M VOOR DEJEUGDlfC
1CPSCH DAGB1AD P
Anekdoten.
Nieuwe Raadsels.
-a 1111 1 i 18 a i 1.1Ti; i iti iJ i s 'n i si ril i sm ïe"
HET 0EHE1IV1
J/fn*f
ert ik lag,- nauwe lijksof-ik viel in een die
pen slaap,^waarin ik-al mijn ellende Ver
gat.
HOOFDSTUK IX.
Een'vriend dn den nood.
ïk werd* plotseling uit men diepen slaap
opgeschrikt door twee straatjongens, die
mij aan. den staart trokken. Ik sprong
V Temmende overeind, waarop ze half
lachende en half verschrikt eer. eind weg-
lï^-pem en mij met alles wat maar onder
hm\' bereik' was, gooiden. Waarom gooien
jong ©ns toch zoo graag? E® waarom straf
fen h un ouders hen niet, als zij weerlooze
dieren1 plagen?
Stijf pijnlijk hinkte -dk weg. Ik had
géén fla»\iw idee, waar d'k was. Och, als ik
alles maa.r vooruit geweten had, zou ik ze
ker nooit rijn rweggeloopen. Mijn gedach
ten waren svl even somber, als mijn maag
leeg was. WVt zou er van mij worden? In
tmjn verbeelding zag ik mezelf er al even
ellendig uitzien als de magere hond', dien
ik bij het beghn van mijn zwerftocht ont
moet had. Zooiets zou twee dagen gele
den niet in mij zijn opgekomen
Ik kon mij echter nog niet eens aan mijn
treurige gedachten overgeven, want de on
deugend© jongens Hielpen me achterna. Ze
hadden een' oudén tinnen ketel opgeraapt,
dien' zij probeerden aan mijn staart te han
gen, Dood ei ijk ver&chad'lcfc door het ongewo
ne leven, liep ik zoo hard mogelijk weg,
als mijn bezeerde poot dit toeliet.
Ik kan onmogelijk zeggen, hoe dit alles
nog afgeloopen zou zijn, ails er niet een man
was komen opdagen in een blauwe jas
met. glimmende knoopen, zooals ik zoo dik
wijls op straat gezien had, maar waarvan
ik nOoit geweten had, wat voor soort man
het was. Toen de jongens hem zagen, lie
pen! ze hard weg. Hij kwam langzaam óp
me af, bekeek me eens goed en stak zijn
hand in zijn zaJk. Ik probeerde mijn öoren
te-spitsen, denkende dat hij me wat fte eten
zou geven. Maar toen hij een stuk touw te
voorschijn haalde, begreep ik, iwat hij wal
de en maakte ik mij uifc de voeten. Ik was
te veel overstuur ©n te onervaren om te
begrijpen, dat het een vriend was, die mij
1 te-hulp fcwam.
De man. haaide ane echter op den hook
van een straat in, greep me stevig vast.,
bond het touw om-mijn nek en trachtte me
mee te nemen. Ik weigerde echter te loo-
pen en Weef met stijve pooten staan, zette
eert hoogeaï rug, beet in het touw, om kort
t© gaan, ik veroorzaakt© zooveel mogelijk
moeite, totdat het hem deels door trek
ken, deels door vriendelijke woorden ge
hikte, mij vooruit-te krijgen. Had ik echter
geweten, 1 zooafls ik later bemerkte
dort ik als een dSéf door een politie-agont
werd opgepakt, dc.-zou me tot 'het uiterst©
vernet hefabert.
Ik dacht echter, dat hij ook een honden
draf was, doch ik was ér zoo ellendig aan
toe, dat het mij onverschillig liet. Ik zou
m reder geval wat te eten ikrijgen en ik
rammelde vwo dén honger.
We liepen door verschillende straten.
De moet zeggen, dat de man heel vriende
lijk wastt»en hij zag, dat ik kreupel was,
liep hij wat langzamer en stond hij even
stil can mij uit een emmer te laten drin
ken. Hij dtoeg me zelfs een eindje en ik
bedankte hem door zijn hand te likken.
Wie hij ook zijn raooht, dk begreep, dat de
man zelf een hond had.
Errtdelijk kwamen we bij een groot huis,
waar ik een verschrikkelijk lawaai hoor
de. Er blaften zóóveel honden, als dk nog
■nooit tegelijk gezien of gehoord had. Dit.
gaf mij weer wat moed en toen de agent
1 mij aan een andéren man overgaf, die sterk
iftaar honden rook, liet ik dezen vol ver-
trom, wen mijn bezeerden poot zien, dien -hij
voorzichtig urtwascht© en verbond.
Hij gaf me zelfs een stuk hondenbrood,
dat ik gretig verorberde. Geen van de Jok-
kornijen, die ik van mijn vrouwtje kreeg,
hadden mo ooit zóó good gemankt!
Toen het laatste, kruimeltje verdwenen
was, kroeg ik een halsband om en werd ik
op oz® binnonplaats gebracht, waar de
hond on waren, alle bij troepjes in groo-
t>o hokkéfti opgesloten. Door te blaffen, te
janken eh te? hwifen riepen- ze -mij een wol
kom toe. Ik had nooit gedacht, dat er zoo
veel honden op do wereld waren!
Ik werd ook in een groot hok gestopt,
waar ik met verschillende lotgenoot©® ken
nis maakte, 't Was wel een cigonaardigo
gewaarwording, mij plotseling door zoo
veel vreemden omringd te zien. Maar er
was toch ócn hond, dien ik kende. Dat was
dc magere, die mij den eersten dag het bot
afhandig had gemaakt. Hij sloeg geen acht
op mij, misschien omdat hij zich schaamde
of misschien omdat hij druk bezig was een
stuk hondenbrood door do tralies naar zich
toe te trekken. Toen ik echter langs hem
heen ging pakte ik het weg en kon hij zich
dus eerdere moeite besparen.
Zoo 'kwam loontjc om zijn boontje!
HOOFDSTUK X.
Het hondc n-a s y 1.
In het groote hok, waarin ik mij bevond,
waren ongeveer een dozijn honden. Toen
ze allemaal om mij heen drongen en mij
vroegen, hoe ik heette, waar ik thuis hoor
de en hoe oud dk was, hoorde ik plotseling
van uit het hok naast het mijne een be
kende stem.
Stel jullie mijn vreugde voor. toen ik
daar mijn ouden vriend Popsy ontdekte,
den kond, die in bet kuis naast dat van
mijn meesteresje woonde cn dikwijls bij mij
op visite gevraagd weTd Ik vloog naar dien
kant en wo kusten elkaar door de tralies
keen.
„Dandy! Jij bent dus ook verdwaald!"
riep kij uit. ,,Het eckijnt mode te worden
an onze buurt."
„O, praat er niet van!" blafte ik terug.
„Maar vertel me eens, Popsy, waar zijn
.wc hier?''
„In het honden-asy], Heb je daar nooit
san gehoord? Als de politie ons vindt, wor
den we hierheen gebracht om op onzen
meestor te wachten, totdat hij ons komt
halen.
„En behandelen so ons kier goed?"
„Ja dat gaat wel. 't Is hier natuurlijk
niet als thuis, maar jo kunt hier toch wel
pleizier onder elkaar hebben. Wacht..."
Zonder zijn izin af .te maken, rende hij
naar het ander eind-van hethok en liet mij
staan.
(Slot .volgt).
BRUTAALTJE.
Een spierwit poesje, o zoo klein,
Die ging eens door den regen,
Ze dacht, dat zou wel prettig zijn,
Maar dat viel bitter tegen.
Ze droeg een reuzenparaplu,
Zoo'n groote, groene, weet je,
Die was voor poes wat al te groot
En zwaar, geen heel klein beetje.
Ze had die groote paraplu
Maar heel stil weggenomen
.Want moeder poes was toch niet thuis,
En zou ook met gauw komen..
Maar doodmoe werd ze toen op 't laatst,
Z/C kon haast niet meer loopen,
Ze zou een kleine paraplu
Maar in de et-ad gaan koopen.
Ze zocht een heele mooie uit
En liet die thuis bezorgen
Ze zei: „het geld dat krijg jc wel
Dat breng ik zelf wel morgen''/
Maar moeder poes wa-s heel erg boos
En wilde 't niet betalen,
Zc vond het stout, om zoo maar stil
Dio van haar we-g to halen.
Ons poesje had heel veel berouw,
En 2X3u het nooit ine or wagen
Om moeders groot o parapla
Te nemen, zonder .vragen.
ALLERLEI.
Dic heeft ook het buskruit
niet uitgevonden.
Mijnheer Pochhans komt 's avonds van dé
jacht thuis en biedt zijn huisvrouw tweo
hazen aan.
Mevrouw: „Maar lieve man, gij zegt dezo
twee hazen, to hebben geschoten, maar ver
tel mij 'dan toch ©ons, waarmeó; wcut ge
hebt je geweer vergeten meó te nemen?"
Mijnheer Pochhans: „Kijk, nu ben ik er
achter! Ik heb den gcheelen dag een ge
woel gehad alsof ik iets vergeten liad".
!Uit een kindermond.
Do kleine Mario wordt te bed gebracht
maar zegt dat zij nog geen slaap heeft.
Mama: „Kom lieve, 'tis tijd voor u om
te gaan slapen, zie maar, de sterren staan
reeds aaii den hemel
„Waar, mama?"
Mama brengt de kleine naar het venster
raam en zegt: „daar lic\chng!"
Marie: ,,Maar lieve mama, ik zie nog
maar óén enkele ster; mag ik nu opblijven
tot dc anderen er ook zijn?"
Ingez door J. v .d. Ham.
Onderwijzer. Hoeveel broers hebt jc-ï
Willem. Twee mijnheer.
Klaas: AVdlleon jokt, mijnheer. Zijn zusje
heeft me vertelt dat zij drie broers heeft.
Ingez. door Elizabeth Moenc.
Jan: Piet je kan goed raadsels oplossen,
niet? Wat is het verschil tusschcn een ei
en een olifant?
Piet: Tusschen een ei cn olifant, dat weet
ik niet hoor
Jan: Nu je zou ook een goeie zijn om
eaeren te koopen.
Irigez. door Jetje Amerongen,
In de bioscoop.
Moeder (tot dochtertje). Kijk kind, daar
zie je de landing in Engeland.
Dochtertje (ongeloovig)Hoe kan dat
nu moeder. Vijf minuten' geleden waren ze
nog in Amerika.
Ingez. door Abram Peiger.
Piot: Va-der it-wou dat dc school rond
was.
Waarom Piet?
PietDan-kon dc meester mij niet- in een
hoek zetten.
Ingez. 'door Henri van .Veggel,
Oppasser:' Neen jongetje het ds verbo
den met een brandende sigaar in de me
nagerie rond te loopen.
Jongen: Waarom?
•Oppasser: Anders wilier dc apen hier
ook: rocken.
Ingez. door Wilhelmina de Graaff
Juffrouw Jansen Groeit uw jongen goed
O als kool! Hij -loopt al drie maanden.
VY at 2a! hij dan moe wezen
luge-z. door „Boschviooitje".
I.
Een verborgen spreekwoord.
Hij hééft nieuw© schoenen aan.
Die man verkoopt bezems.
Di© mamiran vegen de straat.
Wat ié tf<y natuur ©choon 1
Ingez. door W. de Graaff.
II
Mijn geheel bestaat uit 4 letters.
2, 1 is een voorzetsel.
4, 2, 3 is een muzieknoot.
1, 2, 1 ïg een ©tuk speelgoed.
3, 2, 4 is niet vast.
4, 3, 2, 2r l ligt in een linnenkast.
4,-3, 2, 1 is ©en zeer nauw straatje.
Ingez. door Marie ,v. d, IFutté.
nr.
Verborgen boomnamen.
Er ligt veel rommel in de kast.
Zeide ik niet, dat ge slagen zoudt?
Jacob erkende zijn schuld.
Ik wil gaarne mot u moegaan.
(Oplossingen en briefjes to adresseer©
aan Mövrotrw Marie van Amstel, Eur*
„LeJdsch Dogbla-d", Noordoindsplom).
Nieuwe Serie. No. 5.
door C. H.
Nog drie nachtjes sla
pen, had Moeder gezegd
en dan zou Tante Nel ko
men, Tante Nel, die altijd
zuJL, mooie verhalen wist
en zulke leuke spelletjes.
Annie herinnerde zich dat
alles nog heel goed van
den vorigen keer, toen
Tante bij hen logeerde en
zij 's morgens bij mooi weer,
altijd met Tante uit mocht,
naar de eendjes om hun
brood te voeren, dat Annie
dan zelf in haar mandje
droeg, of naar het bosch,
waar de cekhorentjes op
takken der bcomen spron
gen. Wat was dat allemaal
neeriyk geweest:
Natuurlijk ging Annie
cok wel eens piet Vader
of Moeder uit, .maar, dat
gebeurde niet zoo heel dik
wijls. Vader ging eiken dag
naar zijn kantoor en was
overdag nooit vrij en 's Zon
dags maakte Vader dik
wijls een flinke wandeling met de groote jon
gens, met Bram en Piet. En Móéder Ja 't
was altijd een feest voor Annie, als zij met
Moeder uit mocht, maar meestal had Moe
der het heel druk in huis. Z© waren ook
met hun negenen om voor te zorgen .Vader
Moeder, Bra-m en Piet, die al op 't „gym"
gingen, Lies je, di© op de groote meisjes
school was net al a Bep en Janneman, die
sinds de vacant-i© ook al naar school ging.
Annie was nog maar alleen thuis.
Wacht, we zouden Rika nog vergeten te
noemen, Rika, die altijd de bedden opmaak
te en 't eten kookte.,
Wat Anni© al zoo <ïen geheolen dag uit
voerde? Ze hielp natuurlijk druk me»e in
huis en kon wat goed de voordeur opendoen
cn een boodschap overbrengen. Maar als 't
mooi wce»r was mocht ze in den tuin spelen.
Met Pop Nel die zij eens va® Ta®te ge
kregen had liep rij da® langs de padten
of rij speelde met zand inden zandbak
en bakte de heerlijkste taartjes, waarop zij
do' anderen tracteerde, als di© uit school
kwamen en natuurlijk honger hadden. An
nie mocht echter nooit alleen het hekje
uitgaan, dat begrijp je wel en je kunt je nu
zeker ook best voorstellén, dat Annie het
„dol" vond een uitdrukking van Liesj©
-- dat Tante Nol kwam.
Eindelijk brak dan toch dc lang Verwachte
dag aan. Tante zou 's middiags kómen tegen
halfvier. Dat wa-s me een. vreugde! Amrio
mócht met Moeder mee naar den trciu om
Tante te halen. Lies en Bep on ook Jannc-
man benijdden de klein© Annie wel een beet
je, dat zij Tante het eerst zou zien. 't Scheel
de minstens did© kwartier. 't Beste was
gauw voort te maken na schooltijd en
vooral tc zorgen, dat zo niet behoefden
school te blijven. Bram en Piet lachten om
do „kinderem", die zoo'n haast hadden, maar
t was toch w toevallig, dat rij zelf ee.i
kwarjtier eer dér thuis ikwomen dan gfeK
woonTijk.
V.
„Tante, hoe kunnen ze nou op die panncnstoelen koken?"
Toen de trein eindelijk hot station binnen
kwam, zagen Moeder, cn Annie Tante al
gauw en nu ging het drietal naar huis,
waar: Annie al dadelijk kwam aandragen
met Pop Nel en vroeg of Tante niet vond,
d'at haar kincï er goed uitzag.
Even na vieren word Tante letterlijk be
stormd door d© anderen. Tanto kwam lian-
dén e® armen te kort en als moeder haar
drukke jeugd vermaande, Tante toch niet
moe te maken, zei deze lachend', dat zij
daar best tfgeu kon.
's Avonds na bet eten vertelde Tante aan
do kleintjes d© grooten moesten hun
huiswerk maken allerlei nieuwe sprookjes
van dwergjes, die in het bosch woonden en
onder paddenstoelen een schuilplaats zoch
ten voor den regen. Met mooi weer zaten zij
cr boven op. De dwergjes woonden altijd! in
't bosch en kookten er natuurlijk ook hun
potje, dat uit allerlei lekkere kruiden be
stond.
I3en volgende:! morgen wa-s 't gelukkig
nïooi weer en het zonnetje scheen heerlijk,
ja, 't gluurde zelfs door de gordijnen, toen
Annie nog in baar bedje lag, cn 't kuste haar
wakker. Daar kwam Liesje al om- Anni© aan
te kleoden. want in zoo'n groot huishouden
ken Moedor natuurlijk niet alles alleen af
cn moesten de kinderen elkaar helpen.
Aan bet ontbijt vroeg Tante, vaar Annie
het liefst heenging, naar den vijver in bet
park met dc eendjes of naar bet bosch. Nu,
na d© mooie dwergonveirhalcn van den vo
rigen avond ging Annie eigenlijk 't liefst
naar 't bosch. Ze hoopte zoo, eens een echt
dwergje te zien.
AI gauw na het ontbijt_ging zij dan ook
met Tante cr op uit. Pop Nel was natuurlijk
ook van de partij, die hield ze stijf tegen zich
aangedrukt. Spoedig bereikten ze het bosch
maar ho© behoedzaam Annie ook rondkeek'
neTgens kon zij eon dwergje ontdekken. Zij
liep op haar teentjes om ben niet te ver
schrikken, maar de kaboutertjes lieten richl
helaas niet zien.
Na een tijdje zag Annie in het gras on
der de hoogo boomen een menigte padden-,
stoelen staan, groo>te gele en ook roode met;
witte spikkels. Annie keek er ondér cn er'
achter, maar er was geen dwergje te be-,
kennen. Tanto hielp natuurlijk ook mee-'
zoeken.
Annie zweeg eventjes, toen zei ze plot
seling: „Zog Tante, hoe kunen ze nou op,
die panncnstoe-len koken
„O, jou dom meisje," antwooidde Ta-ut-v
lachend. „Daar koken de dwergjes niet op
on 't zijn ook geen p a n n en3t-oelen, maar'
p a d d cnstoelén."-
Annie moest nu zelf ook lachen cn fluis-,
tereïe Tanto in 't oor: „Wil Tante niet aan|
do grooten vertellen, dat Annie dom was,
anders noemen ze Annie vast Juffrouw Pan-j
nenstoel en dat is niet prettig.
„Afgesproken, hoor,!" zei Tanto gerust
stellend, „ik zal niets vertellen. Dat is nu,
eens een geheimpje tusschen ons tweetjes."1
„En tusschen Pop Nel," vul'do Annie aan,
„maar dio vertelt nooit wat over en kan nogi
beier een gehoim bewaren dan Anni© zelf".1
Teen do grooten aan do koffie vroegen, of!
zo prettig gewandeld had, keken Tante'en,
zij' elkaar eens geheimzinnig aan. iets dati
do anderen wel nieuwsgierig maakte, maar'
vaar rij tooh niet achter konden komen.
Later, toen Annie veel grootcr was en al.
lang naar school giug, vertelde zij de ando
ren van dien eereten morgen in het bosch.
SNUGGER.
„Ga ©ons zien, Jóhan, of de barometen
obxv gedaald is", beval mevrouw den bc-!
diende.
Eventjes later kwam Johan terug en zei:,
..Neea, Mevrouw, lij, hangt notr good aan'
den spijker!"-