Nederland en de Oorlog.
Tweede Blad. o
Gemeentezaken.
UIT ONS LAND.
FEUILLETON.
Wo. 16981
LEIDSCH
I>oii(lei'dag «Juli.
DA&BLAD
Eervol Ontslag
Onderwijzer-Plaatsvervangend Hoofd.
Door den heer L. Vermaas, is met in
gang van 1 October eervol ontslag aan
gevraagd als onderw. plaatsv. Hoofd der
school 3de klasse no. 4.
B. en W. stellen voor dit ontslag op ge-
melden datani te vorleenen.
De heer Vermaas zal zich dan geheel
wijden aan het directeurschap van het ge
nootschap ,,TvL S. G."
Benoeming Eecrares.
B. en W. geven den Raad in overweging
mej. J. M. H. Voigt, werkzaam als tijdelijk
leerares in de plant- en dierkunde aan de
H. B. S. voor Meisjes, wederom voor een
jaar, alzoo tot 1 Sept. 1916, in haar be
trekking te bestendigen.
Verzoek om het
maxim. aantal Vergunningen le verlagen.
Door een zestal' Geheelonthoudersvereen.
hier ter stede, is een verzoek aan den Raad
gericht, om aan H. M. de Koningin een
voorstel te doen, het thans voor deze ge
meente geldende maximum der vergunningen
tot verkoop- van sterkendrank in het klein
te verlagen.
B. en W. stellen voor niet in te gaan op
het verzoek, omdat dit voorloopig toch geen
effeov zal sorteeren.
Volgens art. 4 der Drankwet mag he6
aantal gewone vergunningen in gemeenten
met meer dan 50,000 zielen niet meer be
dragen, dan 1 op 500 bewoners, derhalve
in deze gemeente, die op 1 Januari 1915
59,560 inw. telde, niet meer dan 109. Het
aantal vergunningen bedraagt thans 153 of
34 boven het maximum. Nieuwe vergunnin
gen dunnen dus niet worden verleend, tenzaj
Eji de aanvrage aüstandsverklaringen vaa
twee bestaande vergunningen zijn overge
legd.
Indien men in aanmerking neemt, dat
het aantal vergunningen in de laatst» 5 jaren
slechts met 14 is verminderd, en het laatste
jaar slechts met 2, dan is het al zeer on
waarschijnlijk, dat binnen de volgende 5
jaren het maximum reeds zal zijn bereikt.
Salaris-regeling
der Leeraren van het Gymnasium en
de H. B.-S. voor Jongens.
Het lang uitblijven der goedkeuring van
Gsd. Staten van de op 8 April door den Raad
vastgestelde regeling der jaarwedden van
bovengenoemde ambtenaren, deed reeds ver
moeden, dat daartegen bij hoogere autori
teiten bezwaren waren gerezen.
B. en W. deelen omtrent de opmerkingen,
door den Minister van Binn. Zaken gemaakt,
thans een en ander mee, waaraan wij het
voornaamste ontleenen.
In artikel 3 der verordeniag, wenscht de
Minister een bepaling te zien opgenomen
omtrent het maximum aantal uren, dat eon
I eeraar verplicht is les te geven; in artikol
II acht de Minister het beter in jriaats van
„wordt... uitgekeerd" lezen: „kan.
worden uitgekeerd," terwijl hij ten slotte
voorstelt de verordening, in plaats van op
1 Juli 1015, eerst op 1 Januari 1916 in wer
king te doen treden.
Als motief voor de wijziging van art. 11,
voert de Minister aan, dat aan de Rjjks Hoo
gere Burgerscholen on aan vele Gymnasia
de leerarea thans verplicht worden zonder
eenige vergoeding de lessen van hun onder
de wapenen zijnde ambtgenooten waar te
nemen, waartoe de leeraren alhier bij be
houd van de vastgestelde redactie niet zou
den kunnen worden verplicht.
In-werking-treding der nieuwe regeling
eerst op 1 Januari 1916 acht de Minister
wenschelgk, aangezien door hem, ook ten
aanzien van jaarwedderegelingen aan andere
gymnasia, is bepaald, dat de gemeente ten
opzichte van de verhoogingen van salarissen,
bij nieuwe regeling in te voeren, over 1915
geen aanspraak lean maken op Rijkssubsidie,
vermits het Rijk zelf hlle nieuwe wedde-
verhoogingen voor dat jaar heeft terugge
nomen.
Ofschoon B. en W. zich met de commis
sie van het M. O. niet ontveinzen, dat opne
ming van oen bepaling betreffende het maxi
mum aantal te geven lesuren, soms tot moei
lijkheden aanleiding kan geven, willen zij
toch aan het verzoek van den Minister te
geimoet komen, terwijl zij ook willen vol
doen (aan den wensch van den Min., om
met ihet oog op de mobilisatie van leeraren
in art. 11 (Ter Gynm. verord. te lezen ,,k a n
worden .uitgekeerd" in plaats van „w o r d tf
uitgekeerd."
Wat de in-werking-treding der verord. be
treft, in hun advies Van 9 dezer geven Cu
ratoren van het Gymnasium In overweging
het tijdstip der in-werking treding nader
te bepalen op 1 October 1915. Ook B. en
W: komt het voor, dat, nu de Minister be
zwaar maakt tegen den datum van 1 Juli
1916 en hjj over dat jaar geen Rijkssubsi
die over dê verhoogingen in uitzioht wil stel
len, het alleszins aanbeveling verdient de ver
ordening op 1 October 1915 in werking te
doen treden. Tegenover de leeraren wordt
dan zooveel mogelijk de billijkheid betracht,
terwjjl de gemeente uit financieel oogpunt
geen nadeel lijdt.
Voor de gemeente toch komt het op het
zelfde neer, of de verhoogingen op haar ge
durende 3 maanden ten volle drukken, dan
.wel' over oen tijdvak van 6 maanden slechts
voor de helft, zooal3 aanvankelijk, met het
oog op de Rijkssubsidie ad 50 pCt., werd
aangenomen.
Indien evenwel de Gymnasium-verordening
eerst op 1 Ootober 1916 in werking treedt,
dient o.i. ook de H. B. S.-verordening op
dien datum in working te treden en, als
gevolg hiervan, eveneens de mede in de ver
gadering van 8 April j.l. vastgestelde ver
ordening, houdende wijziging der verorde
ning ,van 8 Sept. 1895, voor de Hoogere
Burgerschool voor Jongens. Niet alleen toch
is het rationeel, dat de beide eerstgenoem
de verordeningen gelijktijdig in werking tre
den, doch bovendien wordt voor de leeraren,
die aan beide inrichtingen Verbonden zijn,
de som der lesuren, door hen aan elk der
inriohlingen gegeven, als maatstaf voor de
berekening hunner bezoldiging aangenomen.
En die samentelling is natuurlijk alleen mo
gelijk, indien de regelingen voor Gymnasium
en H. B. S. voor Jongens dezelfde zijn, in
dien derhalve in casu de beide verordeningen
op hetzelfde tijdstip in wea'king treden.
Onder mededeeling, dat de Minister, met
wien B. en W. zich nader in verbinding heb
ben gesteld, verklaard heeft na aanbrenging
van de boven aangegeven wijzigingen, de
verordeningen te zullen goedkeuren, mits
slechts door de gemeente geen aanspraak
worde gemaakt op een hoogere subsidie over
het jaar 1915, géven B. en W. in overwe
ging aan de wenschen van den Minister
Jp voldoen, de verordeningen in dien geest
te wijzigen, evenwel met dien verstande, dat
niet de verordeningen zooals de Minister dit
wenscht, op 1 Januari in 1916 in werking
tredon, jnaar op 1 October a.s.
FAILLISSEMENTEN.
J. Jansen, vroeger aannemer te Ter-
neuzen, thans hoofd eener openbare lagere
school te Zaamslag.
Th. J. A van Rossum, handelaar in ge
distilleerd, te Harlmgen.
UIT ONZE STAD.
LEIDSCHE BESTUURDERSBOND.
Opgave vam de week van 21 tot 26 Juni.
Tonaal Lodental 1726.
Werklooze leden 27
Aantal kinderen be
neden 16 jaar 24
Loonverlies per week f 325.95
Vergoeding v. d. Patroon f 3
van bot Steunoomité 20.50
Uitkeerlng Tverkloozenkas 85.—
108.60
Loonverlies per week r-rrf 217.45
Gedeeltelijk werkloo
ze loden 210
Aantal minder werk
uren por week 2511
Aantal kinderen be
neden de 16 jaar 313
Loonverlies per week f 426.12
Vergoeding v. d. Patroon f
van het Steunoomité 21.60
Uitkeerlng werkloozenkas 108.27
219.87
Loonverlies por week r—206 25
Aantal onder de
wapenen 263 l)
Aantal kindoren be
nedon 16 jaar 291
Loonverlies per week f 3239.05
Vergoeding v. d. Patroon f 291.02s
van bet Rijk 993.15
M Steuncomité 12.15
1296.32s
Loonverlies per week 1942.72®
Totaal loonverlies per
week, waarbij betrok
ken 600 leden
f 2366.42*
Dit getal wordt gevormd door!
Gehuwden en kostwinners, welke vergoeding
ontvangen
Workzoam bij Gemeente, Rijk en Spoorweg-
Maatsokappijen
Ongehuwden, welke geen vergoeding en
geen loon ontvangen
Totaal
STEUNCOMITÉ LEIDEN,
OORLOGSTOESTAND 1914.
Staat van Ontvangsten ©n Uitgaven tot
©n met Dinsdag, G Juli 1915.
Vorige opgaaf x U J 95.332,93$
Ooll. dubbeltje
ol een oent i f 256.43$
Kon. Nat. Steuno.
(rest. op hunrbona) >y 194.10
450,53$
95.783,47
Sedert ontvangen van- ers.
„De Automaat" f 1.30; K. K.
Speolpotjo f 6.60j Afdr. „Loidaoh
Dagblad." f 6.—t Woekbijdragon.
f 4.45. Maandbij dragen i f 10.-^
Totaal k 28,65
95.812,12
Uitgaven
1© tob 48e week f 92.508,86$
44© weck t 993,51
Saldo
93.502,37$
2.309,74$
DE JACHT LANGS DE GltENS.
Gedeputeerde Staten van Gelderland
hebben bepaald, dat de jaoht op verschil
lende wildsoorten, gelijk de uitoofeiung
daarvan is geregeld bij hun besluit van 2
Juni j.l. in de tob het grensgebied van den
commandant van het veldleger t© Ooster-
liout bohoorende gemeenten Millingen,
ITbbergen, Nijmegen, Heumen en Groes-
beek, welke in staat van beleg zijn ver
klaard, niet zal zijn toegelaten op een ter-
reinstrook ter breedte van 5 K. ivl. langs
de Duitsche grens, en dat in de gemeenten
Beesd, Brakcl, Culemborg, Herwijnen,
Poderoyen, Vuren en Zuiliohem op de ter
reinen gelegen ten westen van het ge
deelte spoorbaan LekCulemborg, den
Ttietvteldsohen weg tot Zand/brug, het
Acquoy8cke Meer, de Nieuwe Steeg, de
Herwijnsche en Asperensche Zeevang tot
Hellouw en het binnendijks gelegen gedeel
te der gemeente Poederoyen bewesten den
Vleugel-dijk, niet mag worden gejaagd zon
der bewijs van aangifte van den betrokken
burgemeester.
GEEN NEDERL. HOSPITAALSCHIP.
In het begin van den oorlog heeft de
gep. kapitein ter zee C. W. de Visser zich
moeite gegeven 'om met behulp der Hol-
landsche Stoomboot-Mij. en eenige afdee-
lingen van het Rooi© Kruis een nooddienst
in elkaar te zetten voor redding op de
Noordzee, dn geval van een conflagratie,
meer in de buurt van onze kusten.
In het la-afcst van 1914 heeft de publicist
dr. R. Feenstra te Hilversum de idee ge
propageerd, dat er speciaal voor het Ne-
derland'scli© volk een zending in kon lig
gen de oorlogsredding op de "Noordzee ter
hand te nemen.
Deze pogingen leidden tot een vast plan
toen bleek dat de president der Nederland -
sche H andel-Maatschappij het initiatief
•had genomen tot de uitrusting van een
particulier Nederlandsch Hospitaalschip
on deze de genoemde heeren verzocht zich
bij zijn plan aan te sluiten.
De liee^ Van Aalst riep de Nederland-
scke stoomvaartlijnen tot een conferentie
bijeen, met het gevolg dat besloten wer l
300.000 te garandeeren voor de uitrus
ting van een hospita-alsohip, varende on
der Nederlandsche vlag.
Ale hospitaalschip werd aangewezen het
stoomschip Thalia" van den Oostenrijk-
sche-n Lloyd, dat ten gevolge van den oor
logstoestand in het Oosterdok te Amster
dam sinds September 1914 opgelegd ligt,
en hetwelk door den heer Van Aalst reels
voorloopig voor dat doel besproken was
geworden
De vereenigde stoomvaartlijnen stelden
voorts een uitvoerend comité samen, waar
in zitting namen onder het presidium van
den heer Van Aalst Ie heeren J V.
Wderdsma en O. A. den Tex als vice-voor-
zitters, de heeren dr. R. Feenstra en O.
W. de Visser, alsmede de heeren H. de
Booy als secretaris, mr. O. H. Guépin
als penningmeester, terwijl de schout-bij
nacht Goedhart zich berell verklaard had
eventueel het commando der Thalia" op
zich te nemen.
De bedoeling was voorts om, zoodra de
zekerheid ontstond dart. <He plannen tot
uitvoering zouden ko-men, Z. K. H. den
Prins uit te noodigen als beschermheer
van dit comité op te treden.
Ten einde echter een neutraal hospitaal-
schip te kunnen doen varen onder Neder
landsche vlag zou door de belanghebbende
mogendheden goedgekeurd moeten worden
de afwijking van het bepaalde in art. 3
van de Conventie van Genève, hetwelk
voorschrijft dat elk neutraal particulier
hospitaalschip gesteld moet worden onder
leiding van een der oorlogvoerende nio
gendheden. En nu is helaas het sympa
thieke plan, op de weigering om deze af
wijking goed te keuren, gestrand. On
danks de medewerking van het Ministerie
van Buitenlandsche Zaken is het niet mo
gen gelukken van de oorlogvoerende mo
gendheden de verzekering te verkrijgen,
dat de .Thalia" als neutraal hospitaal-
schip, zelfstandig optredend, toegelaten
zal worden in het gebied waar strijd te
wachten of gaande is.
Aan de commissie bleef nu slechts de
keus over óf de Thai ia" te laten liggen
in IJmuiden resp. in den Nieuwen Water
weg met de zekerheid te laat te zullen
komen voor elke doeltreffende hulp, ói
van haar voornemen alsnog af te zien
De commissie heeft het laatste gekozen.
Zij heeft haar mandaat neergelegd en
van het ohartoren der ,,ThaI<ia" afgezien.
INVOER VAN FRANSCHE EN
ENGELSCHE BOEKEN.
Den 3en Juli heeft te Amsterdam onder
presidium van de heer J. G. Robbers een
vergadering plaats gehad van do commissie
uit de gezamenlijke Nederlandsche impor
teurs van EngeDche en Fransche boeken en
tijdschriften.
Door het algemeen uitvoerverbod uit En
geland en verplichte zending aan de Nederl.
Overzee Trust Maatschappij (welke uit den
aard dor zaak door overstelpende drukte
langzaam werkt) is hot te voorzien, dat
de toezending van Engelscho en Fransche
boekon en periodieken zeer veel vertraging
zal ondervinden.
Er werd daarom met algomcene stemmen
besloten zich tot de Engolsche regeering te
wenden om te trachten vrijen uitvoer voor
boeken en tijdschriften te verkrijgen. Daar
de Fransche zendingen thans meestal via
Engeland ons land bereiken, zouden ook de
Framjche importeur^ hiermede eventueel
gebaat zijn.
HET REGEERINGSBROOD TE
WEESP.
gezamenlijke bakkers te Weosp, die
van den burgemeester bericht kregen dat
het zijn bevoegdheid to buiten ging om aan
de concurrentie, hun door ,,De Dageraad"
en de bakkerij ,,De Wetering" van Amster
dam aangedaan, een oinde te maken, en dat
hij er reeds genoeg bij den minister op had
aangedrongen om hem spoedig in staat te
stellen hier het regeeringsbrood in to voe
ren, hebben zich nu met een adres tot den
minister van Landbouw, Handel en Nijver-
heiu gewend, verzoekende maatregelen te
willen treffen, dat hun grieven ten spoe
digste tot het verleden behooren, opdat hun
zaken niet geheel te gronde gaan.
GEMOBILISEERDE ONDERWIJZERS.
B. en W. van Utrecht, stellen den Raad
voor, om. na 1 Augustus ten aanzien van de
gemobiliseerde onderwijzers, die dan een jaar
in militairen 'dienst zijn en van wie volgens
de Voor hen geldende bepalingen de jaar
wedde -zou 'moeten worden ingehouden, de
zelfde tegeling 'te treffen als voor de ove-s
rige ambtenaren der gemeente en met inacht
neming Van 'alle omstandigheden ook voor
iedereu. Onderwijzer, 'die onder de wapenen
is, uit te maken, in hoeverre hij zrju jaar
wedde 'Zal blijven genieten.
In Noordpooldiiisternis.
24)
„O, laten we hier even rusten," zei ze,
„hier is het wondermooi. Dit gez'cht zal ik
nooit vergeten! Zie die rotsen daarginds,
ze zijn zoo grijsachtig blauw met een liclit
groen waas er over. Ik heb nooit zulke
vreemdo mooie kleureu gezien. De gletschers
glanzen in donker-groene tinten tusschen
al dat wit."
„Ja," zei Bratt, „men zou soms geneigd
zijn te gelooven, dat bier giganten geleefd
hadden, dia zich reusachtige tempels bouw
den van wondere schoonheid, en dat ze die
versierden met fantastische beelden. Dat
hier groote tropische wouden geweest zijn,
weten we. Zie eens naar dat rolsblok onder
uw voet. Draagt het niet duidelijk den af
druk van hot fijnste varenblad? Hoeveel
millioen jaren denkt u, dat het geleden is,
sedert deze varen hier groeide? Wij kunnen
ook versteeningeu vinden van eiken, linden,
esschen, hazelaars en van veie andere hout
soorten, zoowel loof- als nanldboomen. Hier
la W «en warm en vruchtbaar geweest als
j ov iLan 4e Riviera. Is het niet won-
dorlgk^ zich dat voor te stellen?"
„Ja, zei Frida, „in deze omgeving schijnt
Ons korto bestaan van zooveel maal vier
en twintig uur me van heel weinig betee-
kenis. Nooit zal ik vergeten, wal Spits
bergen me door zijn stille toespraak heeft
geleerdMaar juister eens.... wat zou
dat zijn?Boy kermt on blaft ver be
neden in het dal."
„Hg heeft iets gevonden,* zei Bralt, „koin
gauw mee." En hand aan hand liepen ze
zoo vlug het kon, langs de helling dal-
waart».
In de verte klonk Boy's hullend janken!
het sneed door de stilt» en deed hun hart
sidderen. Ze meenden iets grauws te zien
schemeren aan den anderen kant van het
dal; het was stellig niets levends, alleen de
scherpe blik en de geoefende speurzin van
den bond hadden het kunnen onderscheiden
van het grijsblauwe steengruis.
Het terrein werd nu heel moeilijk. D»
grond was week en vochtig; ze zonken soms
tot hun knieën in het leem. 't Was of ze
hun voet zotten op een ijskoud drijfzand,
dat altijd meegaf. Ieder oogenblik waren
er diepe beekbeddingen, waar ze over moes
ten springen, of groote, uitgeholde rotsklo
ven, die op den bodem bedekt waren met
nooit smeltende sneeuw.
Eu ten slotte moesteu ze waden door
de breede rivier, die langzaam1 haar weg
vond tusschen de steenblokken. Niets an
ders dan et jammergehuil van aoiu hond
had hen pver die ijskoude rivier kunnen
lokken, en toen het bleek, dat zij dieper
was dan ze hadden vermoed, verzocht Bratt
zijn reisgenoote op hem te willen wachten,
dan zou hjj alleen oversteken, om te zien
wat het was. Een griezelig vermoeden zei
hen:, dat het geen gezicht zou zijn voor
een jonge dame.
„Kom gauw terug," riep Frida, „het is
vreeselrjk hier alleen te blijven. En dan dat
treurige gejankP'
Bratt nam voor allo zekerheid zjjn ge
weer mee. Maar dat bleek overbodig. Wat
Boy gevonden had, wa3 dood als al het
andere, waaraan ze op bun tocht voorbij wa~
ren gekomen.
Toen Bratt aaderbjj kram, kroop de hond
jankend naar hem toe met een reispet In
zjjn bek. In do voering kon men den naam
van een Zweedsohe firma lezen en het
woord Stockholm. Bratt ging voorziohtig
dichterbijdaar lagen de treurige over-
blglselen van Boy's vroegeren baa-s een
hoop grjjze kleeren en een paar beenderen;
de rest was door vos of ijsbeer opgegeten.
Geen zakboekje, geen papieren waren te
vinden, maar de kleeren waren blijkbaar
nieuw geweest en van dure Eugelsche stof.
Bratt klopte meelijdend den hond op den
rug, wentelde toen een paar groote stee-
nen over die plaats en nam de rots goed
in zich op, waar de Zweed zijn dood had
gevonden.
Hij moest Boy met geweld van de plek
wegtrekken. En alleen toen hij de reispet
van den overledene in de hand nam, slaagde
hij or In den hond langzaam met zich mee
te lokken.
Op den anderen oever zat Frida bleek
en bibberend.
„Wat was het?" vroeg ze.
„U hebt reeds meer dan eenmaal den
dood tn de oogen gezien, freule," zei Brattt
„en uw zenuwen zjjn sterk; 't was het lgk
van Boy's vroegeren meester, waarsohjjn-
Ijjk een Zweedsch geleerde.
„Arme, arme man," zei Frida getroffen,
„hier ta sterven, heel alleen In die ver
laten dorre streek! Denkt p, dat hg veel
geledon heeft?"
,,'t Is een zachte dood," verzekerde Bratt,
„men slaapt in onder liefelijke droomge
zichten. De natuur aan de pool is barmi-
hartig voor wie er moeten sterven."
Nu gingen ze verder.
Maar Boy liep met hangenden kop lang
zaam achtelr hen aan met de reispet van
zjjn baas in zjjn bc?
XX.
DE LAATSTE DAGMARSCH.
De twee reizigers, waren doodmoe, maar
sleepten zich toch verder. Zij konden hun
slaapzakken niet neerleggen ea gaan slapon
op dien drassigen, ijskouden grond. De slar
perigheid dreigde hun te machtig le zullen
worden, maar tegelijkertijd werden ze door
de sombere herinneringen en de akeligheid
voortgejaagd.
De stilte was vreeselijk, en van Boy hoor
den zjj nu ook geen opvroolijkend blaffen
meer.
Bratt echter vertelde, vertelde zonder op
houden. Hij zocht in zijn geheugen naar al
les, wat hjj omtrent Spitsbergen gehoord of
gelezen had, en trachtte door praten over
de ervaring van anderen de gedachten af
te trekken van eigen ellende.
„Heb ik u al van Raul Björvik verteld?"
vroeg hij. „Dat is een eenvoudig, oprecht
man, met blijde^ kinderlijke oogen en een
prachtig humeur. Ik heb hem dikwijls ont
moet. De laatste maal la 1908 bij Wellmans
ballonhuis. Boy was toen ook daar en maakte
toet de andere honden een vervaarlijk le
ven. Behalve Björvik was er nog een man
Knoet Johnsen, een forsche, flinke kerel.
In dien winter verdronk Johnsen, eti Björvik
zat daar zielig alleen jn de poolduisternis,
maanden lang, zonder een streepje zon te
zien, zonder een menschelijk geluid te
hoeren. Dichtbij ligt Amsterdam-eiland met
do Doodemangzee, waar de ijsbeer woelt tus
schen afgekloven menschonbeenderen.
Tien jaar te voren had Björvik een zoo
mogelijk nog naarder winter beleefd. Hrf
overwinterde op Frans-Jozef-Iand met Bent-
zén van de ,,Fram?'.
Den 2den Januari stierf Beiitten aan
soheurbuik, en daar het lijk niet begraven
kc-n worden in den hard gevroren grond,
en ook niet buiten gelegd kon worden tot
aas voor wilde dieren, behield Björvik zijn
dooden makker bij zich in do hut gedu
rende zeven lange maanden.
„Dat hjj niet gek werd!" riep Frida.
„Ja, dat is onbegrijpelijk," gaf Bratt toe.
„Maar mijn landgehooteu, afkomstig uit het
noordelijkst deel van Noorwegen, zjjn taaie
kerels, aan lijf en ziel gehard. De strijd
om het bestaan is er zwa3r en zs zijn niet
gewoon aan betere omstandigheden. Wat
hun door het lot wordt toebedeeld, nemen
ze niet fatalistische berusting aan. Toen iK
Paul Björvik vroeg, of hij het niet ver
schrikkelijk had gevonden met dat lijk in
de hut, gaf hjj ten antwoord:
„Ooh neen, 't was eerder een soort ge
zelschap voor me."
„Wat kan die meuschen verlokken bies
te overwinteren? 't Geld. dat ze er mee
verdienen? Of krijgen ze een lijfrente, als
ze terugkomen?"
„Ze verdienen soms treurig weinig," zei
Bratt, „een armzalig dagloon of procenten"
van wat ze vangen. De vangst is sodib niet
eens oen paar duizend kronen waard.
En de uitrusting, die aan de zoogenaamd^
„vangers" of „vallenzetters" meegegeven
wordt is tamelijk primitief. Tot woning dient
een hut van soms maar dunne planken:
plaats is er niet veel. En de mondvoorraad
is ook karig. Van eenige tonnen beschuit^*
meel, gort of erwten, wat aardappelen, boter,
koffie en suiker en een paar blikjes visohi
moeten die menschen bijna een heel jaaf
leven.
(Wordt vervolgd).: