v" IMfes. Tweede ïilacL fto 1915. Eerste Kamer. Tweede Kamer STOOMVAARTLIJNEN. Ingezonden, FEUILLETON. B© W©M©©si.ster. |\}o. it?930 DAGBLAD Vergadering van gisteren. - WIJZIGING VERMOGENSBELASTING. De heer VAN DEN BIESEN zet bezwa ren tegen het ontwerp uiteen. Da Minister, meent, dat da grondbelasting nog eenige malen zal moeten worden verhoogd. Spr. 7oa eerst moeten weten, wat de Minister, in zijn schild voert. Dat spr. dat niet weet, zou al een reden zijn, ont tegen het ontwerp te stemmen, doch zijn hoofdbezwaar is de absolute onmogelijkheid, om het ontwerp uit te voeren. Het in hooger beroep gaan tot in do hoogste instantie, zal zeer hooge kos ten meebrengen. Datgene, wat do belasting meer zai opbrengen, zal, naar spr. vreest, verdwjjnen 'in do zakken van de deskun digen. Een centraal-coliego voor hooger beroep ware zeker noodig. Spr- ncht dit ontwerp zoo iets onmogelijks, dat hij niet begrijpt, dat deze bewindsman het heeft kunnen in dienen, en hij meent, dat do Kamer hem een groeten dienst zou kunnen bewijzen, door het a£ to stemmen. Dan is hij er af, en kan hij een nieuw ontwerp indie nen. Onder geen beding zou spr. voor stem men, cn al zei de Minister: „Ik! ga heen," dan zou spr. zeggen: „Ga in vrede". Spr. vreest, dat het ontwerp een storm1 van ver ontwaardiging zou wekken. In zijn 22 jaren Kamerlidmaatschap heeft spr. nog nooit zoo'n onmogelijke wet zien verdedigen. De heer VAN WASSENAER VAN CAT- WIJCK betoogt, dat, indien n:on aanneemt, dat iemand, die inkomen uit kapitaal ge niet, sterker slaat, dan iemand met inko men uit arbeid, dient rekening te worden gehouden met de opbrengst van dat kapi- taal. Spr. zal niet kunnen voorstemmen. De heer FERF acht do veranderingen in de Tweede Kamer in het ontwerp aan gebracht, even zoovele verbeteringen, voor al de aanneming van het amendement-Koo ien, betreffende do belasting van goederen van den blooten eigendom. Den Minister brengt spr. hulde voor zijn tegemoetkomen- do houding. Van ontstemming over deze wet in den lando i s spr. niets gebleken. Deze wet brengt waarheid in plaats van fictie en met vollo instemming zal spr. vóór stemmen. De heer VAN NIEROP brengt eenige punten onder de aandacht der tegenstan ders. Do tegenwoordige regeling deugt niet. Naar spr. oordeelt, dienen, onroerend en roerend goed naar eenzelfden maatstaf te worden geschat. Nog wijst spr. er op, dat het onroerend goed veel meer van de staats zorg en bescherming profiteert dan het roe rend. De plannen van den Minister zullen niet alleen treffen het onroerend, doch ook het roerend goed. Do heer VAN HOUTEN verdedigt hit ontwerp, en wijst er op, dat de vrees over dreven is, dat door een zeer lage verhoo ging van de lasten op bcssehen, deze zou den worden getrapt. De Minister van Financiën, de lieer TREUB, beantwoordt de verschillende sprekers. Men achtte dit ontwerp niet ge rechtvaardigd, in deze tijden ten onrechte. Het ontwerp, betoogt spr., brengt slechte overeenstemming tusscben dé inkomsten en de vermogensbelasting, waarin bet onroe rend goed op onhoudbare wijze waas aan geslagen. Vergete men niet bet roerend goed. Volgens de inkomstenbelasting, die in wer king is getreden, heeft men 2 maanden om in hooger beroep te komen (vroeger 1 maand). Wat zou men wel gezegd heb ben, indien het gelijktijdig een dergelijke bepaling ware voorgesteld voor de vermo gensbelasting? Er bestond dus wel degelijk urgentie. Voorts tracht spreker aan te 'toonen, dat do voorgestelde regeling theore tisch en practisch de voorkeur verdient bo ven de bestaande regeling. Met politiek heeft het ontwerp niets te maken. Het raakt slechts een financieel technische regeling. Tech hebben van de vijf sprekers van rechts er drie, nog vóór er eenig debat gevoerd was, zich tegen het ontwerp verklaard, en twee hun stem voorbehouden. Echter op een wijze, die spreker weinig optimistisch stemt. .Wat hier nu wordt voorgesteld staat niet in verband met sprekers plannen tot belastingvorming. Dit ontwerp beoogt slechts belasting naar de waarde van het vermogen, en bepalingen zijn gemaakt, hoe dat vermogen zal worden berekend. Men heeft hier wel gezegd wat men niet wil, maar niet wat men eigenlijk wel wil. Dat do heer Bertling dit ontwerp terug nam, beteekende alleen, dat hij op dat oogenblik: de kansen der inkomstenbelasting niet in gevaar wilde brengen. De heer ,Van Was- senaer van Catwijclc stemde tegen het ont werp, omdat iemand belasting zou moeten betalen van een bezit, dat heel weinig op brengt. Dit bezwaar geldt echter niet dit ontwerp, dcch het handhaven van een ver mogens- naa-st een inkomstenbelasting. De heer Kolkman is tot dit stelsel gekomen, in navolging van Pruisen. Het wordt dus door spr. niet nieuw ingevoerd, maar gaat uit van het beginsel, dat het bezit de draagkracht verhoogt. Dat de grond reeds te zwaar zou zijn belast, en de schatting niet beter zou worden, ontkent spr. Met cijfers tracht spr. aan te toonen, dat de grond is ontlast, wat betreft hypotheken, registratie en grondlasten. Terwijl alle be lastingen zeer zijn gestegen, i3 liet onroe rend goed van 1881 af ont'ast met f 3,073,000. Het roerend goed, dat tot het onroerend staat als 2 tot 1, profiteerde veel minder van ontlasting. Van 1 Mei af zijn nu de naamlooze vennootschappen dub bel zoo zwaar .belast. Do opcenten op do leeningswet brengen geen verandering in de verhoudingen. On juist is de bewering, dat liet onroerend goed tegenwoordig zwaar belast is, verge leken met andere belastingebjeeten. De be lastingen zullen voortaan ongeveer f 60,000,000 meer móeten gaan opbrengen, dan thans en daarin zal het roerend goed bijdragen, evenais het onroerend goed lijdt met een beursbelasting. Pretlig is dit idee niet, dcch men zal er aan moeten wennen. Aan heengaan, volgens den raad van den heer Van den Biesen, denkt spr. nog niet. Ook do bezwaren van de andere sprekers noemt spr. overdreven. Dat door dit ont werp overal bcomen zullen verdwijnen, en er nergens meer een boom zou zijn te zien, zcoals hier is betoogd, is zeer overdreven. Bezwaren, in verband met het ontwerp, zul len zich voordoen, doch niemand heeft een stelsel zonder bezwaren genoemd. Dat men met dit ontwerp gegevens loslaat, is geheel volgens de belastinghervormingen van de laatste tijden. De belastingen naar vaste ge gevens ihijken veelal onbillijk. Daarom zijn afgeschaft do patent-belasting en dia op deuren en vensters on zal die op ue haard steden moeten verdwijnen. Niemand heeft een billijk stelsel naar vasts gegevens aan do hand gedaan. In Duitschland .is niets van zulk een moeilijke en kostbare con- trólo of van vele onbillijkheden gebleken van het stelsel, dat thans hier wordt voor gesteld. Laat iemand maar komen met be lastingvoorstellen, waartegen geen bezwaren beslaan? Wel degelijk hangt het bij de uitvoering van een nieuwe wet af van do instructies, of ze gematigd wordt uit gevoerd. Spr. is bereid, zoo lang de oor logstoestand duurt, geen taxatie te doen plaats vinden. Onjuist is de bewering, dat de schatting van koopmansgoederen zooveel gemakkelijker zou zijn. Hot on twerp wordt met 26 tegen 16 stemmen verwor pen (rechts tegen links). De VOORZITTER deelt mede, dat van de agenda wordt afgevoerd met de handelingen der Tweede Kamer, het ontwerp tot aanvul ling en verhooging van het tiende hoofd stuk der begrooting (verschillende ontwer pen). Dö vergadering wordt vervolgens ver daagd tot .Vrijdagochtend .to elf uren. Zitting van gisteren. INTERPELLATIE-SCHAPEE. Do heer Schaper repliceert. Hy verwijt inconsequentie aan de vrj}- zinnig-democraten, die volgens hun program ma allerminst afkeerig zijn van ingrijpen van den Staat in het economische leven, doch nu alles aan den natuurlijken loop der din gen willen overlaten. De heer Tydeman had de motie niet moe ten vastbinden aan ieder woord der toelich ting. De zaak is, dat de heer Tydeman niet wil voorstemmen. Nader dringt spr. aan op een maximum prijs voor rundvleesch en op de door hem aangeprezen maatregelen ten aanzien van andere levensmiddelen. Voorts betoogt spr., dat van schending van het budgetrecht der Kamer geen spra ke is. De Regeering mag in deze .tijden gerust rekening houden met de vermoedel ijke houding der Volksvertegenwoordiging. Spr. hoopt alsnog, dat de Kamer zjjn motie zal aannemen en dat Kamer en Re geering in deze buitengewone tijden niet voor groote middelen zullen terugdeinzen om gezamenlijk het volle door de beproe ving heen te voeren. De heer VAN VUUREN repliceerde. Hij houdt vol, dat de Minister heeft gehan deld in strijd met het budgetrecht der .Ka mer, welk recht blijkbaar in de handen der sociaal-democraten wel wat erg auto matisch zou zijn. Wat de Minister aanvoerde om zjjn handeling te rechtvaardigen, houdt geen steek. Door deze handelwijze wordt do Kamer voor consequenties gesteld, wel ke zij nooit heeft kunnen voorzien. Er zou dan ook alle reden zrjn voor een motie, waarin de Kamer zou aandringen op eerbiediging van haar budgetrecht. Verder handhaaft spr. zijn critielc op de houding des Ministers tegenover de ge meentebesturen. Ook de gemeentebesturen, waarin de sociaal-democratische levenwek- kenden invloed heeft, achtten de eerste circulaire van deu Minister onuitvoerbaar. De heer TYDEMAN repliceert Hij be toogt nader, dat maatregelen als waarover het hier gaat, zijn van wetgevende aard en dus tot stand moeten komen door overleg van Regeering en Staten-Generaal. De be ginselen van ons staatsrecht blijven ook voor abnormale tijden van kracht. Bij het toestaan der 21/» miliioen voor verlies op graan docr de Twesde Kamer is geen sprake geweest van opzettelijke ver strekking met verlies. De inlichtingen des Ministers over de kosten acht spr. onvoldoende. De Kamer vernam alleen, dat de Minister drie maan den denkt rond te komen met de S'/s mil iioen. Hoe lang zal evenwel de maatregel moeten werken, naar de meening des Mi nisters? Evenmin was bevredigend hetgeen de Mi nister aanvoerde tegen de bezwaren, welke ten aanzien der controle werden ingebracht. Spr. heeft er aan gedacht per motia om een wetsvoorstel te vragen, waarbjj de zaak in den vorm zou worden geregeld Hij ziet er evenwel van af, omdat zulk een motie bezwaar zou ontmoeten wegens de urgentie van de maatregelen ter zake. Even wel dringt spr. aan op de indiening oenen suppletoire begrooting. De heer DE JONG impliceert Hy komt opnieuw op tegen de critiek, van sociaal democratische zijde geoefend op zyn hou ding en hoopt dat een eerlijke proef met de maatregelen der regeering zal worden genomen. De heer TEENSTRA repliceert. Hij hand haaft zyn bezwaren tegen het inwinnen van advies bij belanghebbenden en bestrijdt de bewering van den heer Schaper, dat de vrij zinnig-democraten niets zouden willen; zy willen alleen iets andere dan de Minister en de soc.-democraten. De Minister moet zich niet bemoeien met de distributie. Door vraag en aanbod mosten de prjjzen laag bljjven. Met het stellen van maximumprijzen kan men wel ophouden. Men vergeet daarbij de wet van vraag en aanbod. Spr. wenscht uit democratisch oogpunt vast te houden aan het budgetrecht der Kamer. De heer DUIJS merkt op', dat van de door den heer Teenstra' aangeprezen duur- tetoeslagen op de eerste plaats de demo cratische gemeentebesturen dupe zullen wor den. De heer SCHAPER trekt, omdat de redactie ecnigen twijfel laat cn om aan den wensch van den Minister te voldoen, zijn motie in. De MINISTER, de heer Posthuma, be antwoordt nog enkele opmerkingen. Hij heeft wel degelijk inlichtingen gegeven over do financieele gevolgen en herhaalt nu zijn becijfering. Verder verdedigt hij nogmaals de poli tiek van de maximum-prijzen en van de aanvoeren. De Regeering stelt nog altijd maïs beschikbaar. Wat de suiker betreft, laan de eene zjjde stonden alle ruw-suiker- fabrikanten, ook de conservatieven, daar tegenover slechts twee jongere. Van een doelbewuste aantasting van het budgetrecht is bij den Minister geen sprake geweest. Hij verkeert nog in de overtuiging, dat hij doen puocht gelijk by deed. Spr, is intusschen bereid na te gaan of hy in zyn betoog sterk 'staat en indien hy tot ander inzicht komt, een wetsontwerp in ie dienen. Onder dankzegging aan den Minister voor; de beantwoording der interpellatie wordt de beraadslaging gesloten. De vergadering wordt verdaagd tot Vrij dagochtend halftwaalf, wanneer de supple toire Oorlogsbegrooting 1915. (buitenge woon krediet) aan de orde is. STOOMVAART-MIJ. NEDERLAND. „Ambon", vertr. 6 Mei van Amsterdam naar Baltimore. „Boeten" arriv. 5 Mei van Amsterdam te New-York. „Rondo", vertr. 6 Mei van Amsterdam naar Java. „Nias", (uitreis) arriv. 6 Mei te Padang. ROTTERDAMSCHE LLOÏD. „Bengalen" vertr. 6 Mei van Rotterdam: naar Tmmingham. „Deli" (thuisr.) pass. 4 Mei Dover. „Djember", vertr. 6 Mei van Rotterdam naar New-York. „Malang' (thuis reis) vertr. 5 Mei van Padang. „Merauke" (nitr.) arriv. 5 Mei te Padang. „Palembang" vertr. 5 Mei van Norfolk naar Java. „Wilis" (thuisreis) is 5 Mei Carvoeier gepass. „Tam- fcora" (uitr.) arriv. 6 Mei te Deal. HOLLA ND-AMERIKA-LIJN. „Cornelis" vertr. 6 Mei van Rotterdam naar New-York. „Zaandijk", vertr. 6 Mei van Amsterdam naar New-York. „Granges- berg, van New-York naar Rotterdam, vertr, 5 Mei van Falmouth. „Zuiderdijk", van Rot terdam naar Cuba, pass. 6 Mei Dungeness. „Elisabeth" vertr. 5 Mei van New-l'ork a. Rtoterdam. „Eemdyk", van New-York naar Rotterdam, pass. 4 Mei Lizard. „Gorredijk", van New-York naar Rotterdam', pass. 5 Mei Dover. „Potsdam", arriv. 5 Mei van Rot terdam te New-York, KON. WEST-IND. MAILDIENST. „Nickerie" vertr. 3 Mei van Paramaribo naar Amsterdam. „Prins Frederik" Hendrik" (uitr.) is 5 Mei Finisterre gepasB, KON. HOLL. ELOYD. „Celebes" (uitr.) pass. 5 Mei Kaap Bont „Rondo" (uitreis) pass. 6 Mei het Noord- Hinder vuurschip. „Gelria" (uitreis) vertr. 4 Mei van Lfesïhon. „Tantalus", van Batavia naar Amsterdam, pass. 4 Mei Dover. „Tu- bantia" (thuisreis) vertr. 5 Mei van icio Janeiro. „Zeelsndia" (uitreis) vertr. 5 Mei van Santos. AMSTERDAMSCHE RECHTBANK. I'ostdiefstal. Gisteren werd do zaak tegen O. de B„ beschuldigd van diefstal van een posttrom!- mel, ten öinde gebracht. De officier, mr. baron Van Lamswee-- den, eischte twee en een half jaar gevan genisstraf. Mr. J. de Vrieze achtte bekl.'s schuld onvoldoende bewezen en vroeg vrijspraak. Volksgezondheid. Geachte Redactie i Zoudfc u mij, als abonné, in de gelegen heid willen stellen, een grief van velen openbaar te willen maken? Wij leven in een tijd, waarin wordt ge zorgd voor volksgezondheid. Dat is niet meer dan toe te juichen. Vroeger hadden wij een reinigingsdienst van wat ben je me; de reinigingsdienst van heden is wat jc noemt Geen last meer van „geur"pas op als 't waar is. Wie 't niet gelooft, rna-ko een wandeling langs de Oude Vest, en vlak tegenover de Voldersgracht vindt hij een schuit, wel is waar afgedekt, maar niet zoo hermetisch gesloten, of de lieflijkste „geuren" kunnen er uit opstijgen en de naaste omgeving bezwangeren, zoodat 'b eon lust is...... om zoo spoedig mogelijk beenen te maken. Dit is flan ook erg gemakkelijk voor den wandelaar, maar minder gemakkelijk voor de omwonenden. Heusch, Heeren van don reinigingsdienst, autoriteiten, gelooft mij, dat het nikc lollig is, om na een dag werkens, 's avonds voor het open raam de lieve voorjaars lucht in to willen ademen, enz., te worden verdreven door den afschuwelijken vuil nisschuit-,, geur". Zou het overdreven zijn? Och, komt dan ze'f en constateert, maar niet voor 5 minuten. Keen, vraagt aan ondergeteekende of een ander een stoel en brengt een avondje door ter plast" se, om de hoofdpijn bezorgende geuren op te snuiven. Gij zoud.t er velen een dienst mee bewijzen. ,U dankend, Mijnheer de Redacteur. Een Belanghebbend^. «8) En hij was altijd een stijl en aanmatigend persoon geweest. Iloe zou hy het vinden, al3 er over freule Estcourt gosproken werd' op een wijze zooais men zeker over haar spreken zou? Klutz kon mea den mond niet stoppen en de heele buurt zou weldra weten wat er aan de hand was. Axel Lolnn zou niet kunnen en willen trouwen met een jong meisje, dat verzen zond aan een hulp prediker; en indien alle betrekkingen tus- schen Lohm en Kleinwalde werden afge broken, wel, dan zou het leven weer aan genaam voortgaan, zooais vroeger. Hij, Dell- wig, zou op zijn post blijven en werd na- tuuriijk de eenige raadgever van zijn mees teres, en liet zou heni zeker gelukken haar over to halen alles te doen, wat hij graag wilde, het bouwen van den steenoven incluis. Het was een schoone toekomst, die duide lijk voor hem lag. Hij wandelde de kamer op en neer en maakte rare geluiden van tevredenheid; hij legde zijn vrouw met kracht bet stilzwijgen op, telkens als zij haar mond maar opendeed. Zelfs zijn vrouw, die anders zoo vlug van begrip was, had nog niet be grepen hoe dit gedicht den toestand voor hen yorandord had en hoe het hun paste geen kwaad te spreken van hun meesteres in te genwoordigheid van een kwaadstichtond jong- mensch. Zij was verblind door haar haat voor freule Estcourt. Vrouwen waren altijd, hots haar eigen belangen, de slavinnen van «mi een of anderen hartstocht; indien het geen liefde was, dan was het haat. Nooit konden zy afwachten. Aan den hortstocht, dien zij veelden, moest uiting gegeven wor den; er moest aan worden voldaan, hoe noodlottig de gevolgen ook mochten zijn. Wat een zoodje was dat toch! En de besten waren nog dwazen. Hij keek zrjn vrouw verstoord aan, toen hij haar passeerde, maar zijn oog vestigde zich daarna op Klutz, die doodstil zat met het hoofd op de 'oorst gezonken, zijn beenen recht voor zich uit, de hand mot het papier, slap naar beneden uit de mouw zonder man chetten, tot op den grond haast en met vage cogen starende in de ruimte; en toen hij dat zag, kwam zijn goede luim terug en hij barstte weer in een ruwen lach uit. „Welnu," zei hij, vlak voor deze verslagen gedaante staande, „hoe lang blijf je zoo zitten? Als ik jou was, zou ik er geen gras over laten groeien. Je wilt die twee toch niet langer dan noodig is elkaar het hof laten maken en gelukkig doen zijn? En jij toekijken in de kou! Terwij! jij zoo wreedaardig misleid bent. En zoo belache lijk om aan te zien? Ik zou dat pleizier da delijk verstoren, als ik jou was." „Ja, u hebt gelijk. Ik ga naar mijnheer von Lohm en zal zien hem te spreken te krijgen. Klutz stond op met een groote vertooning van vastberadenheid, stak het papier in zijn zak en knoopte, voor grootere veiligheid van het papier, zijn jas toe. Toen aarzel de hij. „Het is iets schandelijks, nietwaar?" zei hij, met de oogen op Dellwig gevestigd. „Schandelijk? Het i3 eenvoudig wreed!" „Schandelijk!" begon zijn vrouw. „Zwijg, zeg ik je. Da grappen van jonge dames zijn soms wreed, weet je. Ik denk, dat het een grap was, maar een zeer harte- Joozo grap, een grap, die maakt, dat je er nog veel dwazer uitziet dan de meeste half wassen dominees van jouw leeftijd er ge woonlijk uitzien. Het is net goed het haar to vergelden en haar spelletje tevens te be derven. Neem nog een glaasje cognac en ga dan heen en doo wat ik je gezegd heb." Klutz zag Dellwig een oogenblik strak aan. Toen greep hij het glas cognac, dronk het in één teug leeg, nam zijn hoed op en zonder afscheid te nemen noch van Dellwig, noch van zijn vrouw, ging hij haastig de kamer uit. Zrj zagen hem langs het raam voorbijgaan, met rijn hoed over zijn oogen, een doodsbleek gezicht en brandende ooren. „Daar gaat een dwaas," zei Dellwig, in de handen wrijvende, „en zoo'n nuttige dwaas als ik ooit in mijn leven gezien heb. Maar er is er nog één," voegde hij er by, zich plotseling omkeerende tot zijn vrouw, „en die heb ik niet graag in mijn eigen huis." En toen deelde hij haar mede in de krachtige, overtuigende taal van een terecht verbit terd echtgenoot, wat hij van haar dacht. HOOFDSTUK VIH. Zoo haastig zijn bevende ledematen hem dat veroorloofden, spoedde Klutz zich naar Lohm. Toen hij Anna's huis voorbjj kwam, wierp hij 'liet een blik van vurige ver achting toe; hij hoopte, dat zij dien zien en voelen zou van achter het een of ander gordyn; toen trachtte hij haar uit zya ge dachten te verbannen en deed wanhopig:' pogingen om zijn gedachten eon weinig te verzamelen voor het aanstaande gesprek. Hij dacht, dat het de cognac was, die het hem zoo moeilyk maakte precies to be grijpen, waarom hij naar mijnheer, von Lohm ging en niet naar de betrokken persoon zelve; de persoon, die hem zoo schandelijk behandeld had. Maar mijnheer Dellwig zou het natuurlijk wel het beste weten oa be schouwde de zaak volkomen kalm. Zeker, mijnheer von Lohm, de onbeschaamde ge lukkige medeminnaar, moest een weinig ge kweld worden, dat was niet meer dan bil lijk; en indien hij zich die plagerij of dat verdriet zoozeer aantrok, dat hij er z'yn engagement om verbrak, welnu, dan, men kon nooit weten misschien zou toch Een christen moest een medebroeder zijn dwaling vergeven; hoeveel te meer dan moest een predikant zijn dwalende zuster vergiffenis schenken? Maar Klutz wou toch wel, dat iemand anders dat kwellen op zich genomen had en het hem alleen had laten uitmaken met Anna, een vrouw, een lid van de sekse, in wier tegenwoordigheid hij zich altijd op zijn gemak voelde. De cognac maakte, dat hij het niet zoo scherp voelde als anders; maar de waarheid, de waarheid, niet verbloemd door cognac, was, dat hij opzag tot Axel Lohm met een eerbied, die aan vrees grensde; dat hij nooit in zijn leven alleen met hem geweest was en nooit meer met hem gesproken had dan de bur gerlijke beleefdheid vereischte, als zij elkaar tegenkwamen en hij bang was. Toon hij bij de stallen van Axel was gekomen, die aan den weg stonden, een mi nuut cf vijf van de poort van Axel's woning verwijderd, moest hij zijn grieven nog eens Pu voor n nagaan, de maaltijden tellen, <lio hij gemist had, ziel; de koortsachtige dagen en rusteiooze nachten herinneren, bij zichzelf herhalen wat Dellwig hem zooeven gezegd had van zijn eigen belachelijkheid op dit oogenblik, anders was hij zeker terug gekeerd en naai- huis gegaan. Maar deze gedachten gaven hem den moed, die noodig nas ont de poort door ta loopen, en toen hij de bocht in de laan om was, zou het niet mogelijk geweest zijn te ontsnappen, want Axel stond op de stoep van het huis. Axel had een sigaar in den mond, -yn handen in zrjn zak en hij keek nauwkeurig naar het loopen van een jonge merrie, die op en neer werd geleld. Twee pointers zaten aan zijn voeten; toen Klutz aankwam, vlogen zij blaffende de stoep af. Gewoonlijk kon het Klutz niet schelen of de honden tegen hem opblaften, maar hrj was in zeer zenuw- achtigen toestand en deinsde onwillekeurig achteruit. De stalknecht met de merrie aan de hand grinnikte; Axel floot om zijn hon den; en Klutz, met zijn gloeiende ooren, wandelde voort cn nam zijn hoed af. „Wat is er van uw dienst, mijnheer Kiutz?" vroeg Axel, met zijn handen nog in zijn zakken en de oogen gevestigd op de beenen der merrie. „Ik wou u gaarne alleen spreken," zei Klutz. „Gut. Wacht dan een oogenblik." En Klutz wachtte, terwijl Axel met grootan ijver voortging met het bestudeeren van de merrie en daarna in een langdurige tech nische discussie trad met den stalknecht over haar fouten en goede hoedanigheden. Dit was onuitstaanbaar. Klutz kwam met een zaak van levensgewicht en daar liet men hem na staan, zeker wel een haliuur, alsof hij nog m'nJ.c was dan een hond of een bo (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 5