No. I6S6G Vrijdao; 19 Februari 1Twee<l© Blad. 1915. De Nederlandsche fêegeering en de Noordzee. FEUILLETON. Us Weldoenster. x Gevolg gevende aan zijn toezegging om, wanneer cle omstandigheden dit toelieten, diplomatieke bescheiden over belangrijke onderwerpen van buitenlandsche politiek bekend to maken, heeft de Minister van Buitenlandsche Zaken aan de Staten-Gene- raal, overgelegd een tekst van de voor naamste stukken betreffende de vaart in de Noordzee en het Kanaal in verband met den oorlogstoestand. Ter toelichting wordt een kort overzicht gegeven van de verschillende door do oorlogvoerenden getroffen maatregelen en van de houding te dien opzichte door de Nederlandsche Regeering aangenomen. {Sedert het begin van den oorlog heeft de Nederlandsche Regeering eiken maat regel, door de oorlogvoerenden genomen ten aanzien van de Noordzee en het Ka naal, welke wateren voor do Nederland sche scheepvaart en vischvangst van bij zonder belang zijn, nauwlettend getoetst aan het volkenrecht en haar bedenkingen ter kennis van de betrokken oorlogvoeren de regeering gebracht. Duibchc Mijnen op de Erigelschc Kusten. Op den 8en Augustus 181-4 berichtte de Nederlandsche gezant te Berlijn telegra fisch, dat blijkens mededeeling der Duit- sche Regeering, deze zich waarschijnlijk genoodzaakt zou zien, mijnen te leggen voor de operatiebases der vijandelijke vlo ten en voor de havens, waar troepen moch ten worden ingescheept of ontscheept. De mededeeling der Duilsche Regeering heeft der Nederlandsche Regeering geen aanleiding gegeven tot bedenkingen, aan gezien de daarin aangekondigde handelwij ze van Duitschland niet in strijd was met de bepalingen van het verdrag van 1907 nopens het stellen van onderzeesche zelf werkende contactmijnen. Vlsschcrlj in de Noordzee ter hoogte van de Engclschc Kusten. Naar aanleiding van het bij schrijven van den 280a September door den Brit- schen gezant gezonden bericht, dat met ingang van 1 October 1914 alle havens op do oostkust van Brittannië gesloten zouden zijn voor onzijdige vissckersschepen, en ver dere daarmede verband houdende maat regelen, merkt do regeering op, dat zij ér geen bezwaar tegen kon hebben, dat Britscho havens gedurende zekeren tijd voor Nederlandsche vissckersv aar tuigen gesloten zouden zijn. Wat echter betreft de wijze waarop de Britsehe Rogeering voornemens bleek te gen verdachte schepen en hun bemanning op te treden, vestigde do Minister bij zijn schrijven aan don Britschen gezant van 7 October 1914 er de aandacht op, dat het in strijd zou zijn met het volkenrecht, in dien onzijdige visschorsvaartuigen, die zich na den len October 1914 nog in het afge bakende zeegebied mochten bevinden, zon der meer als verdacht werden beschouw i en, in geval zij door de vlucht mochten trachten zich te onttrekken aan het on derzoek der Britscho oorlogsschepen, in den grond werden geboord en hun beman ning als „war criminals" behandeld. Bij schrijven d.d. 4 November 1914 gaf de Gezant daarop bevredigende ophelde ringen nopens de bedoelingen zijner Re- georing. O En toen zij hoorde, dat hij veel izoons had en greotc landgoederen en •weinig geld, beschouwde zij het als een groot en last hem te moeten ontvangen in haai' huis te Londen. Zij lia.d een hekel aan jallo Duitschers cn vond dezen in 't bij zonder een vrecselijken man; zij was nooit ploedo humoristische opmerkingen te ma ken over zijn klecren en zijn dwaze manier ,van eten. Zij wou niet graag met hem ge zien worden in Hiilstrcet cn bedankte er voor diners te geven zoolang hij pr was. Ook Vroeg z.ij hem verscheidene malen of hij biet graag eens naar Ertconrt zou gaan het wa3 buiten nu op zijn mooist en de primula's stonden in vollen bloei. „Primula's heb ik niet noodig," zei oom Joachim, die zelden veel woorden gebruikte; „ik woon buiten. Ik wil Londen zien." Dus hij ging vlijtig naar alle museums en schilderij-enverzamciingen, somtijds alleen en somtijds met Anna, die haar maatschap pelijke plichten meer clan ooit verzuimde, pra veel bj hem te zijn, want hij hield .voei van li aar. Zij spraken voornamelijk Duitsch met elkaar, en oom Joachim verbeterde haar fouten; en dan waren zij zoo zuinig met den omnibus te gaan naar de verschillende plaatsen, die zij bezoeken wilden, en krenten broodjes t.e eten tegen lunchtijd in den banketbakkerswinkel en, waar geen omnibus sen waven, daar legden zij groote afstanden to voet af, want niet alleen had hij groeten angst voor hansoms, maar hij .was Eogelsch Mijnveld in het Zuiden van de Noordzee. Bij schrijven d.d. 3 October deelde de Britscho gezant den Minister mede, dat door de Britscho Admiraliteit een mijn veld was gelegd in het Zuiden der Noord zee tusscken do breedteparallellen van 51 gr. 15' en 51 gr. 40' en de meridianen yanJ 1 gr. 35' cn 3 gr. O. L. van Greenwich. Aangezien deze handelwijze niet in strijd was met het verdrag van 1907 nopens het stellen van onderzeesche zelfwerkende con- tactmijnen en voor de schoepvaart een vol doende vaargeul open bleef, bestond er voor do Nederlandsche Regeering geen aan leiding tot het maken van bedenkingent Verklaring tot Oorlogsgebied door Engeland van do Noordzee. Wat betreft de verklaring tot oorlogsge bied door Engeland van de Noordzee, wordt medegedeeld, dat onder dagteekening van 3 November 1914 de Britscho gezant den Minister mededeeling deed van een be kendmaking der Britsehe Admiraliteit, met betrekking tot do scheepvaart in do Noord zee. Blijkens die bekendmaking werd do geheele Noordzee tot een militair gebied verklaard, waarin de onzijdige scheepvaart aan ernstige gevaren zou zijn blootgesteld. Bij schrijven d.d. 16 November deed de Minister den Britschen gezant opmerken, dat deze nieuwe maatregel in strijd was met het Volkenrecht, hetwelk aan den oorlog voerende een recht oïn] onzijdige schepen op een gegeven oogenblik verwijderd te hou den van een bepaald zeegebied, .slechts toe kent ten aanzien van het zeegebied, waar op dat oogenblik daadwerkelijke oorlogs handelingen gepleegd werden. Daar de ge heele Noordzee ten gevolge van haar grooto uitgestrektheid, niot zoodanig gebied kan vormen, beteekende do maatregel dus een ernstige inbreuk op het recht der vrije vaart in do vrije zee. Wijders merkte de Minister op, dat de bewuste maatregel eveneens in strijd was met den geest van het Verdrag van 1907 nopen3 het stellen van onderzeesche zelfwer kende oontactmijnen. De brief van den Britschen gezant d.d. 15 Januari 1915 strekte tot zekere hoogte ten antwoord op de nota van IC November 1914. In dien brief werden wel is waar de gestelde vragen in heb midden gelaten, doch do praclijk heeft aangetoond, dat de Nederlandsche scheepvaart tot dusver vrijelijk een anderen weg kan volgen dan dan door do Britsehe admiraliteit in haar bekendmaking aangegevene. Verder zijn ook geen klachten ter kennis van de Nederlandsche Rogeering geko men, dat aan Nederlandsche schepen op het traject van de Nederlandsche havens naar die van de oostkust van Engeland eenige moeilijkheid in den weg is gelegd. YisseheriJ in do Noordzee ter hoogte van de Duitschc Kusten. Bij brieven van den Duitschen gezant d.d. 4 Januari 1915 en d.d. 10 Februari 1915 gewerden den Minister mededeelin- gen nopens beperkingen, opgelegd aan de scheepvaart in do Noordzee ter hoogte van de Duitsche kusten. Om dezelfde reden waarom van de zijde der regeering niet is geprotesteerd tegen de sluiting der Engelscho havens voor on zijdige schepen en tegen de feitelijke be lemmering der vischvangst in het in de na bijheid der Britsehe Oostkust gelegen ge deelte der vrije zee door de Britsehe Ma rine, hebben ook deze beide bekendmakin gen van den Duitschen Marine-staf den Mi nister geen aanleiding tot bedenkingen gegeven. ook zeer zuinig hij hoorde Anna uit en sprak zelf zeer weinig, zoo-dat hij na zeer korten tijd evenveel afwist van haar leven en haar moeilijkheden als zij zelf. Zij voelde zich heel gelukkig gedurmde dit bezoek en herhaalde tevreden bij zich zelf, dat bloed dikker is dan water. Zij stond er niet bij stil om na te denken, wat zij daar precies mee bedoelde, maar had een vaag besef, dat Susio het water was. Zij voelde, dat oom Joachim haar beier begreep dan iemand anders tot nu toe gedaan had; en was het niet natuur lijk, dat de eigen broer van haar lieve moeder dit deed? Nadat hij haar had mee genomen naar den dienst in de St.-Pauls- kork, begon zij pas te merken, dat er mis schien punten waren, waarop zij elkaar niet begrepen. Oom Joachim was blijven zitten, terwijl de andere mensohen knielden of stonden, maar dat kwam er niet cp aan op die vrijzinnige plaats, waar nie mand let op den graad van vroomheid van zijn buurman. En hij had geslapen gedurende hot koorgezang, zonder accompagnement, dat zoo mooi gezongen werd, dat men stellig zou meenen, dat het engelenstemmen waren. En toen zij de kerk uitkwamen, toen een fuga in heerlijke vervoering door de zij vleugels der kerk weergalmde, en Anna vceldo, dat haar geest werd opgevoerd ten hemel, had hij haar in het verrukte ge zichtje met do vochtige wimpers gokelcen en haar hand heel vriendelijk aangera-akt en aanmoedigend gezegd.: „In mijn jeugd maakte ik ook veel werk van Bacil, Nu fok ik varkens. Varkens fokken is beter." Anna's moeder was zijn oenige zustor ge weest en hij was overgekomen, niet, zooaJs hij aan Susie verteld had, om' Londen te zien, inaaa: om Susie zelf to zien en te onder- Aan beide regeeringen werd verzocht op gave te doen van de gevallen, waarin mis bruik is gemaakt van de Nederlandsche vlag. Dusver werd geen zoodanig geval ter kennjs van den Minister gebracht. Optreden van De Duitschc Zee- en Luchtvaartuigen tegen de Fransche Noord- cn West-Kusten. Hierna wordt behandeld het optreden van de Duitsche zee- en luchtvaartuigen tegen-de Fransche Noord- en Westkusten. Het blijkt dat onder dagteekening van den 3en Februari 1915 do Duitsche gezant den Minister mededeeling deed van een bekendmaking van den Duitschen Marine staf d.d. 2 Februari 1915, houdende dat tegen de transportschepen die van uit Engeland troepen en krijgsvoorraden naar Frankrijk gingen overbrengen, met alle ten dienste staande krijgsmiddelen zou worden opgetreden, met het oog waarop aan de vreedzame scheepvaart dringend werd ontraden de Fransche Noord- en Westkust te naderen, aangezien haar, bij verwisseling met schepen welke tob'oor logsdoeleinden dienen, ernstig gevaar dreigde. Den neutralen handel werd daar om de weg om Schotland aanbevolen. De Minister antwoordde daarop bij nota van den 5en Februari 1915, dat volgens liet oordeel der Nederlandsche Regecring op een oorlogvoerende Mogendheid de stellige plicht rust te vermijden, Jat vergissingen van den in de mededeeling van den Duit schen Marinestaf bedoelden aard door haar strijdmachten worden begaan en dat, i n- geval een Nederlandseh schip van zoodanige vergissing het slachtoffer mocht worden, de Ne derlandsche Regeering zich moest voorbehouden al haar rech ten te doen gelden, met nam o, dat tot hot vorderen van een volle dige schadevergoeding we gons het mogelijk verlies van men- schenlovens en eigendommeiu- Yerklaring tot Oorlogsgebied door Duitschland van de Wateren om G root-Rritaniiië. Verder wordt in de stukken behandeld de verklaring tot oorlogsgebied door Duitsch land van de wateren omEngeland, Schot land en Ierland, het Kanaal daarbij inbe grepen. Den 4den Februari 1915 zond Hr. Ms. gezant te Berlijn aan den Minister een door hem op dien datum van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken aldaar ontvan gen nota-verbale, ten geleide strekkende van een bekendmaking van don Duitschen ma rinestaf en van een memv -ie der Duitscho regeering, een en ander h pens tegen de Britsehe- handels marine gerichte nieuwe Duitsche oorlogsmaatregelen. Na een omschrijving van die bekende maatregolen, wordt verder medegedeeld, dat ter rechtvaardiging dier maatregelen door de Duitsche regeering o.a. opgemerkt werd, dat de onzijdige mogendheden zich in het algemeen naar de door de Britsehe regee- ring genomen maatregelen hebben geschikt, dat zij in het bijzonder niet hebben weten to bereiken, dat de van haar schepen in strijd met het volkenrecht afgenomen Duit sche personen en goederen door de Britsoho regeering werden uitgeleverd; dat zij in zekeren zin zich bij de niet do vrijheid der zee onveroenigbaro Britsehe maatregelen hebben aangesloten, doordat zij, klaarblij kelijk onder pressie van Engeland, den voor vreedzame doeleinden bestemden doorvoer naar Duitschland ook harerzijds dtor mid del van uitvoer- en doorvoerverbodsbepadin- gen verhinderen. Ingevolge de opdracht van den - Minister zoeken hoe het kwam, dat Anna een leeftijd bereikt had, dio in Duitsohland do oude- vrijsters-loeftijd genoemd wordt, zonder te trouwen. Indertijd had hij twee avonden in do Hillstroet doorgebracht on in dien tijd con opinio opgevat omtrent zijn neef en do vrouw van dien neef; doze opinie bleef dezelfde l-ot aam zijn dcod. „Die gocdo Peter," zei hij plotseling tot Anna op een da,g, dat zjj samen rond dwaalden in het doolhof van Hampton Court want hij ging trouw alles zien vrat or in Baedeker werd opgegeven en Anna volgdo hem waarheen hij ook ging „die goedo Peter is oen Quatsehkopf." „Een Quat?chkopf herhaalde Anna, wier kenni9 van de taal van haar moeder niet reikte tot de zijwegen der scheldwoorden: „Wat ter wereld beteek ent dat, Quatsoh- lcopf „Een Quatsehkopf is een Duselfritz," ver klaarde oom Joachim, „on dio goedo Poter is er ook een." „Ik geloof, dat u hem leolij.ke namen geeft," zei Anna, terwijl zij haar arm door den zijne stakop dat oogenblik waren zij, zoo niet verwante zielen, dan tooli de beste vrienden." Oom Joachim antwoordde niet dadelijk. Zij waren op het open plein gekomen, mid den in hot doolhof, en hij ging zitten op de bank om bij adem te komen en zijn voor hoofd af te wisschen, want hoewel de wind koud was, had de zon kracht. „Was man alles dureh macht auf Reisenl" zuchtte hij. Toen stak hij zijn zakdoek weer in zijn zak, keek oj> na-ar Anna, die tegenover hem stond, geleund op haar parasol, en zei „Een Quatsehkopf is een dwaze kerel, dio met zulk een vrouw trouwt." „Och, arme Susie 1" riep Anna opeen*, bé deed de Nederlandsche gezant, te Berlijn den 13den Februari 1915 aan de Duitsche regeering .toekomen een Memorie der Ne derlandsche regecring d.d. 12 Februari 1915. Hierbij werden in de eerste plaats do aan de onzijdige mogendheden gerichte verwij ten voor zooveel betreft Nederland, terug gewezen. Verder bevatto do Memorie een protest tegen liet feit, dat eon groot gedeelte der Noordzee cn het Kanaal tot oorlogsgebied zijn verklaard. Dit protest is gegrond op dezelfde overwegingen a.ls dat, hetwelk onder dagteekening van 16 November 1914 ter zake van gelijken maatregel tot do Britsehe regeering werd gericht. Ten slotte werd de Duitsche regeering er op gewezen, dat, aan gezien het een onafwijsbare plicht is van den oorlogvoerende een onderzoek in te stel len naar de nationaliteit van een handels schip, alvorens tot buitmaking of vernieti ging daarvan over te gaan, de Duitse lie regeering er voor verantwoor- delijk zou zijn indien een Neder- landsch schip het slachtoffer mocht worden van eon bij vergis sing gepleegden aanslag der Duitscho s t r ij d m a c h t e n. Op d-en 12en Februari 1915 ontving do Minister ten slotte van den Duitschen ge zant een -.Aufzeichnung" zijner regecring, waarin wordt uiteengezet, dat de Duitsche onderzeebooteti om redenen van zelfbehoud in de door de Duitsche regeering tot oor logsgebied verklaarde wateren niet zullen kunnen overgaan tot 'n onderzoek naar de nationaliteit van het handelsschip, dat zij ontmoeten, zoodat onder deze omstandighe den geenerlei waarborg meer bestaat voor de veiligheid van de onzijdige scheepvaart. Met 't oog hierop, wordt nog eens uitdruk kelijk de onzijdige scheepvaart er tegen ge waarschuwd zich in die wateren te begeven, doch haar aanbevolen den door den Duit schen marinestaf aangegeven weg te yol- gen. Varen onder Neutrale Vlag door Britsehe Handelsschepen. Ten slotte vindt men in de stukken be handeld het varen onder neutrale vlag door Britsehe handelsschepen. In verband met de in dc Memorie dch Duitsche Regeering voorkomende mede deeling, houdende dat aan de Britsehe handelsschepen last zoude zijn gegeven om van een neutrale vlag gebruik tc maken, verzocht de Minister den Britschen gezant, om inlichtingen te dezer zake. Bij schrijven d.d. 7 Februari 1915 deelde Sir Alan Johnstone mede, dat tot dusver een bekendmaking op dit stuk n i e t w a s uitgevaardigd, doch dat het voeren van een neutrale vlag een in de praktijk bij wijze van krijgs list gevestigd gebruik was, slechts onder worpen aan zekere beperkingen. Hij ves tigde er de aandacht op, dat krachtens de bepalingen der Engelsc'he „Merchant Shipping Act" van 1894 vreemde handels schepen de Britsehe vlag mogen hijschen ten einde te ontkomen aan prijsmaking en dat zijn Regeering van oordeel was, dat Britsehe handelsschepen wederkoerig, in dien zij in gevaar zijn van te worden prijs- gemaakt of vernietigd, een vreemde vlag mogen hijschen, in het bijzonder in. wate ren waar Duitschland voornemens is schip en lading en non-combattante bemanning tot zinken te brengen. ITij voegde daaraan toe, dat, hoewel geen orders in dien zin aan Britsehe schepen kunnen worden gege ven, hun ongetwijfeld zal woiden aange raden aldus te handelen. Bij schrijven d.d. 15 Fcbr. 1915, Reeft de Minister er de aandacht van Sir Alan Johnstone op gevestigd, dat het gebruik maken der vlag van een vreemde natie, reid haar té verdedigen cn vol van de vrien delijke gevoelens, die de afwezigheid ge regeld bij haar opwekte. „Peter deed heel verstandig. Maar ik geloof niet, dat zij ver standig deed, toen zij met Peter trouwde." „Hij is een Quatsehkopf," zei oom Joachim, die niet licht een opgevatte opinie opgaf, „en de geborene Dobbs is een heel ordinaire vrouw, die niet rijk genoeg is." „Niet rijk genoeg? Wat zegt u? Wij stik ken allemaal in haar geld. Wij hooren nooit ergens anders van. Het zou vreeselijk zijn, als zij nog meer had." „Niet rijk genoeg," hield oom Joaohim vol en hij trok zijn lippen sa,men tot een uit drukking van groote afkeuring en schudde hot hoofd. „Zulk een vrouw moest million- naire zijn. Niet een millioen mark, maar een millioen pond. Als zij dat niet bezit, scheept .een man van goede geboorte zijn kinderen niet met zulk oen moeder op. Dat heeft Peter gedaan. Hij is een Quatseh kopf." „Het is een groot geluk, dat zij geen millionnairo is," zei Anna, die schrikte van het ideo alleen. „Alle dingen zouden precies oonder zijn, behalve dat we over al dat geld mee moesten hooren. Ik haat den naam zelfs van geld." „Onzin. Geld is liecl goed." „Niet het geld van een ander." „Dat is waar," zei oom Joachim goedkeu rend. „Je eigen geld is het eenigo, dat waarlijk prettig is." Toen voegde 'hij cr plotseling bij: „Zeg eens, hoe komt het, dat je nog njet getrouwd bent?' Anna's gezicht betrok. „Nu wordt u net als Susio," zei zc. „Aclivraagt ze jo dat vaak?" „Ja neen, ni:t- zooals u. Zij zegt,- dat zij weet waarom ik niet getrouwd ben." zonder haar toestemming in ieder geval een misbruik is, dat des te ernstiger wordt in oorlogstijd, omdat daardoor dan de on* der hun eigen onzijdige vlag varende aches- pen in gevaar komen. De Minister sprak de verwachting uit, dat de Britsehe regeering haar sanctie niet zal hechten aan een zoo-; danig, bovendien met de Nederlandsche .-wetgeving strijdig, misbruik, dat onze han* deisschepen aan oorlogsgevaar zou bloots- stellen. Bij deze toelichting zijn tie officieel© be- scheiden gevoegd, waarin uitvoerig is weer gegeven, wat hier in 't kort is meegedeeld. SPOÜ'l, Yoor Zondag staan op de Agenda: DE KORFBAL-WEDSTRIJDEN: FluksVitesse (II), te Londen. „Vitesse IISwift, te Leiden.. DE VOETBAL-WEDSTRIJD V. V. B.i Ajax—H. V. V. II, te Leiden. DE VOETBAL-WEDSTRIJDEN L. V. B.i LugdunumD. IJ. V., te Leiden. BcresteijnAjax II, te Voorschoten. L. V. V.L. F. C. (D. L. V.-terreinR te Leiden (D/a uur). L. V. V. II—D. L. V. II (D. L. V.-terv rein),- te Leiden (10Va uur). De ^portman IIIO. G., te Leiden. Norvicus IIL. F. C. III, te NoordwijkJ Voetbal. Royement van O. N. I. In verband met de door bot bestuur van den L. V. B. uitgesproken royeering van O. N. I.,- zijn eenige veranderingen in het programma voor Zondag aangebracht. Tweede Klasse A. De wedstrijd Alphen IIBeresteijn lij is Zondag doorgegaan en door Alphen II niet 30 gewonnen. 6 Derde Klasso. De wedstrijd O. G.Norvicus I, is Zon* dag wegens het niet opkomen van Nor* vicus II, door O. G. niet 5—0 gewonnen. Westelijke Afdeellng D. In deze afd. won Zondag H. V. V. II met 21 van V. U. C. Militaire Competities. De N. V. B. stelt ook voor Leiden po« gingen in 'het werk, om een militaire com; petitie in het leven te roepen. Hij heeft' daartoe reeds een verzoek gericht tot da vereenigingen Ajax, De Sportman en D V. v.,- die bfj dien bond zijn aangesloten, om over de terreinen van die vereenigingen- te mogen beschikken. Hot Terrein van Llsso". Lisse 'heeft eenige maanden geen thuis* wedstrijden kunnen spelen, daar het ter* rein opgehoogd werd. Dit geschiedde, om werk te verschaffen en thans is men daar* mede gereed gekomen, zoodat Lisse Zon. dag a. s. het terrein met oen vriendschap-, pelijken wedstrijd weer in gebruik hoopt te nemen. GEMEENTELIJKE ARBEIDSBEURS. Geopend's morgens van 9—12 cn des middags -an 2—5 uur. Stadstimmcrwerf. "r No. 127< AANVRAAG VAN WER 1 Klerk. 60 Tiior^ 20 6tucadoors. 29 MeKet ,,Hbld." houwers, 52 Schilders, i. kers. 1 Stoffeerder, 2 8 to kt? VflU bankwerkors, 1 Electnoien. So,'/r\- 'typografen. 7 Kleermakers, 1 knecht, *5 Schippers. 14 Groudvrci. moeziers, 10 Bloemisten. 21 Loopknecht*, jongens, 80 losse Werklieden. AFD. VROUWEN. Volkshuis. Telophoon No 1477. Geopend: van 9—12 uur. 7 Dienstboden. 18 Werksters. 11 Naaisters, 3 Wft-sclxvrouwen1 Strijkster, 2 Winkeljuffrouwen, 1 Kantoorbediende. 27 Fabrieksarbeidsters. 64 Tex- tielarbcidstcrs, 25 Vrouwen (allerlei). „Wat weet ze dan?" „Zij zegt, dat ik iedereen afschrik," zei Anna, terwijl zij de punt van haar parasol in den grond boorde. Toen keek zij naar oom Joachim en lachte. „Wat?" zei hij ongeloovig. Dat aardige, knappe meisje, dat daar voor hem stond, zoo zacht en zoo jong want het was haast niet te geiooven, dat zij vier en twintig jaar was, kon mot geen mogelijkheid iets anders wezen dan beminnelijk. „Zij zegt, dat ik onaangenaam ben tegen de mensohen dat ik boos kijk dat ik niet genoeg aanmoedig. Is liet nu niet een voudig iets verschrikkelijks te verwachten,' dat men den een of anderen ellcndigen man, die geld heeft, zou aanmoedigen? Llc wil mijn onafhankelijkheid op die manier niet knopen. Daarenboven, dat is geen werkelijke onafhankelijkheid." „Voor oen vrouw is het het eenig moge lijke levcnj' zei oom Joachim met groote beslistheid. „Zulke woorden passeu niet op de lippen van een jong meisje. Het is de trots van een vrouw te steunen op een goe den echtgenoot. Het is haar geluk te wor den beschermd en beveiligd door hem. Buiten den boperkten kring van haar huis bestaat voor haar geen geluk. De vrouw, die nooR trouwt, heeft alles gemist." „Dat geloof ik niet," zei Anna. „Toch is het waar." „Kijk naar Susie is die too gelukkig?" „Ik heb gezegd een goeden echtgenoot, niet een Duselfritz." „En wat die beperkte kringen betreft, o. hoe gelukkig, hoe heerlijk gelukkig zou ik kunnen zijn daarbuiten, als ik maar on afhankelijk was!" (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 5