Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde. Het Steuncomité. 16356 Woensdag O Juni. rJTweecie Blad» JQJ5, «fSttlUUKêg/id» Q&?**4ii-w),h£ie*La**m Het morgen verschonend No. 11 bevat: Een tiental interessante foto's van den Oorlog ItaliëOostenrijk-Hongarge. De Doitschers in het Argonnewoud. Voorts: Opening van het Koloniaal Landbouw-Mu- seuir: "te Deventer, in tegenwoordigheid van Z. K. H. Prins Hendrik. Bezoek van H. M. de Koningin-Moeder aan de school voor slechthoorende kinderen aan de Blee- kerslaan te 's-Gravenhage. Het Beets- huis te Utrecht. Bezoek der Bisschoppen in do Romeinsche Katakomben te Valken burg. De 213 meter lange brug, beetemd voor do overbrugging van de Serajoe-rivier, ten behoeve van den spoorweg Cheribon- Kroja. Aan den vooravond van de jaarvergade ring van do Maatschappij der Nederland- echo Letterkunde hield de Comm. voor Ge schied- en Oudheidk. gisteravond in 't Nuts- gebouw een voor alle leden toegankelijke bijeenkomst .waarin allereerst het woord voerde jhr. prof. mr. dr. W. J. M. van Eysinga over Tiet onderwerp: „De vrije scheepvaart op onze internationale binnonwa- wateron, ook met 'hot oog op den huidigen oorlog." Spr. ving aan. met to wijzen op de betee- kenis van onzo rivieren wat in den huidi gen toestand vooral uitkomt, en niet alleen is gebleken uit verschillende berichten in de dagbladen maar ook uit offioieele stukkeai, uitgaande van onze regeering, die daarin zoo actief is geweest-. Komende tot zijn onderwerp behandelde hij een tweetal vragen1. Wat is de vrije handelsvaart op onze internationale rivie ren eigenlijk on 2o. Hoe is deze vrije han delsvaart ontstaan? Ieder land is volkomen viij het goederen vervoer op zijn binnenwateren te regelen of slop te zetten, doch is in dit recht beperkt waar het gekit wateren die komen uit aan grenzende landen. En juist ods land bezit dezo wateren, spreker "noemde den Rijn de Schelde en de wateren tusschen deze rivie ren. Voor de meeste dezer wateren is de vrije vaart geregeld bij traotaat van Weenen in 1815. Hierin werd oen minimum vam vrij heid bepaald <lio bij latere regelingen nog zijn uitgebreid. Wat betreft de vrije vaart van de laatstgenoemde wateren dagteekent de regeling van 1839. Nadat spr. deze en volgende regelingen uitvoerig had behandeld, wr.es hij op den toestand, waarin wij nu verkeeren. Een nieuwe belemmering heeft de oorlog in den weg gelegd en wel door den invloed van de veelbesproken Londensohe declaratie. Wan neer deze niet bestond zou -de Rijn. in de zen oorlogstijd drukker worden, bevaren dan ooit. Engeland houdt dit eohter tegen zoo als bekend is. Zal, zoo vroeg epr., ten. slotte na den oorlog uit naam der vrijheid ook deze laat ste belemmering niet worden opgeheven? Hoewel spr. rich daarover niet aan voor spellingen waagde, wilde hij wol zeggen, dat hij daaromtrent goed vertrouwen had. Do tweede spr. (was dr. A. A'. van Schel ven: „het begin van het gewapend ver zet tegen Spanje in de 16e eeuwsche Ne derlanden", behandelde. .Verschillende berichten wyz/en er op, aldus ving deze spreker aan, dat in do 2do helft der 16de eeuw de toe stand der gevangenissen in 't Zuid-Westelijk deel van Vlaanderen zeer veel to wenschen. overliet. Niet zonder schadelijke gevolgen uitteraard voor de maatschappelijke orde. Vooral in het begin der ^aren zestig gaf het herhaaldelijk aanleiding tot zgu. ,,effrac ties"; opstootjes, waarbrj de slachtoffers der Inquisitie eenvoudig met geweld werden be vrijd. Zoo in het voorjaar van 1562 te Ieperen de predikant Willem1 Damman, en in November 1561 te Weenen de boeken col porteur Jan Hacke. Deze opstootjes hebban een buitengewone beteekenis. Het waren meer dan tumulten van incideuteelen aard. Veeleer hobben we er de eerste symptomen, in te zien van het gewapend verzet, dat met liet veroveren van onze onafhankelijk heid is geëindigd. Niet alleen kan dat daar uit bljjken, dat tegelijkertijd ook in andere deelen van do Nederlandeu min of meer oproerige gebeurtenissen plaats hadden. Maar liet komt ook aan den dag in het feit, dat die effracties samenvielen met het begin Van den papieren oorlog tegen de overheid, zooals die werd ingezet te Hondschoote met de publicatie van twee uiterst dreigende pamfletten. Op de vraag, uit welken kring deze ver- zetsverschijnselen zijn voortgekomen, is een beslist antwoord niet onmogelyk. Juist in dienzelfden tijd toch werden op drie ker kelijke vergaderingen gohoe! dezelfde vra gen besproken, als blijkens die effracties en oio pamfletten de harten van de mannen van hed; verzet vervulden: dio naar het geoorloofde van zulke uitbrekerij en die naai de grenzen en de organen van het gezag. Ten eerste kwamen ze aan de orde in een bijeenkomst van de ambtsdragers der No- derduitsche vluchtelingenkerk te Sandwich. Dan in een kerkeraadsvergadering, ergens in Vlaanderen gehouden, onder voorzitter schap van Godefridus Wingius. Eindelijk omtrent 1562 op een Synode te Antwer pen, waar o. a. Herman Modea is tegen woordig geweest. En althans op de laatste dier vergaderingen werd blijkens de moeilijkheden, die daarover rezen met den kerkeraad der vluchtelingengemeente te Londen beslist uitgesproken, dat tegen effractio geen bezwaar behoefde t9 bestaan, dat de dienaren der Inquisitie niet voor over heidspersonen waren te houden, en dat een magistraat, die de geloovigen vervolgde, zijn aanspraak op gehoorzaamheid verloor. Zoodat er dus wel geen twijfel bestaat of het begin van het gewapend verzet is van de Gereformeerde Consistoriën uitgegaan. Ten slotte moet nog nagegaan waar de denkbeelden vandaan zijn gekomen, die die consistoriën tot hun meening in deze heb ben gebracht. Blijkbaar verkeerde de over heid in de opinie, dat Frankrijk ze leverde. Toch kan dat wel niet zoo zijn gweest. De Nederlandsche Gereformeerden waren rraar weinig goede vrienden met de Huge noten. Bovendien: omstreeks 1561 en 1562 gingen die Hugenoten nog maar schoor voetend met het verzet tegen de overheid dat in hoofdzaak van niet tot hen be boerende elementen is uitgegaan mee. Veeleer is daarom te denken aan Genève. Rachfakl ontkent dat. Maar zrjn argumenten zijn niet overtuigend. Wel heeft Calvijn, zoo dikwijls hem een concreet geval ter beoordeeling werd voorgelegd, zich steeds een tegenstander van dadelijk verzet ge tobd. Maar de denkbeelden omtrent over heidsgezag en onderdanenplicht, die hij heeft voorgestaan, waren toch van dien aard, dat hij indirect zeer zeker zijn opkomen min of meer heeft in de hand gewerkt. En van den invloed dier denkbeelden draagt de wyze, waarop de consistoriën de zaak van dat verzet hebben "behandeld, duidelijk do sporen. Hedenvoormiddag werd. ia dezelfde zaal de goedbezochte jaarvergadering 'geopénd. Do voorzitter, do heer J. F. M. Sterok, heette de opgekomen en 'n hartelijk welkom on sprak cr zijn leedwezen ovor uit, dat prof. De Vries de ijverige seoretaris d-oor ziekte was verhinderd deze vergadering bij te wonen. Het verheugde hem eohter dat prof. Knappert bereid bevond/en was zijn taak voor heden over te nemen. De voorzitter gaf daarna uiting aan een gevoel van dankbaarheid, omdat te midden in den oorlogstijd de belangen van een Maatschappij als die der Letterkunde zoo rustig kunnen worden gediend. Hij hoopte ook voor de Belgische broedera spoedig verademing in ka-lmte, vrede en vrijheid. Ook het eigenlijk onderwerp van spr.'s rede een overzicht te geven van den toe stand der Maatschappij wordt eenigszins beïnvloed door den oorlog. Men vraagt zaoh a.f of het ooit mogelijk zal zijn later de ge beurtenissen deaer maanden onpartijdig en naar volle waarheid te beschrijven. Met enkele voorbeelden op het gebied van zyn eigen studieveld, toonde spr. aan, dat 'de parasitische ranken van onbewezen overleveringen nog altijd hier en daar om hoog steken en de overigens, thans zoo schoon bloeiende gaarde van do studie der geschiedenis onzer letterkunde. De Maat schappij der Ned. Letterkunde heeft in dit opzicht haar plicht van den beginne af beseft en trouw vervuld. Door de levens berichten harer afgestorven leden, ieft zjj getracht het nageslacht over de 'itteraren onzer dagen zuivere gegevens te verschaffen. De Voorzitter herdacht daarop de in dit jaar overleden leden: de twee oud-minis ters Jhr. RoëlI en mr. G. van Tienhoven, den Leidschen hoogleeraar prof. dr. C. H. Th. Bussemaker, dr. Grjsbert Brom, mr. A. E. H. Goedkoop, dr. A. S. Kok, E. Heimans, W. G. van Nouhuys, C. G. Frentzen, H. W. v. d. Mey, P. C. B. Meys, Jonkvr. Van Hogendorp, A. L. H. Obreen, Jeronimo de Vries, pater B. M. van Meurs, pastoor Bin- newierts. en de buibenlandsche leden: prof. Julius Rodenburg, van Berlijn, Ludwig Kei ler, prof. dr. K. Laprecht en Max Rooses. Hiermede verklaarde de (voorzitter de vergadering voor geope'nd. Uit het jaarverslag, (uitgebracht door don waarneme'nden secretaris, prof. dr. L. Knap pert, bleek, dat het ledental aan het begin, van 1915 bedroeg 724, tegen 721 in 1914. De Maatschappij wenscht, onder 'voorbo- houd dat Leuven we'd er Belgisch wordt, aan do te herstellen Bibliotheek schenken een zoo volledig (mogelijke uitgave va*n haar boekenfonds, benevens een (exemplaar van Maerlants' „Spieghel Historiael." De Maatschappij aanvaardde fn dank' van don voorzitter, den 'lieer Sterck, een per kamenten handschrift van twee bladen van de Böhme-slag in 1273. In het voorjaar 1915 verscheen eendoor dr. C. J. Hoogewcrff opnieuw uitgegeven herdruk van het „Journaal van Bontekoe", wat zeer op prijs werd gesteld. Het 't vorig jaar verleend subsidie voor Ido uitgave van Bellamy's werken, bleek niet voldoende. Mej. dr. J. A. Nijlandwerd echter tot do uitgave, die in copie klaar ligt, in staat 'gesteld, door twee Rotter- «damsche dames oud-leerlingen van mej. Nijland. [Vervolgens bracht de bibliothecaris, de heer L. D. Petit, verslag uit, over den toe stand der boekverzameling, waaruit bleek dat door de verwoesting der Bibliotheek te Leuven, drio handschriften, waaronder een van Jan van Ruusbroek en een paar hoe ken, aan do Maatschappij behoorende, ver loren gingen en dat hot letterkundig verkeer met de buitenlandsche genootschappen, voor al met 23 Belgische en Frahsche, door den oorlog geducht geleden heeft. Door ge schenken en aankoop werd de bibliotheek belangrijk vermeerderd. Uitgeleend werden 33 handschriften en niet minder dan 3400 boeken. Uit het daarna uitgebracht financieel ver slag. bleek, dat de geldmiddelen der Maat schappij bevredigend zijn. De verslagen over do werkzaamheden der Commissie van Taal- en Letterkunde en der Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde, toonden de activiteit dezer commissies. Daarop werd de uitslag bekend gemaakt van de stemming over de benoemde gewone en buitenlandsche leden. Daaruit bleek, dat benoemd waren als gewone leden: Seerp Anema, 's-Gravenhage. Eduard'van Biema, 's-Gravenhage. Mr. R. Bylsma, adjunct-archivaris, Rot terdam. Mr. A. S. de Blécourt, '6-Gravenhage. Dr. V. F. Büchner, conservator handschrif ten aam de Universiteits-bibliotheek, Leiden. H. Colijn, oud-minister van oorlog, 's-Gra venhage. Dirk Coster, Delft. Félix Driesscn, Leiden, fabrikant. Dr. D. A. H. van Eek, conservator Gyfcma- sium, Leiden. Mr. Frans Exscns, Heemstede. W. Graadt van Roggen, Utrecht. Dr. E. J. Haslinghuis, Scheveningen. Mej. Dr. S. Hofker, leerares M. O., Leiden. A. Hoyinck van Papendrecht, Directeur Museum va* Oudhe 'en, Rotterdam. Mevr. J. R KleinPcaux (s huilnaam De Meerulaer), Oegstgeest. Dr. Alb. C. Kruyt, zendeling te Pendo'o (Posso). Dr. H. H. Kuyper, hoogleeraar Vrije Uni versiteit, Amsterdam. Mr. A. Meerkamp van Embden, commies Rijksarchief, Middelburg G. Nolst Trénïté (schuilnaam Garivarius), Haarlem. Mej. Mr. E. R. Oppenheim, conservatrice bibliotheek 7an heb Vredespaleis, 's-Gravenhage. Dr. L. A. Rademaker, redacteur „Vader land", 's-Gravenhage. Dr. D. A. Rinkes, adviseur inl. zaken, Weltevreden. Arthur van Schcndel. J H. Scholte, hoogleeraar, Amsterdam. Jhr. Dr. N. J. van Suchtelen, Blaricum. Prof. Mr. M. W. F. Treub, Minister van Financiën, 's-Gravenhage. Eduard Verkade, tooneelspeler, 's-Graven- Mej. C. M. Vissiring, 's-Gravenhage. Dr. J. L. Walch, 's-Gravenhage. Dr. S. A. Waller Zeper, Leeuwarden. Buitenlandsche leden: Dr. G. Besselaar, Pieter Maritzburg (N atal). Dr. A. öauchie, hoogleeraar Universiteit Leuven. Dr. L. van der Essen, hoogleraar Univer siteit Leuven. Dr. W. Goetor8, hoogleeraar, Bonn. Dr. O. Louis Leïpoldt, Pretoria. Jean Meyhofer, predikant te Ükkel (Brussel). Hierna werd gepauzeerd. Na de pauze hield prof. dr. P. J. Blok' hoogleeraar in de vaderlatidsche geschie denis, aan de Rijksuniversiteit alhier een voordracht over: „QUATREBRAS EN .WATERLOO/' Onze gedachten gaan thans, aldus ving spr. aan teruo; tot het gebeurde voor 100 jaren, al geeft aie terug blik weinig troost voor het vreeselijke, dat ons thans omgeeft. Maar eenige troost ligt er toch in, want het leed van heden wordt er begrijpelijker, dus dragelijker door en de gedachte aan het voorbijgaan van vroe ger leed, geeft moed voor de toekomst. De Fransche Revolutie had het oorlogsgenie ge haard, dat haar had getemd, maar nu bij na 20 jaren lang Europa in een zee van bloed had herschapen; hij was door millioenen geëerd als de nieuwe Alexander Caesar, Karei de Groote, door millioenen gevreesd, en verafschuwd als de nieuwe Attila. Maar in het voorjaar van 1815 was "hij opgesloten in de vergulde kooi op Elba en het congres van Weenen zou de deerlijk ver scheurde kaart van Europa opnieuw samen stellen, de mogendheden zouden een gouden, eouw van orde en rust inwijden, met vader lijke zorg bezield voor de volkeren. Doch de to verdoelen buit wekte twist tusschen de overwinnaars, een nieuwe oorlog dreigde. Niet hoog christelijke ethische gedachte, maar het staatsbelang had den boventoon te Weenen, het staatsbelang, dat de betrekkin gen tusschen de staten oeheerschte en nog beheerscht, zooals de gebeurtenissen vah den dag ook ons toonen, gelijk de geschie denis aer menscliheid het ons toont. Ethi sche beginselen kunnen He dikwijls gruw zame werking van dat staatsbelang verzach ten, maar niet veel meer zoo lang de mensch blijft wat hij is. Wij mogen en moeten naar, het hooge ideaal blijven streven, maar die nen ons er rekenschap van te geven, dat wij er nog verro van af zrjn. Het geloof in den mensch en zijn bestemming alleen kan ons steunen in dat streven. De mensch van 1815 kon niet anders den ken. Wij weten, wat hij vreesde en vermoed de: de lijdenskelk moest opnieuw gedron ken worden, zij het dan niet tot den bodem too. Op 1 Maart landde" Napoleon aan de Fransche kust, drio weken later zat hij we der in de Tuilerieën, aangebeden door zijn soldaten, toegejuicht door do slachtoffers der reeds begonnen reactie. Maar de mo gendheden waren besloten hem thans voor goed te verdrijven en een groot coalidele- ger zou Frankrijk binnenrukken, voorop de nog sedert 1814 in België gelegerde Engel- sciien en Pruisen met de Nederlanders, over, wie prins Willem van Oranje net bevel voerde. Alle pogingen van Napoleon om de coa litie te verbreken door afzonderlijke aan biedingen. mislukten. In April kwamen Wellington en Blüoher do Engelsok e en Pruisische troepen com- mandeeren. Wellington werd ia Mei na he vige oneenighoden met den eigenzinnigon en de eigenbelangzuchtige mogendheden wantrouwenden koning Willem I, oök veld maarschalk over de Nederlandsche troe-pen, die hij intusschon gering schatte en zelfs niet volkomen vertrouwdevoora-l de Bel gen werden door hem én zelfs door do Ne- derlandsoho regosring zelf niet vertrouwd. Het ga.nsche geallieerd© leger was niet van het beste gehalte evenmin trouwens als het Fransche. Men aarzelde van beide kanten tusschen offensief en defensief, toen half Juni Napoleon onverwacht de Nederland- scho grens bij Namen naderde. Aan de hand van hot groot werk van de generaals De Bas en Tscrclae3 de Wommer- som beschreef spreker thans in groot© trek ken de gebeurtenissen van 1618 Juni. Daarbij liet hij vooral het licht vallen op de veelszins miskende -cHenstan der Nederlan ders, bij Quatre-Bras -en Waterloo bewezen, op hun aandeel in do zege. Plet initiatief der Nederlandsche bevelhebbers," de dapper heid der door den Prins van Oranje aange voerde troepen redde de positie van Quatre- Bras, totdat na een groot uur vechtens te gen een driedubbele overmacht de toestroo- mendo EngelsohNederlandsche versterldn- gen Ne-ij's woedende, maar te laat begon nen aanvallen afweerden. Do nederlaag der Pruisen bij Ldgmy op den zelf den dag deed Wellington den volgenden dag terug trekken op Waterloo. Daar begon Napo leon op den 18den den slag, waarin weder om de Nederlanders zich onderscheidden maar die op oen nederlaag zou zijn iritge- loopen, als niet Bliioher's Pruisen, snel naar het slagveld gekomen, de nog wisse lende kansen ten voordeele van Wellington hadden beslist. Spreker eindigde met een va dorian dsohe opwekking bij do gedachte aan de gevaren, die ook thans onze onafhankelijkheid be dreigen, en sprak als zijn overtuiging uit, dat, mocht de bitterste beproeving over ons komen, Nederland en Oranje weder, eens van zin, weerstand zouden bieden tot het ui terete, „hot vaderland getrouwe." De met gloed uitgesproken rede, oogstte veel bijval en ook de voorzitter bracht den spr. dank voor zyn helder en leerzaam betoog. Hierna hadden nog eenige huishoudelijke werkzaamheden plaats. Op voorstel van de Maandelijkscho Ver gadering, werd aan den heer Louis D. Petit opgedragen de samenstelling van een Naam-, Plaats- en Zaakregister on de vier bestaan de Pamfletcatalogi, n.l. der collecties Kon. Bibliotheek, Fred. Muller, Is. Meulman £n Thysius. Tot bestuursleden in de plaats van de af tredende en niet weder herkiesbare heérén prof. Snouck Hurgro'nje en Kalff, werden benoemd de heereh prof. Ch. A. van Op- huysen en dr. K. Sneyders de Vogel, beiden te Leiden. Tot secretaris werd prol dr. S. G. de Vries weder herbenoemd. Nadat uit den boezem der vergadering don altredend en voorzitter, den heer Stevck, dank was gebracht, voor hetgeen hij in het afge- Ioopen jaar voor de Maatschappij d©ed eh in het bijzonder voor de leidiqg van deze vergadering, werd de bijeenkomst gesloten. Ilierna vereenigden het bestuur en de meeste leden zich aan den gemeenschappc- Iijken maaltijd in den huize „Prins" aan het Rapenburg. KUNST, LETTEREN, ENZ. Sarah Bernhardt. Uit Havre wordt aan de „Daily Tol." ge schreven dat Sarah Bernhardt thans te Anderno8 vertoeft en geheel hersteld van de operatie, die zij ondergaan heeft, weldra te Bordeaux zal optreden. Zij deelde mede dat zij daar een voordracht zal geven en gedichten voordragen, geschreven door haar kleindochter. „Zij weende zoo hevig toen ik geopereerd werd", zeido de diva, „dat ik thans dit voor haar doen wil". Mlijn optre den komt ten voordeele van dr. Denace die mij behandeld heeft. Mevrouw Bernhardt zeido ook, dat zij daarna naar Parijs zou gaan om de hoofd rol te spelen in een stuk van Maurice Don- noy. Het Steuncomité Ledden „Oorlogstoe stand 1914" schrijft ons: Onder de bouwvakarbeiders der D.-afdec ling nemen de sluoadoors, waaronder wij ook de wattors rekenen, mede een vrij be langrijke plaats in. Het aantal geste-linden onder hen bedroeg tot heden 24, waaronder 5 dienstplichtigen. Doze zijn geleidelijk aan gekomen, naarmate ze uit het werk uitvie len. Zoo meldden er zich in Augustus reeds 5 aan, in September, 3, in October 4, waar onder 3 militairen, in November 7, in De cember 3 en in Januari nog 2. Met het voor jaar, den grooten schoonmaaiktijd, vielen de meesten af, n.l. in Maart 7, in April 5 en begin Mei 4. Toóh waren er in Mei nog 4 onder hen gesteund, vermoedelijk als ge volg van de bezuiniging onder de burgerij, daar deze het witten vaak zelf ter had na men of het uitstelde. Een groot deel dezer arbeiders was aangesloten bij een werk loozenkas, waaruit ze, evenals andere arbei ders bij goh cel e werkloosheid f6 per week uitkeering genoten. In 't geheel werd door het Steuncomité tot 1 Mei 1.1. aan hen on geveer f 1700 uitgekeerd, wat neerkomt op gemiddeld f 2 per gezin per week. De behangers en stoffeerders vormden een kleine groep. Slec-hts een achttal meld den zich bij het Comité aan, waaronder nog 3 dienstplichtigen. Dat hun aantal niet grooter was, ligt zeker ook daaraan, dat er onder de behangers versohoidenen voor eigen rekening werken, die dus onder een' ander© afdee-lingen gebracht zijn. Deze vak lieden waren er vrij spoedig bij om zich tot het Comité te wenden, daar de helft hun ner in de eerste twe© maanden der mobili satie rich aangemeld hadden, waarvan eoh ter in October reeds twee afgevallen zijn. De anderen kwamen één voor één in de vol gende maanden opzetten. Met den schoon maaktijd vielen zc allen af, zoodat er half Mei geen enkele hunner meer gesteund werd. Hun groep ontring in de afgeloopen negen maanden een bedrag van ruim f 550, wat evenals bij de stueadoors komt op onge veer f 2 por week per gezin. Daar onder deze werklieden ge on aangeslotenen bij e>en werkloozenfonds voorkwamen, althans bij de aanmelding, zou hun uitkeering zéker hooger geweest zijn, dan bij de reeds behan delde vakarbeiders, was het niet, dat over het alge-meen het loon der behangers niet hoog is. Onder de groepen der vakarbeiders, waarmede het Steuncomité -kennis ma-akte, tellen d© schilders in niet geringe mate mede. Er zijn niet minder dan 64 hunner gesteund. Yan deze kwamen er in Augustus reeds 10 aan, in September 3, in October 7. Dit aantal vermeerderde tegen -den winter, zooals te begrijpen is. Zoo kwamen er in No vember en Januari elk 14, terwijl er zich in December nog 8 aangemeld hadden. In Fe bruari en Maart dienden er zich nog res pectievelijk 5 en 3 aan, maar in April geen meer. D© invloed der voorjaaredrukte was bij hen zeer goed merkbaar. Een groot deel dezer groep viel in do laatste drie maan den af, n.l. 15 in Maart, 17 in April en 17 begin Mei. In Februari waren er nog 3 afgevallen, enkele anderen reeds vroeger. Half Mei waren er nog slechts 2 hunner ge steund, waarvan 1 der 5 dienstplichtigen, die tot deze afdee-ling behoorden. Er waren er dus 62 afgevoerd. Velen der gesteunden waren lid van een werkloozenfonds, waardoor de aan hen ver leende steun slechts ongeveer f 1.30 per ge zin per week bedroeg, wat voor de goheelö groep ongeveer ƒ3000 samen beloopt. Aan de meest behoeftigen onder hen werd nog een drietal etenska-arten verstrekt. Ook de huissmeden hadden, blijkens de aanmelding van een achttal hunner, voor namelijk door verkorting vaa den werk tijd, van den oorlogstoestand te lijden. Ze kwamen geleidelijk aan, en werden ook ge leidelijk afgevoerd. Half Mei wa-s hun toe stand zoover verbeterd, dat geen hunner meer steun behoefde. Een gezamenlijk be drag van ongeveer 4 50 is aan hen uitge keerd, dat is ongeveer f 1.60 per gezin per week. Het aantal gesteunde drienstplicihta- gen tot deze groep behoorer.de, be droeg 2. GEMEENTELIJKE ARBEIDSBEURS. Stadstlmmcrwcrf. Tclcphrton No. 127. Geopend: 'smorgens van 9—12 en des middags wan 2—5 uur. aanvraag van werkzoekenden. 5 Kantoorbedienden, 1 Uitvoerder, 12 Timmerlieden, 1 Bankjongen, 24 Metselaars, 4 Steenhouwers, 8 Opperlieden, 9 Stuc-a- dcors, 1 Meubelmaker, '1 Stoker, 3 Smeden, 2 Grof-bankwerkers, 1 Koperslager, 12 Ty pografen, 1 Bakker, 2 Koetsiers, 2 Schip pers, 12 Grondwerkers, 8 Loopknechten, 3 Loopjongens, 1 Schilder, 36 losse werklieden. APD. VR00WEN. Volkshuls. Tolephoon Ne 1477, Geopond: van 9—12 uur. 1 Dienstbode, 14 Werksters, 5 uaisterat, 9. Waschvrouwen, 1 Kinderjuffrouw, 1 Huishoudster, 1 Kookster, 1 Kantoorbe diende, fi Fabrieksarbeidsters, 38 Textiel- arbeidsters, 4 Vrouwen (allerlei).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 5