N°. 17103
Zalerdng 27 November.
Tweede E51ad.
A0. 1915.
Officioele Kennisgeving.
Persoverzicht.
Ingezonden.
FEUILLETON
Violette of de Schoonzuster.
LEIDSCH
l-vs
INKOMSTENBELASTING.
Burgemeester eu Welooudert, van
Leiden brengen i i herinnering, dat den
80en November c.k. de 5c termijn vervalt
van de Plaatselijke Inkomstenbelasting,
dienst 11)15, en dat alzoo op den
Jen Deccnibc* minsters 5/6 gedeelten van
den aanslag moeten zijn voldaan.
Tevens worden de belastingschuldigen
<r op gewezen, dat, tengevolge van het
aanhouden .Ier bijzondere tijdsomstandig
heden, ook dit jaar door !e gemeente vele
buitengewone uitgaven moeten worden
gedaan. Aangezien de gemeentekas hier
toe niet altijd toereikend zal zijn, zullen
grootere sommen voor casgeld moeten
worden opgenomen. Teneinde deze on-
noodigo kosten zooveel mogelijk te voor
komen, worden de belastingschuldigen
verzocht hun belastingpennugen stipt op
tijd te betalen.
Het verdient bovendien aanbeveling oin,
zoo mogelijk, cien gchcclen aanslag te
voldoen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
N. C. DE GIJSELA AR
Burgemeester.
VAN STRIJEN,
Secretaris.
Leiden, den 24en Novembc^ 1915.
Belasting op de Doode Hand.
„DE TIJD" is niet te spreken over mi
nister Treub? plan om betasting te heffen
op goederen in de Doode Hand.
Het blad schrijft o.a.
Er bestaan in Nederland verschillende
religieuze congregaties (men denke aan
do CoDgregatie der broeders van Maas
tricht, van de Fraters en Zusters van Til
burg, van 's-Bosch, Schijndel en Vechel,
enz.), die een vermogen bezitten van een
millioen, enkele misschien van millioenen
alleen aan an roe rend goed, ils daar
zijn reusachtige Moederhuizen met ie noo-
dige lokaliteiten aan kweekscholen, novi
ciaten, enz., dikwijls in het centrum der
stad gelegen; de talrijke, daarvan afhan
kelijke surcursaalhiuzen In 't binnen- en
buitenland, die haar als eigendom toebe-
hoor-en, enz. Die instellingen hebben bo
vendien aanzienlijke inkomsten, gedeelte
lijk van Rijks- en andere subsidies, gedeel
telijk van eigen roerend vermogen (effec
ten, enz.) Doch alle genoemde Congre
gaties hebben de inkomsten broódnoo-
dig, om aan haar doel te kunnen beant-^
woorden, o.a. om het onderwijs en do op
voeding der jeugd naar behoor en te kun
nen behartigen, de gebouwen te onder
houden en, zoo noodig, verder uit to brei
den, haar lieFdewcrken hier of elders, o.a,
in do missie-landen, te vestigen en verder
to planten, enz., enz.
Het is ons bekend, dat thans reeds alle
door ons genoemde instellingen over te
weinig kapitaal beschikken, om naar
wensch ten algemeenen nutte werkzaam
te kunnen zijn Vandaar dat sommige
voor nieuwe ondernemingen groote schul
den mototen maken.
Men verbeelde zich nu, dat de ontwer-
pcn-Trcub wet mochten worden. Wat een
ontzaglijke sommen zouden bedoelde Con
gregaties dan jaarlijks moeten opbrengen!
Men rekene het maar uit, en zal terstond
inzien, dat zulke last de expansie-kracht
van aEe moet verlammen en vele tot
ondergang zal voeren.
Het blaa noemt het een grove onbil
lijkheid, dat instellingen, die haar vermo
gen uitsluitend gebruiken ten bate van on
derwijs en de uitoefening der weldadig
heid, dus ten algemeenen nutte, tevens
voor zoover zij instellingen zijn van onder
wijs en 'liefdadigheid, ook ten algemeenen
nutte belasting moeten betalen.
Wetsontwerp op den Waar
borg. „ONS MAANDBLAD", gewijd
aan de belangen van Goud- en Zilvern ij ver
heid, schrijft:
Gelijk onzen lezers reeds uit do dagbla
den bleek is bij de 2e Kamer 'n nieuw wets
ontwerp op den waarborg-en de belasting
op de gouden en zilveren .werken aanhangig'
gemaakt. Anders gezegd, het „vooruit
werp", door de bekende, commissie samen
gesteld, is tthans „ontwerp" geworden.
Welke veranderingen het daarbij ondergaan
heeft, zij in de vólgende regelen onderzocht.
Wat betreft den naam der wet. Het
schijnt, dat deze thans luiden zal„Wet
op den Waarborg en de Belasting op de
Gouden en Zilveren Werken". Velen met
ons zullen bij het lezen er van gestruikeld
zijn over dfe woordjes „op de", die het
woord „der", bij den naam der wet van
1852 hebbe.. vervangen. Do statige klank,
diie bij het lezen van den titel steeds naar
voren kwam, is er mee weg. De rustig loo-
pende D-trein gaat bier over een wissel
wij voelen het heel even als een onaan
genaamheid] e. Toegegeven zij, dat het
genitief „der" ons vroeger ook mieb ge
heel bevredigdemaar nu begrijpt men,
dat do mannen van 1852 hier een offer
brachten op het altaar van den Bragi-
di ernst.
Wat betreft do belasting. Velen is de
schrik om het hart geslagen ten gevolge
van het dagblad'bcricht, waaruit zou blij-
k.- dat de belasting over goud werd 80
per Hectogram en 1.50 per Hectogram
voor zi'lver. Wij rilden en beelfden bij de
gedachten, dat een gram 14 kts. goud van
ongeveer een gulden waarde nu 80 cents be
lasting zou kosten. Gelukkig bleek dit een
drukfout en was het „slechts" f 30 por
Hectogram
Met dat al wordt intusachen de belasting
toch maar verdubbeldHet is dan ook met
zeer gemengde gevoelens, dat wij er van
k-eimds nemen. Uit een algemeen belasting-
oogpunt beschouwd, is deze cijns voor
den nooddruft van den Staat om van. te wa
tertanden Een belasting op weeldeartike
len bij uitnemendheid, die door den consu
ment nagenoeg niet „gevoeld" zal worden,
is misschien een kalfje naar de hand van
misschien wel alle ministers van finan
ciën, die or voor dezen waren en die ook
na ons komen zullen.
Voegt men daar nog bij, dat de Staat geld
noodig heeft voor de handhaving eener
vastberaden neutraliteit in den thans woe
denden oorlog, neutraliteit, waarvan men
do waarde eersb reoht leert, kennen, als
men den neus even over onze grenzen in
een der oorlogvoerende landen heeft gesto
ken, dan schijnt er niets tegen in te bren-
&en-
Maar voor het vak is het niet goed. Wij
laten nog daar, dat het duurder worden
der artikelen niet in het belang van den
omzeb is ofschoon deze factor niet weg tc
cijferen valt maar het ernstige bezVaar
is, dat de wet nu meer dan ooit belasting
wet worde en de waarborg weer een eindje
verden in den hoek wordt geduwd.. Nu het
ontwerp in dezen tijd van nieuwe belastin
gen wordt ingediend, heeft het zeer veel
kans door de volkvertegenwoordliging te
worden aangenomen. En dan zitten wij wie
weet voor hoe lang met een door de over
groot© meerderheid der vakgemootcn afge
keurde wet
Want dit is het hoofdmoment in de be
schouwingen van wat thans aan het gebeu
ren is: Met de wenschen en verlangens van
de overgroote meerderheid der seHatplich-
tigeL wordt geen rekening gehouden. Wordt
dit ontwerp wet, dan is slecht?, een zeer
klein deel, zóó klein, dat het niet kan be
schouwd worden als der Regeering steun
van ©enigerlei beteekenis te geven, bevre
digd. Van ons kan niet verlangd worden,
dat wij anders do-en dan de indiening ten
zeerste betreuren. Men weet hoe algemeen
het voorontwerp in den lande als onaanne
melijk is veroordeeld. De uitgeoefende eritiek
was vernietigend. Wanneer wij hieronder de
wijzigingen nagaan, die sedert zijn aange
bracht, dan zal het den lez;r duidelijk zijn,
dat met die eritiek zoo goed a!s geen re
kening is gehouden. Zelfs den voorst miers,
het zijn er, zooais gezegd, weinigen
moet dit ..iet aangenaam getroffen hebben.
Na een bespreking der verseinden le arti
kelen van liet wetsontwerp, schrijft „ONS
MAANDBLAD'"' verder:
Zeer vluchtig zijn hierboven de aange
brachte nieuwe wijzigingen behandeld. Ons
ontbrak den tijd dit grondiger to doen. Het
ligt in onze bedoeling verschillende punten
nader te bespreken, zoo mogelijk aan de hand
van de beocrdeslingen, die ongetwijfeld uit
vakkringen zullen voortkomen.
Gewezen zij echter nu reeds op het ont
breken van de nagenoeg algemeen ge-
wenschle wijziging: die der verheoging van
het minimunigehalte. Zelfs is tot het mi
nimum der wet van 1852, zijnde 250/1000,
weder teruggekeerd.
Hoe weinig aandacht geschonken is aan
de zoo duidelijk tot uiting gekomen open
bare meening in het vak, blijkt uit de Me
morie van Toelichting. Die, welke bij het
voorontwerp was gevoegd, zegt o. a. 3):
„Daarbij dringt zicb, als een der meest
voor de hand liggende middelen, om de mo.i-
lijkhcid, verbonden aan het bestaan van liet
belastingteeken, te ondervangen, de rege
ling op om waarborg en belasting te doen
samenvallen, in dier voege, dat voorwerpen
met een goud- of zilvergehalte beneden de
laagst gewaarborgde gehalten, niet langer
als goud en zilver zullen erkend worden,
met liet daaruit voortvloeiende verbod deze
voorwerpen als goud en zilver in den han
del te brengen.''
„Het dient erkend, dat dez^ oplossing in
sc m mi ge kringen der belanghebbenden, wordt
voorgestaan en verdedigd/'
Wp kunnen begrijpen, dat de Memorie
van Toelichting, behoorende bij het voor
ontwerp, hier van „sommige kringen"
spreekt. De minderheid, in de commissie aan
wezig, die deze oplossing voorstond en ver
dedigde, bestond slechts uit één lid. Doch
dat deze uitspraak ook bij het thans inge
diende ontwerp behouden bleef, is ons vol
komen onverklaarbaar. Het kan dsn Minister
niet onbekend zijn, dat de op het vooront
werp geoefende eritiek ten deze niet uit
„sommige" kringen voortkwam, doch uit na
genoeg alle.
Deze kringen zouden het zeer op prijs ge
steld hebben van den Minister te vernemen,
waarom Z.Éxc. tegen de tot uiting geko
men openbare raeening wenscht in te gaan.
De groote verwondering toch, waarmede
handhaving van het lage minimum der wet
van 1852 wordt aangezien, schynt ons nog
overtroffen door de verbazing, waarmede
men do meening vindt neergeschreven, dat
de verhooging slechts door „sommige" krin
gen wordt gewenscht.
0 n de rw ijls re visie. „DE STAN
DAARD" zegt in een driestar Onder voor-
b e li oud:
Moet liet voor ons bij de Revisie worden:
Alles of niets?
Stel, de Onderwijs-Commi-ssie zendt aan
Binnenlandsche Zaken een rapport toe, waar
in slechts gedeeltelijke ge!ij'.h.i 1 in po
sitie voor Links en Rechts, ten opzichte van
do Lagere School geboden wordt, zou dan,
als het Kabinet een aldus geredigeerd arti
kel 192 bij de Revisie in zake Art. 80 voegt,
zulk een Kivisie in elk geval van Antirevo
lutionaire zijde moeten verworpen worden?
Dit volgt uit niets.
Wie het geheel nog niet krijgen kan,
wijst daarom de helft of het driikv art niet af.
Integendeel, zelfs minder dan de helft-
zouden we niet versmaden.
Edoch, onder het vanzelf sprekend voor
behoud, dat we de mogelijkheid van een
betere kans niet door lauwheid of onbe
slistheid verspelen.
Thans, nu het jachtveld nog geheel open
slaat, mag uiteraard onze toeleg g:o:i andere
zijn, dan orn den vollen eisch zoo per
tinent mogelijk te doen gelden.
Ook aan onze medewerking kan, om de
twee derden ook in de Eerst-3 Kamer vol
te krijgen, volstrekte behoefte bist a a.
Dat weet het Kabinet eu ook wij weten
het, en van deze ons toekomende bischou-
wingsmogelijkheid, mogen en moeten we tot
den eindo toe volhardend gebruik maken,
om, indien eenigszins mogelijk, onzen vollen
eisch vervuld te krijgen.
Voorshands dus geen voetbreed wijken.
Komt het echter ten slott9 zóó te staan,
dat het niet alles of nist-s wTordt, dan kan
het zeer wel plicht werden, om ons te voe
gen. en het mindere te aanvaarden.
Alleen maar, en dit worde wel in het
oog gehouden, moeten we het met de helft
of met drie vierde doen, dan behouden we
vanzelf ook ons volle recht, om na de Re
visie in onzen alouden strijd te
volharden.
Kregen we gelijkheid, dan raUiurlijk
zou vooraan en verder van allen strijd op
dit punt zijn af te zien, en kon de School-
vrede ook door ons van onze klokketorens
worden ingeluid.
Loopt het daarentegen zóó, dat we nog
altoos de helft of een vierde ons onthouden
zien van wat ons naar recht en reden
toekomt, dan zullen we wel dankbaar aan
vaarden, wat we alvast weer winnen, maar
om straks bij alle gelegenheid, die zich gun
stig voordoet, den alouden strijd weer op
te vatten, ten einde van de heele of halve
Helotanpositie over te ga.au in de volle
positie van burgers onder gelijkheid van
rechten.
Engeland! Engeland!
Mijnheer de Redacteur!
A.s -ijverig lezer van het „Leidsch Dag
blad volg ik getrouw de beschouwingen
over het oorlog-stooneel.
Dat daarbij mijn sympathieën, na ors va
derland, het meest Aan den kant der ge
allieerden staan, is mijn recht. Alleen, ik
hem mij steeds gewend, niet door een En-
gelschen bril te zien, maar mijn oogen wijd
open te doen. Daarom is he? ook, M. de
R., dat ik u eenige ruimte vraag in ons
Dagblad, omdat ik zoo gaarne wilde, dat
mijn gedachten ook eens door Engelschcn
zouden gelezen worden. Ik erger mij .dik
wijls aan sommige berichten. Als daar van
een Amerikaan uit Londen bericht wordt,
dat, volgens hem, na nog twee jaar vechtens
Engeland er bovenop zal zijn, dan zie ik hem
gr^nzena aan zijn geldlade zitten met de ge
dachte: „'t Gaat goed zoo, jongens; vech
ten maar!" Wat nut doet toch zulk een Lon-
densch bericht? Mij dunkt, de Londensche
redacteurs moeten hebben gelachen als een
„farmer with a bad toothache."
En dan die vloed van telegrammen uit
New-York, hij het torpedeer en van een of
ander passagiersschip! De Duitscher lacht
om al die drukte.
Verder dat geschrijf van: de Duitscher.
heeft gebrek aan eten, wol, benzine, koper,
patronen... soldaten', enz. Ik wilde, dat men
m de kranten 'der geallieerden dat schrij
ven eens heelemaal staakte en voorlaan eens
van de gedachte uitging:
„Duitschland kan nog wel tweemaal z.o-
veei." Vindt men, dat ik al te pessimistisch
ben?
Met bange zorg zie ik telkens naar Ser
vië. Want binnen énkele dagen zal het 't
if>t van België deelen. Dat wil zeggen: onder,
den Duitschen hiel worden vertrad; boven
dien beroofd door de Bulgaren en- gemar
teld door de Albaneezen.
klaar er is meer en voor Engeland on
eindig veel meer. Want de weg van Ber
lijn naar Konstantinone!, ncc-n, zelfs naar
Egypte en Bagdad, is open. Erger s ag kon
aan Engeland niet gegeven worden. Steeds
I heeft Engeland vertrouwd op Roemenië, Bul
garije, Grieken-and. Maar wat is Engeland
l.voor die volken? Een gebroken rietstal Al-
leen de vree-s hield die landen rustig. Roe
menië heeft naast zijn deur den grooten.
buurman Rus. Griekenlands steden liggen
alle onder den rook der Eng eisch e oorlogs
schepen. Slechts Bulgarije kon zeggen: Je
doet mij niks, en het geweldige Duitsch-
iana komt me helpen. Vandaar, dat Bulga
rije het eerst het masker afwierp. Grieken
land volgt wel, ondanks al die warme ont
vangsten. En Roemenië't Zou z:o graag
Bcfsarabië hebben van Rusland. Neen, M.
de R., had Engeland een half millioen sol-
daten kunnen landen (met een goede re
serve) vóór drie maanden, wie weet, Bul-
gnir© had een medestander kunnen zijn. Nu
Houden zij 't liever met den boni dan met
de kat. En geef ze eens ongelijk! Wel schre
ven de Engelsche en Fransche bladen van
groote troepenmachten, die geland, waren
in Saloniki; maar voor wie was toc-h die
bluf? De Duitse hers wisten het toch wel
precies. En zij nemen hun maatregelen. Nu
is de weg naar Konstantinopel vrij en Ser
vië verwoest. Wat nu?
Drieërlei is mogelijk:
"lo. De Duitscher keert zijn legers weer
tegen de Russen en laat Bulgarije verder do
zaken of knappen, dat den toestand aanstonds
vrrwel in de hand heeft.
2o. De Duitsche legers dringen door en
bezorgen aan Oostenrijk de lang begeerde
haven Saloniki. Wat Griekenland en Bulga
rije daarvan zeggen, kan hen niets schelen.
Misschien ook b.ij ven ze voorloop ig liever
goede vrienden en komen ze later om Sa
loniki.
3o. Duitschland gaat een groot T^rksoh
leger vormen eender leading van ecnigo
honderden Duitsohe officieren. De Turk,
gekleed in Duitsch laken, flink toegerust
met Duitsche kanonnen on geweren. O,
ik hoor al weer roepen Dat kan Düitsdh-
land niet mo&r
En een geweldig Turksch leger rukt op.
naar Egypte en naar Bagdad. Zullen dan
Perrië, Afghanistan, Britsch-Ind'ie, Egyp
te niet ópstaan
Zij mogen nu nog trouw wezen maar als
geen vrees hen meer weerhoudt? Dan zal
Engelands ellende niet te overzien zijn.
Bijna nooit heeft een volk voor zijn vreem
de overheerschers gekozen. Wat zal Enge
land straks doen, als Perzen en Afghan en,
Gravida's cn Hindoes opstaan, vóórzien van
Duitsche geweren, opgeruid door Turk
sch e agentenHoe zal Engeland dat koe
ren! Is Engeland daarvoor nu blind? vraag
ik me dikwijls af.
Al dat gepraat van „er goed voor staan",
„eiken dag nauwer met Frankrijk verbon
den", „meer dan ooit vertrouwend op een
Uit het Eugelsch van Miss YONGE.
(Nadruk Verboden).
20)
„Neen, nimmer!" sprak Yiolette. „'Ik
mis den Helvellyn iederen morgen, wan
neer ik uit het raam zie."
„Zijt gij bekend in de streek van de
Meeren?" vroeg de jonge dame.
„Uit mijn huis uit mijn ouderlijk huis
heeft men het gezicht op de West-more-
landsche bergen. Zijt gij daar geweest?"
„Mama cn ik hebben er eens een maand
met onuitsprekelijk veel genoegen doorge
bracht."
„O, en hebt gij den Helvellyn beklom
men?"
,,,Ja, niettegenstaande het stortregende;
welk een heerlijk uitzicht heeft men daar
Zij waren beiden verwonderd, dat het
reods tijd was om aan tafel to gaan. Vio
lette werd naast John Martindale ge
plaatst cn had alzoo gelegenheid naar den
naam barer nieuwe kennis te vernemen.
„Miss Brandon, meent gij
„O, neen, niet Miss Brandon, maar dat
- blonde, bleeke meisje, met dat lichtpaars
ncteldoeksche kleedje, dat daar zooeven
met mij sprak."
„Ik zag u met Miss Brandon praten."
„Is het mogelijk? Zij leek even confuus
en verward als ik."
„Dio beschrijving p_.st volkomen op Em
ma Brandon," hernam John lachend.
„Wie zou zoo iets gedacht hebbenIk
zou het niet in de gedachte gekregen heb
ben haar aan te spreken, als ik had kun
nen gissen wie zij was. Ik deed het slechts,
omdat zij er zoo verlegen uitzag; ik ben
toch niet te opdringond geweest, ben ik
wel?"
„In geenen deele. Gij zijt hier thuis
hot was dus een groote beleefdheid van u."
„Houdt gij van haar?" zei Violette
daarop.
„Ik geloof, dat zij een goed slag van een
meisje is, en haar moeder behoort Eot onze
oudste vriendin. Het zijn uitmuntende, ver
standige lieden, die zeer vee! goed doen."
„En denk eens aan, zij is in West-more-
land geweest! Zij heeft den Helvellyn ge
zien."
Violette was de eenige, die ooit tot John
sprak in het hartelijke en gulle vertrou
wen, dat hij in haar vreugde zou deelen;
hij werd zelf vroolijk en opgewekt 'bij het
zien van haar gezichtje, dat van blijdschap
straalde, en lokte haar uit hem een ver
haal te doen van het beklimmen van den
berg Helvellyn, welke tocht tot aan de
vorige lente de voornaamste gebeurtenis
in haar leven had uitgemaakt.
Na het diner in het salon teruggekeerd,
begaf Miss Brandon zich dadelijk naar
haar moeder, wier zijde zij niet verliet.
Violette wensóhte hartelijk, dat ook zij
oen moeder mocht hebben, om haar te be
schermen, en daar zij zich niet bij do oude
re cl'aanes durfde wagen, bleef zij in den
kring der jongere staan, met welke Theo
dora een afgemeten gesprek voerde. De
bewoners der naburige buitenverblijven wa
ren altijd bijzonder vereerd met een uitnoo-
diging op Martindale, ofschoon men nergens
stijver partijen gaf. Doch nu had ieder der
gaston voel op te merken, om bij zijn thuis
komst een beschrijving te kunnen gewen
van de jonge vrouw, en de jonge dames
waren er meer op uit, haar voorkomen eens
goocl op te nemen, clan wel om oen onder
werp van gesprek te zoeken.
Na bijna tien minuten op dieze niet zeer
aangename wijze doorgebracht te hebben,
zag zij Lady Martindale naderen, die haar
toevoegde: „Mijn lieve, Lady Elisabeth
Brandon wensóhte aan u voorgesteld te
worden".
„Aan 'mijViolette volgde haar en
maakte blozend een nijgingdaarop werd
haar hand! hartelijk gedrukt on con zeer
aangename stem sprak haar toe. Lady Eli
zabeth en haar dochter ruimden een plaats
je voor haar in; zij zat tusschcn die beide,
cn was hoogst gelukkig over haar eigen
dierbaar lamd te kunnen spreken. Arthur
was vergenoegd haar in zulk goed' gezelschap
te zien, en John voegde zich bij haar, en
hield zich den geheelen avond met Lady
Elizabeth bezig.
Den volgenden morgen verwachtte Vio
lette, dat Theordiora zich geheel van Miss
Brandon zou meester maken, doch Theodo
ra had haar redlenen om geen verandering
te maken in do wijze, waarop zij haar mor
genuren besteedde. Zij was overtuigd, dat
Lady Elizabeth volstrekt geen geheime
plannen had voor haar dbohter, doch zoo
dra zij ontdekt had, dat mevrouw Nesbit,
nu haar oogmerk met Arthur verijdeld was,
moeite scheen te doen om John tot berit-
ter van Rickworth. te maken, had zij zich
stellig voorgenomen, van haar zijde geen
aanleiding te geven, dat de rijke erfdoch
ter werd opgedrongenen daar zij Emma
voor ©en der vervelendst© en ©iunoozolste
meisjes van haar kennis Meld, vond zij
het zeer aangenaam, ©en voldoen de reden
te kunnen vinden oan rich niet met haar te
bemoeien.
De taak om llaar gezelschap te houden
viel dus aan do jonge mevrouw Martindale
ten deel. Zij gingen te zamen naar den
pauw zien en deden een heerlijke wande
ling in den bloementuin, waar zij met veel
voorkomendheid door Mr. Harrison ont
vangen werden, die er rich ©on genoegen
uit "maakte haar zijn schatten te laten zien,
en Violette met complimenten overlaadde,
toen zij hem vroeg of hij een paar vitte ro
zen missen kon, die zij in haar kapsel wilde
doen.
Miss Branclon sprak zuchtende en klagen
de over het aanstaande hal, en verklaarde,
dat zij er geweldig tegen opzagzij zou zioh
doodelijk vervelen, en had een hekel aan
dansen, en, wat nog het ergste was, dan
kwam dat vervelende toilet maken en nog
bij.
„Het spijt mij zeer, dat gij er niet van
houdt" zei Violette; „maar dat is met alle
verstandige lieden het geval."
„Och neen, mama zegt, dat ik er zooveel
tegenzin in heb, niet omdat ik to verstan
dig ben, maar omdat ik zoo slecht dans, en
zij heeft gaarne, dat ik mede doe."
„Dat verheugt mij. Mijn mama vindt er
ook niets onverstandigs in."
„Houdt gij veel van dansen zeker wol?"
„O ja, zeer veel" riep Violette eenige luch
tige passen makende. „Maar ik zou gaarne
met niemand dan met hem dansen."
Dit was het eenige punt, waarover de
beide dames het niet eens waren over
schoolboeken, helden zoowel uit de ge
schiedenis als uit dó romans over do ge
dichten van Wordsworth waren zij vol
maakt van hetzelfde gevoelen. Misschien
was het verstand van Emma meer gevormd
en beschaafd, doch Violette oordeelde met
meer fijnheid en juistheid.
Emma nam do eerste gelegenheid te baat,
om haar verrukking over mevrouw Martin
dale aan haar moeder mede te deelen. Zij
hield niet op, haiar juist oordeel te roe
men, en zeide, dat a.lles aantoonde, dat zij
zeer welopgevoed was.
„Zij schijnt een allerliefst, zachtzinnig
vrouwtje", gaf Lady Elizabeth ten ant
woord, „en ik hoop, dat zij alle® zijn mego
wat zij schijnt. Lord Martindale heeft mij
verhaald, dat niemand dan haar vader dat
huwelijksplan heeft bedacht, en drtt zij or
volstrekt geen schuld aan heeft, liet arme
kind
„Zij ziet er ook uit als ware zij niet in
staat iets verkeerds te doen. Mama, ik
weet nog niet of gij het gaarne hebt, dat wij
vriendinnen worden maar ik voelde mij als
vanzelf tot haar aangetrokken en zij zeide
zoo veel lic-fs, dat ik zeker weet. dat gij van
haar houden zult. Gij weet, lieve mama,
dat ik nooit met iemand vreemds terecht
heb kunnen komen, maar van het o ogen
blik af, dat zij in de kamer kwam en mij
met haar zachte stem aansprak
heb ik een gevoel gehad alsof ik haar lief
moest hebben voordat ik nog wist wie zo
was en nu ik het weet, kan ik niet min
der van haar houden."
„Zij is zoo ongemaakt nederig!" sprak
Lady Elizabeth. „Ik had niet verwacht, dat
Arthur Martndale's keuze zoo goed zou zijn
uitgevallen."
„Het verwondert mij niet, dat. hij op het
eerste gezicht op haar verliefdeIk zou 't
mij niet hebben kunnen begrijpen als hij an
ders gedaan had."
„Mij dunkt-, dait gij zijn voorbeeld volgt",
zeide Lady Elizabeth schertsende.
„Was dat niet heerlijk, mama? Theodora;
heeft ons den geheelen morgen alleen gola-