Zaterdag Juisi. Kerste Blad. 1915, iBrisven van een leidenaar. Persoverzicht. Mond- en Klauwzeer. ingezonden. fjo, 16953 DXXXV. De strekking van mjjn vorigen Brief was; In, dezen ernstigen tijd bljjve zoowel uit- Ibandig feestvieren, als felle partijstrijd acli- llsrwego, doch voor het overige tracht© men liooveel mogelijk het leven zijn gewonen I t lot 1 <r 1 Men mag z'iaig z\jn voor [jchzelf, voor zoover dit mogelijk is, men lirijve tl O gemeenschap op geen onnoodige listen, 110011 lat9 nl6t achterwege wat voor liet heden en voor de toekomst de gemeen- Ischap ten goede komt. Wanneer men daar- Izee nu reods begint, hoeveel te meer zal I zen 't moeten doen, later, wanneer de oorlog I voorbij is en men oerst zal leeren beseffen |toe enorme uitgaven er hier on nog meer I jQ do oorlogvoerende landen zijn gedaan en Itoo groot de schuldenlast wel zal zijn, die Idoor de naties moet worden gedragen. I yoor onproductieve oorlogsuitgaven wordt Igöid, veel geld besteed; het kan nu eenmaal luiet anders, voor productieve doeleinden I aoet het ook gevonden kunnen worden. Wie l« zóó over denlct, en mij dunkt het is zui- I yer staathuishoudkundig er zoo over te den- Iten, kan niet van de leer zijn: thans alles (uitstellen wat geld kost. Juist in dezen tijd, (nu het economisch leven hier en daar hokt, :oo niet spaak loopt, moet alles gedaan wor- |dei: om de beweging er in to houden. In vooruitgaande tijden redt de maat- I schappij zichzelf wel, in tijden van crisis en wie heeft er ooit een zoo geweldige crisis doorleefd als thans? moet het p van Staat, Provincie en Gemeente door vrijzö handen langs klippen en voorbij ont- diepten worden gestuurd, steeds vooruit. I Daarom, in verband met de omstandig- heden, niet geaarzeld uitgaven te doen als I men er van overtuigd is, dat zjj voor heden I es toekomst een nuttig effect kunnen heb ben, evenredig met de uitgaven er aan be steed. Ik heb er verleden week al op ge- I sezen, dat ons gemeente-bestuur tot dus ver die lrjn gevolgd heeft en ik hoop, dat Ben er ook in het vervolg niet van af wijken zal. Eu daarom kom ik nu met enkele, m. i. nuttige zaken, die ik- het stads bestuur ia ernstige overweging aanbied. In de eerste plaats, om. met het minst verstrekkende te beginnen, zou ik willen 1 vragen of men voor de overhaalschouw, die, waar zij thans ligt, blijkbaar geen volledig recht van bestaan heeft, niet een betere plaats kon aanwijzen. Mijn aandacht is ge vestigd op een andere plaats in het Galge water en wel tusschen het oegin van den Morschweg en de Rgksbrug bij den Witten Singel. Daar zou de schouw vermoedelijk in een behoefte voortien, omdat zj ais liet ware een verbinding kon teweegbrengen, juist daar waar de verbinding tusschen den Morsch en Witten Singel i3 afg b.o'.en. Ais straks, nadat h t nieuwe verb nding.-kanaal is geopend, do brug aan de Wittepoort met het daarbij gelegen terrein, door de ge- ,vli I, r. 'en. i'. daar reeds een aanleg- en afcaartplaats verkregen. Aan den anderen kant zal man een strook grond van particulieren moeten z;en te krijgen, doch een groot bedrag zal dat niet behoe ven te kosten, indien althans de billijk heid niet uit het oog verloren wordt. Ongetwijfeld zal de schouw daar wel een Eardig bedrag aan pacht opbrengen, waar mede de kosten ruim kunnen worden ge dekt. Een tweede znak is reeds aangeroerd in de rubriek vragen en antwoorden. Naar aan leiding van het aangenomen voorstel tot ver wijding van eenige bruggen, waaronder ook do Janvossenbrug is de vraag gedaan of het geen overweging zou verdienen deze brug te verplaatsen tegenover de veel broederé Voldersgracht. Zij kwam dan te liggen vlak tegenover do gemeentelijke ElectrizcheCen- trale en wanneer men tegelijk deze straat doortrok tot de Haarlemmerstraat, zou men oen breede ruime verb n lingsweg hebben van esn voorname gemeentelijke inrichting oaar het hart van de stad. Het denkbeeld lijkt mij in ieder geval waard overwogen te wor den, en als zoodanig herinner ik er hier nog eens aan. En om het drietal een climax meteen vol te maken, besluit ik ditmaal met een schrijven mij toegezonden door een geacht ingezetene, die voor onze stad voelt en in haar toekomst gelooft en door rojjn vorigen brief daartoe aangespoord, ook een idee aan de hand heeft gedaan. Geen zuinigheid, die de wijsheid bedriegt, nldus vangt lijj ook aan. Geen uitstel van uitgaven, die de inkomsten kunnen vermeer deren, daarentegen in do tegenwoordige om standigheden wèl uitstel van lujce-uitgaven tooals het Park aan de Kooilaan, waartegen over geen inkomsten staan en waardoor ook geen personen gelokt worden om zich alhier te vestigen. Wat een tegenstand is er geweest vóór alhier electriciteit werd ingevoerd! Zie de brieven van een Leidenaar no. 131 van 24 teart 1906. Nu wederom tegenstand tegen bet doen van productieve uitgaven, zooals teor liet Marktwezen. Hoe lang is het vraag stuk van de verplaatsing van de Beesten- h-arkt naar hot Abattoir al aan de orde? Thans vraag ik de aandacht voor de uitbrei ding der Kaas-, Boter-, Fruit- «ekeliiksche °n andere markten. Er wordt beweerd dat er gebrek aan ruimte is. indien er meer ruimte ware, zal dan de Wctet zich vermeerderen en daardoor de •Hsélösteajvppr de ^©raeaate stjj^en? Aan nemende dat zulks het geval zal zjjn, dan is er alle reden om hier een groot Markt plein te scheppen. Dat terrein is te vinden door overkluizing van het water van de Hoogstraat tot aan de Mandenmakerssteeg en demping van de Stille Mare van de Stille Rijn tot aan de Hartehrug. Dat terrein is uitermate gunstig gelegen bjj de Waag, aan alle kanten gemakkelijk te bereiken. Een marktplein in het centrum van de stadl dat Leiden zoo lang gemist heeft wat Gouda, Delft, Haarlem enz., reeds voor eeuwen bezaten. Ongetwijfeld zal zulk een Markt plein, meerder vertier geven en de aan voer der verkoopgoederen doen toenemen, wat weer zooveel meer in de gemeentekas doet vloeien. Dit is een productieve uitgave, evenals voor de Electriciteitsfabriek, waar vroeger zoo'n tegenstand tegen was. In een driester Afmaken zegt „DE STANDAARD": De klacht over het afmaken van het vee, uit vrees voor verspreiding van het mond en klauwzeer, neemt weer toe. Er wordt streng mee doorgegaan. Van sparen hoort men niot. En feitelijk is ge heel het beschikkingsrecht ten deze In han den van enkele veeartsen gegeven. Ging dit nu ook in het buitenland aller wegen zoo toe, zoo zouden ook wij er het zwijgen toe doen. In zulke vraagstukken moot ten slotte door de deskundigen en door de kenners der oeconomisehe historie be slist worden. Zoo staan we er intusschen hier niet voor. Er zijn landen, waar deze rigoureuze me thode niet, of althans niet mot gelijke ge strengheid wordt toegepast en waar men zich toch over de uitkomsten niet schijnt te beklagen. Het zou daarom zoo gewenscht zijn, indien de Minister van Landbouw eens officieel werd uitgenoodigd, aan do Earner een eenigs- zins volledige statistiek over te leggen, waaruit blijken kon, op welke wijze de strijd tegen het klauwzeer in de overige lan den van Europa was aangebonden, en welke resultaten elders, in vergelijking met het geen wij bereikten, verkregen werden. Hot is vooral do onzekerheid, die de ge moederen verontrust. Men leeft onder den indruk, dat men to zeer overgegeven is aan overbodige gestreng heid. En niets zou zoo kalmeerend werken, als een duidelijke, breedvoerige en precieze aanduiding van wat buiten onze erve ge schied is en welk resultaat men daar ver kreeg. Onder het hoofd Lijkverbranding zegt „DE NEDERLANDER": In het ook ditmaal zeer lezenswaardig nnmm.p.r van prof. Fabius' „STUDIËN EN SCHETSEN" lezen wij, dat de hou ding der Regeering in zake lijkverbranding den indruk maakt van laksheid en lafheid. Immers had de Regeering eerst verklaard zioh te willen houden aan den rechter. Nu heeft deze uitgemaakt, dat de Begrafenis wet het verbranden van lijken verbiedt, dooh strafbaarstelling hiervan heeft ver zuimd. Dit nu mag zóó niet blijven. Onder den schijn van niets te veranderen wordt nu juist in strijd met de wet het lijkver- branden toegelaten. Wil do Regeering bestendiging vau den reohtstoestand, dan worde met strafbaarstelling de ontdekte leemte aange vuld. Wil zij het verbranden gedoogen, dan wor de de Begrafeniswet veranderd in een wet op het begraven èn verbranden. Tegen het logische dezer redenocring valt, dunkt on?, niets in to brengen. Maar clan moet men ook toegeven, dat in diening van een wetsontwerp dat de ver branding toelaat, n i e t is in strijd met het „Bestand". Indien een ontwerp moet worden ingediend., kan men niet eischen, dat het ingaat tegen het gevoelen der Rogeering. Voor ons maakt dit geen bezwaar, omdat in ons oog een wet op lijkverbranding, in zonderheid als zij dringend noodig is, even weinig met het 'bestand" heeft uit te staan als de aanvulling van de regeling van den eed. Maar hoe denken de meer ,,politiek-aan- gelegdcn" hierover1? „DE TIJD" wensoht in afwaohting van de houding die do R.-K. Staatspartij tegen over een voorstel tot algemeen dienst- p 1 i c h t mocht aannemen, in veroand met de bestrijding, dio de algemeene dienstplicht in een deel onzer pers reeds vindt, te wijzei? op een en ander, dat daarvoor pleit. Indien men zich zegt het blad hier over mocht verwonderen, dan willen wij da delijk zeggen, dat de jongste gebeurtenissen niet hebben nagelaten op onze denkbeelden eon grooten invloed te oefenen. Het leger vindt zijn reden van bestaan in den oorlog. Do omstandigheden "hebben echter er too geleid, dat wij den last van den dienstplicht hebben beoordeeld naar zijn druk in tijd van vrede, die vooral be staat in den eersten oefeningstijd. Indien wij in onze verbeelding ons in don oorlogs tijd verplaatsen, dan dachten wij niet aan de oeconomische gevolgen, die een langdurig van-huis-zijn zou medebrengen, maar alleen aan een moegelijk sterven op het slagveld. In dien gedacht-en gang pleitte alles er voor, om, ton einde den last niet zwaarder te maken dan noodig, het getal dienstplichtigen te be perken en hen zooveel mogelijk gelijkmatig te vordeelen over de gezinnen. Gedurende den eersten oefeningstijd maakt men toch j veelal nog deel uit van het ouderlijk gezin en - i3 het een onmiskenbaar voordeel voor dit gezin, wanneer van twee zonen slechts óén behoeft te dienen en casu quo slechts één aan de gevaren van het slagveld is 'blootge steld. Erger dan de eerato oefeningstijd, die maanden vraagt, worden door velen dan ook beschouwd de herhalingsoefeningen en met name de meerdere herhalingsoefeningen^, waarvoor men, zij het maar yoor dagen oi weken, wordt opgeroepen, wanneer men ouder is geworden en dientengevolge zich van zijn eigen gezin of eigen werkkring moet losmaken. Hadden wij algemeenen dienstplicht, dan zouden meerdere jongeren enkele maanden die allen aan het vaderland zouden hebben te geven, onder de wapenen zijn geweest, maar dan zouden wij, evenveel geoefendo mannen onder de wapenen houdende als thans, een groot deel der ouderen aan hun gezin en aan liun werkkring kunnen terug geven. Wij zouden daarbij het groote voor deel hebben, dat voor personen van één leeftijd de strijd om het bestaan en om een plaats in de maatschappij niet door den dienstplicht: ongelijk werd. De mobilisatie zou dan ook, naar onze stellige overtuiging, een minder zwaren druk op onze bevolking hebben gelegd indien wij reeds vooraf eenige jaren den algemeenen dienstplicht hadden gehad. Wij kunnen dan ook nog begrijpen, dat men van geen algemeenen dienstplicht wil weten, maar wij begrijpen niet, hoe men kan zeggen, dat het thans niet de tijd is om er over te praten. Indien ooit dan is het nu de tijd, althans indiefci de militaire overheid zich in staat acht, de meerdere jongelui voor opleiding te ontvangen. Wie durft zeggen, hoe lang do oorlog nog duren zal? Het is bekend, dat èn in Duitschland èn in Frankrijk men reeds alles gereed heeft voor de uitrusting der troepen in den aanstaan den winter. Wie gelooft, dat een der hoofd strijders de wapenen zal neerleggen, anders dan gedwongen, en wanneer zal het oogen- blik van dien dwang aanbreken Dat Duitsch land uit te hongeren is, gelooft vermoedelijk niemand meer. Het kan dus nog wel twee, drie jaren duren, het zal menschelijkerwijze minstens nog een jaar vragen eer cle vrede komt. Wie durft bij alle verwikkelingen, waarvan wij nog dagelijks getuigen zijn en gedachtig, dat de kat, die in het nauw raakt, de dwaaste sprongen doet, zeggen, dat wij niet in den oorlog zullen betrokken worden? En daarom: wil men den alge meenen dienstplicht ooit, dan nu en niet later. Duurt de oorlog lang, dan zal hij, ook wanneer wij er buiten blijven en alleen be hoeven gemobiliseerd te zijn, ons in staat stellen de ouderen door jongeren te vervan gen en worden wij nog in den krijg bet-rok ken, dan zai hij maken, dat wij ons althans niet meer t-e verwijten hebben dan thans. Wij zeggen dit alles in de veronderstel ling, dat de Regeering zich gedrongen ziet met een voorstel tot afschaffing van den broederihenst te komen. Indien zij, die be ter dan wij de behoeften kont, den algemee nen dienstplicht niet noodig of niet ge wenscht acht, dan willen wij het niet beter weten dan zij. Wij zouden een en ander dan ook niet hebben geschreven, indien niet van meerdere kanten reeds stemming werd ge maakt tegen een voorstel tot invoering van den algemeenen diénst-plicht. Ora de balans in evenwicht te houden, hebben wij gemeend, de zaak eens van een anderen kant te moe ten bezien, in de hoop, dat, door de zaak van alle zijden te bekijken, een onnevangen oordeel bij Regeering en volksvertegenwoor diging en in het bijzonder bij de Katholie ke Staatspartij, in welke wij alle vertrouwen stellen moge leiden tot een beslissing, die het meeste is in 's-lands belang. De Minister van Landbouw, Nijverheid, en Handel heeft de volgende circulaire ge richt aan de veehouders in Zuid-Holland: In de laatste weken deden zich herhaalde lijk gevallen van mond- en klauwzeer voor in Zuid-Holland bij veehouders, die kort te voren één of meer koeien hadden aangekooht. In vele gevallen kon het optre den van deze ziekte met vrij groote zeker heid in verband worden gebracht met dien aankoop, omdat zich bij de aangekochte die ren het' eerst de ziekteverschijnselen ver toonden. Er was geen twjjfel meer of het noond- en klauwzeer werd verbreid door handelsvee; Ito© dat handelsvee besmot werd, bleef onbekend. De geruchten, dis mij daar omtrent wel eens bereiken, kan ik niet ge- looven; ik mag en wil nog niet aannemen, dat er handelaars zouden zijn, di© bij het bemerken van d© ziekte onder hun vee, in plaats van hiervan kennis to geven te bevoeg- der plaatse, in het geheim1 het zieke dier doen slachten en het andere, dus besmette vee, opzettelijk in het verkeer brengen. Er bestaat voor deze handelwijze geen enkele reden; zelfs zij, die meenen Uitsluitend te handelen uit persoonlijk financieel belang, moeten bedenken, dat dergelijke handelingen niet in hun voordeel zijn, omdat de prijs, dien zjj voor hun dieran ontvangen, bjj ver koop niet meer is dan 1>ij onteigening door, den Staat. Intusschen, het feit beslaat, dat enkele lianiels-underc-n inzonderheid afkomstig \an de markten en omgeving van Leiden en Delft, de ziekte hebben verspreid. Dit gaf aanleiding tot de beschikking van 21 Mei jl., waarbij het verbod van vervoer, uit en i nvoer van rundvee met ingang van 23 Mei werd verboden in het geheele ambtsge bied van den districtsveearts to Leid eh. Het lag in de bedoeling dit verbod niet langer dan tot 3 Juni te bestendigen. Helaas hebben zich in de afgeloopen w eek een 10-tal gevallen voorgedaan in de omgeving van Leiden en Delft, die het noodzakelijk maken, dit verbod, althans voor de gemeen ten Leiden, Leiderdorp, Oegst- geest, Warmond, Voorschoten, S t o m p w ij k, Z o e t e r w o u d e, Koude- k o r k, W. o u b r u g g c, Delft, V r ij e n- I) an, Hof van Delft, Schipluiden, Wateringen, Rijswijk en Noot dorp, nog eenïgen tijd te 'handhaven. Alleen voor het vervoer van slachtvee, dat onder poli tietoezicht rechtstreeks ter slachting naar een slachtplaats wordt gebracht, zal ver gunning worden gegeven. Dit is een maatregel, die ongetwijfeld menigeen in zijn bedrijf zal belemmeren, maar die niettemin onder de bestaande om standigheden noodzakelijk is. Friesland, Groningen, Drente, Overjjsel, Gelderland en Zeeland zijn vrjj van mond en klauwzeer. In het Zuiden van Limburg komen enkele gevallen voor. In Noord-Brabant alleen in de aan België grenzende gemeente Borkel en Schaft eeni ge gevallen. Noord-Holland is vrij met uitzondering van een geval te Uithoorn, dat veroorzaakt ia door een van de Leidsche markt van 22 Mei gekochte koe. Is dus de toestand in Nederland in 't al gemeen zeer bevredigend, alleen in de om geving van Leiden en Delft is hij be denkelijk, maar niet zoo of met vereende krachten- zal een voortgang van üe ziekte ook in dezen tijd nog kunnen worden ge stuit. Het aanwezig zijn van het vee in de weide, hoe bevorderlijk overigens ook aan de verspreiding van smetstof, heeft op deze gevallen, die alle in verband staan met aankoop van vee, geen invloed gehad en dus is de kans op uitroeiing van de ziekte geens zins verloren. Do ernst der zaak wetljgt de strengste maatregelen en om deze met de meest moge lijke snelheid te kunnen uitvoeren, zijn aan den districtsveearts te Leiden een 3-tal districts-veeartsen en het noolige hulpper soneel ter assistentie toegevoegd. Uw medewerking zal het succes der be strijding belangrijk kunnen verhoogen. Met die medewerking wordt bedoeld u persoonlijk te .onthouden, van alles, wat in strijd is met hot voorschrift van het verbod van vervoer en de lasten, die u daardoor worden opge legd, te getroosten. Hoe ernstiger dit door de veehouders wordt opgevat en hoe nauwgezetter zij de voorschriften opvolgen, des te korter duurt do termijn van hmder en last. Die medewerking verzoek ik van u; ja, ik meen haar van u te mogen verlangen, omdat al die maatregelen geschieden in uw be lang, een belang, dat een krachtige bestrij ding en onderdrukking van de ziekte nood zakelijk maakt. Daarom: Geeft kennis aan den Burgemeester, als gij binnen "de laatste veertien dagen eei sluk vee hebt aangekocht, en houdt dit afgezon derd tot het is onderzocht. Houdt goed toezicht op uw ves en geeft onmiddellijk kennis bij het voorkomen van op mond- en klauwzeer duidende verschijn selen. Vervoert geen vee en getroost u de schade en hinder, die gij moet lijden, doordat Gij goen vee kunt verweiden of geen koeien ter dekking voor den stier kunt brengen. Zij wegen belangrijk op tegen de schade, die gij moet lijden als het mond- en klauwzeer onverhoopt een aJgëmeene uitbreiding mocht verkrijgen. Denkt slechts aan de thans voor kaas en melk bestede prijzen, aan de ge volgen voor de melkproductie en de schade, die het- mond- en klauwzeer aan het mest- veo kan toebrengen, wanneer de Ncder- landsche veestapel aan deze ziekte moet worden prijs gegeven. Ik weet wel, dat er tal van veehouders zjjn, die van do bestrijding van mond- en klauwzeer niet willen weten, er niet aan ge- looven en aan eventueel succes twijfelen, maar ik weet ook, dat er "honderden zjjn, die op grond van wat tij in den afgeloopen winter van de bestrijding in hun omgeving hebben gezien en opgemerkt, overtuigd zijn geworden, dat de nu gevolgde weg goede resultaten kan en moet opleveren, als allen maar medewerken. Laten zjj bun invloed op anderen aanwenden, opdat niemand uit zorg loosheid, onverschilligheid of vermeend eigenbelang zijn plicht in het algemeen be lang verzuime. Het is nu geen tijd meer tot het houden van bespiegelingen over maatregelen of over de kansen van een succes; ©r moet gehan deld worden. Welnu, veehouders van Zuid-Holland, h a n- d o 11 mee iu uw belang en in het belang van allen, die buiten hot besmette district Wonen. De Minister van Landbouw, Njjverheid on Handel, POSTHUMA. 2 Juni 1915. 1 Afmaaksysteem ter Bestrijding van Blond- cn Klauwzeer» Mijnheer de Redacteur I Met verwondering las ik in het Weensdag- avondnummer van uw geëerd Blad het in gezonden stukje van „Een Zoeterwoudsch Landbouwer" over' het afmaaksysteem ter be strijding van mond- en klauwzeer. Ik zeg met verwondering, want ik kan toch niet ge- looven, dat die landbouwer a'JcS meent, wat hij daarin waagt en zegt. Voor zoo dom zie ik hem ten*'minste niet aan; dat hij niet weet, dat allen, niet in het minst den in leider van de bekende vergadering van Dinsdag 1.1., den heer S., de reusachtige po gingen van de Regeering ter verbetering van den landbouw, bekend zijn. Daar kan en mag men ook niets dan lof van spreken, en ik geloof, dat de geachte inleider een der eersten zal zijn om dit te doen. Nu is het echter een geheel andere zaak, Mijnheer do Redacteur. De vergadering van Dinsdag was een protest tegen de maatre gelen zooals die n u genomen worden, daar men, al loopt al het vee reeds in do weide, toch doorgaat met het afmaaksysteem. Alle reden heeft men nu toch, dunkt me, om aan de goede resultaten te twijfelon. Was er ia'an vankei jjk, toen het vee nog op stal stond, in den omtrek van Leidon bijna geen mond- en klauvzeer meer te bekennen, nu het vee in de weide loopt zijn er ettelijke gevallen, en ?d worden de maatregelen zoo streng mogelijk toegepast, toch komen er telkeüs en telkens weer nieuwe gevallen bij. Dan vindt de schrijver van het inge zonden stuk zoo bespottelijk, dat de vee houder opkomt tegen de abnormaal hooge; prijzen van het vee. Nu, Mijnheer de Redacteur, ik geloof, dat hij het niet meer zoo bespottelijk zal vinden, als hem het ongeluk overkomt, dat zijn vee wordt onteigend en afgemaakt. Want zcu hij, al wordt zijn vee hoog getaxeerd (en dat gebeurt altijd) niet nog meer noo dig hebben om nieuw vee ia te koopen? Verder is er nog iets, dat de schrijver noch bespottelijk, ncc'n belachelijk, noch mid del eeuwsch, maar godslasterlijk vindt, en wel het gesprokene door den heer B. op do vergadering van Dinsdag 1.1. Htt kan zijn, dat liet aan mij ligt, maar noch op de ver gadering, noch uit het verslag, dat ik er ten overvloede nog eens op nagelezen heb, heb ik maar iets, dat zweemt naar godslaster lijk, bunnen opmerken. Of zou hem het gods lasterlijke soms daarin zitten, dat 'do mee ning van den heer B., voor welke hij openlijk uitkwam, niet geheel en al s'rookte met die van den schrijver? U, M. de Red., dankend voor de ver leende plaatsruimte, verblijf ik, Hoogachtend, Uw Dw. Dn., B. Praatjes uit Sassenhsim. Nu wij, reeds een veertiental dagen Re- gesrigsbroocl eten, kunnen wij er zoo zoet jes aan wel een oordeel over vellen, niet waar lezers? 't Bevalt mij best en aan de kleur ben ik ook al gewend. En dan op elk pondj e en kele centen bespaardDe Minister van Landbouw heeft, het nog zoo slecht niet met ons voor. Maar weet u, wat mijn genoegen wel wat bederft! Och, ik zet er mij overheen, want klagen geeft gewoonlijk zoo weinig, maar toch wil ik 't u wel zeggen, heel zachtjes maardat we heb brood van het Raadhuis m o o t o n halen. Men zei mij, dat deze broodversbrekkmg iets speciaal Sassems was, maar dat kan ik haaeb niet gelooven. Toch hoop ik, dat dezo regeling alleen in onze gemeente bestaat, want ik gun nie mand iets kwaads. Wat ik dan op onze manier van uitgifte tegen heb vraagt ge. Hebt ge de beweging bij en in het Raad huis wel eens gadegeslagen Tientallen kinderen, waartusschen vrou we en dienstmeisjes, verdringen zich voor de deur, waar een onzer politiemannen post heeft gevat. Een halfuur, drie kwartier en misschien nog langer moet er, vooral 's Za terdags, gewacht worden, eer men zijn quantum brood heeft bemachtigd. Vlak daar langs passeert een keer of vier de stoomtram. Zijn onzo kleinen daar vedlig, lezer Het brood wordt uit de kar gehaald, komt op do bascule, daar weer af, opgestapeld en belandt ten slotte in handen van don af nemer. Ik ben nu niet zoo erg kieskeurig uitgevallen, maar die behandeling vind ik toch niet „frisch". En dan, wat een enorm tijdverlies voor de bakkersLaat bet waar zijn, dat zo aan hot Regeeringsbrood goed verdienen, ze verdienen het op dezo manier vorro van ge makkelijk. Wanneer, stel eenmaal per week, do bak kers werden gecontroleerd, dan kon men wel tamelijk zeker zijn, dat het ver ei soh te gewioht. werd geleverd. Nu hebben wij, ter wille dezer dagelijk- solie contróle, er dc narigheid van Eiken dag, 's Zondags uitgezonderd, brood halen1 Als ik die drukte bij het Raadhuis gade sla, bekruipt me telkens zoo'n naar gevoel.- Het maakt op mij den indruk, of er bedoe ling plaats heeft. Waar het Regeérmvs* brood op andere plaatsen wel thuis lead worden bezorgd, waarom kan dat dan hi et ook niet?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 5