No. I6S6G
Vrijdao; 19 Februari
1Twee<l© Blad. 1915.
De Nederlandsche fêegeering
en de Noordzee.
FEUILLETON.
Us Weldoenster.
x
Gevolg gevende aan zijn toezegging om,
wanneer cle omstandigheden dit toelieten,
diplomatieke bescheiden over belangrijke
onderwerpen van buitenlandsche politiek
bekend to maken, heeft de Minister van
Buitenlandsche Zaken aan de Staten-Gene-
raal, overgelegd een tekst van de voor
naamste stukken betreffende de vaart in
de Noordzee en het Kanaal in verband met
den oorlogstoestand.
Ter toelichting wordt een kort overzicht
gegeven van de verschillende door do
oorlogvoerenden getroffen maatregelen en
van de houding te dien opzichte door de
Nederlandsche Regeering aangenomen.
{Sedert het begin van den oorlog heeft
de Nederlandsche Regeering eiken maat
regel, door de oorlogvoerenden genomen
ten aanzien van de Noordzee en het Ka
naal, welke wateren voor do Nederland
sche scheepvaart en vischvangst van bij
zonder belang zijn, nauwlettend getoetst
aan het volkenrecht en haar bedenkingen
ter kennis van de betrokken oorlogvoeren
de regeering gebracht.
Duibchc Mijnen op de
Erigelschc Kusten.
Op den 8en Augustus 181-4 berichtte de
Nederlandsche gezant te Berlijn telegra
fisch, dat blijkens mededeeling der Duit-
sche Regeering, deze zich waarschijnlijk
genoodzaakt zou zien, mijnen te leggen
voor de operatiebases der vijandelijke vlo
ten en voor de havens, waar troepen moch
ten worden ingescheept of ontscheept.
De mededeeling der Duilsche Regeering
heeft der Nederlandsche Regeering geen
aanleiding gegeven tot bedenkingen, aan
gezien de daarin aangekondigde handelwij
ze van Duitschland niet in strijd was met
de bepalingen van het verdrag van 1907
nopens het stellen van onderzeesche zelf
werkende contactmijnen.
Vlsschcrlj in de Noordzee ter hoogte
van de Engclschc Kusten.
Naar aanleiding van het bij schrijven
van den 280a September door den Brit-
schen gezant gezonden bericht, dat met
ingang van 1 October 1914 alle havens op
do oostkust van Brittannië gesloten zouden
zijn voor onzijdige vissckersschepen, en ver
dere daarmede verband houdende maat
regelen, merkt do regeering op, dat zij
ér geen bezwaar tegen kon hebben, dat
Britscho havens gedurende zekeren tijd
voor Nederlandsche vissckersv aar tuigen
gesloten zouden zijn.
Wat echter betreft de wijze waarop de
Britsehe Rogeering voornemens bleek te
gen verdachte schepen en hun bemanning
op te treden, vestigde do Minister bij zijn
schrijven aan don Britschen gezant van 7
October 1914 er de aandacht op, dat het
in strijd zou zijn met het volkenrecht, in
dien onzijdige visschorsvaartuigen, die zich
na den len October 1914 nog in het afge
bakende zeegebied mochten bevinden, zon
der meer als verdacht werden beschouw i
en, in geval zij door de vlucht mochten
trachten zich te onttrekken aan het on
derzoek der Britscho oorlogsschepen, in
den grond werden geboord en hun beman
ning als „war criminals" behandeld.
Bij schrijven d.d. 4 November 1914 gaf
de Gezant daarop bevredigende ophelde
ringen nopens de bedoelingen zijner Re-
georing.
O
En toen zij hoorde, dat hij veel
izoons had en greotc landgoederen en
•weinig geld, beschouwde zij het als een
groot en last hem te moeten ontvangen in
haai' huis te Londen. Zij lia.d een hekel aan
jallo Duitschers cn vond dezen in 't bij
zonder een vrecselijken man; zij was nooit
ploedo humoristische opmerkingen te ma
ken over zijn klecren en zijn dwaze manier
,van eten. Zij wou niet graag met hem ge
zien worden in Hiilstrcet cn bedankte er voor
diners te geven zoolang hij pr was. Ook
Vroeg z.ij hem verscheidene malen of hij
biet graag eens naar Ertconrt zou gaan
het wa3 buiten nu op zijn mooist en de
primula's stonden in vollen bloei.
„Primula's heb ik niet noodig," zei oom
Joachim, die zelden veel woorden gebruikte;
„ik woon buiten. Ik wil Londen zien."
Dus hij ging vlijtig naar alle museums
en schilderij-enverzamciingen, somtijds alleen
en somtijds met Anna, die haar maatschap
pelijke plichten meer clan ooit verzuimde,
pra veel bj hem te zijn, want hij hield
.voei van li aar.
Zij spraken voornamelijk Duitsch met
elkaar, en oom Joachim verbeterde haar
fouten; en dan waren zij zoo zuinig met
den omnibus te gaan naar de verschillende
plaatsen, die zij bezoeken wilden, en krenten
broodjes t.e eten tegen lunchtijd in den
banketbakkerswinkel en, waar geen omnibus
sen waven, daar legden zij groote afstanden
to voet af, want niet alleen had hij
groeten angst voor hansoms, maar hij .was
Eogelsch Mijnveld in het Zuiden
van de Noordzee.
Bij schrijven d.d. 3 October deelde de
Britscho gezant den Minister mede, dat
door de Britscho Admiraliteit een mijn
veld was gelegd in het Zuiden der Noord
zee tusscken do breedteparallellen van
51 gr. 15' en 51 gr. 40' en de meridianen
yanJ 1 gr. 35' cn 3 gr. O. L. van Greenwich.
Aangezien deze handelwijze niet in strijd
was met het verdrag van 1907 nopens het
stellen van onderzeesche zelfwerkende con-
tactmijnen en voor de schoepvaart een vol
doende vaargeul open bleef, bestond er
voor do Nederlandsche Regeering geen aan
leiding tot het maken van bedenkingent
Verklaring tot Oorlogsgebied door
Engeland van do Noordzee.
Wat betreft de verklaring tot oorlogsge
bied door Engeland van de Noordzee, wordt
medegedeeld, dat onder dagteekening van
3 November 1914 de Britscho gezant den
Minister mededeeling deed van een be
kendmaking der Britsehe Admiraliteit, met
betrekking tot do scheepvaart in do Noord
zee. Blijkens die bekendmaking werd do
geheele Noordzee tot een militair gebied
verklaard, waarin de onzijdige scheepvaart
aan ernstige gevaren zou zijn blootgesteld.
Bij schrijven d.d. 16 November deed de
Minister den Britschen gezant opmerken,
dat deze nieuwe maatregel in strijd was met
het Volkenrecht, hetwelk aan den oorlog
voerende een recht oïn] onzijdige schepen op
een gegeven oogenblik verwijderd te hou
den van een bepaald zeegebied, .slechts toe
kent ten aanzien van het zeegebied, waar
op dat oogenblik daadwerkelijke oorlogs
handelingen gepleegd werden. Daar de ge
heele Noordzee ten gevolge van haar grooto
uitgestrektheid, niot zoodanig gebied kan
vormen, beteekende do maatregel dus een
ernstige inbreuk op het recht der vrije vaart
in do vrije zee.
Wijders merkte de Minister op, dat de
bewuste maatregel eveneens in strijd was
met den geest van het Verdrag van 1907
nopen3 het stellen van onderzeesche zelfwer
kende oontactmijnen.
De brief van den Britschen gezant d.d.
15 Januari 1915 strekte tot zekere hoogte
ten antwoord op de nota van IC November
1914. In dien brief werden wel is waar de
gestelde vragen in heb midden gelaten,
doch do praclijk heeft aangetoond, dat de
Nederlandsche scheepvaart tot dusver
vrijelijk een anderen weg kan volgen dan
dan door do Britsehe admiraliteit in haar
bekendmaking aangegevene.
Verder zijn ook geen klachten ter kennis
van de Nederlandsche Rogeering geko
men, dat aan Nederlandsche schepen op
het traject van de Nederlandsche havens
naar die van de oostkust van Engeland
eenige moeilijkheid in den weg is gelegd.
YisseheriJ in do Noordzee ter hoogte
van de Duitschc Kusten.
Bij brieven van den Duitschen gezant
d.d. 4 Januari 1915 en d.d. 10 Februari
1915 gewerden den Minister mededeelin-
gen nopens beperkingen, opgelegd aan de
scheepvaart in do Noordzee ter hoogte van
de Duitsche kusten.
Om dezelfde reden waarom van de zijde
der regeering niet is geprotesteerd tegen
de sluiting der Engelscho havens voor on
zijdige schepen en tegen de feitelijke be
lemmering der vischvangst in het in de na
bijheid der Britsehe Oostkust gelegen ge
deelte der vrije zee door de Britsehe Ma
rine, hebben ook deze beide bekendmakin
gen van den Duitschen Marine-staf den Mi
nister geen aanleiding tot bedenkingen
gegeven.
ook zeer zuinig hij hoorde Anna uit en
sprak zelf zeer weinig, zoo-dat hij na zeer
korten tijd evenveel afwist van haar leven
en haar moeilijkheden als zij zelf.
Zij voelde zich heel gelukkig gedurmde
dit bezoek en herhaalde tevreden bij zich
zelf, dat bloed dikker is dan water. Zij
stond er niet bij stil om na te denken,
wat zij daar precies mee bedoelde, maar
had een vaag besef, dat Susio het water
was. Zij voelde, dat oom Joachim haar
beier begreep dan iemand anders tot nu
toe gedaan had; en was het niet natuur
lijk, dat de eigen broer van haar lieve
moeder dit deed? Nadat hij haar had mee
genomen naar den dienst in de St.-Pauls-
kork, begon zij pas te merken, dat er mis
schien punten waren, waarop zij elkaar
niet begrepen. Oom Joachim was blijven
zitten, terwijl de andere mensohen knielden
of stonden, maar dat kwam er niet cp
aan op die vrijzinnige plaats, waar nie
mand let op den graad van vroomheid van
zijn buurman. En hij had geslapen gedurende
hot koorgezang, zonder accompagnement,
dat zoo mooi gezongen werd, dat men stellig
zou meenen, dat het engelenstemmen waren.
En toen zij de kerk uitkwamen, toen een
fuga in heerlijke vervoering door de zij
vleugels der kerk weergalmde, en Anna
vceldo, dat haar geest werd opgevoerd ten
hemel, had hij haar in het verrukte ge
zichtje met do vochtige wimpers gokelcen
en haar hand heel vriendelijk aangera-akt en
aanmoedigend gezegd.: „In mijn jeugd
maakte ik ook veel werk van Bacil, Nu fok
ik varkens. Varkens fokken is beter."
Anna's moeder was zijn oenige zustor ge
weest en hij was overgekomen, niet, zooaJs
hij aan Susie verteld had, om' Londen te
zien, inaaa: om Susie zelf to zien en te onder-
Aan beide regeeringen werd verzocht op
gave te doen van de gevallen, waarin mis
bruik is gemaakt van de Nederlandsche
vlag. Dusver werd geen zoodanig geval ter
kennjs van den Minister gebracht.
Optreden van De Duitschc Zee- en
Luchtvaartuigen tegen de Fransche
Noord- cn West-Kusten.
Hierna wordt behandeld het optreden
van de Duitsche zee- en luchtvaartuigen
tegen-de Fransche Noord- en Westkusten.
Het blijkt dat onder dagteekening van
den 3en Februari 1915 do Duitsche gezant
den Minister mededeeling deed van een
bekendmaking van den Duitschen Marine
staf d.d. 2 Februari 1915, houdende dat
tegen de transportschepen die van uit
Engeland troepen en krijgsvoorraden naar
Frankrijk gingen overbrengen, met alle
ten dienste staande krijgsmiddelen zou
worden opgetreden, met het oog waarop
aan de vreedzame scheepvaart dringend
werd ontraden de Fransche Noord- en
Westkust te naderen, aangezien haar, bij
verwisseling met schepen welke tob'oor
logsdoeleinden dienen, ernstig gevaar
dreigde. Den neutralen handel werd daar
om de weg om Schotland aanbevolen.
De Minister antwoordde daarop bij nota
van den 5en Februari 1915, dat volgens
liet oordeel der Nederlandsche Regecring op
een oorlogvoerende Mogendheid de stellige
plicht rust te vermijden, Jat vergissingen
van den in de mededeeling van den Duit
schen Marinestaf bedoelden aard door haar
strijdmachten worden begaan en dat, i n-
geval een Nederlandseh schip
van zoodanige vergissing het
slachtoffer mocht worden, de Ne
derlandsche Regeering zich
moest voorbehouden al haar rech
ten te doen gelden, met nam o, dat
tot hot vorderen van een volle
dige schadevergoeding we gons
het mogelijk verlies van men-
schenlovens en eigendommeiu-
Yerklaring tot Oorlogsgebied door
Duitschland van de Wateren om
G root-Rritaniiië.
Verder wordt in de stukken behandeld de
verklaring tot oorlogsgebied door Duitsch
land van de wateren omEngeland, Schot
land en Ierland, het Kanaal daarbij inbe
grepen.
Den 4den Februari 1915 zond Hr. Ms.
gezant te Berlijn aan den Minister een
door hem op dien datum van het Ministerie
van Buitenlandsche Zaken aldaar ontvan
gen nota-verbale, ten geleide strekkende van
een bekendmaking van don Duitschen ma
rinestaf en van een memv -ie der Duitscho
regeering, een en ander h pens tegen de
Britsehe- handels marine gerichte nieuwe
Duitsche oorlogsmaatregelen.
Na een omschrijving van die bekende
maatregolen, wordt verder medegedeeld, dat
ter rechtvaardiging dier maatregelen door
de Duitsche regeering o.a. opgemerkt werd,
dat de onzijdige mogendheden zich in het
algemeen naar de door de Britsehe regee-
ring genomen maatregelen hebben geschikt,
dat zij in het bijzonder niet hebben weten
to bereiken, dat de van haar schepen in
strijd met het volkenrecht afgenomen Duit
sche personen en goederen door de Britsoho
regeering werden uitgeleverd; dat zij in
zekeren zin zich bij de niet do vrijheid der
zee onveroenigbaro Britsehe maatregelen
hebben aangesloten, doordat zij, klaarblij
kelijk onder pressie van Engeland, den voor
vreedzame doeleinden bestemden doorvoer
naar Duitschland ook harerzijds dtor mid
del van uitvoer- en doorvoerverbodsbepadin-
gen verhinderen.
Ingevolge de opdracht van den - Minister
zoeken hoe het kwam, dat Anna een leeftijd
bereikt had, dio in Duitsohland do oude-
vrijsters-loeftijd genoemd wordt, zonder te
trouwen. Indertijd had hij twee avonden in
do Hillstroet doorgebracht on in dien tijd
con opinio opgevat omtrent zijn neef en do
vrouw van dien neef; doze opinie bleef
dezelfde l-ot aam zijn dcod.
„Die gocdo Peter," zei hij plotseling tot
Anna op een da,g, dat zjj samen rond
dwaalden in het doolhof van Hampton Court
want hij ging trouw alles zien vrat or
in Baedeker werd opgegeven en Anna volgdo
hem waarheen hij ook ging „die goedo
Peter is oen Quatsehkopf."
„Een Quat?chkopf herhaalde Anna, wier
kenni9 van de taal van haar moeder niet
reikte tot de zijwegen der scheldwoorden:
„Wat ter wereld beteek ent dat, Quatsoh-
lcopf
„Een Quatsehkopf is een Duselfritz," ver
klaarde oom Joachim, „on dio goedo Poter
is er ook een."
„Ik geloof, dat u hem leolij.ke namen
geeft," zei Anna, terwijl zij haar arm door
den zijne stakop dat oogenblik waren zij,
zoo niet verwante zielen, dan tooli de beste
vrienden."
Oom Joachim antwoordde niet dadelijk.
Zij waren op het open plein gekomen, mid
den in hot doolhof, en hij ging zitten op de
bank om bij adem te komen en zijn voor
hoofd af te wisschen, want hoewel de wind
koud was, had de zon kracht. „Was man
alles dureh macht auf Reisenl" zuchtte hij.
Toen stak hij zijn zakdoek weer in zijn
zak, keek oj> na-ar Anna, die tegenover hem
stond, geleund op haar parasol, en zei
„Een Quatsehkopf is een dwaze kerel, dio
met zulk een vrouw trouwt."
„Och, arme Susie 1" riep Anna opeen*, bé
deed de Nederlandsche gezant, te Berlijn
den 13den Februari 1915 aan de Duitsche
regeering .toekomen een Memorie der Ne
derlandsche regecring d.d. 12 Februari 1915.
Hierbij werden in de eerste plaats do aan
de onzijdige mogendheden gerichte verwij
ten voor zooveel betreft Nederland, terug
gewezen. Verder bevatto do Memorie een
protest tegen liet feit, dat eon
groot gedeelte der Noordzee cn
het Kanaal tot oorlogsgebied zijn
verklaard. Dit protest is gegrond op
dezelfde overwegingen a.ls dat, hetwelk onder
dagteekening van 16 November 1914 ter
zake van gelijken maatregel tot do Britsehe
regeering werd gericht. Ten slotte werd de
Duitsche regeering er op gewezen, dat, aan
gezien het een onafwijsbare plicht is van
den oorlogvoerende een onderzoek in te stel
len naar de nationaliteit van een handels
schip, alvorens tot buitmaking of vernieti
ging daarvan over te gaan, de Duitse lie
regeering er voor verantwoor-
delijk zou zijn indien een Neder-
landsch schip het slachtoffer
mocht worden van eon bij vergis
sing gepleegden aanslag der
Duitscho s t r ij d m a c h t e n.
Op d-en 12en Februari 1915 ontving do
Minister ten slotte van den Duitschen ge
zant een -.Aufzeichnung" zijner regecring,
waarin wordt uiteengezet, dat de Duitsche
onderzeebooteti om redenen van zelfbehoud
in de door de Duitsche regeering tot oor
logsgebied verklaarde wateren niet zullen
kunnen overgaan tot 'n onderzoek naar de
nationaliteit van het handelsschip, dat zij
ontmoeten, zoodat onder deze omstandighe
den geenerlei waarborg meer bestaat voor
de veiligheid van de onzijdige scheepvaart.
Met 't oog hierop, wordt nog eens uitdruk
kelijk de onzijdige scheepvaart er tegen ge
waarschuwd zich in die wateren te begeven,
doch haar aanbevolen den door den Duit
schen marinestaf aangegeven weg te yol-
gen.
Varen onder Neutrale Vlag door
Britsehe Handelsschepen.
Ten slotte vindt men in de stukken be
handeld het varen onder neutrale vlag door
Britsehe handelsschepen.
In verband met de in dc Memorie dch
Duitsche Regeering voorkomende mede
deeling, houdende dat aan de Britsehe
handelsschepen last zoude zijn gegeven om
van een neutrale vlag gebruik tc maken,
verzocht de Minister den Britschen gezant,
om inlichtingen te dezer zake.
Bij schrijven d.d. 7 Februari 1915
deelde Sir Alan Johnstone mede, dat tot
dusver een bekendmaking op
dit stuk n i e t w a s uitgevaardigd,
doch dat het voeren van een neutrale vlag
een in de praktijk bij wijze van krijgs
list gevestigd gebruik was, slechts onder
worpen aan zekere beperkingen. Hij ves
tigde er de aandacht op, dat krachtens
de bepalingen der Engelsc'he „Merchant
Shipping Act" van 1894 vreemde handels
schepen de Britsehe vlag mogen hijschen
ten einde te ontkomen aan prijsmaking en
dat zijn Regeering van oordeel was, dat
Britsehe handelsschepen wederkoerig, in
dien zij in gevaar zijn van te worden prijs-
gemaakt of vernietigd, een vreemde vlag
mogen hijschen, in het bijzonder in. wate
ren waar Duitschland voornemens is schip
en lading en non-combattante bemanning
tot zinken te brengen. ITij voegde daaraan
toe, dat, hoewel geen orders in dien zin
aan Britsehe schepen kunnen worden gege
ven, hun ongetwijfeld zal woiden aange
raden aldus te handelen.
Bij schrijven d.d. 15 Fcbr. 1915, Reeft
de Minister er de aandacht van Sir Alan
Johnstone op gevestigd, dat het gebruik
maken der vlag van een vreemde natie,
reid haar té verdedigen cn vol van de vrien
delijke gevoelens, die de afwezigheid ge
regeld bij haar opwekte. „Peter deed heel
verstandig. Maar ik geloof niet, dat zij ver
standig deed, toen zij met Peter trouwde."
„Hij is een Quatsehkopf," zei oom Joachim,
die niet licht een opgevatte opinie opgaf,
„en de geborene Dobbs is een heel ordinaire
vrouw, die niet rijk genoeg is."
„Niet rijk genoeg? Wat zegt u? Wij stik
ken allemaal in haar geld. Wij hooren nooit
ergens anders van. Het zou vreeselijk zijn,
als zij nog meer had."
„Niet rijk genoeg," hield oom Joaohim vol
en hij trok zijn lippen sa,men tot een uit
drukking van groote afkeuring en schudde
hot hoofd. „Zulk een vrouw moest million-
naire zijn. Niet een millioen mark, maar
een millioen pond. Als zij dat niet bezit,
scheept .een man van goede geboorte zijn
kinderen niet met zulk oen moeder op. Dat
heeft Peter gedaan. Hij is een Quatseh
kopf."
„Het is een groot geluk, dat zij geen
millionnairo is," zei Anna, die schrikte van
het ideo alleen. „Alle dingen zouden precies
oonder zijn, behalve dat we over al dat geld
mee moesten hooren. Ik haat den naam zelfs
van geld."
„Onzin. Geld is liecl goed."
„Niet het geld van een ander."
„Dat is waar," zei oom Joachim goedkeu
rend. „Je eigen geld is het eenigo, dat
waarlijk prettig is." Toen voegde 'hij cr
plotseling bij: „Zeg eens, hoe komt het, dat
je nog njet getrouwd bent?'
Anna's gezicht betrok. „Nu wordt u net
als Susio," zei zc.
„Aclivraagt ze jo dat vaak?"
„Ja neen, ni:t- zooals u. Zij zegt,- dat
zij weet waarom ik niet getrouwd ben."
zonder haar toestemming in ieder geval een
misbruik is, dat des te ernstiger wordt
in oorlogstijd, omdat daardoor dan de on*
der hun eigen onzijdige vlag varende aches-
pen in gevaar komen. De Minister sprak de
verwachting uit, dat de Britsehe regeering
haar sanctie niet zal hechten aan een zoo-;
danig, bovendien met de Nederlandsche
.-wetgeving strijdig, misbruik, dat onze han*
deisschepen aan oorlogsgevaar zou bloots-
stellen.
Bij deze toelichting zijn tie officieel© be-
scheiden gevoegd, waarin uitvoerig is weer
gegeven, wat hier in 't kort is meegedeeld.
SPOÜ'l,
Yoor Zondag staan op de Agenda:
DE KORFBAL-WEDSTRIJDEN:
FluksVitesse (II), te Londen.
„Vitesse IISwift, te Leiden..
DE VOETBAL-WEDSTRIJD V. V. B.i
Ajax—H. V. V. II, te Leiden.
DE VOETBAL-WEDSTRIJDEN L. V. B.i
LugdunumD. IJ. V., te Leiden.
BcresteijnAjax II, te Voorschoten.
L. V. V.L. F. C. (D. L. V.-terreinR
te Leiden (D/a uur).
L. V. V. II—D. L. V. II (D. L. V.-terv
rein),- te Leiden (10Va uur).
De ^portman IIIO. G., te Leiden.
Norvicus IIL. F. C. III, te NoordwijkJ
Voetbal.
Royement van O. N. I.
In verband met de door bot bestuur van
den L. V. B. uitgesproken royeering van
O. N. I.,- zijn eenige veranderingen in het
programma voor Zondag aangebracht.
Tweede Klasse A.
De wedstrijd Alphen IIBeresteijn lij
is Zondag doorgegaan en door Alphen II
niet 30 gewonnen.
6 Derde Klasso.
De wedstrijd O. G.Norvicus I, is Zon*
dag wegens het niet opkomen van Nor*
vicus II, door O. G. niet 5—0 gewonnen.
Westelijke Afdeellng D.
In deze afd. won Zondag H. V. V. II
met 21 van V. U. C.
Militaire Competities.
De N. V. B. stelt ook voor Leiden po«
gingen in 'het werk, om een militaire com;
petitie in het leven te roepen. Hij heeft'
daartoe reeds een verzoek gericht tot da
vereenigingen Ajax, De Sportman en D
V. v.,- die bfj dien bond zijn aangesloten,
om over de terreinen van die vereenigingen-
te mogen beschikken.
Hot Terrein van Llsso".
Lisse 'heeft eenige maanden geen thuis*
wedstrijden kunnen spelen, daar het ter*
rein opgehoogd werd. Dit geschiedde, om
werk te verschaffen en thans is men daar*
mede gereed gekomen, zoodat Lisse Zon.
dag a. s. het terrein met oen vriendschap-,
pelijken wedstrijd weer in gebruik hoopt
te nemen.
GEMEENTELIJKE ARBEIDSBEURS.
Geopend's morgens van 9—12 cn
des middags -an 2—5 uur.
Stadstimmcrwerf. "r No. 127<
AANVRAAG VAN WER
1 Klerk. 60 Tiior^
20 6tucadoors. 29 MeKet ,,Hbld."
houwers, 52 Schilders, i.
kers. 1 Stoffeerder, 2 8 to kt? VflU
bankwerkors, 1 Electnoien. So,'/r\-
'typografen. 7 Kleermakers, 1
knecht, *5 Schippers. 14 Groudvrci.
moeziers, 10 Bloemisten. 21 Loopknecht*,
jongens, 80 losse Werklieden.
AFD. VROUWEN.
Volkshuis. Telophoon No 1477.
Geopend: van 9—12 uur.
7 Dienstboden. 18 Werksters. 11 Naaisters,
3 Wft-sclxvrouwen1 Strijkster, 2 Winkeljuffrouwen,
1 Kantoorbediende. 27 Fabrieksarbeidsters. 64 Tex-
tielarbcidstcrs, 25 Vrouwen (allerlei).
„Wat weet ze dan?"
„Zij zegt, dat ik iedereen afschrik," zei
Anna, terwijl zij de punt van haar parasol
in den grond boorde. Toen keek zij naar
oom Joachim en lachte.
„Wat?" zei hij ongeloovig. Dat aardige,
knappe meisje, dat daar voor hem stond,
zoo zacht en zoo jong want het was
haast niet te geiooven, dat zij vier en twintig
jaar was, kon mot geen mogelijkheid iets
anders wezen dan beminnelijk.
„Zij zegt, dat ik onaangenaam ben tegen
de mensohen dat ik boos kijk dat ik
niet genoeg aanmoedig. Is liet nu niet een
voudig iets verschrikkelijks te verwachten,'
dat men den een of anderen ellcndigen man,
die geld heeft, zou aanmoedigen? Llc wil
mijn onafhankelijkheid op die manier niet
knopen. Daarenboven, dat is geen werkelijke
onafhankelijkheid."
„Voor oen vrouw is het het eenig moge
lijke levcnj' zei oom Joachim met groote
beslistheid. „Zulke woorden passeu niet op
de lippen van een jong meisje. Het is de
trots van een vrouw te steunen op een goe
den echtgenoot. Het is haar geluk te wor
den beschermd en beveiligd door hem. Buiten
den boperkten kring van haar huis bestaat
voor haar geen geluk. De vrouw, die nooR
trouwt, heeft alles gemist."
„Dat geloof ik niet," zei Anna.
„Toch is het waar."
„Kijk naar Susie is die too gelukkig?"
„Ik heb gezegd een goeden echtgenoot,
niet een Duselfritz."
„En wat die beperkte kringen betreft,
o. hoe gelukkig, hoe heerlijk gelukkig zou
ik kunnen zijn daarbuiten, als ik maar on
afhankelijk was!"
(Wordt vervolgd).