v" IMfes.
Tweede ïilacL fto 1915.
Eerste Kamer.
Tweede Kamer
STOOMVAARTLIJNEN.
Ingezonden,
FEUILLETON.
B© W©M©©si.ster.
|\}o. it?930
DAGBLAD
Vergadering van gisteren. -
WIJZIGING VERMOGENSBELASTING.
De heer VAN DEN BIESEN zet bezwa
ren tegen het ontwerp uiteen. Da Minister,
meent, dat da grondbelasting nog eenige
malen zal moeten worden verhoogd. Spr.
7oa eerst moeten weten, wat de Minister,
in zijn schild voert. Dat spr. dat niet weet,
zou al een reden zijn, ont tegen het ontwerp
te stemmen, doch zijn hoofdbezwaar is de
absolute onmogelijkheid, om het ontwerp uit
te voeren. Het in hooger beroep gaan tot
in do hoogste instantie, zal zeer hooge kos
ten meebrengen. Datgene, wat do belasting
meer zai opbrengen, zal, naar spr. vreest,
verdwjjnen 'in do zakken van de deskun
digen.
Een centraal-coliego voor hooger beroep
ware zeker noodig. Spr- ncht dit ontwerp
zoo iets onmogelijks, dat hij niet begrijpt,
dat deze bewindsman het heeft kunnen in
dienen, en hij meent, dat do Kamer hem
een groeten dienst zou kunnen bewijzen,
door het a£ to stemmen. Dan is hij er
af, en kan hij een nieuw ontwerp indie
nen. Onder geen beding zou spr. voor stem
men, cn al zei de Minister: „Ik! ga heen,"
dan zou spr. zeggen: „Ga in vrede". Spr.
vreest, dat het ontwerp een storm1 van ver
ontwaardiging zou wekken. In zijn 22 jaren
Kamerlidmaatschap heeft spr. nog nooit
zoo'n onmogelijke wet zien verdedigen.
De heer VAN WASSENAER VAN CAT-
WIJCK betoogt, dat, indien n:on aanneemt,
dat iemand, die inkomen uit kapitaal ge
niet, sterker slaat, dan iemand met inko
men uit arbeid, dient rekening te worden
gehouden met de opbrengst van dat kapi-
taal. Spr. zal niet kunnen voorstemmen.
De heer FERF acht do veranderingen
in de Tweede Kamer in het ontwerp aan
gebracht, even zoovele verbeteringen, voor
al de aanneming van het amendement-Koo
ien, betreffende do belasting van goederen
van den blooten eigendom. Den Minister
brengt spr. hulde voor zijn tegemoetkomen-
do houding.
Van ontstemming over deze wet in den
lando i s spr. niets gebleken. Deze wet
brengt waarheid in plaats van fictie en met
vollo instemming zal spr. vóór stemmen.
De heer VAN NIEROP brengt eenige
punten onder de aandacht der tegenstan
ders. Do tegenwoordige regeling deugt
niet.
Naar spr. oordeelt, dienen, onroerend en
roerend goed naar eenzelfden maatstaf te
worden geschat. Nog wijst spr. er op, dat
het onroerend goed veel meer van de staats
zorg en bescherming profiteert dan het roe
rend. De plannen van den Minister zullen
niet alleen treffen het onroerend, doch
ook het roerend goed.
Do heer VAN HOUTEN verdedigt hit
ontwerp, en wijst er op, dat de vrees over
dreven is, dat door een zeer lage verhoo
ging van de lasten op bcssehen, deze zou
den worden getrapt.
De Minister van Financiën, de
lieer TREUB, beantwoordt de verschillende
sprekers. Men achtte dit ontwerp niet ge
rechtvaardigd, in deze tijden ten onrechte.
Het ontwerp, betoogt spr., brengt slechte
overeenstemming tusscben dé inkomsten en
de vermogensbelasting, waarin bet onroe
rend goed op onhoudbare wijze waas aan
geslagen. Vergete men niet bet roerend
goed.
Volgens de inkomstenbelasting, die in wer
king is getreden, heeft men 2 maanden
om in hooger beroep te komen (vroeger
1 maand). Wat zou men wel gezegd heb
ben, indien het gelijktijdig een dergelijke
bepaling ware voorgesteld voor de vermo
gensbelasting? Er bestond dus wel degelijk
urgentie. Voorts tracht spreker aan te
'toonen, dat do voorgestelde regeling theore
tisch en practisch de voorkeur verdient bo
ven de bestaande regeling. Met politiek
heeft het ontwerp niets te maken. Het raakt
slechts een financieel technische regeling.
Tech hebben van de vijf sprekers van rechts
er drie, nog vóór er eenig debat gevoerd
was, zich tegen het ontwerp verklaard, en
twee hun stem voorbehouden. Echter op
een wijze, die spreker weinig optimistisch
stemt. .Wat hier nu wordt voorgesteld staat
niet in verband met sprekers plannen tot
belastingvorming. Dit ontwerp beoogt
slechts belasting naar de waarde van het
vermogen, en bepalingen zijn gemaakt, hoe
dat vermogen zal worden berekend. Men
heeft hier wel gezegd wat men niet wil,
maar niet wat men eigenlijk wel wil. Dat
do heer Bertling dit ontwerp terug nam,
beteekende alleen, dat hij op dat oogenblik:
de kansen der inkomstenbelasting niet in
gevaar wilde brengen. De heer ,Van Was-
senaer van Catwijclc stemde tegen het ont
werp, omdat iemand belasting zou moeten
betalen van een bezit, dat heel weinig op
brengt. Dit bezwaar geldt echter niet dit
ontwerp, dcch het handhaven van een ver
mogens- naa-st een inkomstenbelasting. De
heer Kolkman is tot dit stelsel gekomen,
in navolging van Pruisen. Het wordt dus
door spr. niet nieuw ingevoerd, maar gaat
uit van het beginsel, dat het bezit de
draagkracht verhoogt. Dat de grond reeds
te zwaar zou zijn belast, en de schatting
niet beter zou worden, ontkent spr. Met
cijfers tracht spr. aan te toonen, dat de
grond is ontlast, wat betreft hypotheken,
registratie en grondlasten. Terwijl alle be
lastingen zeer zijn gestegen, i3 liet onroe
rend goed van 1881 af ont'ast met
f 3,073,000. Het roerend goed, dat tot het
onroerend staat als 2 tot 1, profiteerde
veel minder van ontlasting. Van 1 Mei af
zijn nu de naamlooze vennootschappen dub
bel zoo zwaar .belast.
Do opcenten op do leeningswet brengen
geen verandering in de verhoudingen. On
juist is de bewering, dat liet onroerend
goed tegenwoordig zwaar belast is, verge
leken met andere belastingebjeeten. De be
lastingen zullen voortaan ongeveer
f 60,000,000 meer móeten gaan opbrengen,
dan thans en daarin zal het roerend goed
bijdragen, evenais het onroerend goed lijdt
met een beursbelasting. Pretlig is dit idee
niet, dcch men zal er aan moeten wennen.
Aan heengaan, volgens den raad van den
heer Van den Biesen, denkt spr. nog niet.
Ook do bezwaren van de andere sprekers
noemt spr. overdreven. Dat door dit ont
werp overal bcomen zullen verdwijnen, en
er nergens meer een boom zou zijn te zien,
zcoals hier is betoogd, is zeer overdreven.
Bezwaren, in verband met het ontwerp, zul
len zich voordoen, doch niemand heeft een
stelsel zonder bezwaren genoemd. Dat men
met dit ontwerp gegevens loslaat, is geheel
volgens de belastinghervormingen van de
laatste tijden. De belastingen naar vaste ge
gevens ihijken veelal onbillijk. Daarom zijn
afgeschaft do patent-belasting en dia op
deuren en vensters on zal die op ue haard
steden moeten verdwijnen. Niemand heeft
een billijk stelsel naar vasts gegevens aan
do hand gedaan. In Duitschland .is niets
van zulk een moeilijke en kostbare con-
trólo of van vele onbillijkheden gebleken
van het stelsel, dat thans hier wordt voor
gesteld. Laat iemand maar komen met be
lastingvoorstellen, waartegen geen bezwaren
beslaan? Wel degelijk hangt het bij de
uitvoering van een nieuwe wet af van
do instructies, of ze gematigd wordt uit
gevoerd. Spr. is bereid, zoo lang de oor
logstoestand duurt, geen taxatie te doen
plaats vinden. Onjuist is de bewering, dat
de schatting van koopmansgoederen zooveel
gemakkelijker zou zijn.
Hot on twerp wordt met 26
tegen 16 stemmen verwor
pen (rechts tegen links).
De VOORZITTER deelt mede, dat van de
agenda wordt afgevoerd met de handelingen
der Tweede Kamer, het ontwerp tot aanvul
ling en verhooging van het tiende hoofd
stuk der begrooting (verschillende ontwer
pen).
Dö vergadering wordt vervolgens ver
daagd tot .Vrijdagochtend .to elf uren.
Zitting van gisteren.
INTERPELLATIE-SCHAPEE.
Do heer Schaper repliceert.
Hy verwijt inconsequentie aan de vrj}-
zinnig-democraten, die volgens hun program
ma allerminst afkeerig zijn van ingrijpen van
den Staat in het economische leven, doch
nu alles aan den natuurlijken loop der din
gen willen overlaten.
De heer Tydeman had de motie niet moe
ten vastbinden aan ieder woord der toelich
ting. De zaak is, dat de heer Tydeman niet
wil voorstemmen.
Nader dringt spr. aan op een maximum
prijs voor rundvleesch en op de door hem
aangeprezen maatregelen ten aanzien van
andere levensmiddelen.
Voorts betoogt spr., dat van schending
van het budgetrecht der Kamer geen spra
ke is. De Regeering mag in deze .tijden
gerust rekening houden met de vermoedel
ijke houding der Volksvertegenwoordiging.
Spr. hoopt alsnog, dat de Kamer zjjn
motie zal aannemen en dat Kamer en Re
geering in deze buitengewone tijden niet
voor groote middelen zullen terugdeinzen
om gezamenlijk het volle door de beproe
ving heen te voeren.
De heer VAN VUUREN repliceerde. Hij
houdt vol, dat de Minister heeft gehan
deld in strijd met het budgetrecht der .Ka
mer, welk recht blijkbaar in de handen
der sociaal-democraten wel wat erg auto
matisch zou zijn. Wat de Minister aanvoerde
om zjjn handeling te rechtvaardigen, houdt
geen steek. Door deze handelwijze wordt
do Kamer voor consequenties gesteld, wel
ke zij nooit heeft kunnen voorzien.
Er zou dan ook alle reden zrjn voor
een motie, waarin de Kamer zou aandringen
op eerbiediging van haar budgetrecht.
Verder handhaaft spr. zijn critielc op de
houding des Ministers tegenover de ge
meentebesturen. Ook de gemeentebesturen,
waarin de sociaal-democratische levenwek-
kenden invloed heeft, achtten de eerste
circulaire van deu Minister onuitvoerbaar.
De heer TYDEMAN repliceert Hij be
toogt nader, dat maatregelen als waarover
het hier gaat, zijn van wetgevende aard en
dus tot stand moeten komen door overleg
van Regeering en Staten-Generaal. De be
ginselen van ons staatsrecht blijven ook
voor abnormale tijden van kracht.
Bij het toestaan der 21/» miliioen voor
verlies op graan docr de Twesde Kamer
is geen sprake geweest van opzettelijke ver
strekking met verlies.
De inlichtingen des Ministers over de
kosten acht spr. onvoldoende. De Kamer
vernam alleen, dat de Minister drie maan
den denkt rond te komen met de S'/s mil
iioen. Hoe lang zal evenwel de maatregel
moeten werken, naar de meening des Mi
nisters?
Evenmin was bevredigend hetgeen de Mi
nister aanvoerde tegen de bezwaren, welke
ten aanzien der controle werden ingebracht.
Spr. heeft er aan gedacht per motia
om een wetsvoorstel te vragen, waarbjj de
zaak in den vorm zou worden geregeld
Hij ziet er evenwel van af, omdat zulk een
motie bezwaar zou ontmoeten wegens de
urgentie van de maatregelen ter zake. Even
wel dringt spr. aan op de indiening oenen
suppletoire begrooting.
De heer DE JONG impliceert Hy komt
opnieuw op tegen de critiek, van sociaal
democratische zijde geoefend op zyn hou
ding en hoopt dat een eerlijke proef met
de maatregelen der regeering zal worden
genomen.
De heer TEENSTRA repliceert. Hij hand
haaft zyn bezwaren tegen het inwinnen van
advies bij belanghebbenden en bestrijdt de
bewering van den heer Schaper, dat de vrij
zinnig-democraten niets zouden willen; zy
willen alleen iets andere dan de Minister
en de soc.-democraten. De Minister moet
zich niet bemoeien met de distributie. Door
vraag en aanbod mosten de prjjzen laag
bljjven. Met het stellen van maximumprijzen
kan men wel ophouden. Men vergeet daarbij
de wet van vraag en aanbod.
Spr. wenscht uit democratisch oogpunt
vast te houden aan het budgetrecht der
Kamer.
De heer DUIJS merkt op', dat van de
door den heer Teenstra' aangeprezen duur-
tetoeslagen op de eerste plaats de demo
cratische gemeentebesturen dupe zullen wor
den.
De heer SCHAPER trekt, omdat de
redactie ecnigen twijfel laat cn om aan
den wensch van den Minister te voldoen,
zijn motie in.
De MINISTER, de heer Posthuma, be
antwoordt nog enkele opmerkingen. Hij
heeft wel degelijk inlichtingen gegeven over
do financieele gevolgen en herhaalt nu zijn
becijfering.
Verder verdedigt hij nogmaals de poli
tiek van de maximum-prijzen en van de
aanvoeren. De Regeering stelt nog altijd
maïs beschikbaar. Wat de suiker betreft,
laan de eene zjjde stonden alle ruw-suiker-
fabrikanten, ook de conservatieven, daar
tegenover slechts twee jongere.
Van een doelbewuste aantasting van het
budgetrecht is bij den Minister geen sprake
geweest. Hij verkeert nog in de overtuiging,
dat hij doen puocht gelijk by deed. Spr,
is intusschen bereid na te gaan of hy in
zyn betoog sterk 'staat en indien hy tot
ander inzicht komt, een wetsontwerp in ie
dienen.
Onder dankzegging aan den Minister voor;
de beantwoording der interpellatie wordt de
beraadslaging gesloten.
De vergadering wordt verdaagd tot Vrij
dagochtend halftwaalf, wanneer de supple
toire Oorlogsbegrooting 1915. (buitenge
woon krediet) aan de orde is.
STOOMVAART-MIJ. NEDERLAND.
„Ambon", vertr. 6 Mei van Amsterdam
naar Baltimore. „Boeten" arriv. 5 Mei van
Amsterdam te New-York. „Rondo", vertr.
6 Mei van Amsterdam naar Java. „Nias",
(uitreis) arriv. 6 Mei te Padang.
ROTTERDAMSCHE LLOÏD.
„Bengalen" vertr. 6 Mei van Rotterdam:
naar Tmmingham. „Deli" (thuisr.) pass. 4
Mei Dover. „Djember", vertr. 6 Mei van
Rotterdam naar New-York. „Malang' (thuis
reis) vertr. 5 Mei van Padang. „Merauke"
(nitr.) arriv. 5 Mei te Padang. „Palembang"
vertr. 5 Mei van Norfolk naar Java. „Wilis"
(thuisreis) is 5 Mei Carvoeier gepass. „Tam-
fcora" (uitr.) arriv. 6 Mei te Deal.
HOLLA ND-AMERIKA-LIJN.
„Cornelis" vertr. 6 Mei van Rotterdam
naar New-York. „Zaandijk", vertr. 6 Mei
van Amsterdam naar New-York. „Granges-
berg, van New-York naar Rotterdam, vertr,
5 Mei van Falmouth. „Zuiderdijk", van Rot
terdam naar Cuba, pass. 6 Mei Dungeness.
„Elisabeth" vertr. 5 Mei van New-l'ork a.
Rtoterdam. „Eemdyk", van New-York naar
Rotterdam, pass. 4 Mei Lizard. „Gorredijk",
van New-York naar Rotterdam', pass. 5 Mei
Dover. „Potsdam", arriv. 5 Mei van Rot
terdam te New-York,
KON. WEST-IND. MAILDIENST.
„Nickerie" vertr. 3 Mei van Paramaribo
naar Amsterdam. „Prins Frederik" Hendrik"
(uitr.) is 5 Mei Finisterre gepasB,
KON. HOLL. ELOYD.
„Celebes" (uitr.) pass. 5 Mei Kaap Bont
„Rondo" (uitreis) pass. 6 Mei het Noord-
Hinder vuurschip. „Gelria" (uitreis) vertr.
4 Mei van Lfesïhon. „Tantalus", van Batavia
naar Amsterdam, pass. 4 Mei Dover. „Tu-
bantia" (thuisreis) vertr. 5 Mei van icio
Janeiro. „Zeelsndia" (uitreis) vertr. 5 Mei
van Santos.
AMSTERDAMSCHE RECHTBANK.
I'ostdiefstal.
Gisteren werd do zaak tegen O. de B„
beschuldigd van diefstal van een posttrom!-
mel, ten öinde gebracht.
De officier, mr. baron Van Lamswee--
den, eischte twee en een half jaar gevan
genisstraf.
Mr. J. de Vrieze achtte bekl.'s schuld
onvoldoende bewezen en vroeg vrijspraak.
Volksgezondheid.
Geachte Redactie i
Zoudfc u mij, als abonné, in de gelegen
heid willen stellen, een grief van velen
openbaar te willen maken?
Wij leven in een tijd, waarin wordt ge
zorgd voor volksgezondheid. Dat is niet
meer dan toe te juichen. Vroeger hadden
wij een reinigingsdienst van wat ben je
me; de reinigingsdienst van heden is
wat jc noemt
Geen last meer van „geur"pas op
als 't waar is. Wie 't niet gelooft, rna-ko
een wandeling langs de Oude Vest, en
vlak tegenover de Voldersgracht vindt hij
een schuit, wel is waar afgedekt, maar niet
zoo hermetisch gesloten, of de lieflijkste
„geuren" kunnen er uit opstijgen en de
naaste omgeving bezwangeren, zoodat 'b
eon lust is...... om zoo spoedig mogelijk
beenen te maken. Dit is flan ook erg
gemakkelijk voor den wandelaar, maar
minder gemakkelijk voor de omwonenden.
Heusch, Heeren van don reinigingsdienst,
autoriteiten, gelooft mij, dat het nikc
lollig is, om na een dag werkens, 's avonds
voor het open raam de lieve voorjaars
lucht in to willen ademen, enz., te worden
verdreven door den afschuwelijken vuil
nisschuit-,, geur". Zou het overdreven
zijn? Och, komt dan ze'f en constateert,
maar niet voor 5 minuten. Keen, vraagt
aan ondergeteekende of een ander een
stoel en brengt een avondje door ter plast"
se, om de hoofdpijn bezorgende geuren
op te snuiven. Gij zoud.t er velen een
dienst mee bewijzen.
,U dankend, Mijnheer de Redacteur.
Een Belanghebbend^.
«8)
En hij was altijd een stijl en aanmatigend
persoon geweest. Iloe zou hy het vinden,
al3 er over freule Estcourt gosproken werd'
op een wijze zooais men zeker over haar
spreken zou? Klutz kon mea den mond
niet stoppen en de heele buurt zou weldra
weten wat er aan de hand was. Axel Lolnn
zou niet kunnen en willen trouwen met een
jong meisje, dat verzen zond aan een hulp
prediker; en indien alle betrekkingen tus-
schen Lohm en Kleinwalde werden afge
broken, wel, dan zou het leven weer aan
genaam voortgaan, zooais vroeger. Hij, Dell-
wig, zou op zijn post blijven en werd na-
tuuriijk de eenige raadgever van zijn mees
teres, en liet zou heni zeker gelukken haar
over to halen alles te doen, wat hij graag
wilde, het bouwen van den steenoven incluis.
Het was een schoone toekomst, die duide
lijk voor hem lag. Hij wandelde de kamer
op en neer en maakte rare geluiden van
tevredenheid; hij legde zijn vrouw met kracht
bet stilzwijgen op, telkens als zij haar mond
maar opendeed. Zelfs zijn vrouw, die anders
zoo vlug van begrip was, had nog niet be
grepen hoe dit gedicht den toestand voor hen
yorandord had en hoe het hun paste geen
kwaad te spreken van hun meesteres in te
genwoordigheid van een kwaadstichtond jong-
mensch. Zij was verblind door haar haat
voor freule Estcourt. Vrouwen waren altijd,
hots haar eigen belangen, de slavinnen van
«mi een of anderen hartstocht; indien het
geen liefde was, dan was het haat. Nooit
konden zy afwachten. Aan den hortstocht,
dien zij veelden, moest uiting gegeven wor
den; er moest aan worden voldaan, hoe
noodlottig de gevolgen ook mochten zijn.
Wat een zoodje was dat toch! En de besten
waren nog dwazen.
Hij keek zrjn vrouw verstoord aan, toen
hij haar passeerde, maar zijn oog vestigde
zich daarna op Klutz, die doodstil zat met
het hoofd op de 'oorst gezonken, zijn beenen
recht voor zich uit, de hand mot het papier,
slap naar beneden uit de mouw zonder man
chetten, tot op den grond haast en met
vage cogen starende in de ruimte; en toen
hij dat zag, kwam zijn goede luim terug
en hij barstte weer in een ruwen lach uit.
„Welnu," zei hij, vlak voor deze verslagen
gedaante staande, „hoe lang blijf je zoo
zitten? Als ik jou was, zou ik er geen
gras over laten groeien. Je wilt die twee
toch niet langer dan noodig is elkaar het
hof laten maken en gelukkig doen zijn?
En jij toekijken in de kou! Terwij! jij zoo
wreedaardig misleid bent. En zoo belache
lijk om aan te zien? Ik zou dat pleizier da
delijk verstoren, als ik jou was."
„Ja, u hebt gelijk. Ik ga naar mijnheer
von Lohm en zal zien hem te spreken te
krijgen.
Klutz stond op met een groote vertooning
van vastberadenheid, stak het papier in zijn
zak en knoopte, voor grootere veiligheid
van het papier, zijn jas toe. Toen aarzel
de hij.
„Het is iets schandelijks, nietwaar?" zei
hij, met de oogen op Dellwig gevestigd.
„Schandelijk? Het i3 eenvoudig wreed!"
„Schandelijk!" begon zijn vrouw.
„Zwijg, zeg ik je. Da grappen van jonge
dames zijn soms wreed, weet je. Ik denk,
dat het een grap was, maar een zeer harte-
Joozo grap, een grap, die maakt, dat je er
nog veel dwazer uitziet dan de meeste half
wassen dominees van jouw leeftijd er ge
woonlijk uitzien. Het is net goed het haar
to vergelden en haar spelletje tevens te be
derven. Neem nog een glaasje cognac en
ga dan heen en doo wat ik je gezegd heb."
Klutz zag Dellwig een oogenblik strak
aan. Toen greep hij het glas cognac, dronk
het in één teug leeg, nam zijn hoed op
en zonder afscheid te nemen noch van
Dellwig, noch van zijn vrouw, ging hij haastig
de kamer uit. Zrj zagen hem langs het
raam voorbijgaan, met rijn hoed over zijn
oogen, een doodsbleek gezicht en brandende
ooren.
„Daar gaat een dwaas," zei Dellwig, in
de handen wrijvende, „en zoo'n nuttige dwaas
als ik ooit in mijn leven gezien heb. Maar
er is er nog één," voegde hij er by, zich
plotseling omkeerende tot zijn vrouw, „en die
heb ik niet graag in mijn eigen huis." En
toen deelde hij haar mede in de krachtige,
overtuigende taal van een terecht verbit
terd echtgenoot, wat hij van haar dacht.
HOOFDSTUK VIH.
Zoo haastig zijn bevende ledematen hem
dat veroorloofden, spoedde Klutz zich naar
Lohm. Toen hij Anna's huis voorbjj kwam,
wierp hij 'liet een blik van vurige ver
achting toe; hij hoopte, dat zij dien zien
en voelen zou van achter het een of ander
gordyn; toen trachtte hij haar uit zya ge
dachten te verbannen en deed wanhopig:'
pogingen om zijn gedachten eon weinig te
verzamelen voor het aanstaande gesprek.
Hij dacht, dat het de cognac was, die het
hem zoo moeilyk maakte precies to be
grijpen, waarom hij naar mijnheer, von Lohm
ging en niet naar de betrokken persoon
zelve; de persoon, die hem zoo schandelijk
behandeld had. Maar mijnheer Dellwig zou
het natuurlijk wel het beste weten oa be
schouwde de zaak volkomen kalm. Zeker,
mijnheer von Lohm, de onbeschaamde ge
lukkige medeminnaar, moest een weinig ge
kweld worden, dat was niet meer dan bil
lijk; en indien hij zich die plagerij of dat
verdriet zoozeer aantrok, dat hij er z'yn
engagement om verbrak, welnu, dan, men
kon nooit weten misschien zou toch
Een christen moest een medebroeder zijn
dwaling vergeven; hoeveel te meer dan
moest een predikant zijn dwalende zuster
vergiffenis schenken? Maar Klutz wou toch
wel, dat iemand anders dat kwellen op zich
genomen had en het hem alleen had laten
uitmaken met Anna, een vrouw, een lid
van de sekse, in wier tegenwoordigheid hij
zich altijd op zijn gemak voelde. De cognac
maakte, dat hij het niet zoo scherp voelde
als anders; maar de waarheid, de waarheid,
niet verbloemd door cognac, was, dat hij
opzag tot Axel Lohm met een eerbied, die
aan vrees grensde; dat hij nooit in zijn
leven alleen met hem geweest was en nooit
meer met hem gesproken had dan de bur
gerlijke beleefdheid vereischte, als zij elkaar
tegenkwamen en hij bang was.
Toon hij bij de stallen van Axel was
gekomen, die aan den weg stonden, een mi
nuut cf vijf van de poort van Axel's woning
verwijderd, moest hij zijn grieven nog eens
Pu voor n nagaan, de maaltijden tellen,
<lio hij gemist had, ziel; de koortsachtige
dagen en rusteiooze nachten herinneren, bij
zichzelf herhalen wat Dellwig hem zooeven
gezegd had van zijn eigen belachelijkheid
op dit oogenblik, anders was hij zeker terug
gekeerd en naai- huis gegaan. Maar deze
gedachten gaven hem den moed, die noodig
nas ont de poort door ta loopen, en toen
hij de bocht in de laan om was, zou het
niet mogelijk geweest zijn te ontsnappen,
want Axel stond op de stoep van het huis.
Axel had een sigaar in den mond, -yn
handen in zrjn zak en hij keek nauwkeurig
naar het loopen van een jonge merrie, die
op en neer werd geleld. Twee pointers zaten
aan zijn voeten; toen Klutz aankwam, vlogen
zij blaffende de stoep af. Gewoonlijk kon
het Klutz niet schelen of de honden tegen
hem opblaften, maar hrj was in zeer zenuw-
achtigen toestand en deinsde onwillekeurig
achteruit. De stalknecht met de merrie aan
de hand grinnikte; Axel floot om zijn hon
den; en Klutz, met zijn gloeiende ooren,
wandelde voort cn nam zijn hoed af.
„Wat is er van uw dienst, mijnheer
Kiutz?" vroeg Axel, met zijn handen nog
in zijn zakken en de oogen gevestigd op
de beenen der merrie.
„Ik wou u gaarne alleen spreken," zei
Klutz.
„Gut. Wacht dan een oogenblik." En
Klutz wachtte, terwijl Axel met grootan
ijver voortging met het bestudeeren van de
merrie en daarna in een langdurige tech
nische discussie trad met den stalknecht
over haar fouten en goede hoedanigheden.
Dit was onuitstaanbaar. Klutz kwam met
een zaak van levensgewicht en daar liet
men hem na staan, zeker wel een haliuur,
alsof hij nog m'nJ.c was dan een hond of
een bo
(Wordt vervolgd).