JEot Elastic es*oog*. Voor de eer van zijn dorp. VI\U ALLES WAT. Maar, oi 't nu door de donkerte kwaur, of door Zijn [mikkende knieën, viak by 't woonhnie struikelde bij over oen grooten steen, vie!, en kwam met een harde bons tegen de deur te land. Dit deed den stroom van zijn door moeheid toch al los-zittende tranen plotseling losbreken. Arend Jan voel de zich op eens zoo verlaten, zoo slein. Geen vjjf minuten later zat Arend jan, gekoesterd en geknuffeld, alsof hjj kleino Kobusje was, bij tante Trina op schoot in de groote, oudenvetsche keuken en tracht te oom Kobus met onbeholpen vingers de groote massa Pinksterbloemen, dotters èn jongberkenloof in een veel te nauwe vaas te persen. Nog nooit was hij op Pink steren met bloemen bedacht, en dat Arend Jan daar nu mee aan was gekomen, kijk, dbt vond do oude man toch zóó aardigi Hij was er kinderlijk blij mee en dit had ook nog een diepere reden. Al zoo lang had hij zijn oude hoofd ingespnnnen om een aan loopje te bedenken, op grond waarvan hij, zoo ongezocht,, weer eens bij neef en nicht z»u kunnen komen; zjjn vronw kon dan scans bar verlangen naar den kleinen kleu ter en och hijzelf eigenlek ook. Achterna had hij er toch spijt van gehad soo driftig te zijn weggegaan; neef Berend had feitelijk als een art echtschapen man in die zaak gehandeld; bjj rustig nadenken had hij dat moeten erkennen. De oude man was wat met zijn figuur verlegen ,en wist niet goed, hoe de verbroken banden weer aan te knoopen, en zie, daar kwam me nu die kleine jongen den weg voor hem banen! Hij zou 'm, vanavond nog, ze!f thuisbrengen en dan meieen voor zich en de vrouw belet vragen op Pinkstermaandag. Oom Kobus wreef zich met innerlijken schik in de handen. Toen verdween hij op eons, een invallende gedachte volgend, in de richting van 't groote, glimmend gewreven kabinet. Arend Jan had er in 't minst geen idee op, dat hij den ouden oom tan „de Uilen burg" zoo'n dienst had gedaan. Hij voelde zich veeleer, neg erg schuldig tegen over hem en dit werd er niet beter op, toen oom Kobus een oudanvetsch zilveren horloge, met ketting, uit 't kabinet haaldo en 't voor zjjn oogen liet bengelen. „Kijk 'shier, dit heb ik zelf altjjd als jongen gedragen on nou krjjg jjj het! Ik geloof, dat 'k je zoo wat ook beloofd heb, Hè, toen op Kobusje's doopfeest!" 't Bloznido gezicht ran oom glom van voldoening, maar Arend Jan keerde var- legen zijn hoofd af tegen tanto Trinzvs japon. Of do oude luidjes wel veel begrepen vxa sïjo door snikken afgebroken, stame- - ciio uii; ggiug? Ik weet 't niet, maar dit konden ze er dan toch uit opmaken, dat Arend Jan gekomen was, omdat 't mor gen Pinksteren zou wezen en din alle booze, leeiijks gedachten uit de harten verdwenen moeten zijn, om ruimte te maken voor Gods goeden on ll.iiigcn C-oest. Eu dit was dan ook wel 't voornaamste, Ei'.waar Op ectston Pinksterdag zat Arend Jan, 0 o trotsch a's een p:..:c, met zjjn horlogo ia de kerk. Hij kon haast cio verzoeking niet woers vin, 't trlkezs rit zjjn rak te kalen, cm oz op te kijken, lijn I.corije deed hij 't «ok, maar vader s'.iot hem aan en Arend Jan liet 't met een vuurrood gezicht, gauw terugglijden. Hij keok naar dominee, 01 die 't ook gezien had, maar dominee ging gewoon door met zijn preek en Arend Jan deed zjjn best er wat van te begrijpen. Die woorden, daar uit den boegen preek stoel, klonken zoo ntoeioljjk en deftig - zijn gedachten dwaalden onwillekeurig af naar 't landweggetje, tusschen de brem struiken, waar hij met meester had geloo- pen. Wat die zei, had hij beter kunnen begrijpen, maar eigenlijk was 't toch 't «■.•Uit i óók -over Pinksteren! 't Was d'.n jongen alsof hij mecelors stem nog hoorde en d n blik van - 'n vrien delijke, blauwe oog n zag, en 't werd hem daarbij zoo vrooljjk en blij om 't hart, als nooit te voren. Zóó vierde Arend Jan zijn Pinkster foestl i Een Mongoolsche vertelling. Aan de uiterste grenzen eener Mongool sche oase zwierf iu zeer afgelegen stoppen een heel rjjk en bejaard man met zijn kudden rond. Hij had drie dochters, van welke de jongste, Kookju, zich door schoon heid, scherpzinnigheid en vernuft bijzon der onderscheidde. Eens, bij gelegenheid, dat hij verscheiden kameelen, paarden, runderen cn schapen op de markt van dc-n Khan ver- koopen wilde, stond hij aan zijn dochters toe hem om een geschenk tc verzoeken, hetgeen hy beloofde voor haar te zullen medebrengen. Do vader vroeg haar dus, wat zij verlangden. De beido oudsten kozen verschillende kost bare kleedingstukken, maar de schoono Kookju verklaarde, dat zjj niets begeerde. De vader was hierover verstoord en beval zjjn jongsto dochter ook iots te wenschen. Zij antwoordde toen, dat zij, niets begeerd had, omdat hetgeen zij wenschle, zeer be zwaarlijk en slechts met groot gevaar to vorkrijgen was. Dé vader, die lieel veel van haar hield, beloofde haar hetgeen zij verlangde, wat het dan ook zjjn mocht, te zullen medebrengen. „Welnu," zei Ivookju, „zoo gij dit wilt, voldoe dan aan het volgend verzoek: Ver koop uw vee op de markt voor welken prijs gij wilt; maar vraag voor don grooten, bul- tigen stier het linkeroog van den Khan!" De goedo grijsaard stond in het eerst niet weinig versteld over dezen zonderlingen eisch, maar de zeldzame scherpzinnigheid zijner dochter kennende, beloofde hij aan haar verzoek to zullen voldoen. Op de markt gekomen, verkocht hij al zjjn vee voor goedo prijzen, tot op den groeten, bultigen stier na, voor welken hij van do koopers het linkeroog van den Khan eischte. Do hovelingen van den Khan ver namen weldra den zelfdzamen prijs, voor welken alleen hij dea stior vorkoopen wilde, kwamen op do markt, namen don oudon man gevangen en brachten hem terstond voor hun gebieder. Do grijsaard viel op zjjn knieën en be kende, dat zyn jongste dochter hem dien prijs had opgegeven. De Khan, die nu be gon te vermoeden, dat er een geheim achter deze zaak school, liet den ouden man vrij, met het uitdrukkelijk bevel zjjn dochter in zijn handen te leveren. Toen Kookju nu voor den Khan ver scheen, vroeg hij haar om welke reden zij haar rader dien prijs voor den stier had opgegeven. „Ach Heer!" antwoordde zjj, „ik hoopte, dat gjj, wanneer grj zulks vornomen hadt, irij voor u zoudt willon zien." „En waarom wenschtet gij dan door mij gezien to worden?" „Om u een zeer belangrijke waarheid te zoggen." „En welke is die dan?" „Heer!" ging Kookju voort, „van uw tweo opperste rechters, die hot recht moeten handhaven, staat altijd de rijke an aanzien lijke aan uw rechter-, do arme en geringe aan uw linkerzijde; nu hoorde ik in mijn eenzaamheid steeds, dat gij den rijke en aan zienlijke voorsprak en verdedigde, maar dat do arme en geringe op uw ondersteuning niet rekenen kon. Daarom bewoog ik mijn vader, uw 1 okeroog voor den stier te eiseher.." Do Khan, hierover vertoornd, beval den rechters Kookju wegcn3 haar vermetelheid te vcroordeelen. Nadat het gericht bjeengoko- ir.eu was, de ig de oudite en wijste der Lama's, als voorzitter, er op aan, vooraf te onderzoeken, of deze vermetelheid vat Kcokju uit boosneid, dan wel uit wijs door zicht voortkwam. De vergadering gaf haar nu als beproeving op, om van een overal even dikken boom, die van zijn schors ont daan was, to bepalen aan welk einde de tak- ken en waar do wortels zich bevonden. Bij wierpen daarop den boom in li t water en daar nu do wortels zonken en de takken bovendreven, kon zij h.t vraagstuk gemak kelijk oplossen. Hierop werden haar twee merries van een volmaakt gelijk voorkomen aangeboden, met do vraag, wio van beiden do moeder was? Kookju 6loot beide cp on gaf haar den geheoien dag geen eten. Toen zij den vol genden dag aan beide hooi toowierp, be merkte zij, dat do eene merrie langzaam at en het hooi naar de andere schoof. Hieruit maakte zij op, dat deze de moeder Was. De rechters meenden nu voldoende over tuigd te zijn, dat de handelwijze van Kookju niet een gevolg was geweest van boosheid, maar van scherpzinnigheid en door zicht. Zij gaven zulks den Khan te kennen. Deze was hiermede echter nog niet tevre den. maar besloot zelf aan Kookju verschei den spitsvondige vragen te doen, ten einde haar in do war te maken en alzoo te be- toogen, dat men haar geenszins voor ver nuftig en scherpzinnig moest aanzien. Hij liet. dus Kookju vcor rich brengen en stelde' haar zijn vragen ia tegenwoordigheid riincr' greoten. „Wanneer mon twee meisjes in het borch zendt, om wilde appelen te verzameld wio van beiden zal dan hot meest verzamelen en op welks wijze zal zij, dat deen?" Zjj antwoordde terstond: „Degene, die niet in den boom klimt, maar beneden bjijlt staan, den boom schudt en de afgevallen, rijpe appelen van den grond op raapt." „Hoe komt men het naasts ei snoeaigsto over een mesras?" vervolgde do Khan. „Recht er over," zei zjj, „is te ver, want het duurt to lang; langs den kant is dus nader, want het gaat spoediger." Da Khan zag nu zelf in, dat zij do voorgelegde vragen goed beantwoord had, bewonderde haar scherpzinnigheid, dacht eenigen tijd r.a en legde haar toen weer de volgende vragen voor: „Zeg mij, hoe kan men zich aan onbe kenden bekend maken?" „Wanneer mon eiken dag eon goede daad, verricht." „Wie is waarljjk wjjs?" „Hjj of zij, die zich niet verbeeldt het/ to zjjn." „Twee mijner onderdanen," ging de Khan voort, „twistten or over, wio van beiden, do vader van een knaap zijn. Hoo kan ik dat üitvorschen?" „Beveel hun," antwoordde Kookju, „een vogelei van het hoofd van den knaap met een pjjl af te schieten. Do werkelijke vader1 zal weigeren zulks te doen, de vermeende zal er iu toestemmen." De Khan WC3 over dit alles zeer verbaasd, maar wilde haar nochtans, wegens do be schuldiging van zijn onrechtvaardigheid; doen omkomen. Hij dacht dus nog oenige da-, gen er over na en beval haar toen, hem de juiste waarde van al zijn schatten op t-ej geven. Als zij ctat doe-n kon, zou hij haarl voor onschuldig verklaren cn vrijlaten. Kookju nain deze aanbieding terstond aan, maar verzocht twee dagen om zich tc bedenken en bepaalde, dat de Khan gedu rende dien tijd vasten zou. De Khan nam dit' insgelijks aan. Na vorloop van dien tijd bracht zij hem op oen schotel gekookt soha- pcnvlepsch on zei: „Heer! gij zult moeten 'bekennen, dat in geval van volslagen gebrek aan spijs, ai uw schatten niet zooveel waard rijn als de- zo schotel met vlecssh". De Khan, door deze waarheid overwon nen, verklaarde haar voor eon wijze maagd, hnwdo haar uit aan zijn zoon en zij herin nerde hem naderhand nog dikwijls aan Het gebruik van zijn linkeroog. Meiliedje. De Mai is gekomen, Mot bloëmekens fjjn, Met bloesems en blaadjes, En mugjes klei". Do vogeltjes kwïa'on, nun lixleke toer, E11 wipper op takjes Vlug heen en w:er. Zo bouwen hun nestje Zoo warm on zoo rncht, En houden bij d'eities Getrouw de wacht. Gegroet li.'"0 K Met al u ,v j - t Gii wor; t doe- l.. u, Mot .ugfe V i'.„ t. EERLIJKHEID. Het was druk, verbazend druk in de stad; we hadden dan ook nog maar tweo dagen voor St.-Nicolaas, en dus geen wonder, dat een ieder, van groot tot klein, de winkel» langs liep om1 al het moois to bekijken of wel 'er in ging om inkoopen te doen! Me vrouw Vermeer had ook nog veel presentjes to kcopen; doch iiop zoo nu en dan met haar tweo dochtertjes een bankotwinkel in, cn; daar de mooie uitstalling te bewonderen. Ook Cato en Lily mochten dan ook meestal wat uitzoeken wrik teèsJH .o d ngo i al n ir. een mandje, dat ieder bij zich had, ge daan werden. Eon arm jongetje, bibberend van do koude, koek vol verlangen en mis schien ook we] met een weinig jaloersch- heid naar de rijke mevrouw, on de mooie eu warm aangekleeds dametjes. „Ach, wat heb ik aan dezen tijd," dacht hij, „alle rijke kindergezichtjes stralen van vreugde; hoe gelukkig en blij zou ik wezen als ik zoo lekker warm aangekleed aile3 bekomen kon wat ik graag verlangde!" Had dit jongetjo dan geen ouders meer? Jawel, maar vader was den geheelen winter al zonder werk geweest, nu had hij werk gevonden, doch het zou maar voor eon korten tijd zjjn; moeder had het druk ir.et Jiaar huishouden, er waren nog vier jongere broertjes thuis; brj, Antoo, was do oudste, twaalt jaar, maar toch trachtte zij, door voor do menschen te wassch.en, er iets bij te verdienen; zij hadden het echter arn erg arm. "vanmorgen had vader hem de deur uitgezonden met de woorden: „An ton, doe nu vandaag eens flink je best om wat te verdienen, de menschen loopen van daag met zooveel pakken; vraag dan maar dikwijls: „Mag ik uw pakje dragon?" Daar had hij nu den geheelen morgen reeds geloopen en aanhoudend zijn vraag, dan aan den een dan aan een ander her haald, doch niemand, die op den kiemen jongen scheen te letten, of zj hielden hem voor te toer om zware pakken te dragen, daar hij klein en erg schraal was. Toen had hij mevrouw Vermeer en haar doch tertjes gezien en volgde hen gestadig op oen afstand, hopend", dat zij den con of anderen winkel nog cons met een pak ver laten zouden; doch 't schoen alsof mevrouw alles aan huis liet bezorgen, ten minste tel kens werd hij teleurgesteldwacht, nu gin gen zjj een grooten speelgoedwinkel bin nen, nusschien dat er nu wel eon pakje to dragen kwam, en al3 het eens gebeurde, was hij dan nog wel zeker of mevrouw liet hom te dragen zou goven? Moedeloos liet by zijn hoofd tegen do glasruiten van het winkelraam rusten, en staarde naar de mooie dingen zonder ze to zien; 't waren toch heerlijkheden voor hero, welke hjj. nooit be komen zou; daar gaat de deur open, neen! belaas, weor geen pakje; hij ziet mevrouw en de jongejuffrouwen nog even na en is juist van plan terug to keeron, toen hjj iets blinkends op de straatsteenen liggen ziet, vlak bij de deur waar mevrouw zoo juist uitkwam; hij bukt -cn ziet een portemou- rwio. Er valt niet aan te twijfelen; die mevrouw met haar dochtertjes heeft haar verloren; hij raapt haar schielijk op, wat is zo zwaar, daar zit stellig veel geld in! Zooveel als hier inzit, zal hjj wel in geen maanden kunnen verdienen en nu heeft hij het m handen. Als ik dat nu eens aan m - r gaf; wat zou haar gezicht va:i blijd- scl p stralen, als rij voor ai dat g.il klc?- ren cn eten voor vader c.i ~broe.tje3 znu kunnen kropen; maar moeder zou vragen: „Hoe hebt jo dat geld bij elkaar gekregen?" En air, i!c dan verte!, dat ik het gevonden heb cn bij mij stak terwijl ik do dame voor mij uit zag loopen, dio het verloren had, daa w ik zeker, ziu moeder heel, heel erg b 3 zijn cn to-eli niets van liet geld i I o kruiken! Al deze gedachten vlogen g.ll :i i 'or het kleine hoofd vin den knaap, èa zinder zich langer to bedenken, ze" hij liet op c-en loopen, do dame achterna; hij heef!' heel wat moeite door de mensohen- massa heen to dringon; maar eindelijk ziet hij do dame voor zich. Zijn hart klopt bijna hoorbaar, nu hij neg even overdenkt, dat hij eon pas gevonden schat weor af gaat goven en do heerlijke! ilroomen var. oen gelukkig St.-Nicolaas er mode verwoest. „Maar het zou stelen zijn!" waarschuwt hem een stem daar binnen. Moeder s oudste zoon een dief; neen, dat nooit! Vastberaden treedt hij nu inevrouw Vermeer ter zijde en zon der eenige aarzeling overhandigt hij haar de verloren portemonnaie: „Mevrouw, dit vond ik voor de deur van den grooten winkel, waar ik u had zien uitkomen!" „Ja, waarlijk, dat is mijn portemonnaie! Je bent een braven, eerlijken iongen, daar je zo mrj terugbrengt, llier hebt jo een rijksdaalder voor je spaarpot ais je dien hebt; ot anders, vraag of moeder hem voor je bewaren wil, en dit zakje met lekkers meet jo nu meer eens heerlijk met je broertjes of zusjes op oton!" Wat is Anton gelukkig; hjj denkt er in 't geheel niet over, hoeveel rijker hjj ge weest zou zijn, indien hjj de portemonnaie behouden had. O, neen, hjj iri nu zóó ge lukkig, niet alleen omdat hij zooveel geld aan moeder brengen kan, (want voor zich zelf Wil hij het niet behouden, moeder kan het veel te goed gebruiken) en om het lek kers. neen, maar omdat hij weet hoe blijde moeder wezen zal, als hij haar alles vertelt. In gedachten hoort hjj haar nu al zeggen: „Jo bent mijn besten, eerlijken Anton!" Het Deensche eilaud Bornhoim. Hoe het er tegenwoordig mee gesteld is, kan ik niet met zekerheid zeggen, maar wel weet ik, dat ongeveer een halve eeuw geleden het Deensche eiland Bornholm bijna éfWBluitcnd door horlogemakers bewoond werd. Hoe dat zoo gekomen is? Men ver telt, dat eens twee Engeischo schepen, waar van de lading hoofdzakelijk uit horloges be stond, op het strand van dit eiland schip breuk leden. Zoo kwam natuurlijk ieder eilan der gemakkelijk en goedkoop aan een hor loge en er waren er, dio er zelfs meer dan één op na hielden, 's Winters valt er voor die menschen al evenmin aan varen als aan visschen te denken. Als tijdverdrijf be gonnen zjj nu te beproeven, of zjj ook een horloge konden maken en al violen do eersto proeven niet heel gelukkig uit, het ging weldra beter en er ontstond oen wetstrjjd, wie het 't beste zou doen. Spoedig waren zij er zeer ervaren in en toen zij bemerkten, dat er ook wat mee verdiend kon worden, werd het langzamerhand een belangrijke tak van nijverheid. Iii Zwabenland, dat beroemd is era do slimheid van zijn inwoners, ligt onder an doren ook het stadje Justingcoi en niet ver van daar een dorp, dat den naam van Mün- dingon draagt. Do naam Justingen komt in de vroeger© geschiedenis van het land nog al dikwijls voor, omdat dc hoeren van dat Stadje bekend stonden als trouwo aanhan ger, van do keizers uit hot geslacht der H j- henstaufen cn in dc burgoroorlogen, dio liet rij?, teisterden, waren zij meermalen do dra gen van do keizerlijke banier. Of die famiii j nog in leven i9 en den voorvaderlijken naam nog eer aandoet, kan ik jullio niet zegden. Van Münclingen voet ik slechts óén gc chic- clonis, maar die is mooi en het mag dan wel ni.:' meer precies zoo toegaan, iets dergelijks gebeurt cr onder de men ehen in onzen tijd ook nog wel eeru 't Is al h cl lang geleden, dat een boer op een mooicn Mei-dag van Münclingen naar Ehingen reed. Toen hij bijna aan de gren zen van hot grondgebied van zijn dorp was gekomen, zag cn hoorde hij tot zijn groote ontstoltonis, dat do koekoek van Juriingeu jullie weet immers wel, dat clko kookoek zijn eigen gebied on elk gebied zijn eigen koekoek iiooCt over zijn grenzen was ge vlogen, op den Mündingor boom was gaan zitten cn met den dorpsknekock eon hevigon strijd had aangevangen. Natuurlijk bestond dio voor oen koekoek niet in plukharen, plukveereu zou ik, geloof ik, moeten zeg gen, want koekoeken zijn niet zulke vech ters; do oen trachtte den ander echter door zijri roopon te overbluften. Niofc lang had or>s boortje geluisterd, of hij geraakt© geheel van zijn stuk, want in dien Justinger koekoek scheen wel wat van do lieldennatuur der oude, dappere ridders te zijn gevaren, de vroegere hoeren van het stadj e, want hij bleek de baas to zijn en liep in ecu minuut of drio wel vijf of zes keer meer koekoek dan de vogel van zijn dorp. D&t kon hij niet verduwenzijn liefde voor zijn dorp behaalde de overhand. Hij steeg van zijn paard, bond het aan den boom, waarop zijn koekoek zat, klom heel zachtjes naar boven, verborg zich tusschen de blaclcren en onaorsteundo nu dapper zijD koekoek. Sloeg do Justinger twee maal ach tereen, dan ïiop hij gauw driemaal „koe koek Deed die het driemaal, tLan liet hij zich viermaal hooren. MiddVra onder dezen arbeid hoordo hij onder zich bij den boom stampen, snuiven en steunen. Hij houdt een oogenblik op, kijkt eens naar beneden en ziet juist, hoe een wolf bozig is rijn paard te versoheuren. Maar zal dat den man, die in dienst en tot oer van zijn d/orp werkt, af schrikken? Neon, dan moeiten alle persoon lijke bolangen wijken. Geen gedachte wijdt hij aan hot paard, dat daar beneden den laatsten adem uitblies. Hij blijft zijn dorps koekoek met alle kraoht zijner longen ondier- steunen, tot eindelijk de Justinger het op geeft en met schaamte bedekt rood wor den de koekoeken geloof ik daai door niet wee naar z'n eigen grondg-'bieci terug vliegt Toen klom het. boertje weer naar beno den nu was zijn hart gerust; hij keerde naar Münclingen terug en liet door den do^ns- om.'ceper do ingozetencn bijoen roepen. Toen de gemeente op heit kerkhof, hot cenigf open plein van het dorp, bij elkandter was, vertelde hij, wat er gebeurd was. Hij had niet gestreden voor zijn eigen belang, maar voor don roem en de oor van zijn dorp. Do bewoners van Justingen hadclen voor altijd het onderspit moeten delven. Maar nu i~ heit ook niet billijk, dat hij de schade alleen zou dragen. Hij waagt het voor te etslhp, dat dc gemeente hem hot paard, dat hij rr bij ingeschoten heeft, zal vergoeden. Was zoo'n flink, mak dier geweest. Nadat de schout, de rap cl cn dc gemeente hem hadden aangehoord, verkaard© men eenstemmig, dat het al heel onrechtvaardig zou zijn, dat oen man, die zoo dapper v.:o de oer en do vrijheid der gemeente had ere streden, daardoor schade zou lijden. Het voorstel werd clan ook toestond aangenomen on onzo held mocht voor kosten der ge meente oen ander paard kcopcn. Een paar eenvoudige goocheltoeren. Geld uit een beurs ncinen zonder die tc openen Dat lijkt wol onmogelijk, niet waar? Ik houd het er ook voor, inaar zooals wo b* vroeger medegedeelde kunstjes al mcerma len hebben opgemerkt, do kuml. van don goochelaar bestaat voornamelijk daarin, dat hij door zijn behendigheid zijn toeschou wers in de verbeelding brengt, dat zij iota zien gebeuren, wat toch eigenlijk door hevm wordt verricht. Maar er behoort handigheid toe, en •- vergeet dat niet die verkrijgt men niet, zonder dat mon 'teerst dikwijls heeft geprobeerd. Dit kunstje is nu heel eenvoudig en toch, als je het handig aanlegt, zal het menigeen onbegrijpelijk toeschijnen. Je moet zorgen tweo volkomen aan elkander gelijke beurs jee te hebben. Jo laat or daarvan echter slechts oen zien en verzoekt iemand uit het gezel schap daar oen stuk geld in te steken en dan vóór je op de tafel te leggen. Terwijl je dan aan 'n ander 'n bood vraagt, waarmee je c7o beurs wilt bedekken, heb jo gelegen heid om do ledige beurs onbemerkt voor den dag te halen en terwijl je al pratende want een goochelaar moet onophoudelijk babbelen,, om de aandacht van zijn handen af te leiden den hoed op tafel legt, laat je dc gevulde beurs behendig van de tafel af glijden, zoodat zaj op jo schoot valt on leg je de leego daarvoor in de plaats. Om je kunstgreep zooveel te meer bedekt tc houden kun je er een of andere onver wachte beweging bij maken, b.v. plotseling

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 8