Hoe Dim gewasschen werd. Helden en Heldinnen. Juffertje Lustig en haar Kinderen. vreeselqk lawaai maken met zijn schoenen. Dat doen jongens altijd. We hadden Sally's portret laten maken voor Pirn, om mee naar school te nemen eD we waren later, toen Sally gestorven was, hoel blij, dat we ons geld op die manier hesteed hadden. Sally zag er werkelijk heel aardig uit, als zijn ruige haar netjes geborsteld was en we lieten hem zijn kop schuin houden, alsof hij luisterde en bonden hem1 een groo- ten, blauwen strik om zijn hals, iets wat Sally maar een matig genoegen vond, want het kriebelde zijn oor. Arme Sally! ik kon er haast met toe ko men, zijn laatste levensdagen te beschrij ven we praten er nooit over, omdat we het zoo naar vinden. Zie je, hij was gedu rende negen jaren onze trouwe metgezel geweest en het was verschrikkelijk hem te moeten missen. Hij had den middelbarein leeftijd bereikt voor een hond en we waren altijd van plan geweest hem heel goed te verzorgen, als hij oud werd. Maar het ongelukkige dier sloop op zekeren avond het huis uit. Wij wisten, dat hij dlit wel eens meer deed, doch hadden er nooit iets van gezegd en hoopten, dat Jokes het niet merken zou. Doch ditmaal werd hij den volgenden morgen met een gebroken poot door Jokes zelf thuis gebracht, want deze had hem hooren janken en in een val aangetroffen. „Het is een leeljjke breuk, jongejuffrouw Lottie," zei hj'; „een dubbele breuk. Ziet u, het arme dier heeft erg geworsteld om er uit te komen. Ik denk niet, dat zijn poot ooit weer terecht zal komen. Hij zal wel afgezet moeten worden." Arme, ondo Sally! Hij keek ons aan met tranen in zijn trouwe oogen en hij jankte zachtjes. Misschien zag hij zichzelf in het vervolg al op drie pooten door het leven gaan. Wo riepen de hulp van Oom Henri in. Deze was het geheel eens met Jokes en zei, dat de veearts den poot onmiddellijk moest uizetten, want dat hij geheel verbrijzeld was en Sajly anders zou sterven, Sally likte dankbaar Oom Henri's hand, toen doze hem aanhaalde. Niemand dacht er nog aan hem te verwijten, dat hj' stilletjes op de jacht was gegaan. Hij was reeds genoeg gestraft. „Armo Sa-lo-mo," hoorde ik Juf zeggen, terwijl zij over haar naaiwerk gebogen zat. „Hij zal het nooit te boven komen. Het dier zal zich diep ongelukkig voelen op drie pooten." En Juf bleek weldra geljlc te hebben gehad, want nadat zijn poot afgezet was, scheen Sally nooit meer dezelfde te zijn. Hij lag maar op zijn mooi kleedje in zijn ïr.and naast de kachel en keek ons allen heel treurig aan. Soms dachten we, dat h\j ons vertelde, dat het hein zoo speet. Hij deed zijn best, alle lekkere hapjes, die wa hem voorhielden, op te eten, hoewel we hem misschien wel wat al te veel gaven. Bep begon altijd te Injilen, als zij zag, dat hij nu geen beentjo meer kon vasthouden, want het was één van zijn voorpooten, die afge zet was. Eindelijk brak de dag aan, waarop de veearts zei, dat Sally's poot, of liever ge zegd: wat daarvan nog over was, heele- n.aal genezen was en dat hj hot verband er af zou netr.en. 0, wat. v/aren we bedroefd, toen wo onzen lieven hond op drie pooten zagen hinken, met slechts een klein stompje aan den anderen. Hij keek ons met zulke treurige oogen aan, hinkte éénmaal op zijn drie pooten om de tafel in de kinderkamer heen, kroop weer in zjjn mand on jankte heel bedroefd. Wj snikten het allemaal uit. Don volgenden morgen vonden wo hem dood in zj'n mand liggen. Hij was stellig van verdriet gestorven. De menschen lachten wel eens oir; Sally, omdat hij zoo'n grappigen staart had en kromme pooten. Haar wij stoorden ons daar niet aan en hielden dolveel van hom, om dat wo wisten, dat hij een good hart had en trouw was. We wildon geen anderen hond in Sally's plaats hebben en als Vaders vrienden vroe gen, of zjj ons or een zouden geven om' ons to troosten, antwoordden wj: „Alleen als we er precies zoo één kun nen krijgen." Doch dien hebben we nooit meer gezien. Ik denk, dat jullie, die dit leest, ook heel veel van Sally gehouden zoudt hebben, al heeft hij nooit een prijs op een hondententoon stelling behaald. door D. B. Ik ben ©en echte takshondmijn eeno poot da verbazend krommijn ooren zijn zaoht als fluweel en zóó groot, d!at ik ©r lustig meo klapperen kan. Boven ieder oog zit een beeldig bruin vlekje en mijn Ebaart is buitengewoon vroolijkdie zwaait altijd lustig van links naar rechte en weer terug, aio ik mijn vreugde wil uiten. Mijn grooto kop, die altijd zoo bewonderd wordt, is me soms wel eens wat lastig, om dat hij zoo zwaar is. 'k Moet er nu en dan een steuntje voor zoeken, vooral als ik erg veel gespeeld heb. Mijn naam is Dim of Dimsel. Ziezoo, nu*kennen jullie me en nu zal ik je vertellen wat er van de week met me gebeurd is. 'k Ben op 'b oogenblik niet bij mijn eigen vrouwtje; die heeft me uit logee- ren gestuurd, omdat ze zelf ook uit logee- ren ging. Ér is me natuurlijk niet ge vraagd, of ik et zin in had, o nee. hoorOp een ko u den Februari-dag werd ik met mijn bed, mijn trommel, mijn halsbanden, mijn borstel, kortom met alles wat ik be zat in oen rijtuig gozet en door mijn vrouw weggebracht. De zweep was, helaas! niet vergeten. Eerst bromde ik erg hard, maar toen ik zag, waar mijn vrouw tyelct had gevraagd voor me, was ik er nog al tevre den over en werd iets vroolijker. Mijn gastvrouw had n.l. drie dochters, die beurt om beurt met me solden, speelden en wan delden. Er was maar één keerzijde aan dit tehuis verbonden. De vrouwen, en voorna melijk de jongste had een bijzondere voor liefde voor water en wasschen. Zoolang zo nu dien waschlust op zichzelf koelde, kon me dat minder schelen, maar op een avond kreeg zo in haar hoofd om mij ook te wasschen. Ik had me eenige malon bui ten in 't gras gerold en nu vonden ze me al le vier vuil, en wat nog erger scheen, zo vonden, dat ik vies -rook. Zonder mijn toe stemming te vragen werd er besloten me in 't bad te stoppen. Daar ik eclitoT snapte, wat ze van plan waren, nam ik mo voor, zoo gauw mogelijk to verdwijnen. De canapé was het dichtst bij en heel voor zichtig kroop ik er onder, 'k Zat er heer lijk v vilig, dacht ik. Maar mis, hoor 1 Paar werd van uit do keuken geroepen,,'t Water is^goed!" en o, schik, meteen werd do canapé verschoven en grepen twee handen naar me. 'k Was editor heusch niet zoo dom, mo dadelijk te laten pak ken. Als een aal glipte ik tusschen de han den door, wipte die huiskamer uit on de slaapkamer in, waar ik ongezien onder het grootste ledikant verdwocn. 'k Was wat trotsch op mijn schuilplaats, die ik on vindbaar achtte. Helaas 1 ze waren nog slimmer dan ik. Nauwelijks had ik een mi nuut van rnijn triomf genoten, of ik werd met oen langen stok onder 't bed uitge jaagd. Niet zoo gauw liet ik pen puntje van mijn kop zien, of do twee handen, waar aan ik zooeven ontglipt was, hadden mo stevig vast en tilden mo van den grond, 'k Werd, ondanks al mijn tegenspartelen, naar do keuken gebracht en par do ca in een reuzen-grooto teil wpter gezet. Een der vrouwen hield) mijn achterpoot vast, zoodat ik niet eens pogingen Icon wagen uil. dio verschrikkelijke teil te springen. Mijn rug werd nat gegooid,- toon werd ik dik ingezeept en als een bloempot met een gielor schoon gespoeld. Al mijn rillen, al mijn beven, al mijn snurken, niets hielp. Mijn kwelgeesten waren onvermurwbaar. Eindelijk werd ik uit het water getild cn met oen paar ruwo handdoeken droog ge wreven. 'k Vond het niets leuk hoor! Ilc kreunde, steunde cn kermdoonverdro ten gingen do tweo vrouwen echter voort mo to boenen. Had ik maar lamncn pra ten, dan had ik wel geroepenSchei toch uit. Ik kan het zelf voel beter, 'k zal me wel droog likken!" Helaas. Ik kon niets doen dan zuchten en dat wilden ze niet. begrijpen. Aan allo ellende komt evenwel' een eind, dus ook aan de waschpartij. Zorgvuldig werd ik in een kleed gerold en naar do huiskamer gebracht. Zo waren op eens bang, dat ik verkouden zou worden.' Alsof al dat water goed voor mo was ge weest Enfin 'k mocht bij de kachel lig gen op een zacht kleedje. Maar omdat ik zoo geweldig boos op hen was, wilde ik' niets van 't kleedje weten en ging in; plaats van or op, el* naast liggen, op 'tj koude zeil. Als je nu denkt, dat zo me ein-j delijk mijn zin eens gaven, dan heb je 't- mis. 'k Werd eenvoudig opgenomen en op', het kleedje gelegd, 't Was lekker warm,' dat moest ik toegeven en daarom bleef ik; dan ook maar stil liggen. Uit tijdverdrijf' begon i'k mijn natte lijf maar te likken. Dat schenen ze allo vier eTg leuk te vin den, want zo begonnen te laohen Veront waardigd tilde ik mijn grooten kop op en keek hen minachtend cn een beetje scheel aan. Nu lachten ze evenwel nog harder. Met een diepen zucht legde ik mijn kop weer ncor. Een der vrouwen kreeg nu toch medelijden met mc. Ze maakto een heer lijk schoteltje thee voor me klaar. Vóór' het op te drinken, moest ik echter eens goed ruiken, of de suiker niet vergeten wa6, want thee zonder suiker daar dank ik voor. Nee hoor, ze zat er in cn nog al veel ook, dus behoedzaam likte ik den sohotel leeg. Toen alles op was, keek ik den kring eens rond. Zouden nu die andere drie het ook goed willen maken? Jawel, daar kwam nummer twee al met een stukje hon- clenbrood. Zo legde het voor me neer, maar zóó gauw wilde ik niet toegeven, 'k Draaide mijn kop dus maar om. De vrouw stopto het weg onder mijn kleedje; Anders vind ik dat heel leuk, maar nu ik boos was, wilde ik er in 't geheel niet naar kijken. Toen ze heb ten laatste op mijn kop legde en ik den fijnen geur in mijn neus kreeg, bezweek ik voor dc verleiding en hapte het in óén groot-e hap op. Ik overlegde juist bij me zelf om nu maar weer goed op ze be zijn, toen de derde vrouw me een halve» beschuit met boter en suiker gaf. Je kunt je zeker wel begrijpen, dat gelijk met de laatste kruimel beschuit ook de laatste' kruimel boosheid verdwenen was. Vroo lijk wildo ik weor door de kamer gaan dribbelen op mijn vier korte pootjes, toen ik opnieuw werd opgepakt en op 't lrieedjo neergezet. Verbeeld je eens! 't Was of ik, nog een schoothondje was in plaats van een flinke takkel. Verontwaardigd keerde ik me om, stak mijn kop tusschen mijn pooten en ging een dutje doen. Als ik dan wakker word, letten zo misschien iets min der op me, en kan ik, dacht ik, weer mijn eigen bol volgen. Eén ding hoop ik echter en dat is: dat ze niet weer zoo'n waschbui krijgen, want dan zou ik niet meer van hen kunnen houclen en zeker niet vriendelijk tegen hen kunnen zijn. Een wraakneming, die gelukte. Voltaire, do beroemde Fransche schrij ver, was altijd een welkome gast aan het hof van Koning Freclcrik den Grooten van Pruisen. Op een der vorstelijke tochten zoo do schrijver den koning dan ook weer volgen, alleen in een postkoets. Nu had Voltaaro een pogo geweldig do leg gelezen cn deze besloot, zich daarover te wreken. Toevallig was hij aangewezen om den koninklijken stoet vooruit te reizen, ten- eindo do paarden to bespreken en overal vertelde hij toen rond, dat do koning een ouden aap had, dio zich geheel als heer liet klcedon, cn dio hij overal op zijn reizen meenam. Maar liet beest was'zeer kwaad aa-rdig en dus moest er wel op gelet worden dat liij niet uit het rijtuig kwam. Voltairo kon dus nergens afstappen en was woe dend. Toen hij zich later bij den koning over dio grap beklaagde, kon hij dien niet overhaJen, den aanlegger daarvan to straffen, zóó aardig vond' do koning het. DRIE MOEDIGE VISSCHERSMEISJES. Naar het Engelsch van C. D. MICHAEL. Bewerkt door C. H. Het was een onstuimige Januari-mor- gen. Een ontzettende storm had den ge- heelen nacht langs de oostkust van En geland gewoed. De bevolking van menige stad en dorp aan zee had den nacht waken de doorgebracht om op het minste teeke-n een schip in nood te kunnen bijstaan en zij had inderdaad heel wat menschen van een wissen dood gered. In zulke omstandig heden zijn er altijd veel mannen en vrouwen ook! die hun leven veil heb ben voor dat hunner medemenschen. Helaas, in dergelijke nachten eischt de zee heel wat menschenoffers. Tot de vele schepen, welke in dien Januarinacht schipbreuk hadden geleden, behoorde ook een Zweedsche stoomboot, de Gustaaf. Het was een mooie boot en zij werd bevaren door een dapperen kapi tein en een niet minder moedige beman ning, die al hun best hadden gedaan den storm te trotseeren. Doch de elementen waren hun te machtig geweest, het schip kon geen stand» houden tegen den storm en eindelijk, toen de kapitein en de be manning het niet langer konden volhou den, liep het op de kust in de nabijheid van Cresswell, een klein dorpje vijf mijlen ten noorden van het stadje New-Beggin en negen mijlen ten noord-oosten van Morpeth. De Gustaaf werd onmiddellijk ontta keld en dreef hulpeloos in de richting dor branding. Het bleek nutteloos nog te trachten de booten uit te zetten, door den storm zouden zij te pletter slaan; de ar me bemanning, voor wie geen redding mogelijk scheen, was gedoemd op het schip te blijven, dat elk oogenblik dreig de te vergaan, niettegenstaande het in het gezicht der kust lag, doch nog te vet daarvan verwijderd was om het land te kunnen bereiken. Er bestond al heel weinig kans, dat er hulp voor hen zou komen opdagen, want in het ge-heelo dorp woonden slechts vijf tien mannen en wat konden hun moed en kracht uitrichten tegen den woedenden storm Doch het ligt niet in den aard der kust bewoners hun medemenschen te laten vergaan zonder een poging tot redding aan te wenden hoe weinig kans van slagen zij ook mogen hebben. Zoodra het sphip werd opgemerkt, was het geheel© dorp in rep en roer en vrouwen zoowel als mannen gingen naar hot strand om to zieü, wat er voor de bemanning gedaap kon worden. Zonder zich ook maar éón oogenblik te bedenken, werd do reddingboot in zee gelaten met dertien mannen, daar twee te oud en te zwak waren om nog andere diensten to bewijzen ,dan met behulp der vrouwen de boot in zoo te sturen. Moedig streden de stoere visschers met de elementen om liet schip, dat in nood verkeerde, te bereiken, doch de zee bleek helaas te machtig voor henna een liard- nekkigen cn uitputtenden strijd met de golven meesten deze dappere lieden zich zelf bekennen, dab zij machteloos waren en naar het strand terugkeeren. Hot lag echter niet in hun bedoeling de ongelukkige opvarenden aam hun lot •over 'tc laten. Zij wilden het spoedig opnieuw probeeren en in dien tusschcntij 1 nog een ander redmiddel beproeven. Zij besloten namelijk naar New Bcggin om een paar dreggen te zenden. Doch nu deed zich do vraag voor: ,,Wien kunnen wc zenden?" Geen der mannen kon ge mist worden, want zoodra de mogelijkheid zich voordeed do reddingboot opnieuw uit- to zetten, mocht geen der dertien mannen ontbreken, wilden zij niet ten tweeden malo geheel onverrichter zake terugkeeren. Maar wie zou dan gaan Zonder zich tc bedenken, gaven nu drie meisjes zich op om do reis naar New Big gin in den storm te ondernemen. Haar namen want zij verdienen vermeld te worden warenMargaret Brown, (wier vader en drie broers nauwelijk twee jaar geleden in het gezicht van hun hutje wa ren verdronken), May James een meis je van veertien jaar en een wees en Nelly Armstrong. Zoo gingen deze drie moedige meisjes op dien kouden en stormachtigen winter morgen op weg. dnijdemde windvlagen en een doordringende regen bemoeilijkten in hevige mate hun tocht. Zij dachten echter niet aan zichzelf, doch waren ge heel vervuld van hun opdracht. Moedig streden zij met de elementen. Eindelijk bereikten zij uitgeput en doornat New Biggin. Op verschillende plaatsen hadden zij door het water moeten waden, een ge vaarlijke noodzakelijkheid, die haar ge makkelijk het leven had kunnen kosten. Haastig vertelden zij, wat zij verlang den en binnen een paar minuten keerden zij met de dreggen naar Cresswel terug, dankbaar dat zij tot zoo ver hun doel be reikt hadden. f) Veilig bereikten zij hun dorpje, maai? toen zij daar aankwamen, bemerkten zij, dat de dreggen niet meer noodig waren, daar do reddingboot in haar afwezigheid een nieuwe poging had aangewend, die ditmaal meer vrucht had gedragen en waardoor het den mannen gelukt was alle opvarenden aan wal te brengen. Dit feit doet echter niets af van de bui tengewone heldhaftigheid der meisjes, die met gevaar voor eigen leven, redmiddelen voor hun in nood verkeerende medemen schen gingen halen. Het is terecht opge merkt, dat dit één diier heldendaden in een verborgen hoekje der aarde is, die niet onopgemerkt voorbij mogen gaan". De schipbreukelingen werden vol liefde door de dorpelingen onder dak gebracht en toen den kapitein de moed der drie vissohersmeisjes ter oore kwam, bezocht hij haar om haar persoonlijk te bedanken voor baar heldhaftigheid. Voorliefde voor kleuren. Het schijnt), diat óe insecten een bijzon dere voorliefde hebben voor bepaalde kleuren. Zoo werden in Brazilië langen tijd waarnemingen gedaan door een ge leerde, dio ergens in een gebied roodo en blauwe bloemen naast elkaar zag groeien. De blauwe bloem werd door bepaalde vlinders steedis gezocht, om or voedsel te vindendoch merkwaardig was het, dat de vlinders eerst gelokt werden door do roodo bloemen en dan van doze den weg zochten naar de blauwe. Men kan dus aannemen, dat do roodo klour op vlinders een bijzondere aantrekkelijkheid uitoefent, evenals geel en wit. Bij de bijen vindt men iets soortgelijks- Er zijn er, dio geregeld roodo bloemen opzoeken, maar als de bloemen na het rijp wor'den een meer blauwachtige kleur verkrijgen, dan houdt do trek op voor de dieren. Ds. John Ritchie, een bokencl prediker van de geheelonthouding in Edinburg, werd eens door een zware regenbui overvallen. Do eenigo schuilplaats was een buitenher- borg. Hij had niet veel tijd van beraad, anders zou hij doornat zijn geworden. De dominee ging dus vastbesloten de herberg binnen. Hij voncl daar juist' een groepje karrovoer'clors aan do toonbank drinken. John Ritchie besloot van deze gelegen heid gebruik to maken en een ernstig woord over de goheolonthouding te spro ken tot de-zo lied on. Hij sprak hen over hun sloehtio gewoonte en wees or op, dat do sterke drank hun orgsto rij and was. Hierop zoi een dor karrevoerders, dio in den spreker den dominee herkende, dat in den bijbel stond, dat men zijn vijand moet liefhebben. „Dat is zoo", sprak Ritkhio, „maar er staat riet bij, d'at men zijn vijand moet verzwelgen. Eigenlijk heette ze Greetje: Greetje van den houtvester, maar ze was overal bekend als: „Juffertje Lustig". De broertjes en zusjes hadden haar dien naam geschon ken, toen ze nog een heel klein kind was, dat met de voetjes trappelde en het uit- kraaide van pleizier. En toen was het zoo gebleven. Do naam pasto trouwens uitste kend bij het vroolijk, ronde appelsnoetje van dto kleine. Allen hadden haar lief, want ze was met recht het zonnestraaltje in huis. Er zullen er misschien wel onder jullie zijn die zeggen: hoe legde ze dat daa aan, om nooit eens uit haar hume tr e zijn? Ja, dat zou ik ook wel eens willen weten? Nu, wil ik het jullie eens vertellen? Ons Greetje verveelde zich nooit! Ze kende niet eens het spook dor verve ling, dat zoovelen kinderen kwelt, en al gemeen ging zij door als „.Juffertje Lus tig". Ze wist altijd wat te doen, ja-, heel den dag was niet lang genoeg, voor al wat zij zich wel voornam Vooreerst ging ze school bij juffrouw Ro sa en ze hield erg veel van haar onder wijzeres. Dan had ze licht nog wat huis werk to doen, een versje te leeren of over te schrijven. Was dit gebeurd, dan stormde juffrouw Lustig naar buit-en, dat de haren haar om de oor en fladderden. In den tuin wachtte haar zooveel goeds. Zo mocht het hooi helpen binden, bessen of ander ooft helpen plukken. Dan had ze nog haar eigen tuintje, dat ze vlijtig begoot en van onkruid zuiverde. Greetje's zusje had ook een tuintje en ze wedijverden met ellcaa-, wie wel do mooiste salade en radijsjés ver bouwde. Moedor kocht die dan van haar en zoo maakte zij een aardig spaarpotje, \vaar ze op z'n tijd weer eens iets van kon den koop,en, dat ?e heel, heel graag wilden hebben. Greetje's liefhebberij was nu eenmaal dieren. Zo had er rijf, dio ze alle eigen handig verzorgde e.n waarmede ze naar bar- teflusfc soldo en dolde. Haar grootste lieveling was Hanni het hertje, dat Vader in het bosch was tegen gekomen en voor Greetje had meegebracht. Het had een blank klokjo aan als hals band en dat) kon zoo allergezelligst luiden, als ze samen in den tuin wat stoeiden. Met Puck, den dashond, harmonieerde dat best ze speelden dikwijls krijgertje, als je het gelooven wilt! Niet zelden gebeurde het. dat Hanni bij een dergelijke gelegenheid op eenmaal in- het water plonsde, in het vuur van zijn achterna zitten. Maar dan had hij er toch ook weer genoeg van voor een hcelen .tijd. Maai' Greetje had nóg meer pleegkinderen behalvë Hanni ten den dashond: Paulientje, do mooie zwarto kat, waar juffertje Lustig zoo gaarne ïn&o speelde. Ook deed zij die 'dikwijls ten poppenmantellje aan en reed haat dan in den poppenwagen. Maar lang geduld had zij anders Piet, daarvoor was zie veel te beweeglijk. Dan ij ad ze nog een stekelvarkentje „Nunike" cn een kanarie vogel, „Pietje", die haar zoo maar de kruimpjes uit don mond kwam jiikken. En' dan op Greetje's verjaardag. Dat vos berst leen vroolijko dag. De broertjes cn zusjes lli ad den altijd haar stool groen ge. maakt bij die gelegenheid cn dezog k.vr zou het alweer heerlijk zijn!.... Vader had namelijk een klein puckhondje voor haar ge kocht en dat zou zijn meesteresje nu ontvan gen Wat oen pret- stelden ze zich alle maal voor van dio ontvangstGrootje was dan ook waarlijk in dc wolken van pki- zier en doopttö het nieuwe hondje: Boebie. Bochio sliep voortaan naast haar bed en ze korde hem allerlei kunstjes. Dan gaf ze Weor vortooniogen voor een talrijk fcn zeer dankbaar publiek, Mo dunkt, na al wat ik je nu al van Greet je vortcld heb, zal hot je niets vreemd voorkomen, dat juffrouwtje Lustig zich nooit vürvecldo. Een zogen was 'ze dan ook voor haar omgeving, dat kan ik je wel verzekeren Cn niet voor niets word ze ook vel: „Zonnc-i straaltje)" genoemd l

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 8