fr
FEUILLETON.
B© Weldoenster.
Een Nachtelijk Gevecht by Rheims.
Een bijzondere correspondent van de „Pe
tit Parisien", naar 't oorlogspad getogen,
vertelt van een nacht bij Rheims:
;.lB de verte verdwijnen zware zwarte
wélken langzaam achter den horizon, terwijl
do dondtr somber rommelt; zijn geluid vloeit
samen met dat van hot kanon.
Om» de vuurlinie te bereiken, moet ons
■convooi dwars door Rheims. Terwijl we lang
zaan.) voorwaarts trekken, vertelt mijn nieu
we kameraad mij anecdoten.
Ten noorden van de groote Champagne-
slad ïig"gen de Fransche en Duitsche loop
graven zóó dicht bij elkander, dat er op
eeo plaats een verbindingsgang bestaat tus-
sehen "de hunne en de onze. Deze gang is
gedeeltelijk door ons, gedeeltelijk door onze
vijanden bezet, van wie wy slechts door
een aarden muur gescheiden zijn. Aan heide
zijden vermaakt men zich met afzonderlijke
schoten op den vijand te lossen, zonder zich
te toonen. De Duitschers werpen handgrana
ten, wier uitwerking ons dikwerf in gevaar
brengt-
Herhaaldelijk wordt op de vuurlinie alarm
gemaakt De Duitschers doen heftige tegen
aanvallen.
Eenmaal bereikten 60 Duitschers een ge
deelte van een loopgraaf op de eerste linie.
Er ontstond een ontzettend gevecht van man
tegen man. Een Fransch kapitein doodde ver
scheidene Duitschers door ze te vertrappen.
Een ander wapen dan zijn hakken bezat hij
niet njeer, ten gevolge van de vreeselijke
.warboel, die er heerschte.
Nu trekken wij Rheims binnen. Sedert
'den ochtend hebben de Duitschers niet op
do stad geschoten. De inwoners in de bui
tenwijken doen dan ook gewoon hun zaken.
lAVïj gaan over do brug, waarop verschei
dene malen door oen Taube een bomaanslag
is gepleegd, waarbij slechts een arm moe
dertje werd gedood. Een van die vliegers
is omlaag geschoten en vertelde, dat hij op
dracht had, de brug te laten springen, om de
bewegingen van do troepen te verhinde
ren, die door de Duitsche spionnen waren
waargenomen.
Wij zien overal uitsluitend huizen, die
gezeefd zijn door de mitrailleurskogels. Hier
is een glaswinkel opgeblazen. Van de rui
ten is niet het minste spoor overgebleven.
Ginds is een voorgeve] geheel vergrnisd.
Men kan er van buiten het geheele inte-
r.li r zien. En t:- midden van al deze ver
latenheid zijn twee metselaars bezig oen huis
te bouwen, waarvan de grondvesten reeds
zijn gelegd, en waarvan de muren al D/g
meter hoog zijn. Ondanks de voortdurende
bedreiging dcor de gTanaten, voegen de
werklieden langzaam de steenen, terwijl aan
de overzij grijze woningen groote witte
gaten vertconen, getuigen van vroegere be
schietingen.
Be kathedraal verrijst op den achtergrond,
haar onderstuk omgeven door zakken zand.
Het kanonvuur heelt haar ontdaan van haar.
ornamenten, van haar dak- en kantwerk,
heeft haar in brand gezets maar heeft haar
niet gehcv] ter" i kunnen werpen.
Er omheen zien we slechts wankele huizen,
die door balken worden gestut of gebouwen,
waarvan slechts vier sombere muren over
eind zijn gebleven, zooals het bisschoppelijk
paleis. Hier heerscht stilte. De orkaan heeft
er gewoed; de steenen zijn slechts gebleven.
En men zou zich in een doode stad wanen,
als niet drie kinderen in de heek aan het
spelen waren.
Plotseling begint in onz9 ooren het ka
non te grommen. Wij blijven stilstaan. De
hemel wordt verlicht als door bliksemlichten,
op sommige plaatsen schenen wel groote
branden te zijn uitgebroken.
Lichtweerkaatsingen spelen tegen den he
mel om onmiddellijk weer te verdwijnen.
Een schuilplaats zoekend naderen wij een
mooi opgestelde battery, die zonder ophou
den schiet- Bij elk schot, dat afgaat, wordt
onze geheele omgeving voor een oogenblik
verliclrt. In den donkeren nacht lijkt dan
het landschap, rnefc zijn daken van huizen,
en boomen, als verlicht door het schijnsel
van de maan. Doch de Duitschers kunnen
niets zien, doordat onze stukken uitmuntend
verscholen zijn. Er ontwikkelt zich een nach
telijk gevecht. Onze kanonnen schieten zon
der ophoudenop de vijandelijke loopgra
ven en niettegenstaande de duisternis, doen
zij het met nauwkeurigheid.
Plotseling wordt het kanonvuur zesr ver
woed. De slagen worden kort en hard, dan
dof. Nu is alles weer rustig en stil. Op
hetzelfde oogenblik worden vuurpijlen opge
laten. De Duitschers willen zich rekenschap
geven van wat onze mannen uitvoeren. Een
greenachtig lickt daa t van den horizon, e rss
langs den hemel, dan op ons neer en het
is, of op enkele plaatsen de nacht verdre
ven is.
Dan volgt er gedurende vele minuten een
hel van oorverdoovende ontploffingen. De
Duitschers gaan met hun kartetsen werken.
Aan den hemel verschijnen kleine vlammen.
De voorsteden van Rheims ontvangen hun
deel. Maar het is voor den vijand verloren
moeite. Enkele van onze stukken beginnen
op de Duitsche batterijen te schieten, en
weldra zijn ze tot zwijgen gebracht.
Als de strijd ophoudt, hooren wij in de
verte, uit de vijandelijke loopgraven, waar
veel mannen moeten zijn gevallen, een ver-
verwyderd gerucht opstijgen.
De vijand houdt niet van nachtelijke ge
vechten I
Uitbrcidingszuoht in Duitschland.
Hot orgaan van de Duitsche nationaal-
liberale partij, de „National-liberale Korres-
ponclenz", deelt mede: „Het dagelijksch be
stuur der partij en de voorzitters van de
landelijke en provinciale bonden zijn den
16en Mei 1915 te Berlijn bijeengekomen om
over de politieke toestanden te beraadslagen.
Algemeen bleek de opvatting dat de bereik
te resultaten van ons leger en onze vloot
ook politiek moeten benut worden. Inliet
b ij zonder moet in het westen
hetgebied datnoodig istotbe-
voiliging en versterking van
onze macht te water en te land
politiek, militair en econo
misch aan 't Duitsche Rijk ver-
bondenworden.
In het oosten moeten niet alleen strate
gisch betere landsgrenzen maar ook nieuw
lanci voor nederzettingen verworven worden.
Ons overzeesch bezit moet in omvang en
vorm uitgebreid worden in evenredigheid
met onze belangen als een wereld-handels
volk, waarbij het koloniale rijk dat tot nu
toe in ons bezit was, en zoo trouw heeft ge
streden voor het vaderland, behouden moet
blijven."
't „Berliner Tageblatt', deze mededecling
critiseerende, schrijft dat het die publicatie
voor Duitschland eerder schadelijk dan nut
tig acht. Wanneer die heoren, zegt het blad,
niet willen inzien waar zij door zulke ontij
dige mededeelingen schade kunnen veroor
zaken, dan moeten diegenen die een beter
inzicht hebben van die dingen, het hun maar
eens zeggen.
De conservatieve „Kreuzzeitung" deelt
mede, dat graaf Westarp niet persoonlijk
verantwoordelijk is voor de door hem in den
Rijksdag gehouden redevoering, waarin hij
van wal stak tegen de socialistische anti-an-
nexatie-nitingen, maar dat lnj die redevoe
ring heeft gehouden op besluit en na zorg
vuldig beraad, van de conservatieve fractie.
Des te grooter reden voor de „Yorwarts"
om zich tegen zijn woorden te keeren.
Tor verklaring van het genomen besluit
betoogt de „Kreuzzeitung" het volgende
„De sociaal-democratische partij heeft tot
nu toe in elke zitting gedurende den oorlog
uitdrukkelijk verklaard, dat zij in overeen
stemming met de beginselen van de Inter
nationale iedere verovering, d.w.z. iedere
andering van onze grenzen door de ver
worving van vijandelijk gebied tegen den val
van onzen vijanden, principieel afkeurt. In
December en in Maart hebben de burgerlij
ke partijen daarop een gemeenschappelijk
antwoord gegeven en in December hebben
zij zeer duidelijk te verstaan gegeven, dat
voor dit vraagstuk geen rekening zou wor
den gehouden met de eischen van de Inter
nationale, maar alleen met de belangen van
heo Duitsche volk. Nu hebben de sociaal-de-
mocratén het voor nuttig gehouden, juist
op het huidige oogenblik te verklaren, dat
naar hun opvatting de vredo „zonder over
weldiging van een ander volk" moest wor
den gesloten en dat zij „met beslistheid zich
keerden tegen elk streven, dat den vrede
afhankelijk wil maken van allerlei verove
ringen."
Het Huis vervolgt hot conservatieve
blad behandelde geen begrooting en eraf
evenmin op andere wijze aanleiding, in deze
materie een principieel standpunt in te ne
men."
De „Yorwarts" ziet echter de aanleiding
tot dc woorden van haar joartijgenoot Ebert
in de hoogst „miszverstandlichen" woorden
van den rijkskanselier over de noodzakelijke
„reëele waarborgen" voor de toekomst. Ove
rigens was het doel, over de „mallepraat
van enkele annexatie-politici afkeuring te
kennen te geven.
Dit dit alles blijkt duidelijk, dat er in
Duitschland zeer velen zijn, die bij een gun
stig einde van den krijg voor de centrale
mogendheden omliggende landstreken willen
annexeeren.
Bij het Graf van Kameraden.
In de „Magdeb. Volksst." schrijft een sol
daat
„Op het. kerkhof liggen vier doode kame
raden. Zij moeten vanmiddag begraven wor
den." Met deze woorden kwamen eenigo
kameraden terug van het kerkhof van een
groot Fransoho dorp, dat niet ver van d'e
loopgraven ligt.
Vier doode kameraden
Ik voel plotseling behoefte de vier ka
meraden een laatste bezoek te brengen.
Langzaam wandel ik naar het kerkhof,
overdenkend hoe levenslustig zij gisteren
nog waren.
In een graf, twee pas lang en twee pas
breed, liggen ze alle vier vreedzaam naast
elkaar. Ik licht het doek, dat hen voor
mijn oogen verbergt, een weinig op. De
eerste is een jongeling van twee en twin
tig jaar. Moedig was hij uitgetrokken, had
afscheid genomen van zijn oudera en zijn
meisje, van wio hij zoo veel vertelde, dat
hij zoo lief had en dat later zijn vtouw
zou worden. Gisteren nog dacht hij aan
haar, schreef, dat hij nog steeds gezond en
opgewekt was en misschien spoedig terug
kon keeren. 's Avonds was hij dood.
Een granaatsplinter had hom in de loop
graaf getroffen, juist toen hij in een bom
vrij hol wou vluohten. Dezelfde splinter
trof een achter hem etaanden kameraad,
oen landweerman. Zijn vrouw en vier kin
deren, over wie hij zoo gelukkig was, wee-
nen om hem.
Naast den landweerman ligt een jong
soldaat, dio een granaat volkomen in stuk
ken scheurde. Hij meende bepaald later
weer terug to keeren. Hij was immers
slechts oppasser bij den betaalmeester en
kwam daarom niet in de eigenlijke vuurli
nie. Een vijandelijke vlieger had echter de
can-time ontdekt-, dio in een benedenverdie
ping van hot huis lag en de artillerie inge
licht. Een geluk was het nog, dat de can
tine gesloten was, toen de granaat kwam.
Nu kon deze slechtr den eenen kameraad
op de boven verdieping den dood bren
gen.
De vierde had bij het uitbreken van den
oorlog zijn zieke moedor moeten verlaten.
Zoo lang ik hem kende, was hij nooit vroo-
lijk geweest. Zijn gedachten waren meestal
bij zijn zieke moeder, die zijn hulp noodig
had. Zij wacht reeds zoo lang op den terug
keer van haar eenigen jongen.
Over een paar uur zal een vormlooze heu
vel, versierd met een houten kruis, hen
bedekken. „Hier rusten vier -dappere Duit
sche kameraden. Zij stierven den helden
dood voor het vaderland", zal op het kruis
staan. Yier dooden en hoeveel mensohen
weenen om hen.
Ik keer mij af en zie een groote re heu
vel. Op liet- kruis is te lezen ,.Hier rusben
vier en dertig Duitsche soldaten. Zij stier
ven den heldendood1 voor het vaderland."
Hoeveel levenskist ligt onder dit kruis be
graven 1
Ik zie om mij heen. Vele van deze graven
liggen nog op dit kerkhof. Hoevelen wach
ten tevergeefs op den terugkeer van hun
geliefden'? Langzaam verlaat ik het kerk
hof. In mij leeft de gedachtehoe lang nog
en gij zijt ook dood.
Plundering, brandstichting en dooden van
gevangenen op bevel of onder hooge
goedkeuring.
De Parijsche hoogleeraar Joseph Bédier
heeft een nieuw vlugschrift samengesteld,
waarin hij tegen de Duitsche regeeringscri-
tiek zijn verzameling uittreksels uit zak
boekjes van gedoodo of krijgsgevangen
Duitsche soldaten verdedigt.
Do Parijsche boogleeraar geeft nog nieuwe
uittreksels. Het zijn ontstellende militaire
twandaden, die door dc Duitscho bedrijvers
zeiven geboekstaafd worden en fotografische
weergave der schrifturen zijn er weer bij
gevoegd. Wij doelen er hier iets uit mee.
De hospitaalsoldaat Joseph Ot van do
33o divisie, 16e legercorps, teekent 23 Aug..
aan: „Wij ontvingen verlof te plunderen,
wat men zich geen tweo keer liet zeggen.
Heele balen laken, wijn in flesschen en va
ten, kippen en varkens werden meegenomen.
Om één uur was het mid dageten en in ge
zelschap van doode Franschen werd het
genuttigd".
De soldaat H. Albers, van het 78o infante
rie regiment, lOo legercorps, schrijft 25 Aug.
Bericht dat Belfort gevallen is. Groote jubel
onder de troepen. Zingen van het lied:
Deutschland Dcutschland über alles. Meer
wijn dan water, Duitsche soldaten van do
bagage-af-deeling plunderen waar zij kunnen.
Doorzoeken kasten, kisten enz. en gooien
alles op den vloer. Yreeselijlc woest".
De onderofficier Burkhardt van het 100e
grenadiers-regiment, 12e reservekorps schrijft
30 Aug.„Wij kijken den wijnkelder nog eens
na en vinden allerlei goede dingen. De prach
tige vertrekken van het kasteel zen er ont
zettend uit. Men heeft naar goud en zilver
gezocht en alles door elkaar gogooid. Het
verder marcheeren is na den rijkelijk geno
ten alkohol erg zuur. Ik heb bovendien een
kruik chartreuse in den ransel".
Van het platbranden en uitmoorden van
allerlei dorpen worden verschillende verha
len gedaan. Een dier verhalen bevat veeibe-
teekenend in stenografisch schrift de woor
den „Kapitein Hamann was dronken". Een
ander een Oost-Fries van het 78e regiment
infanterie schrijft 22 October benoorden
Reims: „Het dorp en de arbeidershuizen
hier door en door geplunderd en verwoest.
Afschuwelijk. Er is toch iets van aan van 't
gepraat van Duitsche barbaren".
Tegenover de loochening van het Duitsche
regeeringsblad geeft de heer Bédier drié
bewijzen van Duitsche bevelen om gewonden
en gevangen vijanden af te maken. De on-
derfeldwebel Bruchmann (l-14e reg. iDf., 18e
korps)„Aan verwonde Turko's mag geen
pardon gegeven worden". De onderofficier
Göttsche reg. inf., 9e korps) deelt over
het beleg van Antwerpen mede: „Wij wilden
eerst het fort nemen, maar moesten nog in
het dorp Kessel kwartier vertrekken. De ka
pitein riep ons om zich heen en zeido„In
hot fort, dat genomen moet worden, zijn naar
alle waarschijnlijkheid Engelschen. Ik
wenaoh echter geen gevangen Engelscliman
bij de oompagnie te zien". Een algemeen
instemment bravo was het antwoord".
Te begrijpen is het dan ook dat een on
derofficier van het 14e reg. reserve-infante-
rie 15 October schrijft. „Het heette eerst,
dat wij ingekwartierd zouden worden in
Billy, waar de geheel burgerbevolking reeds
verdreven en de meubelen deels meegeno
men, deels onbruikbaar gomaak zijn. Deze
soort oorlogvoeren is bepaald barbaarseh.
Ik verwonder mij, dat wij zoo op bet op
treden der Russen scheldenwij houden in
Frankrijk veel erger huis en bij elke gelegen
heid wordt onder een of ander voorwendsel
gebrand en geplunderd. Maar God is recht
vaardig en ziet alles: zijn molens malen
langzaam, maar schrikkelijk klein".
Het is niet overbodig er nog eens op te
wijzen, dat deze uitlatingen aan Duitsche
zakboekjes ontleend zijn.
KORTE BERICHTEN.
Het munitie vraagstuk is in dezen oorlog
Van het grootste gewicht Wie de minste
munitie heeft is erg achterop. Dat bemer
ken "de Russen nu weer in Galicië en de
Engelschen weten het ook, want een aanval
hebben ze soms niet kunnen doorzetten bjj
gebrek aan munitie voor het geschut. Zeer
welkom zal het daarom den Engelschen zyn,
dat nog een fabriek munitie gaat vervaardi
gen n.l. de machfnefa-briek van G. en J.
Weia te Oathcart. Een voordeeltje is nog.
dat men t voor den koetenden prye zal
doen.
De verkiezing van dr. Quarck, het so
ciaal-democratische lid van den Rijksdag,
t-ot lid van de gemeentelijke schoolcommfj.
sie is door de regeering te Wiesbaden l>^
krachtigd. In vroegere jaren was dio
krachtiging tweemaal geweigerd.
De Engelsche regeering heeft voor ila
nieuwe, aan Duitschland ontnomen bezittin
gen in de Stille Zuidzee het stuiversport th.
gevoerd voor de briefwisseling met Groot,
Brittanje.
Op een merkwaardige manier zrj'n de Bel.
gen in kennis gesteld van het meedoen valt
Italië. Langs den gewonen weg gaat niet.
De Duitschers verboden het lezen van kran
ten. Vliegers hebben duizenden strookjes p#.
pier uitgestrooid, waarop stond dat Italia
aan Oostenrjjk den oorlog had verklaard.
In Oostenrijk-IIongarge is heel waf be.
drog voorgekomen bij leveringen aan het
leger. Nu is te Tardubitz in Bohemen weer
een schoenfabrikant op last van de militairei
overheid in hechtenis genomen. Hij moet
50,000 paar militaire schoenen van „b®.
driegelijke hoedanigheid" hebben geleverd.
Te Briinn in Moldavië hebben verscheidene
schoenfabrikanten voor den legertrein schoe
nen met binnenwerk van karton en hout
spaan in plaats van leder geleverd. Een
Hongaarsche kapitein wordt beschuldigd, zich;
met dergeljjken zwendel te hebben ingela
ten. Nog vele andere gevallen worden ver-
meld.
De Russische regeering zal de haven vaï
Archangel voor particulier verkeer sluiten.
Ze zal alleen gebruikt mogen worden vooji
regeeringstransporten.
Naar het Exchange-telegraafagentschap
meldt, krijgt de politie te Parjjs dezelfdq
maskers als de Fransche troepen nu hebben
als een (voorzorgsmaatregel tegen verstik
kende hommen, die uit Zeppelins kunnen
worden geworpen.
it
De afgevaardigde voor Trente in de Oos-
tenrjjkBche volksvertegenwo r 'i; ng, Cer.Vd
Batfeti, heeft zich als vrijwilliger aange
sloten bij de Italiaansche alpenjagers. Hjj
2al als gids optreden in die hem zeer be
kende landstreek. Het Oostenrjjksch gerecht
heeft hem ter dood veroordeeld.
Een Russisch .onderdaan, Eckstein ge
naamd, is door de Duitschers te Libau go,
fusilleerd, daar hij als directeur ran een
schouwburg: een stuk liet opvoeren, dat get-
titeld was: „De wilde beesten der Kultur.''
Van een aantal soldaten, die licht gewond
werden in de streek van Schawli en te Pe-
trograxl waren aangekomen, zijn er twee
gestorven. Door een geneeskundig onder
zoek is vastgesteld, dat de dood was te
weeggebracht door wonden, die vergiftige
kogels hadden veroorzaakt. De zaak 13 in
handen gegeven van de commissie van on-,
derzoek naar de Duitsche gruwelen, onder,
presidium van senator Kriotzoff.
De 16-jarige gravin Helène Jonghe u'Ar.
deyis door de gouvernementsrechtbank ta
Brussel veroordeeld tot drie maaud.n ge
vangenisstraf wegens het feit, dat zij op dep
boulevard een Duitsch officier grof had
beleedigd.
De grootmoeder der gravin, die aan de
beleediging had medegedaan, kreeg eveneens
gevangenisstraf.
Om te kannen zorgen voor het vervan
gen van gebroken of verloren brillen vaü
soldaten te velde, had de oogarts dr. Weige-
lin last gekregen alle gebnlden in een gel-
mengde troepenafdeelfng, ter sterkte vaü
11,000 man, te onderzoeken en het nummer
van de glazen te bepalen. Door den stel
lingsoorlog was dit mogelijk. Dr. Weigelin
stelde ten eerste vast, dat slechts een gering
aantal van de gebrilden een rèserve-bril had
en oaf ook slechts betrekkelijk weinigen het
nummer van hun glazen wisten. In liet ge
heel waren er 386 brillendragers, waarvan
881 inderdaad een bril noodig hadden. Het
is aus s.o ]JSt. van de manschappen. Ondeli
do 386 onderzochten waren 214 bijzienden,
74 verzienden, 12 met verzwakte oogen, 81
astigmatisch en 5 met onverbeterbare ge
breken aan de oogen. i
SI)
Maar het was maar eenige uren, verze
kerde hij zichzelf, terwijl hij sneller de cel
op en neer liep; zijn handen dieper in zijn
zakken stak; en voor enkele uren kon hij
alles verdragen. Zijn broers zouden bij hem
komen morgen vroeg zou de advocaat
zeker komen. Het was alles zoo vreeselijk
ongerijmd; toch was het verbazend hoezeer
zulk een ongerijmde vergissing iemand kon
deen lijden. „Goddank!'' riep hij hardop
uit en hij bleef stilstaan, daar een nieuwe
gedachte hem inviel, „dat ik geen vrouw
of kinderen heb." En hij begon weer te
loopen, nu wat langzamer, voorovergebogen,
met het hoofd omlaag; hij kreeg een kleur,
hij dacht aan Anna.
Daar werd de deur opengedaan: een ge
vangenbewaarder kwam haastig binnen. Hij
had een lantaarn in de hand met een rood
glaasje, een dievenlantaarn. „De officier van
justitie komt," zei hij buiten adem. „Als
hij binnenkomt, moet je in de positie gaan
staan en jo naam opgeven, en de misdaad,
waarvan je beschuldigd wordt"
Hij had nauwelijks uitgesproken of de
officier van justitie kwam binnen. De ge
vangenbewaarder ging dadelijk in de positie
staan. Axel deed hetzelfde, langzaam en on
willig.
„Welnu?" bromde de groote man, toen
Axel zweeg. Het was een oude man, zyn
gezicht was slim en hard geworden, daar
hij jaren lang in aanraking gekomen was
met misdadigers; zijn ondervindingen bepaal
den zich alleen tot de leelijke zijden van
het leven.
„Mijn naam is Lolim," zei Axel, want hij
zag de dwaasheid in, iemand te willen tarten,
die met volstrekte macht bekleed was, op
de plaats, waar hij zich bevond, en hij
gmg voort de misdaad bloot t9 leggen, waar
van hij verdacht werd.
De officier van 'justitie, die zeer goed
alles van hem afwist, daar hy zelf de ar
restatie in al haar bijzonderheden had voor
bereid, zei iets onbegrijpelijks en ging heen.
„Mag ik heli een of ander licht hebben?"
vroeg Axel, „en schrijfgereedschap? Ik moet
bepaald in staat zijn te
„U kunt de weelde van een Schloss hier
niet verwachten," zei de officier van justitie,
met een boos gezicht, en hij draaide rond
op zijn hiel en gaf den gevangenbewaarder,
bevel de deur weer op slot te doen. Toen
zette hy zijn rondgang voort en 'feliciteerde
zichzelf getoond te hebben, dat in zijn on
afhankelijk oog de drager van den oudsten
naam en het schorri-morrie van de straat,
verhoord of niet Verhoord, gelijken waren,
dat wil zeggen zondaars, allemaal en dat
zij van hem precies dezelfde behandeling
zouden ondervinden. Hij was inderdaad zoo
verlangend deze prijzenswaardige onpartij
digheid op het hart te drukken van de
leden der kleine gevangeniswereld, de eenige
wereld, die hy kende, dat hy de grens te
buiten ging en Axel kleine gemakken wei
gerde, die hy zonder aarzelen zou hebben
toegestaan als een Schmidt of een Scholtz
of een Meyer ze hem gevraagd had.
Het was nu volkomen donker, behalve
het zwakke schijnsel, dat van de lantaarns
beneden op straat kwam1. Dood vermoeid
wierp Axel zicb op het kleine bed neder.
Hij had enkele .benoodigdheden medege
bracht, die hy haastig door een dienstbode
in een tasch had laten doen het was
eerst alles zorgvuldig betast en bekeken
met alle teekenen van wantrouwen door den
substituut-officier Meyer; Axel pakte ze niet
uit Te oordeelen naar de kortheid van het
bod, zou hy meenen, dat misdadigers tot
een achterlijk ras behoorden, in den groei
belemmerd. Slapen werd door dit bed niet
gemakkelijk gemaakt, hij lag wakker en
staarde naar de schaduw, die de yzeren tra
lies buiten het raampje op den zolder wier
pen. Die schaduw hield hem zonderling ge
noeg bezig. Hij deed zyn oogen dicht, maar
toch zag hy ze; hy draaide zijn hoofd naar
den muur en trachtte er niet aan te den
ken, maar toch zag hy ze. Zy drukten al
de ellende uit van zyn toestand.
Uitgeput was hy ingesluimerd, toen leen
helder licht in zijn gezicht hem deed ont
waken. Hij sprong overeind, verward; hg
herinnerde zich nauwelijks waar hy was.
Een gevoel, nauw verwant aan afschuw, be
ving hem'. Een dievenlantaarn werd vlak by
zyn gezicht gehouden. Hy zag niets dan
het felle licht. De man, die de lantaarn
in de hand had, zei niets, oogenblikkelijk
ging hij weer weg en grendelde de dear
achter zich dicht. Axel lag te denken, dat
zulke verrassingen, gevoegd bij angst en
slecht voedsel, het zenuwstelsel van een ver
dachte met buitengewone snelheid en vol
komenheid moest ondermijnen. Er zou niet
rveel van een man overblijven, wat ver
stand en kalmte betreft, voordat hy voor
den rechter gebracht werd om zich te recht
vaardigen. Het voorval had alle mogelyke
neiging tot slaap volkomen weggenomen.
Hi) bleef klaar wakker, gekweld door akelige
gedachten.
Tegen heit aanbreken van den dag, hjj
dankte God toen dat oogenblik was ge
komen, werd de stilte van de gevangenis
verbroken door kreten. Hij schrikte weer
op en luisterde; het bloed stolde hem in de
aderen, toen hij ze hoorde. Het was eon
verschrikkelijk geluid, het gillen weergalm
de door de gevangenis. Weer kwam dat ge
voel van afschuw over hem-. Hoe lang zou
hij in staat zijn zulke'dingen te verdragen?
Het gillen werd hl vreeselijker. Hij sprong
op en liep naar de deur, en luisterde. Hij
meende- voetstappen te hooren en klopte.
„Wat beteekent dat gillen?" riep hij. Maar
niemand gaf antwoord. Het gillen bereikte
het toppunt van angst en hield plotseling
op. Een doodsche stilte volgde. De rest
van den nacht bracht Axel heen en weer
loopende door.
De gevangenisdag begon pas om zes uren.
Axel, die gewoon was aan het drukke bui
tenleven, dat hem in deze mooie zomermor
gens om vier uren het bed uitjoeg en te
paard deed stijgen, hoorde teekenon van
leven beneden op straat, wagens, die vroeg
in de stad kwamen en stemmen lang
voordat er beweging kwam binnen de ge
vangenismuren. Hij begreep later, waarom
de gevangenen zoo lang in bed mochten
liggen; het was gemakkelyk voor do op
passers. De gevangenen stonden om zes
uren op en gingen ook om zes uren naar
naar bed m dezen feilen zonneschyn,
's namiddags in Juni. Op die manier be
hoefden de gevangenbewaarders hun waak
zaamheid niet zoo streng op te nemen en
konden zij eenige uren rust genieten. Of
deze maatregel een opbouwend en invloed
had op de gevangenen, die met geen mo
gelijkheid om zee uren konden gaan slapen,
of het tegendeel, dit was allen, die er in
betrokken waren, volkomen onverschillig.
Axel, die nog niet verhoord was en daar
door nog niet in de algemeene slaapzaal
gebracht, was niet genoodzaakt op een be
paalden tijd in bed te gaan. Hij mocht even
lang opblijven als de gevangenbewaarders^
als hy dit verkoos, en hy mocht even. vroeg
opstaan alsof zyn paard beneden stond to
wachten om naar het hooiland te gaan;
maar hy had niet veel aan dit voorrecht,
als hij toch niets had, waarmee hjj die
extra-uren kon doorbrengen. Hij wachtte met
vurig verlangen op het volle daglicht, want
dan zou zijn advocaat kómen en een einde
maken aan dit eerste martelaarschap van
wanhopig wachten. Een der gevangenen, die
door zijn goed gedrag het voorrecht gekre
gen had de gangen schoon te maken en
andere dergelijke bezigheden te verrichten,
bjacht hem tegen zeven uren een b'^ood
en een kan koffie. Van dezen jongen man,:
een jongeling met een bieek, listig gezicht*
met dik, kort haar en de grove, bruine
gevangeniskleding aan, hoorde Axel, dat
de akelige gillen 's nachts kwamen van een
gevangene, die delirium tremens had; hij
was, in den kelder gezet om den aanval ta
boven te komen; daar kon hij zoo hard gilleü
als hij wou, niemand zou hem hooren; ze
zetten tfiem altijd in den kelder als <i"
aanval begon. De jonge man grinnikte. B
vond die schikking zeker goed en g appib
tevens.
„Arme vent," zei Axe1, die diep medelijder
had met de andere ongelukkige menschó*
lyke wezens, zyn medegevangenen.
„O, hy voelt zich daar heel gelukkig. Ha
amuseert zich den heelen dag met r$tten
vangen.'
„Ratten?"
(Wordt vervolgd).