Nederland en de Oorlog. Tweede Blad. o Gemeentezaken. UIT ONS LAND. FEUILLETON. Wo. 16981 LEIDSCH I>oii(lei'dag «Juli. DA&BLAD Eervol Ontslag Onderwijzer-Plaatsvervangend Hoofd. Door den heer L. Vermaas, is met in gang van 1 October eervol ontslag aan gevraagd als onderw. plaatsv. Hoofd der school 3de klasse no. 4. B. en W. stellen voor dit ontslag op ge- melden datani te vorleenen. De heer Vermaas zal zich dan geheel wijden aan het directeurschap van het ge nootschap ,,TvL S. G." Benoeming Eecrares. B. en W. geven den Raad in overweging mej. J. M. H. Voigt, werkzaam als tijdelijk leerares in de plant- en dierkunde aan de H. B. S. voor Meisjes, wederom voor een jaar, alzoo tot 1 Sept. 1916, in haar be trekking te bestendigen. Verzoek om het maxim. aantal Vergunningen le verlagen. Door een zestal' Geheelonthoudersvereen. hier ter stede, is een verzoek aan den Raad gericht, om aan H. M. de Koningin een voorstel te doen, het thans voor deze ge meente geldende maximum der vergunningen tot verkoop- van sterkendrank in het klein te verlagen. B. en W. stellen voor niet in te gaan op het verzoek, omdat dit voorloopig toch geen effeov zal sorteeren. Volgens art. 4 der Drankwet mag he6 aantal gewone vergunningen in gemeenten met meer dan 50,000 zielen niet meer be dragen, dan 1 op 500 bewoners, derhalve in deze gemeente, die op 1 Januari 1915 59,560 inw. telde, niet meer dan 109. Het aantal vergunningen bedraagt thans 153 of 34 boven het maximum. Nieuwe vergunnin gen dunnen dus niet worden verleend, tenzaj Eji de aanvrage aüstandsverklaringen vaa twee bestaande vergunningen zijn overge legd. Indien men in aanmerking neemt, dat het aantal vergunningen in de laatst» 5 jaren slechts met 14 is verminderd, en het laatste jaar slechts met 2, dan is het al zeer on waarschijnlijk, dat binnen de volgende 5 jaren het maximum reeds zal zijn bereikt. Salaris-regeling der Leeraren van het Gymnasium en de H. B.-S. voor Jongens. Het lang uitblijven der goedkeuring van Gsd. Staten van de op 8 April door den Raad vastgestelde regeling der jaarwedden van bovengenoemde ambtenaren, deed reeds ver moeden, dat daartegen bij hoogere autori teiten bezwaren waren gerezen. B. en W. deelen omtrent de opmerkingen, door den Minister van Binn. Zaken gemaakt, thans een en ander mee, waaraan wij het voornaamste ontleenen. In artikel 3 der verordeniag, wenscht de Minister een bepaling te zien opgenomen omtrent het maximum aantal uren, dat eon I eeraar verplicht is les te geven; in artikol II acht de Minister het beter in jriaats van „wordt... uitgekeerd" lezen: „kan. worden uitgekeerd," terwijl hij ten slotte voorstelt de verordening, in plaats van op 1 Juli 1015, eerst op 1 Januari 1916 in wer king te doen treden. Als motief voor de wijziging van art. 11, voert de Minister aan, dat aan de Rjjks Hoo gere Burgerscholen on aan vele Gymnasia de leerarea thans verplicht worden zonder eenige vergoeding de lessen van hun onder de wapenen zijnde ambtgenooten waar te nemen, waartoe de leeraren alhier bij be houd van de vastgestelde redactie niet zou den kunnen worden verplicht. In-werking-treding der nieuwe regeling eerst op 1 Januari 1916 acht de Minister wenschelgk, aangezien door hem, ook ten aanzien van jaarwedderegelingen aan andere gymnasia, is bepaald, dat de gemeente ten opzichte van de verhoogingen van salarissen, bij nieuwe regeling in te voeren, over 1915 geen aanspraak lean maken op Rijkssubsidie, vermits het Rijk zelf hlle nieuwe wedde- verhoogingen voor dat jaar heeft terugge nomen. Ofschoon B. en W. zich met de commis sie van het M. O. niet ontveinzen, dat opne ming van oen bepaling betreffende het maxi mum aantal te geven lesuren, soms tot moei lijkheden aanleiding kan geven, willen zij toch aan het verzoek van den Minister te geimoet komen, terwijl zij ook willen vol doen (aan den wensch van den Min., om met ihet oog op de mobilisatie van leeraren in art. 11 (Ter Gynm. verord. te lezen ,,k a n worden .uitgekeerd" in plaats van „w o r d tf uitgekeerd." Wat de in-werking-treding der verord. be treft, in hun advies Van 9 dezer geven Cu ratoren van het Gymnasium In overweging het tijdstip der in-werking treding nader te bepalen op 1 October 1915. Ook B. en W: komt het voor, dat, nu de Minister be zwaar maakt tegen den datum van 1 Juli 1916 en hjj over dat jaar geen Rijkssubsi die over dê verhoogingen in uitzioht wil stel len, het alleszins aanbeveling verdient de ver ordening op 1 October 1915 in werking te doen treden. Tegenover de leeraren wordt dan zooveel mogelijk de billijkheid betracht, terwjjl de gemeente uit financieel oogpunt geen nadeel lijdt. Voor de gemeente toch komt het op het zelfde neer, of de verhoogingen op haar ge durende 3 maanden ten volle drukken, dan .wel' over oen tijdvak van 6 maanden slechts voor de helft, zooal3 aanvankelijk, met het oog op de Rijkssubsidie ad 50 pCt., werd aangenomen. Indien evenwel de Gymnasium-verordening eerst op 1 Ootober 1916 in werking treedt, dient o.i. ook de H. B. S.-verordening op dien datum in working te treden en, als gevolg hiervan, eveneens de mede in de ver gadering van 8 April j.l. vastgestelde ver ordening, houdende wijziging der verorde ning ,van 8 Sept. 1895, voor de Hoogere Burgerschool voor Jongens. Niet alleen toch is het rationeel, dat de beide eerstgenoem de verordeningen gelijktijdig in werking tre den, doch bovendien wordt voor de leeraren, die aan beide inrichtingen Verbonden zijn, de som der lesuren, door hen aan elk der inriohlingen gegeven, als maatstaf voor de berekening hunner bezoldiging aangenomen. En die samentelling is natuurlijk alleen mo gelijk, indien de regelingen voor Gymnasium en H. B. S. voor Jongens dezelfde zijn, in dien derhalve in casu de beide verordeningen op hetzelfde tijdstip in wea'king treden. Onder mededeeling, dat de Minister, met wien B. en W. zich nader in verbinding heb ben gesteld, verklaard heeft na aanbrenging van de boven aangegeven wijzigingen, de verordeningen te zullen goedkeuren, mits slechts door de gemeente geen aanspraak worde gemaakt op een hoogere subsidie over het jaar 1915, géven B. en W. in overwe ging aan de wenschen van den Minister Jp voldoen, de verordeningen in dien geest te wijzigen, evenwel met dien verstande, dat niet de verordeningen zooals de Minister dit wenscht, op 1 Januari in 1916 in werking tredon, jnaar op 1 October a.s. FAILLISSEMENTEN. J. Jansen, vroeger aannemer te Ter- neuzen, thans hoofd eener openbare lagere school te Zaamslag. Th. J. A van Rossum, handelaar in ge distilleerd, te Harlmgen. UIT ONZE STAD. LEIDSCHE BESTUURDERSBOND. Opgave vam de week van 21 tot 26 Juni. Tonaal Lodental 1726. Werklooze leden 27 Aantal kinderen be neden 16 jaar 24 Loonverlies per week f 325.95 Vergoeding v. d. Patroon f 3 van bot Steunoomité 20.50 Uitkeerlng Tverkloozenkas 85.— 108.60 Loonverlies per week r-rrf 217.45 Gedeeltelijk werkloo ze loden 210 Aantal minder werk uren por week 2511 Aantal kinderen be neden de 16 jaar 313 Loonverlies per week f 426.12 Vergoeding v. d. Patroon f van het Steunoomité 21.60 Uitkeerlng werkloozenkas 108.27 219.87 Loonverlies por week r—206 25 Aantal onder de wapenen 263 l) Aantal kindoren be nedon 16 jaar 291 Loonverlies per week f 3239.05 Vergoeding v. d. Patroon f 291.02s van bet Rijk 993.15 M Steuncomité 12.15 1296.32s Loonverlies per week 1942.72® Totaal loonverlies per week, waarbij betrok ken 600 leden f 2366.42* Dit getal wordt gevormd door! Gehuwden en kostwinners, welke vergoeding ontvangen Workzoam bij Gemeente, Rijk en Spoorweg- Maatsokappijen Ongehuwden, welke geen vergoeding en geen loon ontvangen Totaal STEUNCOMITÉ LEIDEN, OORLOGSTOESTAND 1914. Staat van Ontvangsten ©n Uitgaven tot ©n met Dinsdag, G Juli 1915. Vorige opgaaf x U J 95.332,93$ Ooll. dubbeltje ol een oent i f 256.43$ Kon. Nat. Steuno. (rest. op hunrbona) >y 194.10 450,53$ 95.783,47 Sedert ontvangen van- ers. „De Automaat" f 1.30; K. K. Speolpotjo f 6.60j Afdr. „Loidaoh Dagblad." f 6.—t Woekbijdragon. f 4.45. Maandbij dragen i f 10.-^ Totaal k 28,65 95.812,12 Uitgaven 1© tob 48e week f 92.508,86$ 44© weck t 993,51 Saldo 93.502,37$ 2.309,74$ DE JACHT LANGS DE GltENS. Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben bepaald, dat de jaoht op verschil lende wildsoorten, gelijk de uitoofeiung daarvan is geregeld bij hun besluit van 2 Juni j.l. in de tob het grensgebied van den commandant van het veldleger t© Ooster- liout bohoorende gemeenten Millingen, ITbbergen, Nijmegen, Heumen en Groes- beek, welke in staat van beleg zijn ver klaard, niet zal zijn toegelaten op een ter- reinstrook ter breedte van 5 K. ivl. langs de Duitsche grens, en dat in de gemeenten Beesd, Brakcl, Culemborg, Herwijnen, Poderoyen, Vuren en Zuiliohem op de ter reinen gelegen ten westen van het ge deelte spoorbaan LekCulemborg, den Ttietvteldsohen weg tot Zand/brug, het Acquoy8cke Meer, de Nieuwe Steeg, de Herwijnsche en Asperensche Zeevang tot Hellouw en het binnendijks gelegen gedeel te der gemeente Poederoyen bewesten den Vleugel-dijk, niet mag worden gejaagd zon der bewijs van aangifte van den betrokken burgemeester. GEEN NEDERL. HOSPITAALSCHIP. In het begin van den oorlog heeft de gep. kapitein ter zee C. W. de Visser zich moeite gegeven 'om met behulp der Hol- landsche Stoomboot-Mij. en eenige afdee- lingen van het Rooi© Kruis een nooddienst in elkaar te zetten voor redding op de Noordzee, dn geval van een conflagratie, meer in de buurt van onze kusten. In het la-afcst van 1914 heeft de publicist dr. R. Feenstra te Hilversum de idee ge propageerd, dat er speciaal voor het Ne- derland'scli© volk een zending in kon lig gen de oorlogsredding op de "Noordzee ter hand te nemen. Deze pogingen leidden tot een vast plan toen bleek dat de president der Nederland - sche H andel-Maatschappij het initiatief •had genomen tot de uitrusting van een particulier Nederlandsch Hospitaalschip on deze de genoemde heeren verzocht zich bij zijn plan aan te sluiten. De liee^ Van Aalst riep de Nederland- scke stoomvaartlijnen tot een conferentie bijeen, met het gevolg dat besloten wer l 300.000 te garandeeren voor de uitrus ting van een hospita-alsohip, varende on der Nederlandsche vlag. Ale hospitaalschip werd aangewezen het stoomschip Thalia" van den Oostenrijk- sche-n Lloyd, dat ten gevolge van den oor logstoestand in het Oosterdok te Amster dam sinds September 1914 opgelegd ligt, en hetwelk door den heer Van Aalst reels voorloopig voor dat doel besproken was geworden De vereenigde stoomvaartlijnen stelden voorts een uitvoerend comité samen, waar in zitting namen onder het presidium van den heer Van Aalst Ie heeren J V. Wderdsma en O. A. den Tex als vice-voor- zitters, de heeren dr. R. Feenstra en O. W. de Visser, alsmede de heeren H. de Booy als secretaris, mr. O. H. Guépin als penningmeester, terwijl de schout-bij nacht Goedhart zich berell verklaard had eventueel het commando der Thalia" op zich te nemen. De bedoeling was voorts om, zoodra de zekerheid ontstond dart. <He plannen tot uitvoering zouden ko-men, Z. K. H. den Prins uit te noodigen als beschermheer van dit comité op te treden. Ten einde echter een neutraal hospitaal- schip te kunnen doen varen onder Neder landsche vlag zou door de belanghebbende mogendheden goedgekeurd moeten worden de afwijking van het bepaalde in art. 3 van de Conventie van Genève, hetwelk voorschrijft dat elk neutraal particulier hospitaalschip gesteld moet worden onder leiding van een der oorlogvoerende nio gendheden. En nu is helaas het sympa thieke plan, op de weigering om deze af wijking goed te keuren, gestrand. On danks de medewerking van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken is het niet mo gen gelukken van de oorlogvoerende mo gendheden de verzekering te verkrijgen, dat de .Thalia" als neutraal hospitaal- schip, zelfstandig optredend, toegelaten zal worden in het gebied waar strijd te wachten of gaande is. Aan de commissie bleef nu slechts de keus over óf de Thai ia" te laten liggen in IJmuiden resp. in den Nieuwen Water weg met de zekerheid te laat te zullen komen voor elke doeltreffende hulp, ói van haar voornemen alsnog af te zien De commissie heeft het laatste gekozen. Zij heeft haar mandaat neergelegd en van het ohartoren der ,,ThaI<ia" afgezien. INVOER VAN FRANSCHE EN ENGELSCHE BOEKEN. Den 3en Juli heeft te Amsterdam onder presidium van de heer J. G. Robbers een vergadering plaats gehad van do commissie uit de gezamenlijke Nederlandsche impor teurs van EngeDche en Fransche boeken en tijdschriften. Door het algemeen uitvoerverbod uit En geland en verplichte zending aan de Nederl. Overzee Trust Maatschappij (welke uit den aard dor zaak door overstelpende drukte langzaam werkt) is hot te voorzien, dat de toezending van Engelscho en Fransche boekon en periodieken zeer veel vertraging zal ondervinden. Er werd daarom met algomcene stemmen besloten zich tot de Engolsche regeering te wenden om te trachten vrijen uitvoer voor boeken en tijdschriften te verkrijgen. Daar de Fransche zendingen thans meestal via Engeland ons land bereiken, zouden ook de Framjche importeur^ hiermede eventueel gebaat zijn. HET REGEERINGSBROOD TE WEESP. gezamenlijke bakkers te Weosp, die van den burgemeester bericht kregen dat het zijn bevoegdheid to buiten ging om aan de concurrentie, hun door ,,De Dageraad" en de bakkerij ,,De Wetering" van Amster dam aangedaan, een oinde te maken, en dat hij er reeds genoeg bij den minister op had aangedrongen om hem spoedig in staat te stellen hier het regeeringsbrood in to voe ren, hebben zich nu met een adres tot den minister van Landbouw, Handel en Nijver- heiu gewend, verzoekende maatregelen te willen treffen, dat hun grieven ten spoe digste tot het verleden behooren, opdat hun zaken niet geheel te gronde gaan. GEMOBILISEERDE ONDERWIJZERS. B. en W. van Utrecht, stellen den Raad voor, om. na 1 Augustus ten aanzien van de gemobiliseerde onderwijzers, die dan een jaar in militairen 'dienst zijn en van wie volgens de Voor hen geldende bepalingen de jaar wedde -zou 'moeten worden ingehouden, de zelfde tegeling 'te treffen als voor de ove-s rige ambtenaren der gemeente en met inacht neming Van 'alle omstandigheden ook voor iedereu. Onderwijzer, 'die onder de wapenen is, uit te maken, in hoeverre hij zrju jaar wedde 'Zal blijven genieten. In Noordpooldiiisternis. 24) „O, laten we hier even rusten," zei ze, „hier is het wondermooi. Dit gez'cht zal ik nooit vergeten! Zie die rotsen daarginds, ze zijn zoo grijsachtig blauw met een liclit groen waas er over. Ik heb nooit zulke vreemdo mooie kleureu gezien. De gletschers glanzen in donker-groene tinten tusschen al dat wit." „Ja," zei Bratt, „men zou soms geneigd zijn te gelooven, dat bier giganten geleefd hadden, dia zich reusachtige tempels bouw den van wondere schoonheid, en dat ze die versierden met fantastische beelden. Dat hier groote tropische wouden geweest zijn, weten we. Zie eens naar dat rolsblok onder uw voet. Draagt het niet duidelijk den af druk van hot fijnste varenblad? Hoeveel millioen jaren denkt u, dat het geleden is, sedert deze varen hier groeide? Wij kunnen ook versteeningeu vinden van eiken, linden, esschen, hazelaars en van veie andere hout soorten, zoowel loof- als nanldboomen. Hier la W «en warm en vruchtbaar geweest als j ov iLan 4e Riviera. Is het niet won- dorlgk^ zich dat voor te stellen?" „Ja, zei Frida, „in deze omgeving schijnt Ons korto bestaan van zooveel maal vier en twintig uur me van heel weinig betee- kenis. Nooit zal ik vergeten, wal Spits bergen me door zijn stille toespraak heeft geleerdMaar juister eens.... wat zou dat zijn?Boy kermt on blaft ver be neden in het dal." „Hg heeft iets gevonden,* zei Bralt, „koin gauw mee." En hand aan hand liepen ze zoo vlug het kon, langs de helling dal- waart». In de verte klonk Boy's hullend janken! het sneed door de stilt» en deed hun hart sidderen. Ze meenden iets grauws te zien schemeren aan den anderen kant van het dal; het was stellig niets levends, alleen de scherpe blik en de geoefende speurzin van den bond hadden het kunnen onderscheiden van het grijsblauwe steengruis. Het terrein werd nu heel moeilijk. D» grond was week en vochtig; ze zonken soms tot hun knieën in het leem. 't Was of ze hun voet zotten op een ijskoud drijfzand, dat altijd meegaf. Ieder oogenblik waren er diepe beekbeddingen, waar ze over moes ten springen, of groote, uitgeholde rotsklo ven, die op den bodem bedekt waren met nooit smeltende sneeuw. Eu ten slotte moesteu ze waden door de breede rivier, die langzaam1 haar weg vond tusschen de steenblokken. Niets an ders dan et jammergehuil van aoiu hond had hen pver die ijskoude rivier kunnen lokken, en toen het bleek, dat zij dieper was dan ze hadden vermoed, verzocht Bratt zijn reisgenoote op hem te willen wachten, dan zou hjj alleen oversteken, om te zien wat het was. Een griezelig vermoeden zei hen:, dat het geen gezicht zou zijn voor een jonge dame. „Kom gauw terug," riep Frida, „het is vreeselrjk hier alleen te blijven. En dan dat treurige gejankP' Bratt nam voor allo zekerheid zjjn ge weer mee. Maar dat bleek overbodig. Wat Boy gevonden had, wa3 dood als al het andere, waaraan ze op bun tocht voorbij wa~ ren gekomen. Toen Bratt aaderbjj kram, kroop de hond jankend naar hem toe met een reispet In zjjn bek. In do voering kon men den naam van een Zweedsohe firma lezen en het woord Stockholm. Bratt ging voorziohtig dichterbijdaar lagen de treurige over- blglselen van Boy's vroegeren baa-s een hoop grjjze kleeren en een paar beenderen; de rest was door vos of ijsbeer opgegeten. Geen zakboekje, geen papieren waren te vinden, maar de kleeren waren blijkbaar nieuw geweest en van dure Eugelsche stof. Bratt klopte meelijdend den hond op den rug, wentelde toen een paar groote stee- nen over die plaats en nam de rots goed in zich op, waar de Zweed zijn dood had gevonden. Hij moest Boy met geweld van de plek wegtrekken. En alleen toen hij de reispet van den overledene in de hand nam, slaagde hij or In den hond langzaam met zich mee te lokken. Op den anderen oever zat Frida bleek en bibberend. „Wat was het?" vroeg ze. „U hebt reeds meer dan eenmaal den dood tn de oogen gezien, freule," zei Brattt „en uw zenuwen zjjn sterk; 't was het lgk van Boy's vroegeren meester, waarsohjjn- Ijjk een Zweedsch geleerde. „Arme, arme man," zei Frida getroffen, „hier ta sterven, heel alleen In die ver laten dorre streek! Denkt p, dat hg veel geledon heeft?" ,,'t Is een zachte dood," verzekerde Bratt, „men slaapt in onder liefelijke droomge zichten. De natuur aan de pool is barmi- hartig voor wie er moeten sterven." Nu gingen ze verder. Maar Boy liep met hangenden kop lang zaam achtelr hen aan met de reispet van zjjn baas in zjjn bc? XX. DE LAATSTE DAGMARSCH. De twee reizigers, waren doodmoe, maar sleepten zich toch verder. Zij konden hun slaapzakken niet neerleggen ea gaan slapon op dien drassigen, ijskouden grond. De slar perigheid dreigde hun te machtig le zullen worden, maar tegelijkertijd werden ze door de sombere herinneringen en de akeligheid voortgejaagd. De stilte was vreeselijk, en van Boy hoor den zjj nu ook geen opvroolijkend blaffen meer. Bratt echter vertelde, vertelde zonder op houden. Hij zocht in zijn geheugen naar al les, wat hjj omtrent Spitsbergen gehoord of gelezen had, en trachtte door praten over de ervaring van anderen de gedachten af te trekken van eigen ellende. „Heb ik u al van Raul Björvik verteld?" vroeg hij. „Dat is een eenvoudig, oprecht man, met blijde^ kinderlijke oogen en een prachtig humeur. Ik heb hem dikwijls ont moet. De laatste maal la 1908 bij Wellmans ballonhuis. Boy was toen ook daar en maakte toet de andere honden een vervaarlijk le ven. Behalve Björvik was er nog een man Knoet Johnsen, een forsche, flinke kerel. In dien winter verdronk Johnsen, eti Björvik zat daar zielig alleen jn de poolduisternis, maanden lang, zonder een streepje zon te zien, zonder een menschelijk geluid te hoeren. Dichtbij ligt Amsterdam-eiland met do Doodemangzee, waar de ijsbeer woelt tus schen afgekloven menschonbeenderen. Tien jaar te voren had Björvik een zoo mogelijk nog naarder winter beleefd. Hrf overwinterde op Frans-Jozef-Iand met Bent- zén van de ,,Fram?'. Den 2den Januari stierf Beiitten aan soheurbuik, en daar het lijk niet begraven kc-n worden in den hard gevroren grond, en ook niet buiten gelegd kon worden tot aas voor wilde dieren, behield Björvik zijn dooden makker bij zich in do hut gedu rende zeven lange maanden. „Dat hjj niet gek werd!" riep Frida. „Ja, dat is onbegrijpelijk," gaf Bratt toe. „Maar mijn landgehooteu, afkomstig uit het noordelijkst deel van Noorwegen, zjjn taaie kerels, aan lijf en ziel gehard. De strijd om het bestaan is er zwa3r en zs zijn niet gewoon aan betere omstandigheden. Wat hun door het lot wordt toebedeeld, nemen ze niet fatalistische berusting aan. Toen iK Paul Björvik vroeg, of hij het niet ver schrikkelijk had gevonden met dat lijk in de hut, gaf hjj ten antwoord: „Ooh neen, 't was eerder een soort ge zelschap voor me." „Wat kan die meuschen verlokken bies te overwinteren? 't Geld. dat ze er mee verdienen? Of krijgen ze een lijfrente, als ze terugkomen?" „Ze verdienen soms treurig weinig," zei Bratt, „een armzalig dagloon of procenten" van wat ze vangen. De vangst is sodib niet eens oen paar duizend kronen waard. En de uitrusting, die aan de zoogenaamd^ „vangers" of „vallenzetters" meegegeven wordt is tamelijk primitief. Tot woning dient een hut van soms maar dunne planken: plaats is er niet veel. En de mondvoorraad is ook karig. Van eenige tonnen beschuit^* meel, gort of erwten, wat aardappelen, boter, koffie en suiker en een paar blikjes visohi moeten die menschen bijna een heel jaaf leven. (Wordt vervolgd).:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 5