Hoe Dim gewasschen werd.
Helden en Heldinnen.
Juffertje Lustig en haar Kinderen.
vreeselqk lawaai maken met zijn schoenen.
Dat doen jongens altijd. We hadden Sally's
portret laten maken voor Pirn, om mee naar
school te nemen eD we waren later, toen
Sally gestorven was, hoel blij, dat we ons
geld op die manier hesteed hadden.
Sally zag er werkelijk heel aardig uit,
als zijn ruige haar netjes geborsteld was
en we lieten hem zijn kop schuin houden,
alsof hij luisterde en bonden hem1 een groo-
ten, blauwen strik om zijn hals, iets wat
Sally maar een matig genoegen vond, want
het kriebelde zijn oor.
Arme Sally! ik kon er haast met toe ko
men, zijn laatste levensdagen te beschrij
ven we praten er nooit over, omdat we
het zoo naar vinden. Zie je, hij was gedu
rende negen jaren onze trouwe metgezel
geweest en het was verschrikkelijk hem te
moeten missen. Hij had den middelbarein
leeftijd bereikt voor een hond en we waren
altijd van plan geweest hem heel goed te
verzorgen, als hij oud werd.
Maar het ongelukkige dier sloop op
zekeren avond het huis uit. Wij wisten, dat
hij dlit wel eens meer deed, doch hadden
er nooit iets van gezegd en hoopten, dat
Jokes het niet merken zou.
Doch ditmaal werd hij den volgenden
morgen met een gebroken poot door Jokes
zelf thuis gebracht, want deze had hem
hooren janken en in een val aangetroffen.
„Het is een leeljjke breuk, jongejuffrouw
Lottie," zei hj'; „een dubbele breuk. Ziet u,
het arme dier heeft erg geworsteld om er
uit te komen. Ik denk niet, dat zijn poot
ooit weer terecht zal komen. Hij zal wel
afgezet moeten worden."
Arme, ondo Sally! Hij keek ons aan met
tranen in zijn trouwe oogen en hij jankte
zachtjes. Misschien zag hij zichzelf in het
vervolg al op drie pooten door het leven
gaan.
Wo riepen de hulp van Oom Henri in.
Deze was het geheel eens met Jokes en zei,
dat de veearts den poot onmiddellijk moest
uizetten, want dat hij geheel verbrijzeld was
en Sajly anders zou sterven, Sally likte
dankbaar Oom Henri's hand, toen doze hem
aanhaalde. Niemand dacht er nog aan hem
te verwijten, dat hj' stilletjes op de jacht
was gegaan. Hij was reeds genoeg gestraft.
„Armo Sa-lo-mo," hoorde ik Juf zeggen,
terwijl zij over haar naaiwerk gebogen zat.
„Hij zal het nooit te boven komen. Het
dier zal zich diep ongelukkig voelen op
drie pooten."
En Juf bleek weldra geljlc te hebben
gehad, want nadat zijn poot afgezet was,
scheen Sally nooit meer dezelfde te zijn.
Hij lag maar op zijn mooi kleedje in zijn
ïr.and naast de kachel en keek ons allen
heel treurig aan. Soms dachten we, dat h\j
ons vertelde, dat het hein zoo speet. Hij
deed zijn best, alle lekkere hapjes, die wa
hem voorhielden, op te eten, hoewel we hem
misschien wel wat al te veel gaven. Bep
begon altijd te Injilen, als zij zag, dat hij
nu geen beentjo meer kon vasthouden, want
het was één van zijn voorpooten, die afge
zet was.
Eindelijk brak de dag aan, waarop de
veearts zei, dat Sally's poot, of liever ge
zegd: wat daarvan nog over was, heele-
n.aal genezen was en dat hj hot verband er
af zou netr.en. 0, wat. v/aren we bedroefd,
toen wo onzen lieven hond op drie pooten
zagen hinken, met slechts een klein stompje
aan den anderen. Hij keek ons met zulke
treurige oogen aan, hinkte éénmaal op zijn
drie pooten om de tafel in de kinderkamer
heen, kroop weer in zjjn mand on jankte
heel bedroefd. Wj snikten het allemaal uit.
Don volgenden morgen vonden wo hem
dood in zj'n mand liggen. Hij was stellig
van verdriet gestorven.
De menschen lachten wel eens oir; Sally,
omdat hij zoo'n grappigen staart had en
kromme pooten. Haar wij stoorden ons daar
niet aan en hielden dolveel van hom, om
dat wo wisten, dat hij een good hart had
en trouw was.
We wildon geen anderen hond in Sally's
plaats hebben en als Vaders vrienden vroe
gen, of zjj ons or een zouden geven om'
ons to troosten, antwoordden wj:
„Alleen als we er precies zoo één kun
nen krijgen."
Doch dien hebben we nooit meer gezien.
Ik denk, dat jullie, die dit leest, ook heel veel
van Sally gehouden zoudt hebben, al heeft
hij nooit een prijs op een hondententoon
stelling behaald.
door D. B.
Ik ben ©en echte takshondmijn eeno
poot da verbazend krommijn ooren zijn
zaoht als fluweel en zóó groot, d!at ik ©r
lustig meo klapperen kan. Boven ieder
oog zit een beeldig bruin vlekje en mijn
Ebaart is buitengewoon vroolijkdie zwaait
altijd lustig van links naar rechte en weer
terug, aio ik mijn vreugde wil uiten. Mijn
grooto kop, die altijd zoo bewonderd
wordt, is me soms wel eens wat lastig, om
dat hij zoo zwaar is. 'k Moet er nu en dan
een steuntje voor zoeken, vooral als ik
erg veel gespeeld heb. Mijn naam is Dim
of Dimsel. Ziezoo, nu*kennen jullie me en
nu zal ik je vertellen wat er van de week
met me gebeurd is.
'k Ben op 'b oogenblik niet bij mijn
eigen vrouwtje; die heeft me uit logee-
ren gestuurd, omdat ze zelf ook uit logee-
ren ging. Ér is me natuurlijk niet ge
vraagd, of ik et zin in had, o nee. hoorOp
een ko u den Februari-dag werd ik met
mijn bed, mijn trommel, mijn halsbanden,
mijn borstel, kortom met alles wat ik be
zat in oen rijtuig gozet en door mijn vrouw
weggebracht. De zweep was, helaas! niet
vergeten. Eerst bromde ik erg hard, maar
toen ik zag, waar mijn vrouw tyelct had
gevraagd voor me, was ik er nog al tevre
den over en werd iets vroolijker. Mijn
gastvrouw had n.l. drie dochters, die beurt
om beurt met me solden, speelden en wan
delden. Er was maar één keerzijde aan dit
tehuis verbonden. De vrouwen, en voorna
melijk de jongste had een bijzondere voor
liefde voor water en wasschen. Zoolang zo
nu dien waschlust op zichzelf koelde, kon
me dat minder schelen, maar op een
avond kreeg zo in haar hoofd om mij ook
te wasschen. Ik had me eenige malon bui
ten in 't gras gerold en nu vonden ze me al
le vier vuil, en wat nog erger scheen, zo
vonden, dat ik vies -rook. Zonder mijn toe
stemming te vragen werd er besloten me
in 't bad te stoppen. Daar ik eclitoT
snapte, wat ze van plan waren, nam ik mo
voor, zoo gauw mogelijk to verdwijnen. De
canapé was het dichtst bij en heel voor
zichtig kroop ik er onder, 'k Zat er heer
lijk v vilig, dacht ik. Maar mis, hoor 1 Paar
werd van uit do keuken geroepen,,'t
Water is^goed!" en o, schik, meteen werd
do canapé verschoven en grepen twee
handen naar me. 'k Was editor heusch
niet zoo dom, mo dadelijk te laten pak
ken. Als een aal glipte ik tusschen de han
den door, wipte die huiskamer uit on de
slaapkamer in, waar ik ongezien onder het
grootste ledikant verdwocn. 'k Was wat
trotsch op mijn schuilplaats, die ik on
vindbaar achtte. Helaas 1 ze waren nog
slimmer dan ik. Nauwelijks had ik een mi
nuut van rnijn triomf genoten, of ik werd
met oen langen stok onder 't bed uitge
jaagd. Niet zoo gauw liet ik pen puntje van
mijn kop zien, of do twee handen, waar
aan ik zooeven ontglipt was, hadden mo
stevig vast en tilden mo van den grond,
'k Werd, ondanks al mijn tegenspartelen,
naar do keuken gebracht en par do ca in
een reuzen-grooto teil wpter gezet. Een
der vrouwen hield) mijn achterpoot vast,
zoodat ik niet eens pogingen Icon wagen
uil. dio verschrikkelijke teil te springen.
Mijn rug werd nat gegooid,- toon werd ik
dik ingezeept en als een bloempot met een
gielor schoon gespoeld. Al mijn rillen, al
mijn beven, al mijn snurken, niets hielp.
Mijn kwelgeesten waren onvermurwbaar.
Eindelijk werd ik uit het water getild cn
met oen paar ruwo handdoeken droog ge
wreven. 'k Vond het niets leuk hoor! Ilc
kreunde, steunde cn kermdoonverdro
ten gingen do tweo vrouwen echter voort
mo to boenen. Had ik maar lamncn pra
ten, dan had ik wel geroepenSchei toch
uit. Ik kan het zelf voel beter, 'k zal me
wel droog likken!" Helaas. Ik kon niets
doen dan zuchten en dat wilden ze niet.
begrijpen. Aan allo ellende komt evenwel'
een eind, dus ook aan de waschpartij.
Zorgvuldig werd ik in een kleed gerold en
naar do huiskamer gebracht. Zo waren op
eens bang, dat ik verkouden zou worden.'
Alsof al dat water goed voor mo was ge
weest Enfin 'k mocht bij de kachel lig
gen op een zacht kleedje. Maar omdat ik
zoo geweldig boos op hen was, wilde ik'
niets van 't kleedje weten en ging in;
plaats van or op, el* naast liggen, op 'tj
koude zeil. Als je nu denkt, dat zo me ein-j
delijk mijn zin eens gaven, dan heb je 't-
mis. 'k Werd eenvoudig opgenomen en op',
het kleedje gelegd, 't Was lekker warm,'
dat moest ik toegeven en daarom bleef ik;
dan ook maar stil liggen. Uit tijdverdrijf'
begon i'k mijn natte lijf maar te likken.
Dat schenen ze allo vier eTg leuk te vin
den, want zo begonnen te laohen Veront
waardigd tilde ik mijn grooten kop op en
keek hen minachtend cn een beetje scheel
aan. Nu lachten ze evenwel nog harder.
Met een diepen zucht legde ik mijn kop
weer ncor. Een der vrouwen kreeg nu toch
medelijden met mc. Ze maakto een heer
lijk schoteltje thee voor me klaar. Vóór'
het op te drinken, moest ik echter eens
goed ruiken, of de suiker niet vergeten
wa6, want thee zonder suiker daar dank ik
voor. Nee hoor, ze zat er in cn nog al veel
ook, dus behoedzaam likte ik den sohotel
leeg. Toen alles op was, keek ik den kring
eens rond. Zouden nu die andere drie het
ook goed willen maken? Jawel, daar
kwam nummer twee al met een stukje hon-
clenbrood. Zo legde het voor me neer,
maar zóó gauw wilde ik niet toegeven, 'k
Draaide mijn kop dus maar om. De vrouw
stopto het weg onder mijn kleedje; Anders
vind ik dat heel leuk, maar nu ik boos was,
wilde ik er in 't geheel niet naar kijken.
Toen ze heb ten laatste op mijn kop legde
en ik den fijnen geur in mijn neus kreeg,
bezweek ik voor dc verleiding en hapte het
in óén groot-e hap op. Ik overlegde juist
bij me zelf om nu maar weer goed op ze
be zijn, toen de derde vrouw me een halve»
beschuit met boter en suiker gaf. Je kunt
je zeker wel begrijpen, dat gelijk met de
laatste kruimel beschuit ook de laatste'
kruimel boosheid verdwenen was. Vroo
lijk wildo ik weor door de kamer gaan
dribbelen op mijn vier korte pootjes, toen
ik opnieuw werd opgepakt en op 't lrieedjo
neergezet. Verbeeld je eens! 't Was of ik,
nog een schoothondje was in plaats van
een flinke takkel. Verontwaardigd keerde
ik me om, stak mijn kop tusschen mijn
pooten en ging een dutje doen. Als ik dan
wakker word, letten zo misschien iets min
der op me, en kan ik, dacht ik, weer mijn
eigen bol volgen. Eén ding hoop ik echter
en dat is: dat ze niet weer zoo'n waschbui
krijgen, want dan zou ik niet meer van hen
kunnen houclen en zeker niet vriendelijk
tegen hen kunnen zijn.
Een wraakneming, die gelukte.
Voltaire, do beroemde Fransche schrij
ver, was altijd een welkome gast aan het
hof van Koning Freclcrik den Grooten van
Pruisen. Op een der vorstelijke tochten
zoo do schrijver den koning dan ook weer
volgen, alleen in een postkoets. Nu had
Voltaaro een pogo geweldig do leg gelezen
cn deze besloot, zich daarover te wreken.
Toevallig was hij aangewezen om den
koninklijken stoet vooruit te reizen, ten-
eindo do paarden to bespreken en overal
vertelde hij toen rond, dat do koning een
ouden aap had, dio zich geheel als heer liet
klcedon, cn dio hij overal op zijn reizen
meenam. Maar liet beest was'zeer kwaad
aa-rdig en dus moest er wel op gelet worden
dat liij niet uit het rijtuig kwam. Voltairo
kon dus nergens afstappen en was woe
dend. Toen hij zich later bij den koning
over dio grap beklaagde, kon hij dien niet
overhaJen, den aanlegger daarvan to
straffen, zóó aardig vond' do koning het.
DRIE MOEDIGE VISSCHERSMEISJES.
Naar het Engelsch van C. D. MICHAEL.
Bewerkt door C. H.
Het was een onstuimige Januari-mor-
gen. Een ontzettende storm had den ge-
heelen nacht langs de oostkust van En
geland gewoed. De bevolking van menige
stad en dorp aan zee had den nacht waken
de doorgebracht om op het minste teeke-n
een schip in nood te kunnen bijstaan en zij
had inderdaad heel wat menschen van een
wissen dood gered. In zulke omstandig
heden zijn er altijd veel mannen en
vrouwen ook! die hun leven veil heb
ben voor dat hunner medemenschen.
Helaas, in dergelijke nachten eischt de zee
heel wat menschenoffers.
Tot de vele schepen, welke in dien
Januarinacht schipbreuk hadden geleden,
behoorde ook een Zweedsche stoomboot,
de Gustaaf. Het was een mooie boot en
zij werd bevaren door een dapperen kapi
tein en een niet minder moedige beman
ning, die al hun best hadden gedaan den
storm te trotseeren. Doch de elementen
waren hun te machtig geweest, het schip
kon geen stand» houden tegen den storm
en eindelijk, toen de kapitein en de be
manning het niet langer konden volhou
den, liep het op de kust in de nabijheid
van Cresswell, een klein dorpje vijf mijlen
ten noorden van het stadje New-Beggin
en negen mijlen ten noord-oosten van
Morpeth.
De Gustaaf werd onmiddellijk ontta
keld en dreef hulpeloos in de richting dor
branding. Het bleek nutteloos nog te
trachten de booten uit te zetten, door den
storm zouden zij te pletter slaan; de ar
me bemanning, voor wie geen redding
mogelijk scheen, was gedoemd op het
schip te blijven, dat elk oogenblik dreig
de te vergaan, niettegenstaande het in
het gezicht der kust lag, doch nog te vet
daarvan verwijderd was om het land te
kunnen bereiken.
Er bestond al heel weinig kans, dat er
hulp voor hen zou komen opdagen, want
in het ge-heelo dorp woonden slechts vijf
tien mannen en wat konden hun moed en
kracht uitrichten tegen den woedenden
storm
Doch het ligt niet in den aard der kust
bewoners hun medemenschen te laten
vergaan zonder een poging tot redding
aan te wenden hoe weinig kans van
slagen zij ook mogen hebben. Zoodra het
sphip werd opgemerkt, was het geheel©
dorp in rep en roer en vrouwen zoowel
als mannen gingen naar hot strand om to
zieü, wat er voor de bemanning gedaap
kon worden.
Zonder zich ook maar éón oogenblik te
bedenken, werd do reddingboot in zee
gelaten met dertien mannen, daar twee
te oud en te zwak waren om nog andere
diensten to bewijzen ,dan met behulp der
vrouwen de boot in zoo te sturen.
Moedig streden de stoere visschers met
de elementen om liet schip, dat in nood
verkeerde, te bereiken, doch de zee bleek
helaas te machtig voor henna een liard-
nekkigen cn uitputtenden strijd met de
golven meesten deze dappere lieden zich
zelf bekennen, dab zij machteloos waren
en naar het strand terugkeeren.
Hot lag echter niet in hun bedoeling
de ongelukkige opvarenden aam hun lot
•over 'tc laten. Zij wilden het spoedig
opnieuw probeeren en in dien tusschcntij 1
nog een ander redmiddel beproeven. Zij
besloten namelijk naar New Bcggin om
een paar dreggen te zenden. Doch nu
deed zich do vraag voor: ,,Wien kunnen
wc zenden?" Geen der mannen kon ge
mist worden, want zoodra de mogelijkheid
zich voordeed do reddingboot opnieuw
uit- to zetten, mocht geen der dertien
mannen ontbreken, wilden zij niet ten
tweeden malo geheel onverrichter zake
terugkeeren. Maar wie zou dan gaan
Zonder zich tc bedenken, gaven nu drie
meisjes zich op om do reis naar New Big
gin in den storm te ondernemen. Haar
namen want zij verdienen vermeld te
worden warenMargaret Brown, (wier
vader en drie broers nauwelijk twee jaar
geleden in het gezicht van hun hutje wa
ren verdronken), May James een meis
je van veertien jaar en een wees en
Nelly Armstrong.
Zoo gingen deze drie moedige meisjes
op dien kouden en stormachtigen winter
morgen op weg. dnijdemde windvlagen en
een doordringende regen bemoeilijkten
in hevige mate hun tocht. Zij dachten
echter niet aan zichzelf, doch waren ge
heel vervuld van hun opdracht. Moedig
streden zij met de elementen. Eindelijk
bereikten zij uitgeput en doornat New
Biggin. Op verschillende plaatsen hadden
zij door het water moeten waden, een ge
vaarlijke noodzakelijkheid, die haar ge
makkelijk het leven had kunnen kosten.
Haastig vertelden zij, wat zij verlang
den en binnen een paar minuten keerden
zij met de dreggen naar Cresswel terug,
dankbaar dat zij tot zoo ver hun doel be
reikt hadden. f)
Veilig bereikten zij hun dorpje, maai?
toen zij daar aankwamen, bemerkten zij,
dat de dreggen niet meer noodig waren,
daar do reddingboot in haar afwezigheid
een nieuwe poging had aangewend, die
ditmaal meer vrucht had gedragen en
waardoor het den mannen gelukt was alle
opvarenden aan wal te brengen.
Dit feit doet echter niets af van de bui
tengewone heldhaftigheid der meisjes, die
met gevaar voor eigen leven, redmiddelen
voor hun in nood verkeerende medemen
schen gingen halen. Het is terecht opge
merkt, dat dit één diier heldendaden in
een verborgen hoekje der aarde is, die
niet onopgemerkt voorbij mogen gaan".
De schipbreukelingen werden vol liefde
door de dorpelingen onder dak gebracht
en toen den kapitein de moed der drie
vissohersmeisjes ter oore kwam, bezocht
hij haar om haar persoonlijk te bedanken
voor baar heldhaftigheid.
Voorliefde voor kleuren.
Het schijnt), diat óe insecten een bijzon
dere voorliefde hebben voor bepaalde
kleuren. Zoo werden in Brazilië langen
tijd waarnemingen gedaan door een ge
leerde, dio ergens in een gebied roodo en
blauwe bloemen naast elkaar zag groeien.
De blauwe bloem werd door bepaalde
vlinders steedis gezocht, om or voedsel te
vindendoch merkwaardig was het, dat
de vlinders eerst gelokt werden door do
roodo bloemen en dan van doze den weg
zochten naar de blauwe. Men kan dus
aannemen, dat do roodo klour op vlinders
een bijzondere aantrekkelijkheid uitoefent,
evenals geel en wit.
Bij de bijen vindt men iets soortgelijks-
Er zijn er, dio geregeld roodo bloemen
opzoeken, maar als de bloemen na het
rijp wor'den een meer blauwachtige kleur
verkrijgen, dan houdt do trek op voor de
dieren.
Ds. John Ritchie, een bokencl prediker
van de geheelonthouding in Edinburg, werd
eens door een zware regenbui overvallen.
Do eenigo schuilplaats was een buitenher-
borg. Hij had niet veel tijd van beraad,
anders zou hij doornat zijn geworden. De
dominee ging dus vastbesloten de herberg
binnen. Hij voncl daar juist' een groepje
karrovoer'clors aan do toonbank drinken.
John Ritchie besloot van deze gelegen
heid gebruik to maken en een ernstig
woord over de goheolonthouding te spro
ken tot de-zo lied on. Hij sprak hen over hun
sloehtio gewoonte en wees or op, dat do
sterke drank hun orgsto rij and was.
Hierop zoi een dor karrevoerders, dio in
den spreker den dominee herkende, dat in
den bijbel stond, dat men zijn vijand moet
liefhebben.
„Dat is zoo", sprak Ritkhio, „maar er
staat riet bij, d'at men zijn vijand moet
verzwelgen.
Eigenlijk heette ze Greetje: Greetje van
den houtvester, maar ze was overal bekend
als: „Juffertje Lustig". De broertjes en
zusjes hadden haar dien naam geschon
ken, toen ze nog een heel klein kind was,
dat met de voetjes trappelde en het uit-
kraaide van pleizier. En toen was het zoo
gebleven. Do naam pasto trouwens uitste
kend bij het vroolijk, ronde appelsnoetje
van dto kleine. Allen hadden haar lief,
want ze was met recht het zonnestraaltje
in huis. Er zullen er misschien wel onder
jullie zijn die zeggen: hoe legde ze dat daa
aan, om nooit eens uit haar hume tr e
zijn? Ja, dat zou ik ook wel eens willen
weten? Nu, wil ik het jullie eens vertellen?
Ons Greetje verveelde zich nooit!
Ze kende niet eens het spook dor verve
ling, dat zoovelen kinderen kwelt, en al
gemeen ging zij door als „.Juffertje Lus
tig". Ze wist altijd wat te doen, ja-, heel
den dag was niet lang genoeg, voor al wat
zij zich wel voornam
Vooreerst ging ze school bij juffrouw Ro
sa en ze hield erg veel van haar onder
wijzeres. Dan had ze licht nog wat huis
werk to doen, een versje te leeren of over
te schrijven. Was dit gebeurd, dan stormde
juffrouw Lustig naar buit-en, dat de haren
haar om de oor en fladderden. In den tuin
wachtte haar zooveel goeds. Zo mocht het
hooi helpen binden, bessen of ander ooft
helpen plukken. Dan had ze nog haar
eigen tuintje, dat ze vlijtig begoot en van
onkruid zuiverde. Greetje's zusje had ook
een tuintje en ze wedijverden met ellcaa-,
wie wel do mooiste salade en radijsjés ver
bouwde. Moedor kocht die dan van haar
en zoo maakte zij een aardig spaarpotje,
\vaar ze op z'n tijd weer eens iets van kon
den koop,en, dat ?e heel, heel graag wilden
hebben.
Greetje's liefhebberij was nu eenmaal
dieren. Zo had er rijf, dio ze alle eigen
handig verzorgde e.n waarmede ze naar bar-
teflusfc soldo en dolde.
Haar grootste lieveling was Hanni het
hertje, dat Vader in het bosch was tegen
gekomen en voor Greetje had meegebracht.
Het had een blank klokjo aan als hals
band en dat) kon zoo allergezelligst luiden,
als ze samen in den tuin wat stoeiden. Met
Puck, den dashond, harmonieerde dat best
ze speelden dikwijls krijgertje, als je het
gelooven wilt! Niet zelden gebeurde het.
dat Hanni bij een dergelijke gelegenheid
op eenmaal in- het water plonsde, in het
vuur van zijn achterna zitten. Maar dan
had hij er toch ook weer genoeg van voor
een hcelen .tijd.
Maai' Greetje had nóg meer pleegkinderen
behalvë Hanni ten den dashond: Paulientje,
do mooie zwarto kat, waar juffertje Lustig
zoo gaarne ïn&o speelde. Ook deed zij die
'dikwijls ten poppenmantellje aan en reed
haat dan in den poppenwagen. Maar lang
geduld had zij anders Piet, daarvoor was
zie veel te beweeglijk. Dan ij ad ze nog een
stekelvarkentje „Nunike" cn een kanarie
vogel, „Pietje", die haar zoo maar de
kruimpjes uit don mond kwam jiikken.
En' dan op Greetje's verjaardag. Dat vos
berst leen vroolijko dag. De broertjes cn
zusjes lli ad den altijd haar stool groen ge.
maakt bij die gelegenheid cn dezog k.vr zou
het alweer heerlijk zijn!.... Vader had
namelijk een klein puckhondje voor haar ge
kocht en dat zou zijn meesteresje nu ontvan
gen Wat oen pret- stelden ze zich alle
maal voor van dio ontvangstGrootje
was dan ook waarlijk in dc wolken van pki-
zier en doopttö het nieuwe hondje: Boebie.
Bochio sliep voortaan naast haar bed en ze
korde hem allerlei kunstjes. Dan gaf ze
Weor vortooniogen voor een talrijk fcn zeer
dankbaar publiek,
Mo dunkt, na al wat ik je nu al van
Greet je vortcld heb, zal hot je niets vreemd
voorkomen, dat juffrouwtje Lustig zich nooit
vürvecldo. Een zogen was 'ze dan ook voor
haar omgeving, dat kan ik je wel verzekeren
Cn niet voor niets word ze ook vel: „Zonnc-i
straaltje)" genoemd l