deze kringen zouden het zeer op prijs ge steld hebben van den Minister te vernemen, waarom Z.Éxc. tegen de tot uiting geko men openbare raeening wenscht in te gaan. De groote verwondering toch, waarmede handhaving van het lage minimum der wet van 1852 wordt aangezien, schynt ons nog overtroffen door de verbazing, waarmede men do meening vindt neergeschreven, dat de verhooging slechts door „sommige" krin gen wordt gewenscht. 0 n de rw ijls re visie. „DE STAN DAARD" zegt in een driestar Onder voor- b e li oud: Moet liet voor ons bij de Revisie worden: Alles of niets? Stel, de Onderwijs-Commi-ssie zendt aan Binnenlandsche Zaken een rapport toe, waar in slechts gedeeltelijke ge!ij'.h.i 1 in po sitie voor Links en Rechts, ten opzichte van do Lagere School geboden wordt, zou dan, als het Kabinet een aldus geredigeerd arti kel 192 bij de Revisie in zake Art. 80 voegt, zulk een Kivisie in elk geval van Antirevo lutionaire zijde moeten verworpen worden? Dit volgt uit niets. Wie het geheel nog niet krijgen kan, wijst daarom de helft of het driikv art niet af. Integendeel, zelfs minder dan de helft- zouden we niet versmaden. Edoch, onder het vanzelf sprekend voor behoud, dat we de mogelijkheid van een betere kans niet door lauwheid of onbe slistheid verspelen. Thans, nu het jachtveld nog geheel open slaat, mag uiteraard onze toeleg g:o:i andere zijn, dan orn den vollen eisch zoo per tinent mogelijk te doen gelden. Ook aan onze medewerking kan, om de twee derden ook in de Eerst-3 Kamer vol te krijgen, volstrekte behoefte bist a a. Dat weet het Kabinet eu ook wij weten het, en van deze ons toekomende bischou- wingsmogelijkheid, mogen en moeten we tot den eindo toe volhardend gebruik maken, om, indien eenigszins mogelijk, onzen vollen eisch vervuld te krijgen. Voorshands dus geen voetbreed wijken. Komt het echter ten slott9 zóó te staan, dat het niet alles of nist-s wTordt, dan kan het zeer wel plicht werden, om ons te voe gen. en het mindere te aanvaarden. Alleen maar, en dit worde wel in het oog gehouden, moeten we het met de helft of met drie vierde doen, dan behouden we vanzelf ook ons volle recht, om na de Re visie in onzen alouden strijd te volharden. Kregen we gelijkheid, dan raUiurlijk zou vooraan en verder van allen strijd op dit punt zijn af te zien, en kon de School- vrede ook door ons van onze klokketorens worden ingeluid. Loopt het daarentegen zóó, dat we nog altoos de helft of een vierde ons onthouden zien van wat ons naar recht en reden toekomt, dan zullen we wel dankbaar aan vaarden, wat we alvast weer winnen, maar om straks bij alle gelegenheid, die zich gun stig voordoet, den alouden strijd weer op te vatten, ten einde van de heele of halve Helotanpositie over te ga.au in de volle positie van burgers onder gelijkheid van rechten. Engeland! Engeland! Mijnheer de Redacteur! A.s -ijverig lezer van het „Leidsch Dag blad volg ik getrouw de beschouwingen over het oorlog-stooneel. Dat daarbij mijn sympathieën, na ors va derland, het meest Aan den kant der ge allieerden staan, is mijn recht. Alleen, ik hem mij steeds gewend, niet door een En- gelschen bril te zien, maar mijn oogen wijd open te doen. Daarom is he? ook, M. de R., dat ik u eenige ruimte vraag in ons Dagblad, omdat ik zoo gaarne wilde, dat mijn gedachten ook eens door Engelschcn zouden gelezen worden. Ik erger mij .dik wijls aan sommige berichten. Als daar van een Amerikaan uit Londen bericht wordt, dat, volgens hem, na nog twee jaar vechtens Engeland er bovenop zal zijn, dan zie ik hem gr^nzena aan zijn geldlade zitten met de ge dachte: „'t Gaat goed zoo, jongens; vech ten maar!" Wat nut doet toch zulk een Lon- densch bericht? Mij dunkt, de Londensche redacteurs moeten hebben gelachen als een „farmer with a bad toothache." En dan die vloed van telegrammen uit New-York, hij het torpedeer en van een of ander passagiersschip! De Duitscher lacht om al die drukte. Verder dat geschrijf van: de Duitscher. heeft gebrek aan eten, wol, benzine, koper, patronen... soldaten', enz. Ik wilde, dat men m de kranten 'der geallieerden dat schrij ven eens heelemaal staakte en voorlaan eens van de gedachte uitging: „Duitschland kan nog wel tweemaal z.o- veei." Vindt men, dat ik al te pessimistisch ben? Met bange zorg zie ik telkens naar Ser vië. Want binnen énkele dagen zal het 't if>t van België deelen. Dat wil zeggen: onder, den Duitschen hiel worden vertrad; boven dien beroofd door de Bulgaren en- gemar teld door de Albaneezen. klaar er is meer en voor Engeland on eindig veel meer. Want de weg van Ber lijn naar Konstantinone!, ncc-n, zelfs naar Egypte en Bagdad, is open. Erger s ag kon aan Engeland niet gegeven worden. Steeds I heeft Engeland vertrouwd op Roemenië, Bul garije, Grieken-and. Maar wat is Engeland l.voor die volken? Een gebroken rietstal Al- leen de vree-s hield die landen rustig. Roe menië heeft naast zijn deur den grooten. buurman Rus. Griekenlands steden liggen alle onder den rook der Eng eisch e oorlogs schepen. Slechts Bulgarije kon zeggen: Je doet mij niks, en het geweldige Duitsch- iana komt me helpen. Vandaar, dat Bulga rije het eerst het masker afwierp. Grieken land volgt wel, ondanks al die warme ont vangsten. En Roemenië't Zou z:o graag Bcfsarabië hebben van Rusland. Neen, M. de R., had Engeland een half millioen sol- daten kunnen landen (met een goede re serve) vóór drie maanden, wie weet, Bul- gnir© had een medestander kunnen zijn. Nu Houden zij 't liever met den boni dan met de kat. En geef ze eens ongelijk! Wel schre ven de Engelsche en Fransche bladen van groote troepenmachten, die geland, waren in Saloniki; maar voor wie was toc-h die bluf? De Duitse hers wisten het toch wel precies. En zij nemen hun maatregelen. Nu is de weg naar Konstantinopel vrij en Ser vië verwoest. Wat nu? Drieërlei is mogelijk: "lo. De Duitscher keert zijn legers weer tegen de Russen en laat Bulgarije verder do zaken of knappen, dat den toestand aanstonds vrrwel in de hand heeft. 2o. De Duitsche legers dringen door en bezorgen aan Oostenrijk de lang begeerde haven Saloniki. Wat Griekenland en Bulga rije daarvan zeggen, kan hen niets schelen. Misschien ook b.ij ven ze voorloop ig liever goede vrienden en komen ze later om Sa loniki. 3o. Duitschland gaat een groot T^rksoh leger vormen eender leading van ecnigo honderden Duitsohe officieren. De Turk, gekleed in Duitsch laken, flink toegerust met Duitsche kanonnen on geweren. O, ik hoor al weer roepen Dat kan Düitsdh- land niet mo&r En een geweldig Turksch leger rukt op. naar Egypte en naar Bagdad. Zullen dan Perrië, Afghanistan, Britsch-Ind'ie, Egyp te niet ópstaan Zij mogen nu nog trouw wezen maar als geen vrees hen meer weerhoudt? Dan zal Engelands ellende niet te overzien zijn. Bijna nooit heeft een volk voor zijn vreem de overheerschers gekozen. Wat zal Enge land straks doen, als Perzen en Afghan en, Gravida's cn Hindoes opstaan, vóórzien van Duitsche geweren, opgeruid door Turk sch e agentenHoe zal Engeland dat koe ren! Is Engeland daarvoor nu blind? vraag ik me dikwijls af. Al dat gepraat van „er goed voor staan", „eiken dag nauwer met Frankrijk verbon den", „meer dan ooit vertrouwend op een Uit het Eugelsch van Miss YONGE. (Nadruk Verboden). 20) „Neen, nimmer!" sprak Yiolette. „'Ik mis den Helvellyn iederen morgen, wan neer ik uit het raam zie." „Zijt gij bekend in de streek van de Meeren?" vroeg de jonge dame. „Uit mijn huis uit mijn ouderlijk huis heeft men het gezicht op de West-more- landsche bergen. Zijt gij daar geweest?" „Mama cn ik hebben er eens een maand met onuitsprekelijk veel genoegen doorge bracht." „O, en hebt gij den Helvellyn beklom men?" ,,,Ja, niettegenstaande het stortregende; welk een heerlijk uitzicht heeft men daar Zij waren beiden verwonderd, dat het reods tijd was om aan tafel to gaan. Vio lette werd naast John Martindale ge plaatst cn had alzoo gelegenheid naar den naam barer nieuwe kennis te vernemen. „Miss Brandon, meent gij „O, neen, niet Miss Brandon, maar dat - blonde, bleeke meisje, met dat lichtpaars ncteldoeksche kleedje, dat daar zooeven met mij sprak." „Ik zag u met Miss Brandon praten." „Is het mogelijk? Zij leek even confuus en verward als ik." „Dio beschrijving p_.st volkomen op Em ma Brandon," hernam John lachend. „Wie zou zoo iets gedacht hebbenIk zou het niet in de gedachte gekregen heb ben haar aan te spreken, als ik had kun nen gissen wie zij was. Ik deed het slechts, omdat zij er zoo verlegen uitzag; ik ben toch niet te opdringond geweest, ben ik wel?" „In geenen deele. Gij zijt hier thuis hot was dus een groote beleefdheid van u." „Houdt gij van haar?" zei Violette daarop. „Ik geloof, dat zij een goed slag van een meisje is, en haar moeder behoort Eot onze oudste vriendin. Het zijn uitmuntende, ver standige lieden, die zeer vee! goed doen." „En denk eens aan, zij is in West-more- land geweest! Zij heeft den Helvellyn ge zien." Violette was de eenige, die ooit tot John sprak in het hartelijke en gulle vertrou wen, dat hij in haar vreugde zou deelen; hij werd zelf vroolijk en opgewekt 'bij het zien van haar gezichtje, dat van blijdschap straalde, en lokte haar uit hem een ver haal te doen van het beklimmen van den berg Helvellyn, welke tocht tot aan de vorige lente de voornaamste gebeurtenis in haar leven had uitgemaakt. Na het diner in het salon teruggekeerd, begaf Miss Brandon zich dadelijk naar haar moeder, wier zijde zij niet verliet. Violette wensóhte hartelijk, dat ook zij oen moeder mocht hebben, om haar te be schermen, en daar zij zich niet bij do oude re cl'aanes durfde wagen, bleef zij in den kring der jongere staan, met welke Theo dora een afgemeten gesprek voerde. De bewoners der naburige buitenverblijven wa ren altijd bijzonder vereerd met een uitnoo- diging op Martindale, ofschoon men nergens stijver partijen gaf. Doch nu had ieder der gaston voel op te merken, om bij zijn thuis komst een beschrijving te kunnen gewen van de jonge vrouw, en de jonge dames waren er meer op uit, haar voorkomen eens goocl op te nemen, clan wel om oen onder werp van gesprek te zoeken. Na bijna tien minuten op dieze niet zeer aangename wijze doorgebracht te hebben, zag zij Lady Martindale naderen, die haar toevoegde: „Mijn lieve, Lady Elisabeth Brandon wensóhte aan u voorgesteld te worden". „Aan 'mijViolette volgde haar en maakte blozend een nijgingdaarop werd haar hand! hartelijk gedrukt on con zeer aangename stem sprak haar toe. Lady Eli zabeth en haar dochter ruimden een plaats je voor haar in; zij zat tusschcn die beide, cn was hoogst gelukkig over haar eigen dierbaar lamd te kunnen spreken. Arthur was vergenoegd haar in zulk goed' gezelschap te zien, en John voegde zich bij haar, en hield zich den geheelen avond met Lady Elizabeth bezig. Den volgenden morgen verwachtte Vio lette, dat Theordiora zich geheel van Miss Brandon zou meester maken, doch Theodo ra had haar redlenen om geen verandering te maken in do wijze, waarop zij haar mor genuren besteedde. Zij was overtuigd, dat Lady Elizabeth volstrekt geen geheime plannen had voor haar dbohter, doch zoo dra zij ontdekt had, dat mevrouw Nesbit, nu haar oogmerk met Arthur verijdeld was, moeite scheen te doen om John tot berit- ter van Rickworth. te maken, had zij zich stellig voorgenomen, van haar zijde geen aanleiding te geven, dat de rijke erfdoch ter werd opgedrongenen daar zij Emma voor ©en der vervelendst© en ©iunoozolste meisjes van haar kennis Meld, vond zij het zeer aangenaam, ©en voldoen de reden te kunnen vinden oan rich niet met haar te bemoeien. De taak om llaar gezelschap te houden viel dus aan do jonge mevrouw Martindale ten deel. Zij gingen te zamen naar den pauw zien en deden een heerlijke wande ling in den bloementuin, waar zij met veel voorkomendheid door Mr. Harrison ont vangen werden, die er rich ©on genoegen uit "maakte haar zijn schatten te laten zien, en Violette met complimenten overlaadde, toen zij hem vroeg of hij een paar vitte ro zen missen kon, die zij in haar kapsel wilde doen. Miss Branclon sprak zuchtende en klagen de over het aanstaande hal, en verklaarde, dat zij er geweldig tegen opzagzij zou zioh doodelijk vervelen, en had een hekel aan dansen, en, wat nog het ergste was, dan kwam dat vervelende toilet maken en nog bij. „Het spijt mij zeer, dat gij er niet van houdt" zei Violette; „maar dat is met alle verstandige lieden het geval." „Och neen, mama zegt, dat ik er zooveel tegenzin in heb, niet omdat ik to verstan dig ben, maar omdat ik zoo slecht dans, en zij heeft gaarne, dat ik mede doe." „Dat verheugt mij. Mijn mama vindt er ook niets onverstandigs in." „Houdt gij veel van dansen zeker wol?" „O ja, zeer veel" riep Violette eenige luch tige passen makende. „Maar ik zou gaarne met niemand dan met hem dansen." Dit was het eenige punt, waarover de beide dames het niet eens waren over schoolboeken, helden zoowel uit de ge schiedenis als uit dó romans over do ge dichten van Wordsworth waren zij vol maakt van hetzelfde gevoelen. Misschien was het verstand van Emma meer gevormd en beschaafd, doch Violette oordeelde met meer fijnheid en juistheid. Emma nam do eerste gelegenheid te baat, om haar verrukking over mevrouw Martin dale aan haar moeder mede te deelen. Zij hield niet op, haiar juist oordeel te roe men, en zeide, dat a.lles aantoonde, dat zij zeer welopgevoed was. „Zij schijnt een allerliefst, zachtzinnig vrouwtje", gaf Lady Elizabeth ten ant woord, „en ik hoop, dat zij alle® zijn mego wat zij schijnt. Lord Martindale heeft mij verhaald, dat niemand dan haar vader dat huwelijksplan heeft bedacht, en drtt zij or volstrekt geen schuld aan heeft, liet arme kind „Zij ziet er ook uit als ware zij niet in staat iets verkeerds te doen. Mama, ik weet nog niet of gij het gaarne hebt, dat wij vriendinnen worden maar ik voelde mij als vanzelf tot haar aangetrokken en zij zeide zoo veel lic-fs, dat ik zeker weet. dat gij van haar houden zult. Gij weet, lieve mama, dat ik nooit met iemand vreemds terecht heb kunnen komen, maar van het o ogen blik af, dat zij in de kamer kwam en mij met haar zachte stem aansprak heb ik een gevoel gehad alsof ik haar lief moest hebben voordat ik nog wist wie zo was en nu ik het weet, kan ik niet min der van haar houden." „Zij is zoo ongemaakt nederig!" sprak Lady Elizabeth. „Ik had niet verwacht, dat Arthur Martndale's keuze zoo goed zou zijn uitgevallen." „Het verwondert mij niet, dat. hij op het eerste gezicht op haar verliefdeIk zou 't mij niet hebben kunnen begrijpen als hij an ders gedaan had." „Mij dunkt-, dait gij zijn voorbeeld volgt", zeide Lady Elizabeth schertsende. „Was dat niet heerlijk, mama? Theodora; heeft ons den geheelen morgen alleen gola-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 9