Nederland en de öorlog. "Vrijdag O «Juli. IT weed© pBla.dk /y> 1915, Vragen en Antwoorden. FEUILLETON. N>. 16382 LEIDSCl DAGBLAD Met de Vereeniging tot Bevordering der Bouwkunst naar Amsterdam. Mochten de deelnemers aan de zomerex- öursie in 1914 nog juist vóór het uitbreken van den oorlog de gelegenheid hebben, Ant werpen te bezichtigen in zijn volle glorie van koopstad; dit jaar moesten de heeren het nu maar eens wat dichterbij zoeken, en was er besloten de excursie te doen plaats hebben naar Amsterdam. Wat is er nu aan Amsterdam nog voor bijzonders te zien? hoort men zoo vragen; dofh voor ons, bouwkundigen, was het wel iets bijzonders, daar wij een bezoek gingen brengen aan de groote Koopmansbeurs, en dat nog wel onder bijzonder geleide van den grooten bouwmeester, den architect Ber- lage. Zeker, het uitwendige van de Beurs is voor ieder bekend, en de meeningen van (bewonderaars en tegenovergestelde critici zyn openlijk genoegzaam geuit. Om hieruit echter een conclusie te kunnen trekken en een juist oordeel te vellen, moet men, zoo als wij het geluk hadden, den bouwmeester zelf aan het woord laten. En zoo ontving Üe eenvoudige man ons dan in alle beschei denheid daar in de vestibule van de Beurs. Hij vertelde ons de hoofdvoorwaarden, wel ke de directie had gesteld en waaraan de architect had te voldoen en waarmede bij het ontwerp rekening moest 'worden gehou den. Immers, do goederen-, 'effecten- en graanbeurs moesten alle in één gebouw on dergebracht worden, terwjjl ook 'een groot gedeelte moest beschikbaar blijven voor het verhuren van kantoorlokalen. Na deze inleiding vingen wij onze wande ling han, door dit kunststuk van Holland- Bchcn baksteenbouw. en wij maakten ken nis met de eenvoudige, 'doch daarom niet minder art:stieke werkstukken van Der Kinderen, Roland. Holst, Toorop, Zijl en Men- des da Costa, die allen, do een meer, de ander minder, 'hebben bijgedragen tot het verkrijgen van het wondervol aspect, dat het interieur der Beurs ons aanbiedt. Wat een machtigo en consequent in alle3 doorgevoerde bouwkundige constructie, treedt hier in alles naar voren! Hier geen kapiteelversieringen aaL reeksen, afle van "één model, 'doch iedere kolom een eigen c-rncering in graniet of hardsteen, ontleend aan den vorm der artikelen en gooderen welke er verhandeld worden. Het is een heole reis door het gebouw, doch jammer, zeer jammer is het, dat wy moesten ontdekken, hoe een gedeelte, ook vooral nu do effectenbeurs in een eigen tehuis is ondergebracht, thans benut wordt, voor doeleinden, die het noodig maakten, vertrekken te verkleinen door het plaatsen van schot'en, enz. Menig mooi decoratief Iwekie mist hierdoor zijn bekoring en schaadt den algemeenen opzet. Ja, mooi' is de Beurs van Amsterdam, wanneer wij haar kunnen leeren zien, zoo als de machtige geest van Berlage tracht haar ons te doen zien. Een diepen indruk vooral maakte aan het einde van den rond gang, dat machtige vertrek daar aan do hoofd-fa cade, waar de Kamer van Koop handel vhaar domicilii heeft. Dat zachte licht door dat indrukwekkend, fraai geschil derde lichtraam van Der Kinderen; die ar tistieke meubileering in blank eikenhout; dat aan één stuk gemeubileerd, waarin het Ani- sterdamsche wapen, met een oppervlak van 15 'bij 9 meter; de 'koperen kroon, afhan gende aan een anker; de wanden bekleed met een fries van brócaat-, ja, dit was wel; Jet neusje van den zalm. En toen daar dan stond, de heer Berlage in al den eenvoud van zijn persoon, le midden van zijn groot- sche schepping, zweeg de eritiek en hadden wy slechts eerbied voor den machtigen 'geest, die een dergelijk bouwkundig kunst werk schiep. Waai (Uet wonder, dat de heer J. A. Ver hoog, onzen voorzitter, namens de deelne mers zijn erkentelijkheid betuigde voor de (welwillendheid van den heer Berlage, om ons persoonlijk rond te leiden? Van de Beurs ging het nu naar het Ko ninklijk Paleis. Zeker, ook dat wereldwond- der van Jacob van Campen is uitwendig voor velen bekend, docli het interieur nu bepaald niet 't Is wel een heele overgang van een modern gebouw, zoo in het mid- deleeuwsch Dampaleis. D4ar, in die Dam- omgeving, een zucht naar eenvoud; hier in kiie galerijen en feestzalen een uiting van weelderigen kunstsmaak, thans nog verhoogd door lilet feit, dat H. M., door Haar meer der bezoek aan Amsterdam, gelast heeft de drap'sriën, enz., niet te bekleedeu. Ja, ook hier geniet men volop, vooral zij en die zijn er niet weinig die het recht hebben te dwepen met de klassieken, en wieu het minder kan schelen of een stuk sculptuur nu juist wel geheel oorspronkelijk is. B$ hen domineert de alles overheerschende [vraag: Is 't mooi? Zij willen het met eigen oog mooi zien en laten hot zich niet mooi praten. Ja, bewonderenswaardig zijn de sculpturale kunstwerken in het paleis, ver vaardigd door Quellin en zijn discipelen. Op vallend is toch echter wel, dat het gebouw, hetwelk oorspronkelijk gebouwd was voor raadhuis, ook juist te zien geeft het symr boliseeren in het beeldhouwwerk van dat gene, wat er in de kamers daarachter ge schiedde. De encadreering der verschillende kamerdeurkozijnen, met daarboven de tim- pans, enz., geven juist aan, waartoe het vertrek gebezigd werd. Aan de zaal voor faillisementen een le- digo geldkist gebeiteld, waarin de ratten zelfs niets vinden; aan de militiezaal God Marsch met zrjn huilende wolven; aan de trouwkamer de kirrende duifjes, 0 ja, sym boliek genoeg! En wat zagen we aan do Beurs? Al is daai* het beeldwerk meer en bas-relief be handeld, precies hetzelfde idee; symbolises ren van het doel en de strekking van iedere localiteit, doorgevoerd tot zelfs in de kraag- steentjes en de ijzeren bintbeschilderingen. Dus tot op zekere hoogte toch ook al weer zooals de ouden het deden, al is de vorm wat meer modern. En toen wij door al die weeldeschatten Onze wandeling maakten, gedwee volgend den „lakei in 't blauw," toen hoorden wij een verzuchting van een oudo juffrouw, die ook tot de groep bezoekers behoorde: „Ver beeld je nu toch eens," zei ze, „dat hier een bom in viel," en dat sloeg in, niet die 'bont doch die uitdrukking, want ineens dacht ieder: Ja, wat zou ons dierbaar var derland, wat zou ons prachtig Amsterdam, onnoemlijk te lyden kunnen hebben van ,üe invasie van een vijand. Moge ons dapper leger de macht hebben in tijd van nood, onze kunstwerken en pre- ciosa te beschermen! En toen stonden wij weer op het plein, waar eens was „de Dam." Ja, eens was, want nu is men bezig er een quadraat van te maken, waarop vogels van diverse plui mage hun vederen ten toon spreiden. Of het echter alle paradijsvogels zijn? En daar hoor ik een stem naast my zeggen: „Dat noemen zij nu mooi, mijnheer; nu maar geef mij oiyn ouden Dam maar weer terug, desnoods met Naatje er bij; en dan ,ook alweer onze oude Beurs, met die kolonnade en die reur zentra p er voor, en onze oude Damgevelr tjes; hè ja, dat was gezellig, zoo echt in tiem ouderwetsch; maar nu, 't is de Dam niet meer, vast niet." En ik verneem, dat er zoo honderden Amsterdammers zijn. Wie zou er gelijk hebben? Ik mag 't niet zeggen. FRED. A. .WBMPB. OOK AL SPION! Een landman an de Purmer, die een maai-machino gebruikte, wilde -daarvan een foto hebben en verzocht den 19-jarige® foto-graaf Groen, to Edam, een opname in zijn hooiland te doen. Dat gebeurde, maar de handeling werd door een soldaat opge merkt. Groen word gebracht naar het fort te Be-emster, bij do Kwadijkerbrug' Den nacht heeft hij daar doorgebracht, en gisteren is hij voor den commandant ge leid, terwijl zijn toestel in beslag genomen werd. Een gevaarlijk mensch man der 1 BOMMEN NAAR EEN ENGELSCH SCHIP GEWORPEN. Een tweetal matrozen van do „Hollandia" van den „Kon. Holl. Lloyd" welk schip van zijn reis van Buenos-Ayres is' aan gekomen, hebben medegedeeld, dat de be manning van dit schip gisteravond tusschen 7 uur en half 8 ter hoogte van de lichtsche pen Noord Hinder en Galloper, is getuige gewoest van het werpen van bommen uit oon tweetal vliegmachines op de Engelsche weckboot „Groningen", op weg naar Rot terdam. Toen de „Hollandia" op ongeveer 2 mijlen van de „Groningen" verwijderd, in dezelfde richting als dit schip voer, zag de bemanning der „Hollandia" twee vliegmachines in zicht komen, welke van uit vrij groote hoogte bommen lieten vallen naar het Engelsche schip. Terwijl men achtereenvolgons tot tien maal toe een groote ontploffing had ge hoord, gevolgd door het opslaan van een groote, breede waterzuil, zag men dat do „Groningen", na eerst gestopt te hebben, met volle kracht vooruitstoomde, om op die manier te trachten buiten het bereik der vliegmachines te komen. Voor zoover men had kunnen nagaan, werden do bommen, waarvan eon op zeer korten afstand van de „Hollandia" en in het vaarwater van dit schip ontplofte, uit eon der beide vliegma chines geworpen. Toen de beide vliegtuigen, wier bommen alle doel gemist hadden, in zuid-oostelijke richting verdwenen, seinde dc „Hollandia" een gelukwensch naar de „Groningen" waar op de „Hollandia" een telegram van dank terug ontving. DE ANTI-OORLOGRAAD EN DE LAND STORMWET. De Nederiandsche A. t'-Oorlograad hield een drukbezochte en langdurige algemeen© vergadering naar aanleiding van twee voor stellen, ingediend door een der ruim 1000 aangesloten vereenigingen, den „Bond voor Minder Marinepersoneel" ren door mevrouw Ella Petron ;en vier andere leden van den Raad, hiertoe strekkende, dat de „Neder iandsche Anti-Oorlograad" zich zoude uit spreken tegen het aanhangig wetsvoorstel tot uitbreiding van den Landstorm en stelling zoude nepien in het algemeen „tegen het meer en meer gevaarlek voor den vrede wor dende geschrijf jn een deel der Nederiand sche pers." De Raad kwam tan slotte eenstemmig tot (het besluit, idat hij stilling moet nemen tegen over alle uitingen, welke strekken om hier te lande oorlogszucht aan te kweeken. Aan gaande het «wetsontwerp besloot men even eens eenparig, -dat de Raad zich daarover tlians niet zal uitspreken. Er bestond verschil van gevoelen, of oeti bespreking van het wetsontwerp zelf wel binnen den kring van werkzaamheden van de® Baad kón liggen. Hoezeer het bestuur eenstemmig deze vraag ontkennend beant woordde, verklaarde het zich echter bereid een nieuwe algemeen© vergadering tèr bè- handeling dezer aangelegenheid uit te schrij ven. indien, naar de meening der leden, die de -gestelde vraag bevestigend beant woordden, uit de nog te verschijnen parle mentaire stukken nader mocht blijken, dat het wetsontwerp tot oorlogsgevaar zou kun nen leiden, en één of meer dezer leden één nieuwe vergadering mochten aanvragen. DE „POTSDAM", De minister van Buitenlandsche Zaken brengt ter kennis van belanghebbenden, dat door den procureur-generaal te Londen een eisch is ingediend voor het Prijzenhof tot ver beurdverklaring van een gedeelte der lading van het Noderl. stoomschip „Potsdam". LOGGER OPGEBRACHT. Gisteravond kwam bij den reeder P. de Bost te Katwijk-aan-Zee telegrafisch bericht in, dat zijn loggervaartuig, do K W 20, op do haringvisscherij door de Engelsche marine is aangehouden en naar Kirkwall werd opge bracht. NAAR ENGELAND TERUGGEKEERD. Do luitenant-vlieger mr. E. I. M. Bird, die onlangs door een LJmuider trawler als schip breukeling is opgepikt is hedenmorgen, na bekomen verlof, naar Engeland terugge keerd. ENGELSCHE VROUWEN IN ROOSENDAAL. Ee>n aanbal van 68 Engelsche vrouwen en kinderen, waaronder 5 Framacke-, kwamen gisteren uit Belgdë te Roosendaal aan, om hun reds naar Rotterdam te vervolgen, vanwaar zij Zaterdag naar Engeland zul len vertrekken met een der schepen van de Batavierlijn. Voor 't meerren-deel kwamen zij van Brussel, waar zij verbleven sedert het uitbreken van den oorlog. Onder d-eeso vrouwen waren twaalf nonnen van het klooster te Namen. Twee Engelscbe da mes, moeder en dochter, -die Brussel be zochten, juist bij 't begin van den oorlog, zijn daar al dien tijd gebleven. Zij keerden gistere®, terug, met het trouwe hondje in haar gezelscha/p, zooals een and-ere damo nog steeds haar kanarie bij zich had. Een der Engelsche nonnen, aan wio een Duitsch soldaat haar gebedenboek ontno men had, ontmoette later een Duitsch offi cier. Hij zei„U is Katholiek, ik ook. Mijn, moeder is dood, maar nu zullen mijn gebeden wel niet veel helpen. Wilt u voor mijn moeder bidden?" De non beloofde het te zullen doen en dc officier gaf haar haar gebeden-boek terug. Do heer de Yil'liers, van de Britsche lega tie verleende, geholpen door den stations chef den heer Van Rijn, den noodigen steun. EEN DESERTEUR GEÏNTERNEERD. 't Is een zeldzaamheid dat Duitschers nog in uniform overkomen. Bijna alle deser teurs trekken in België een burger-plunje aan. HET MIJNENGEVAAR. Het eendgen tijd geleden opgegeven aan tal van 539 mijnen, welke sedert het uit breken van -don oorlog op de Nederlands 3oho kust waren aangetroffen, is in de af- gcloopen maand Juni vermeerderd mot 22, waardoor dit totaal dus gestegen ia tot 561. Daarvan waren 303 mijnen van Engel- sdhen, 54 van Franschon en 53 van Duit- schen oorsprong, terwijl van 146 mijnen de oorsprong onbekend bleef. Gistermorgen kwam te Sluis weer een Dnitsoh deserteur i-n uniform aan. Het was een marinier van Knookö,-dao bij St.- Anna te Muidien op schildwacht-post stond en plots de grens overliep. Wel schoten snel eenige Duitsohe manschappen toe, dock 't was te laat. De matroos bevond z-ioh op Nederlan-d&oh gebied en bleef heel kalm onder de verwensöhin.gen zijner makkers, die hem wel heel gaarne terug zouden ge wild hebben, aan welken wensoh natuurlijk niet voldaan werd. De marinier werd ge ïnterneerd. Vraag: "Wij hebben twee katten en die zitten verschrikkelijk onder de luis. Weet U ook een middel daartegen? Antwoord: Hoe gezonder een beest is hoe minder last het van ongedforto heeft. Begin dus met de poesjes goed te verzor. en. Geef ze ook wat dierlijk voedsel, paardon- vleesch bijv. en wat melk te drinken. Sla- pon ze in een mand, houd deze dan schooD en bestrooi ze met versche inscctenpoeder. Wasch de beesten eenige dagen achtereen met een lauwwarm aftreksel van zware ta- ba- en spoel ze na met een zwak seepsopje, ook lauwwarm. Daar kunnen dc luizen niet togen. Vraag: Ik heb een vlek op een japon met benzine uitgewasschen. Nu is de vlek geheel verdwenen, maar er is oen groote kring ontstaan door dc benzine. Zou U mij ook kunnen zeggen, hoe ik dezen kring er -uit kan krijgen? Antwoord: Wasch u de vlek uit met warm water, met een paar droppels amrao' niak vermengd en strijk de vlek vochtig op. V r a a g: Ik heb in mijn huis zeer veel last van miertjes. Ze zitten door 't hoele huis, in kasten, in 't buffet-ze kruipen zelfa in den broodtrommel en zitten aan dc worst op do kelderplank, 't Is een ramp. Weet u een probaat middel, gemakkelijk toe te pas sen, om van die mierenplaag af te komen Antwoord: Mieren kunt u verwijde ren door te onderzoeken, waar het nest is, en dit overgieten met kokend water, ver mengd met carbolinc. Ge kunt ze verwijdert houden zoo het onmogelijk is het nest te ontdekken, met versche peterselie op de plaatsen te liggen, waar de mieren gewoon lijk komen. Tegen de lucht -van peterselie kunnen de beestjes niet en blijven weg. Vraag: Bijgaand staaltje is va® oen geborduurd kleedje, waarin vlekken geko men zijn van een rood-groen mantelpak, waarop een fl-e&oh. saidcylspiribus gevallen is en zoodoende op het kleedje, dat mot witte en gele zijdie geborduurd is. Weet v wellioht een middeltje om deze te verwij deren? Antwoord: Deze vlekken zijn heel moeilijk te verwijderen. Wij hebben het echter op uw staaltje geprobeerd met een verdunde oplossing van zuringzout. De vlek is vrijwel verboekt en het etaroine is niet wit geworden. Gij kunt het echter niet op de -gele zijden bloemen doen. Maar die zoudt u kunnen overwerken met dezelfde kleur zijde. VraagZou u mij ook kunnen zeggen hoo ik wijnvlekken uit een lichtblauwe japon moet krijgen? A n t w o 01 r d Wijn vlekken verwijdert men door zo mot spiritus op te lossen en' goed uit te wrijven, daarna met Sunlight- zeep en lauwwarm water afwassohen. In Noordpooldussternis. 25) Als men bedenkt, dat hun eenig ge noegen, hun eenige afleiding een goede maal tijd zou kunnen zijn, en dat liet' beste mid del 0111 scheurbuik te voorkomen een ver standig dieet is, bestaande uit gepaste ver menging van voedingstoffen, mo;-t men r.og meer meelij met hen hebben, 't Is cok wel gebeurd, dat „vangers', 11a een heelen" winter van hongerlijden en ont beren, hard verlangend naar het schip, dat hen in den zomer zoa afhalen, genoodzaakt zjjn gewordon nog een heel jaar van hon ger, gebrok en hopeloosheid te verdureD, eenvoudig omdat de reederij, ie onverschil ligheid omtrent hun lot, hen vergat. Dat ia een niet goed te maken schande voor mjjn vaderland. Zulke onverantwoordelijke, hardvochtige menschen behoorden door de wet gestraft te worden. Ik voor mij geloof, dat het klimaat do Bloohtste eigenschappen van het volk to voorschijn roept", ging Bratt voort; „maar dikwijls ook de beste. Men heeft voorbeelden van moed en opoffering; wat het hu- )®eiir betreft, dac ia hot ergste kwaad van de poolstreken. Men wordt korzelig en brom- ïfcig, vadzig en onverschillig. Dezelfde ge zichten en dezelfde stemmen vervelen de menschen zoo, ze haten elkaar, ronduit ge zegd, en zitten liever in nijpende koude of razenden storm buiten de hut, dan er in piet hun kameraden. Er gebeurt niets, hun jgedachtea moeten wel ronddraaien in hun eigen kleine wereld, ze snakken naar alleen zijn en zyn toch altijd aan elkaar vast als vroeger de galeislaven." „Maar wy hadden het toch zoo goed," zei Frida; „ja, dat heb ik aan u en professor Marmont te danken gehad. Herinnert ge u die avonden, teen liq ons een kyk gaf op do vreemde ontwikkelingsgeschiedenis van Spitsbergen? Tweemaal lag het land onder de zee, tweemaal is het daaruit verrezen. Hot heeft een tropisch klimaat gehad, toen een als in Midden-Europa, is daarna door een vulkanische massa bedekt geweest, en nu ligt het onder een vreeselijk dikke ijs korst, die misschien langzamerhand weg smelt." „Ja, het is een wonderlijk land, dat Spitsbergen," zei Bratt, „en de mannen, aan wie de eer toekomt het wetenschappelijk ontdekt te hebben, zijn wel in de eerste plaats de Zweden. De Geer, Forell, A. E. Nordenskiold en Nathorst hebben voor eeuwig hun namen verbonden aan de ge schiedenis van dat land. Het is nu al bijna een halve eeuw geleden, dat de Zweden wetenschappelijke expedities naar deze ge bieden begonnen uit te rusten, die toen in woestheid en ontoegankelijkheid niet onder deden voor andere nog niet onderzocht» doelen der aarde. Met de mannen der geo logische wetenschap gingen vele specialis ten mee. Ik, die zelf aan dierkunde gedaan heb, kan zoo goed inkomen in de geestdrift en do blijdschap van het onderzoek, 'die deze ïrjanr.c* moeten gevoeld hebben, toen ze kwamen in het klassieke land voor hun na vorsen ingen. Zie die rotsen hier, bijv., zy dra'giëh geen ^mantel van mos. geen geboomte, zy slaan naakt en schoongespoeld en verkondigen luid de vreeselijk groote krachten der natuur. Zie, hoe die lagen in het gebergte ver schoven zrjn. Er behoort sterkte tie met die enorme rotsmassa's zóó te werk te gaan. Zie I100 de benedenlagen honderdon meters over do. bovenliggende zyn heengeschoven. E11 dat gesteente bewaart schedels van vïs- schen en zeedieren, die mïllioenen jaren ge leden hier leefden, toen de golven sloe gen, waar wy nu loopen. Vermoedelijk heeft het water die rots daar zoo uitgehold. Kom; laten we daarheen gaan; misschien vinden we er een slaapplaats." Langs do rots stroomde een kleine water val, do eerste, dien zo zagen op hun langen tocht. Die klaterdo en bruiste en bracht loven mee. Het gebraden berenvleesch smaakte voor treffelijk met een dronk van dat heldere, koude water. Toen sleepten ze de zakken naar een be schutte plek in de rots en vielen doodmoe in slaap. Den volgenden morgen weird Frida wak ker, doordat er aan haat araH werd ge trokken. 't Was een vos, een mooie wit- vos, dio met hen scheen te willen ontbijten. Ze gaf een gil van schrik, zóó hard, dat Bratt er wakker van werd, en de vos weg liep eer ze nog één van beiden in hun slaperigheid besef hadden om' hun geweer te grypen. Boy was ver weg; die jaagde op eigen gelegenheid tusschen de bergen. Na een ontbijt zottan zij goedsmoeds hun moeilijken wandeltocht voort. Zy liepen, lie pen, door sneeuwjacht, regen en mist. De zachte grond, die deinde by iederen slap, was bijzonder lastig te begaan. Overal waren sporen van rendieren. Mas8r de rendieren zelf waren niet te zien. Bratt trachtte Frida op t9 vroofyken door haar jachtverhalen van Spitsbergen te doen. „Toen ik hier voor het eerst kwam; was het niets waard een rendier te schieten; zo kwamen zonder eenig toeken van angst naderbij, en als wij schoten, kwamen de andere nog dichter bij om te zien, wat het was. 't Is gebeurd, dat ze de menschen heel ver volgden; ze zyn in het minst niet schuw. Het rendier van Spitsbergen is kleiner dan do rendieren in Noorwegen; het beweegt zich sierlyk en vlug, hoeft een dikke spek laag onder de huid, daar leeft het zeker op gedurende zyn lange zwerftochten Hot is bewezen, dat het rendier over het ijs is geloopen van Novaja Zemlja tot Spits bergen; een lange reis zonder eten, niet waar? Dat zouden zelfs wy niet klaarspelen, denkt u we], freule?" Frida trachtte opgewekt te kijken, ze was vreeselijk moe. Haar voeten waren ge zwollen en bezeerd. Zo hadden nu 16 uur achtereen geloopen en waren dicht by het Eskerdal. Eindelijk hield Bratt rustpauze by een rit selend beekje. Heb frissche water en wat eten bracht hen weer op krachten. Maar wat hen ophield was de spanning of ze menschen zouden aantreffen. Bratt wist, dat or dicht aan zoo een hut stond, maar was die bewoond? Of zouden z? by vier naakte muren komen op een kaal strand? Een paar uur sliepen ze, en toen gingen ze verder. Ze zagen nu verschillende vogels, een paar snippen kwekten droevig, een troep ganzen vloog hoog in de lucht. Dat waren Spitsbergerganzen, do mooiste vogels van het eiland. Een ysmoeuw was druk bezig een oud rendiervel stuk te byten, dat met een paar takken van het gewei uit den leemigen grond opstak. Een weinig mos vertoonde zich al, en met jubel begroetten zo dat teeken van den komenden zomer. „In geen geval zullen wo hier honger lijden," zei Bratt; „hier zijn vogels genoeg, zcoals u ziet. Maar is dat niet de hut?" „Ja, ja, dat is do hut. Er stijgt rook op. Ik zie iets bewegen. We zijn gered, we zijn gered! En zo liepen er heen door water en modder; verdriet en moeheid werden ver geten, en die armoedige hut mot de vreemde menschen schenen hun een paradijs, dat hen i wenkte Maar de afstand was grooter dan re hadden gedacht. In de heldere, lichte lucht schijnt alles dichter bij dan het werkelijk is. Het is geheel onmogelijk een af:tand te berekenen; het gebeurt bijv., dat zelfs geoefenöo schutters hun doel stollen op i00 meter, waar later de afstand het dub bele blijkt te bedragen. Door het dai bewoog zich de Sassen- rivier langzaam en majestueus a's do Nijl. Er is geen strooming in. Telkens verdeelt zo zich in breede delta's 011 maakt groote bochten door 't doodscho woestijnd&l, voort- kruipend als een groote, langzame-zeesang. Aan beide zyden van liet 'dal verhieven zich Tiooge rotsen. Dat waren do Colorado- bergen en de Marniierrotsen. En verder noordelijk Zag men de besneeuwde toppen van liet Lusitan ia-gebergte. De rotswanden waren somber en gingen zeer steil naar het dal; ze hadden vreemd-fantas'isclie vor men. Zo geleken op kolossaio grafzerken, sarcophagen, waarin figuren gebeiteld wa ren door do wildste en stoutste verbeelding. (Wordt vervol gu).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 5