Zaterdag 24 April. Officieele Kennisgeving. Gemengd Nieuws. fto, 16913 ülei'ste lïlad. ft0 1915. UITHANGBORDEN, ZONNESCHERMEN, ENZ. Burgemeester en Wethouders van Lei den herinneren hun, aan wie vergunning is verleend tot het uithangen of uitsteken van borden of zonneschermen aan de na volgende voorwaarde, waaronder die ver gunning weid verleend: C „dat jaarlijks vóór 1 Mei een bewijs van Un deskundige moet worden overgelegd, waaruit blijkt, dat de verbindingen van het bord of zonnescherm sterk genoeg zijn, om geen gevaar voor nederstorten op te le/eren". Zij wijzen er tevens belanghebbenden Lp, dat niet-voldoening aan deze bepaling, 5ntrekking der vergunning zal ten gevolge [hebben. [>c inzending behoort te geschieden ten maadhuize (Bureau Bouwpolitic). Burgemeester en Wethouders voornoemd, N. C. DE GIJSELA AR, Burgemeester. VAN STRIJEN, Secretaris. Leiden, 15 April 1915. Over Voetballen op Zondag 1 zen wij in „DE NEDERLANDER" Een onzer getrouwe lezers maakte ons itlezer dagen zijn bezwaren kenbaar tegen [het voetballen op Zondag. Is dat geoorloofd, vroeg hij, en heeft het ha nut? Zelfs wenschto hij, dat de Kerkgenoot- j,schappen en Chr. Vereenigingen zouden aan dringen op een verbod van voetballen op [Zondag. Maar omdat zijn bezwaar niet alleen ging tegen het ontheiligen van den Zondag door de voetbalsport, doch ook tegen die sport zelve, hebben wij getracht onzen lezer duide lijk te maken, dat hij in zijn afkeer twee dingen verwarde, nl. de Zondagsontheiliging tic-or, on d9 voetbalsport zelf. Niettemin dringt hij op plaatsing van zijn schrijven aan. AVrj "meenen echter beter te doen met dit verzoek niet in te willigen, en liever in Igemeenen zm iets over deze aangelegen- i Leid te zeggen, waardoor, naar wij hopen, cenig bij hem en anderen bestaand mis verstand misschien zal worden opgehelderd. Tegenover voetbal noch tegenover eenige [andere sport staan wij vijandig, en wij mee- ren, dat ons christelijk beginsel geenerlei [afkeer van lichamelijke oefening insluit of I cischt. Integendeel. AA*el is waar mogen wij aannemen, dat de [Schrift, zoo zij van der jongelingen sieraad gewaagt, en als zoodanig liun kracht noemt, daarmede niet allereerst lichaams kracht bedoeld, maar wel de geestelijke klacht, die hen tegen velerlei verleiding bestand doet zijn, maar zij zou dit beeld 'der kracht niet bezigen, indien ook niet I lichamelijke kracht behoorde tot der jonge lingen sieraad. Welk een lichamelijke kracht verleende God de Heere niet aan zijr. Nazireeër Simson, en was het niet een straf Gods, dat zijn kracht werd ver broken? Hebben wij voorts van den Apostel Pau- lus ooit eenig woord tegen de lichame lijke oefening vernomen? Alweder: integen deel. Wij voor ons zouden afgezien van de sport-overdrijving, dio in do laatste jareil "te constateeren viel dan ook niet varzelen aan hetgeen met de sport en haar beoefening in verband staat, een ruimer plaats iu ons blad te geven dan tot dus verre geschiedde, indien het niet juist de kwestie der Zondags-ontheiliging ware, die ons daarvan onthield. Ook hierbij versta men ons wel. Wij zou den niet gaarne beweren, dat spel, ont spanning op den Zondag, steeds en ten allen tijde ontheiling van den dag des Heeren is. A'an het stellen van regelen voor de Zondagsviering, van een: Dit mag niet,'.en dat mag wel op den Zondag zijn wij geen vrienden. Wij gelooven, dat dr. Kuy- por in zijn „Tractaat van den Sabbat" Vol komen juist van het Sabbatsgebod, (de Zondagviering) heeft geschreven: „Het is f,cjn ordinantie Gcds, waarbij elke ziel alleen aan God verantwoordelijk en in de consciën tie 'alleen aan Gods geopenbaarden wil ge bonden ligt." Diensvolgens zien wij. zelfs in voetballen op Zondag, geen gruwelijke zonde, evenmin als bijv. in schaken op Zondag, of in wan molen op Zondag. Men kan schaken met twee, wandelen met tien, maar voetballen alleen 'met twee en twintig. Indien uw tuin 1511 'maar groot genoeg is om te voetballen, evenals uw huiskamer om te schaken, waarom 'zoudt gij het dan nalaten? En in dien ge niet in uw tuin, maar aan de Overzijde of verder weg, op andermans grond, 'gelegenheid vindt om1 voor de jeugd aantrekkelijke, lichaamsterkende sport te .e/eneiL wat zou daartegen zijn? Alleen hiaarhet zijn de bijkomende omstandigheden, die ons beletten aan het sportleven onzer dagen een actief aandeel Jf neDten. Het is de verwording van de V-li oefening tot publieke vermake- Ikheid, het wedstrirjdwezen, de clubgeest, V,6r ,a^erzÜ^s staketselen uitzet. Als de geloovige alleen iu eigen g-weten aan Gods ordinantie op het punt der Zondagviering gebonden is, dan zal hij dio gebondenheid ook van anderen geweten eerbiedigen. Met andere woorden: hij zal mogen beschikken over des Heeren dag als over den dag, die er is „om den mensch", en hjj zal dit doen in gebondenheid aan zijn geweten, maar hij zal niet beschik ken over Sabbat van anderen. Hij strijdt daarom voor Zondagsrust, en maakt - tenzij in gevallen van noodzaak geen gebruik van spoor of tram; hij bevordert geen publieko wedstrijden, en neemt er ook geen deel aan; hij kiest zijn gezelschap en laat het zich niet door het bijeengroepen van allerlei elementen in eiubs en vereeni gingen vcor d9 sport, opdringen, hij mijdt gezelschap, waar dikwijls spot en ruwe taal de plaats van Zondagsheiliging innemen; hij voelt zich daar niet thuis, omdat de daar licerschende geest te veel verschilt van dien, die z ij n Zondagviering beheerscht-, in één woord: omdat hij niet dss mor gens onder het AAroord Gods e:i des mid dags op het wedstrijdterrein kan. zijn. Die- twee zijn met elkaar in sprekende tegen stelling, en de geloovige, die óók wel liet nut en do genoegens van de sport' ziet en erkent, zal die gewillig opofferen voor liet hoogere, voor den eisch van de heiliging van des Heeren dag. Ziellier in 'tkort, wat wij ook zouden ge zegd hebben, indien wij het stukje van onzen briefschrijver hadden geplaatst AArïj meen den, dat wij liet voor de zaak waarom- het gaat, beter konden achterwege laten. Overdrijving toch schaadt; het i: o.i. beter naast de erkenning van het goede, onze be zwaren uiteen te zetten, dan, zooals onze Duitsche buren zeggen: ,,mit dem Bade das Kina ausschütteln", liet kind met hec badwater weg te werpen. Komt het ooit tot een algemeonen vrijen Zaterdagmiddag, dan zullen ook wij gaarne in Christelijken kring de beoefening der sport zien opleven; de bezwaren, die dan nog overblijven kunnen hoe /men daar over, dan ook spotten en lachen moge naar alle waarschijnlijkheid wel door clubs va ii gelijkgezinden worden opgeheven. Maar zoover zijn wij nog .niet. In „VAN ONZEN TIJD" schrijft Staatsraad mr. dr. Struyckcn omtrent de 1 ij k v o r b r a ndi n g o.a. j.Op oen vraag van den heer Beunier heeft minister Gort van der Linden, uit drukkelijk verklaard, niet bereid té zijn, een wetsontwerp in te. dienen, om lijkver branding te verbieden. In dit antwoord zal tevens wel liggen opgesloten, dat. evenmin een wetsontwerp is te verwachten, om de door de rechterlijke macht in de Begrafe niswet ontdekte leemte, die alleen de strafbepalingen betreft, aan te vullen. Aan do behandeling van het vraagstuk zal do Minister zich evenwel- niet kunnen Ont trekken: de lijikverbraheling moet öf wor den verboden, óf wettelijk worden gere geld. Onvermijdelijk zal dus de- Volksver tegenwoordiging ook in dit opzicht, niotte- genstaand© den z.g. Godsvrede, verplicht worden, beginsel to stéllen tegenover be ginsel. Aan do eonc zijde zullen staan al len, dio de lijkverbranding, als in strijd met de christelijke traditie en wat de Katholieken betreft tevens met het kerkelijk verbod, niét in onze volkszeden willen doen binnendringen, te minder, wijl zij in de onvermoeide actie der voor standers van lijkverbranding een opénba- ring meen en te" zien van een anti-godsdien- stigen geest; aan de. andere zijde zij, die niet er in willen berusten, dat op gods dienstige overwegingen de persoonlijke vrijheid zal worden aan banden gelegd. Dp stand der zaak is niet dezelfde als bij liet eedsvraagstu'k. Daar had ons hoogste rechtscollege beslist, dat naar geldend recht de - eedsverplichting voor bepaalde personen niet bestond, zoodat te hunnen opzichte van do rectherzijdo niet werd gevraagd, te bewilligen in een veran dering van het geldende recht, met 'haar beginselen in strijd hier heeft de Hoo- go Raad beslist, dat- do wet voorschrijft, dat alle overleden personen moeten wor den begraven, zoodat lijkverbranding wettelijk niet is toegelatenalleen do strafrechtelijke sanctie op het wettelijk gebod ontbreekt, zöodat toelating en rege ling bij de wet van lijkverbranding zal be- teekenen een vera nid'e ring in het geldende recht in een richting, welke de rechterzijde; ton minsto ee-n groot deel er van, met haar beginselen onvereenig- baar acht. Zal het ditmaal aan de z.g. extra-parle mentaire ministerie in een tijd, waar ieder den z.g. Godsvrede op politiek ge bied wensoht te handhaven, kunnen geluk ken, een oplossing te vinden, die beide Kamers zal kunnen bevredigen?" De „PRO YINCI ALE GELDERSCHE EN NIJMEEGSCHE COURANT" zegt in een artikel van R. over Van den nood een deugd -liet volgende Er zal dit ja-ar niet veel sprake zijn' van den' j a-ar 1 ij ksch e n uittocht naar het buitenland, dio telken jaro de grenzen passeert. Het leven thuis is te on zeker, in de ons omringende landen is men to onvrij en vordorweg kan men moeilijk komen, terwijl velen ook financieel niet in staat zullen zijn tob reizen. Men zal dus. thuis moeten blijven en" in eigen land de ontspanning moeten zoeken, die men anders daarbuiten pleegt te vinden. Do nieuwe toestand heeft zijn voor deden. In do eerste plaats, omdat vrij It JE C JL A M Si S, a 40 Cents per regel. 3612 84 Boter is niet duur als U inplaats van.Natuurboter onze hoogfijne hygiënisch verpakte Boter* melange of Plantenboter gebruikt Eéne proefname is voldoende om U de kwaliteit te doen waardeeren. Alleen verkrijgbaar in de bekende winkels van P. de Gruyter Zoon. De Gruyier's Melange: 60. 50, 45 en 40 ct. per pond. De Gruyter's Plantenboter: 50 en 45 ct per pond. mmm. wat geld in het land zal blijven, dat an ders daarbuiten wordt uitgegeven, terwijl daartegenover het geld, in onze zeebad plaatsen door vreemdelingen uitgegeven, dit jaar niet zal rollen. Wij weten niet of wel eens ooit getracht is uit te reke nen hoeveel Nederlanders hun vac-anrie in het buitenland gaan doorbrengen. Een 100,000 zullen het er vermoedelijk wel zijn. En met hen allen zullen zij in het" buiten land toch door elkaar wel een millioen of zes per seizoen uitgeven. Geweldig groot is dit bedrag, relatief altijd, niet. En men moet zich natuurlijk zeker niet voorstellen, dat Lal dit geld nu ook in Nederland in dienzelrd'cn tijd zal worden uitgegeven, poch een vrij belang rijk deel daarvan zal nu wel binnen de grenzen blijven, en dat is natuurlijk win- ste. Een tweede winst kan toeneming van de waardeering van het Ncderlandsche mooi zijn versterking^ dus van het in zicht in do mooiheid dor Nederlandsclie natuurAl te veel stellen wij om. daar van niet voor. "Want wat in Nederland mooi is, kan alleen door een oog ge zien zijn, dat wat gevoeliger is voor kleur nuances, dat heeft leeren kijken. En zelfs hls men heeft leeren kijken, kan het. ton jours perdrix "toe-li Weer het genot van het mooie bederven. Evenals voor wien in het hooggebergte woont, de mooie lijnen en kleuren niet de nieuwe bekoring hebben, welke zij bezitten voor den nieuw aangekomene, evenzoo raken velo bovo- nors van vele landsgedeelten dermate ge wend aan do mooie atmosfeer, dat zij er niet meer door geboeid worden. Nu weten wij ook voor dezen dit ja-ar een afleiding. Gaat eens do meer roman tische gedeelten van ons land zien, die niet de atmosfeer van Gooi, Vecht cn Mer- wedo hebben. Doch in hevige romantiek kan zelfs liet meest- romantische Ncder landsche Landschap het nu eenmaal niét tegen veel streken in het" buitenland op nemen. En zoodoende vreezen wij voor heimwee naar donkere bergmeren, fantas tische rotsgevaarten en wit op schijnende sneeuwbergen. Toch kan over het gehocl toeneming van de waardeering van het. mooi van eigen land het gevolg zijn van het gedwon gen verblijf in Nederland. En aangezien 'het over liet algemeen niet onze font is, dat wij te veel waardeering hebben voor eigen land, eigen instellingen en eigen goe de kwaliteiten, kan. een beetje meer be wondering hier zeker geen kwaad. Een derde winst schijnt 0113 van pacda- gogischen aarcl: dat de kinderen van meer welgestclden dit jaar eens niet de gele genheid hebben voor opsnijden over verre reizen en dat zij thuis meer eenvoudig -en degelijk genot kunnen smaken. AYa-nt dit schijnt ons wel een van de grootc scha duwzijden van de overdrijving der te genwoordige reisgowooten, dat men kinde ren blasé maakt, hen brengt in ver-afgele gen verveelde en vervelende milieux, ter wijl zij in eenvoudiger omgeving nog zoo veel kunnen Iecrcn en genieten. Hier wordt vaak zoo heel veel geld be steed aan voor kinderen niet zelden ongc- wonsohte dingen, terwijl voor voel minder zooveel in het belang van de kindoren zou kunnen worden ge-daan. Wij hebben in dit verband al herhaarlde- lïj-k aangedrongen op het inrichten van ho tels in het binnenland, die vooral als kin- derhotels zouden zijn te beschouwen en waar groote terreinen de gelegenheid zou den moeten bieden om de jongelui al spe lende te loeren -hun handen te gebruiken, het eenvoudigste-te leeren. timmeren, met selen en smeden. Doch ook in andero rich ting kan aan onze jeugd hier nog zooveel eenvoudig genot verschaft worden. Er wordt in die richting wel iets ge daan. Allerlei jongenskampen leveren hier wel- aardig -werk. Maar toöh kan men veel verder gaan in deze 'richting én met name gervoelen wij veel voor hét Duitsche voor beeld, dat do jongens eenvoudige en góecl- koöpe fiesfc- en voetreisjes wil laten ma ken. Men is ginds van do gedachte uitge gaan, dat het goed is den kinderen in de gelegenheid te stellen hun land te lee ren zien, doch dat het velen niet pact en dat het bovendien ook paedagogisch niet gewensoht is om daarvoor groote sommen uit to geven. Een gulden of vijt per ckg schijnt in dit verband veel te veeh Men heeft- dus zoogenaamde scholieren- herbergen in het leven geroepen en daar voor leegstaande huizen of schuren op be paalde plaatsen ingericht. Er is een pomp; met wat mebaim bor den en pannen, wat stroozakken en wat dekens wordt het huis of de goed geslo ten schuur gemeubileerd en een vertrouw de man uit het plaatsje, krijgt den sleutel met de opdracht een enkele rnaal eens een oogje in het zcii te houden. Heeft de man een flinke dienstmaagd, die goed gestamp - te-pot, groenten, aardappelen en wat vet door elkaar, kan klaarmaken, dan is voor het middagmaal ook gezorgd en kan het ho tel beginnen. Bediening is er niet, meubilair buiten het bovengenoemde cn wat spijkers ook al niet, een menu is evenmin aanwezig en de pomp heeft vergunning noch verlof noo- dig. Er is aan tafel geen bediening, alleen omdat- er geen tafel is en men zijn bord zelf moet schoonmaken, later vullen en naderhand weer moet schoonmaken, enz., enz. Het is duidelijk, dat men op deze wijze tob een minimum van uitgaven komt cn dafc een fict-s- óf een voetreis langs enkele van die herbergen niet 5 gulden per dag behoeft te kosten, doch dat men met 60, 70, SO cents per dag al een heel eind komt. En. wat een schat van ervaring doen de jongens aldus reizende op! Zij leeren zich beholpen en met weinig tevreden zijn en zij hebben ten slotte misschien 10-maal zooveel pleizier als wanneer zij met- een schoon kraagje en een nieuw dasje eiken middag aan de table d'hote moeten zitten. In Duitschland heeft, men voor deze scholieren-her!:.ergon een aparte organi satie. School-autoriteiten geven er kaar ten voor uit, er zijn allerlei maatregelen genomen om misbruiken te voorkomen en over hot geheel functioiineerfc dan ook de instelling uitstekend Zou heb niet do moeite waard zijn om deze eenvoudige, kleine- instelling, dit jaar, nu wij binnenslands moeten blijven, over te nemen cn zoo onzen jongens een gezon- do en buitengewoon gccd'koopo gelegen heid te geven 0111 hun inderland goed te leeren kennen? De H a a g s c h e agentopvo ede~. Uit de Residentie zendt een dame aan het „Hbld." eon beschrijving van hetgeen zij dezer dagen in het Haagsche Bosch waar nam, als leerrijke episode t-usschen een paar nnemonenplukkende bengeltjes en eea "wij zen Haagschen diender. Twee kleine St-raattypetjss zijn, het spe len moede, 'begonnen met bloemen plukken. Het mag niet, dat weten ze heel goed; allo Haagsche kinderen weten het. Maar juist daarom is 't al zoo verleidelijk. Duizenden witte sterretjes schitteren op het kusseuzachte bruine bladerenkleed en 'de kleine vernielende handjes grijpen niee- doGgenleos de slanke stengels beet, en pluk ken de grootste en mooiste anemonen ruw af. A's der een agent komt, ben je |der bij! waarschuwt de kleiuste van de twee, of schoon hij ijverig meeplukt. Dacht je, dat ik voor 'n diender bang ben? lacht de andere uitdagend. Ondeugende kwajongen, wil je dat wel eens gauw laten? klinkt opeens de barsche stem van een man van de wet, die van uit een zijpaadje ongezien is genaderd. Als jullie er nog één durven aanra ken, neem ik jullie meer naai* 't bureau! De kinderen hebben verschrikt de bloe men laten Vallen, maar de bedreiging heeft ze toch niet erg' bang gemaakt. Als ze straks dé 'kans schoon zien', gaan ze op een ander plekje weer anemonen vernie len en plukken, omdat 't niet raag, dat zie je ze aan! Maar opeens blijft de agent stokstijf naast ze staan. Èr komt een hof rijtuig aan. Eenigo ruiters maken ïront, een paar dames stap pen van haar fiets af, eenige heeren groeten eerbiedig, want langzaam rijdt het rijtuig van de Koningin-Moeder voorbij. Ziezoo, zegt de agent, die heeft 't nou net eens gezien en die rijdt nou maar liet Huis ten Bosch, en zal een boekje van julüo opendoen brj de Koningin. Nou ben nen jullie der bij, nou zulleii jullie eens wat beleven. Ik zou niet graag in jullie plaats zrjn, hoor! Beirae al die anemonen dan van c)e Koningin? vraagt 't oudste jongetje ver schrikt. Natuurlijk, van wie dacht jij dan, dat ze waren? Nu is het kind angstig geworden. Zijn lippen triilen en verlegen kijkt hij voor zich neer. Het brutale bioemenschendertje is een schuchter jongetje geworden. Het hofrij- tuM dat al lang voorbij is, staart hij piet bang ontzag na, alsof hij voelt dat met eiken wieledraai het bericht van zijn mis drijf dichter .brj de Koningin komt. Dan, zijn broertje bij de hand nemend, holt hij zoo vlug zijn kleine beenen maar voort willen, liet bo.sch uit, telkens angstig omkijkend of hem nog geen estafette ach ter na komt met zrjn vonnis! Die plukt vooreerst geen bosch-bloempjes meer, denkt de agent. O ud.erd-0 ms-p ensioen. Men schrijft ons: En 'of meneer de stukken 's voor hem' wilde klaarmaken, want ie wilde ook wel van 'de ouderdomsrente trekken, en ie ge loefde, dat ie het ook wel zou krijgen. Nou, 'dat durfde ik hem niet op een briefje geven, maar we zouden oas best er 'vcor doen. Hrj was een man van bijna 70, nogal wat suf, cn moeilijk ter tale, van een tak van. een beroerte, ziet u, meneer, en daar blijft altijd wat van over, als ie er door komt. Allo stukken, voor de aanvrage noodig, waren in mijn bezit; alleen zrjn handtee- kening ontbrak nog. Ik besloot den man maar eens te gaan opzoeken, en met pen en inkt, en .de vereischte stukken, kwam ik te zijnent. Aanwezig man, vrouw, dochter en één zoon. De drie laatst-en zeer bemin- lijke wezens. ,,En 't is heelemaal tegen m'u zin, dat jullie dat aanvragen; 't komt 'm heelemaal niet toe en er most geen pensioenwet we zen," protesteerde de dochter. De zoon be aamde dit ten volle, 't Bleek, dat hier ge moedsbezwaren bestonden; de vader, aan vrager, leed er echter niet aan. Moeder zei biets; doch liet zoo telkens maar eens een smadelijk lachje hooren. .AVrj werkten ondertusschen door. „Weet wel, wat je doet, meneer, vader zal ook niet van honger sterven; ieder wil ook maar meer geld hebben ('t is n.l. nogal een som van 'twee heele guldens per week) en met geld doe je toch ook. niets." Mijn opmerking, dat het op de wereld toch Vaak goed te pas kwam, werd slechts voor kennisgeving aangenomen. „Maar vriend, als je 't nu i3 kreeg en je was verhinderd zelf de rente te halen, wie 'kan dat dan voor je doen?" „0, dat komt wel terecht," merkte dé zoon op. ..Dus mag ik er jouw naam wel voor invullen?" „In 't geheel niet; heb 't hart niet, dat je mij d'r bijhaalt: 'k mot er niks van heb ben." „Zet 'er dan Saantje maar op," zei va der. Saantje was do jongste zoon; die was hier "naast. Met vliegt de dochter liet huis uit en komt na eenige oogenblikken terug, en hjj- gend 'roept ze: „Saantje wil d'r ook niks van weteii; 2ijn naam; mag er niet op. En je niot je nou maar voor de gevoigen wach ten." Nu. we wachten v>p de gevolgen, en 'fc is te hopen, dat de aanvrager zrjn renté krijgt. Misschien veraangenaamt zo een klein beetje' zijn leven, want z'n Imisgenooten doen het niet! („Dordr. Crt.")

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 5