VOOR DEJEUGD
itlDSCH DAGBSAD
ABEND JAN,
nnar boven kijken; clat doet de toe-schouwers
ook naar boven kijken en je hebt daardoor
je handen .meer vrij...
Ecd ander kunstje zag ik, dat een weinig
fngcwikkfclder schijnt, maar even gemakke
lijk is voor hom of haar, die het weet. Do
goochelaar vroeg een rijksdaalder en een
Sous. Hij deed het geldstuk in dc kous en
fro eg iemand uit het gezelschap die mot een
tand dicht to strikken. Daarna bond hij zelf
jicn boven de plaats, waar het geldstuk zat,
•-en draa d zóó stevig, dat men duidelijk in
ic kous den ronden vorm van het geldstuk
£g. Toen legde hij er een hoed over' heen
Bn wel zoo, dat het eerst toegebonden eind
buiten den hoed en voor de toeschouwers
eic.htbaar bleef. Toen stak hij de hand
mder dec hoed en waarlijk, na ©enige
©ogenblikken hield hij het geldstuk in dc
#loogte cn de kous was tot iedere verbazing
keg.
Ho© hj.t dat had aangelegd? Heel eenvou
dig. De slimmerd had het geldstuk niet in
kLe kous gedaan, maar stilletjes achterge
houden. Dc rondo vorm, dien dc toeschou
wers gezien hadden, was niet do vorm van
het stuk geld. Toen zij dachten, dat hij dit
Sfn dc kous stak, had hij een dun, doch ste
vig rond gebogen ijzerdraad in de hand,
«tlat de groote had van den omtrek \an een
Rijksdaalder, terwijl een der uiteinden pun
tig was geslepen. Toen hij nu dc hand,
twaa»in hij den rijksdaalder vast gereed
hield, onder den hoed ©tak, pakt-c hij die
punt, die hij gemakkelijk door de kous
heen'drukte, waarop het hein niet moeilijk
ricl cr liet ijzerdraad geheel uit te trekken,
betgeen door niemand werd opgemerkt..
Probccren jullie dit ook eens haDdig te
'Boen.
OPLOSSEN GEN OER RAADSELS.
I.
Ketel diep.
II.
Regen
ill.
Wereldoorlog.
Prijzen vielen to doel aanE. G. van
Heusdon, te Leiden, en Arendje van San
ten, te Wassenaar.
Anekdoten.
Ingezcnden door Jos. Oostvoen.
Ken ft cl-o :..i jongetje.
„Jantje, je haar is nat. Ta hebt weer
gezwommen."
„Ik ben in 't water gevallen, ma!
„Onzin; je kleeren zijn kurkdroog."
„Ja, ma, ik wist dat u het niet wou
hebben, dat ze nat werden cn daarom heb
ik mijn kleeren uitgetrokken vóór ik in
het water viel."
Ingezonden door „Itaadsel vriend je".
Uit de sc.hool.
Onderwijze r: „Kinderen, let nu eens
goed op, dan zal ik u de vier windstreken
eens leeren. Vlak vcor u hebt ge hot noor
den, aan je rechterhand het oosten, aan je
linkerhand het westen, en wat heb je nu
achter je, Meelkop?"
1,1 o elk op (huilende): „Een stuk ip mijn
broek, meester. Ik bob al tegen moeder
gezegd, dat u het wel zien zoudt."
ingezonden door „Acrobaat".
Zoo'n Bengel.
Tante (die kleinen Willem een leer
heeft gegeven): „Waarom zeg 'yi nu niet,
dank u."
Will om: „Dat doe ik altijd pas by de
derde, tante."
pij oen botsing op de boek
eener straat.
De een: „Ezel!"
De ander: „Pardon, dat ben ik niet;
ik ben veearts en stel niij geheel ter uwer
beschikking."
Ingezonden door „Mobilia".
Vleiend.
R o7. i g e r (met een hond aan oen
touwtje): „Moet ik een hondenkaartje ne
men 7"
Beambte, (die den hond niet zioi)
„Neen, u mag wel als gewoon passagier
reizen."
JSieuwe ü&aadisels.
Ingezonden door „Sylvia",
I.
Mijn geheel bestaat hit S letters.
•1. 3. is een lengtemaat.
8, 7, tj, 1 is een steenvrucht.
tö, 5 is een voegwoord.
i. 6, 7, S is een jongensnaam.
De landman 1, 2, 4, 3, 1 groenten.
0, I, I, 7 is een jongensnaam.
1, 2, 4, S is een lichaamsdeel.
II.
Mijn geheel bestaat uit 5 letters.
11,2 is een lichaamsdeel.
3, 4, 4, 5 is een kleur.
4, 5, is een lengtemaat.
2,4, 4 is een vlug dier.
5, 4, 4, 2 gebruikt de schoenmaker.
Ingezonden door W. de Graaff.
III.
Mijn geheel bestaat uit 6 lettere en is
een bloem, die om dezen tijd bloeit.
3, 4, 5, 6 is een kleinood.
4, 5 is een voorzetsel.
6, 4, 2, 3 is een roofvogel.
3, 2, 4, 5 is niet vuil.
2, 4 is versterkend.
2, 1 is een muzieknoot.
Coi'respondentie.
„Vaderlander". Tot mijn leedwezen
verneem ik uit je briefje, dat je de vorige
week, ten gevolge van een blinden darm
ontsteking te bed moest blijven 'liggen en,
dat bet je daardoor niet mogelijk was mij
te schrijven. Gelukkig dat je weer aan de
beterende hand bent, en -hoop ik de volgen
de week gunstige berichten van je t>e mogen
ontvangen.
Zangvogeltje". Heerlijk, dat we zul
ke mooie zonnige Pinksterdagen gehad
hebben. Ik ben er dan ook zeker van dat je
op je uitstapje zult genoten hebben! Vele
groetjes terug
Klein Toosje en Bruintje". Dio da
me, over wie je mij schrijft, is een lieve
vriendin van mij, en moet je haar bij ge
legenheid mijn groeten overbrengen. Het
doet me genoegen, dat jullie je weer bij
ons aangesloten hebt en hoop ik nog heel
langen tijd jullie gezellige babbeltjes te
mogen ontvangen.
,,Gouden regen". Ja, de bloembollen-
velden leveren een heerlijk gedicht op, en
ik kan me beet voorstellen, dat jo op je uit
stapje naar Iiille-gom veel genot zult go-
smaakt hebben.
„Gladiolus". Zoo dan een vriendje, en
niet een „vriendinnetje" van mij. Nu, dan
heb ik mij den vorigen keer vergistMaar jo
bent mij niet minder welkom. Hoe heb je
je te Vcl-p, of liever, bij Vclp, geamuseerd'?
Het is een prachtige streek daar, vol na
tuurschoon.
Joseph Oostveen te Zoeterwoudc. Je
raadsels en anecdotcn zullen 'mij welkom
zijn bijdragen kan ik altijd gebruiken. En
wat je vraag betreft, deel ik je mede, dat.
ik heel graag briefwisseling met je wil
houden, maar, dan moet jo mij ook gere
geld schrijvenanders heb ik geen aanlei-
«ding om je een babbeltje toe tc zenden.
„Andromeda". Ik ben natuurlijk op jo
medewerking geeteld, maar dan moet je bij
de inzonding van anecdoten, er ook rekc-
ring meed houden, dat dio voor kindoren be
stemd zijn. Nu vind ik jo bedde bijdragen
minder voor ons blaadje geschikt-. Wil ja
mij oens iets aaixJers zenden, en... niet boos
worden, omdat ik j« dit eohrijfl
Willem v. d. Heijden. Zoo, bon jo ver
huisd, en woon je nu meer naar jo zrin Heb
ben jullie oen tuintje? Ik ben zoo gelukkig,
en dol op mijn tuiBtje!
Diena Metsch. Willem Derogoe. Jan
Lardé. Jacobus en Alida Pison. Ja
cobus Bekooy. H. Driesen. Het doet. mij
genoegen uit jullie briefjes te vernemen,
dat jullie je tot ons blaadje aangetrokken
gevoelt en daaraan geregeld wilt meower
ken. Van harte welkom!
J. v. d. Weegen. Zeker, mag je mee
doen, heel gaarne zelfs. Anecdoten be
hoef je niet zelf to maken, je moogt ze
overnemen van kalenders, enz.
Gerrit Linschooten. Neen vriendje,
je leeftijd is voorloopig nog geen bezwaar
om aan ons blaadje mee te doen, en als
je ziek bent, is 't bovendien een aardig
verzetje voor je.
„Miesje". Je irissen zijn prachtig
geworden, mag ik je nog even danken
voor je allerliefste attentie? Vriendelijke
groetjes on succes met je studie.
Lidy Plantfeber. Als je maar gere
geld je oplossingen inzendt, dan zal je
stellig wel eens voor een prijs in aanmer
king komen. Als je ingezonden raadsels
geschikt zijn, zaj ik ze gaarne plaatsen.
Geduld dus, meisje.
„Dahlia". Als je je daartoe aan hefc
Bureau van het „Leidsch Dagblad" aan
meldt, zal het prijsje je ter hand gesteld
worden. Dank voor je bijdrage.
„Gouden Regen". Ja, dat gaat alles
weer als vroeger. Mijn compliment over
I je keurig geschreven bijdragen, waarvan
I ik spoedig gebruik hoop te maken.
„Acrobaat". Als jullie beha've den
bloementuin nog kippen en konijnen te
verzorgen hebben, dan zal je het wel heel
druk hebben. Leggen de kippen goed?
„Puk". Neen, ik heb volstrekt geen
bezwaar tegen dien schuilnaam en beet
je hartelijk welkom.
G. van Polancn. Vriendelijk dank
voor de beeldig mooie briefkaart welke
ik van je ontving.
„Twee Leidenaars". Jullie bijdragen
zullen mij steeds welkom zijn en ik zal
ze zooveel mogelijk plaatsen. Je begrijpt
echter wel, dat alle inzenders eens een
beurtje moeten hebben, Geduld dus,
vrienden.
„De twee rozen". Jullie leeftijd in
aanmerking genomen, zag je briefje er
nogal netjes uit. Je moet maar flink je
best blijven doen.
L. J. Nieuwenburg. Vriendelijk dank
voor je mooie prentkaart.
„Dc kleine Gymnast". Ja vriendje,
nieuwe bijdragen moeten altijd op eeD
apart stukje papier geschreven worden. Je
hebt gelijk, dat de uitgaande menschen
het met de Pinksterdagen prachtig getrof
fen hebben. Het was verrukkebjk zomer
weer.
E. Overduin. In dank ontving ik je
keurig geschreven bijdragen, waar ik bin
nenkort een goed gebruik van hoop te
maken.
„Viooltjo". Wat je mij omtrent je
nichtje schreef, vindt ik diep treurig,
doch je moet maar denken: „zoo lang er
leven is, is er hoop!" Wie weet knap), ze
nog niet op. Kinderen kunnen zooveel
doorstaan, en haar verpleging zal wel
niets te wertsohen over laten, want de
Roomsche zusters zijn uitnemende zieken
verpleegsters. Vriendelijke groeten en allé
goeds voor de kleine patiënte.
MARIE VAN AMSTEL.
.\o «yo !kr o »jL- j °JL* oJL« e »jl* e sJL'uL? e «Jb u üJ e »JL« 4 *A* tAj>*JL« »JL° »As s *J&
door HERMANN A.
(Slot.)
't Was Mei 1 De vogels zongen lustig in
de srtruilaen op het eikonwalletje en Kobusje
kraaide vTOolijk in de wieg. Vader en moe
der hadden dlagelijks meer schik in hun
kleinen dreumes en vonden 't maar jammer,
dat de oudelui van „de Uilenburg" zich nu
niet meer konden verheugen over zijn ont
wikkeling.
„Hè, nou moest tante Trina hem eens
zion" liet moeder zioh dikwijls ontvallen, of
„oom zou er zijn aardigheid aan hebben,
zoo'n dikke beer van 'n jongen als 't wordt
Arend Jan praatte niet meer over zijn
horloge, sedert moeder hem geraden had
zich dat maar voor goed uit 't hoofd te
zetten, daar oom Kobus hem er stellig nooit
een zou geven. Moeder had er verder niets
bijgevoegd, maar Arend Jan dacht triom
fantelijk, dat 't ook niet noodig was, omdat
hij er al alles van wist. Hij vond 't erg ge
wichtig zoo goed op do hoogte te zijn.
Al sprak Arend Jan nu niet meer over 't
horloge, hij dacht er toch nog vaak genoeg
aan, en 't booze gevoel tegen oom Kobus
tierde zoo welig in zijn hart als onkruid in
den lentetijd. Maar 't onkruid op den akker
en in den tuiD werd gedurig gewied en dat
in Arend Jan's hart niet; dat kon onge
stoord groeien. Of dat ook verschil maakte
Doordat de jongen nooit meer over oom
Kobus spra£, hadden vader en moeder er
volstrekt géén vermoeden van, dat 't er zoo
bij hun oudste uitzag. Hadden zij 't- geweten,
ze zouden er ateTlig verdrietig over geweest
zijn en hun best hebben gedaan ebt leelijke,
dat zooveel goeds dreigde te verstikken, uit
t-o roeien, net als het onkruid op 't land. Zij,
van hun kant, koesterden heelemaal geen
wTlok tegen don ouden man on hoopten
altijd nog, dat 't in drift gesproken woord
zoo kwaad niet zou zijn gemeend, en hij den
een of anderen dag wel een© weer zou ko
men aanrijden. Vader had vcol verwachting
van den Hemelvaartsdag. Dat wü« zoo recht
een gelegenheid voor familiebezoek geen
Zondag en toch een fcestdlagVerleden jaar
waren oom en tante al vToeg gekomen, had-
don hier gekerkt en waren tot 's avonds ge
bleven. Wie weet, dlcden ze 't nu wel weer 1
Moeder zou er in ieder geval maar met 't
eten op rekenon en or voor zorgen, dat 't
mooiste jurkje van Kubusje dien avond te
voren schoon en gestreken klaar lag.
Arend Jan had van dit een en ander wat
opgevangon en vertelde nu, onder stipte ge
heimhouding aan een van zijn vrindjes, <Jat
hij a.s. Donderdag don heelen dag niet in
hui 1 wou zijn, want dan kwam er een oom
011 hij was kwaad op dion oom en als oom
hem een horlogo wou geven, dan zou Arend
Jan zeggen „nee, 'k wil het lekker niet heb
ben 1" Dit laatste ging hem wel een beetje
boven 't hart af, maar 't klonk zoo Tjrm,
weet je en Arond Jan drong zich daarom
Dp, dat hij 't echt meende ook.
Natuurlijk wisten in een ommezien alle
jongens wat Arend Jan gezegd had ieder
had 't onder bovol van stipte geheimhouding
van zijn voorganger te hooren gekregen. Zoo
kvram 't t©D Iaatfït© ook bij meestor, een
oudien man met vriendelijke, blauwe oogen,
di ook Arend Jan's vader al op school hacl
gehad. Dat oom Kobus voor Arend Jan een
horloge zou meebrengen, als hij weer kwam,
ha_ de jongen hem indertijd zelf, vol glorie,
verteld. Nu, meester kende de boer van „de
Uilenburg" wel en was ook niet geheel on
kundig gebleven van 't geen er, naar aan
leiding van dit akker-verkoop, was voorge
vallen. 't Deed hem nu veel plezier, dat de
oude man dus nu toch over de brug zou ko
men en, in 't speelkwartier, riep hij Arend
Jan bij zich op 't schoolplein, om hem dat
goede bericht te laten bevestigen. Arend Jan
hield veel van meesterhij was er vereerd
mee hier, ten aanschouwe van alle kindieren,
mot meester onder de boomen op en neer
te mogen wandelen. Meester vroeg zoo van
allerlei en voordat de jongen 't zelf wist,
had hij zijn hoele hart voor den vriendelij-
keh, oudien man open gelegd). Ja, ook 't lee
lijke, dat vader en moeder nog niet eens
wisten, kwam meester te hooren.
Meester vergeleek zichzelf altijd graag bij
een tuinman, en do harten der aan hem toe
vertrouwde kinderen bij akkers. Dit nu was
een akkertje, waar hij altijd veel belang in
had gesteld; daarom deed 't hem verdriet
er zulk onkruid in te bespeuren. Dat moest
er uit en wel zoo gauw mogelijk, voordat 't
blijvende schade veroorzaakte.
Moester praatte op zijn gemoedelijke ern
stige manier lang met Arend Jan. Ze bleven
nijdt op hot söbotofltplein, maar kuier don,
hand aan hand, 't holle zandweggetjo <>p,
d'-.t tusschen bloeiende bremstruiken, naar
't roggeland voerde. Die wandeling met
meester liet een blijvende indruk achter bij
den jongen. Meester had 't over het Pink
sterfeest, dat aanstaande was, den herdeü-
kingsdlag der uitstorting van don Heiligen
Geest en nog nooit te voren hou Arend
Jan, die toch geregeld Zondags met vader
naar do kerk ging. 't zoo goed begrepen en in
zich opgenomen ook, wat 't eigenlijk zeggen
wil, dat Gods H. Geest in ons hart wil ko
men wonen. Kan daarin dan ook nog plaats
blijven voor leelijke, booze gedachten 1 Im
mers neen
Dit en nog voel meer, hadden meester en
Arend Jan samen, tussohen do bremstrui-
kon, besproken,
Op Hemelvaartsdag kwam 't ka•rr<:^je,
van „de Uilenburg" niet 't erf van Arend
Jan's vader oprijden, maar, bijna tien dagen
later, op den Zaterdag voor Pinksteren,
kwam 's avonds, in d)e sohemeriiig, een
klomo, bestoven wandelaar met een arm vol
bloemen, warm en moe, 't erf bij oom Ko
bus opsloffen dit was heel wat anders
Arend Jan had 't zelf bedacht; niemand wist
er van, vader en moeder niet, en, zelfs ook
aan meester had hij er niets van vertelt,
't Was gewoonte in die streek, dat de kin
deren op den Zaterdag voor Pinksteren de
h$zen van de menschen in hun omgeving,
die om de een of andere reden bij 't jonge
voikjo in de gunst stonden, met green en
veldbloemen gingen versieren. Meestal leg
den ze hun gave in de vensterbank, of bon
den haar aan den deurknop, wat dan met
veel heimelijke pret gepaard ging.
De begunstigden mochten er vooruit niets
van bemerken, maar moesten de verrassing
pas op Pinkstermorgen ontdekken. Arend
Jan nu. won oom Kobus en tante Trina,
die er eigenlijk veel te ver voor uit de
huurt woonden, eens verrassen. Sinds 't ge
sprek met meester had hij aldoor 't ge
voel met rich omgedragen, dat hij wat goed
te maken had jegens den ouden oom, op
wien hij zoo boos was geweest, en bracht
dit nu, op zijn kinderlijke manier, met 't
Pinksterfeest, als de meest passende gele
genheid hiertoe, ten uitvoer. Pinksteren, 't'
feest van den Heiligen Geest! Ja, Arend
Jan wou ook in rijn hart ruimte maken
voor Gods goeden en Heiligen Geest.
's Middags was hij er met andere kinde
ren op uitgetrokken om bloemen te zoe
ken en had daarop de lange, lange wande
ling naar ,,de Uilenburg" in zijn eentje ioa°
dernomen. Nu was hij er eindelijk, moe en
warm en —- ook' een beetje bang; verbeeld
je, dat hij oome eens zag! O neen,
't was heelemaal niet zoo'n fleurige, vroo-
lyke Arend Jan, die daar 't erf ,op sjokte,
als er 's middags "an huis was gegaan.
- 't Werd al donker en wat was hij toch
oigenlyk ver van huisl Als de kinderen nu
straks naar bed gingen en hij was er niet,
wat zouden vader en moeier dan wel zeg
gen? *t Trok bedenkelyk om zijn mond.
Hrj besloot, maar jauw zyn bloemen er
gens bij de deur neer te" gooien en dan
hard weg te loopen, naar huis!
maemÊÊÊKÊm
Nieuwe Serie.
Hoe Mijnheer en Mevrouw Poes samen uit rijden gaan.
Nommer 8.