$0. 1511^9
ZTatea'cfa^ S"0 .Jannarf.
Tweede Blad.
A0. 1915.
Officieels Kennisgevingen.
Ingezonden.
Brieven van een Leidenaar.
Persoverzicht.
VERKIEZING
KAMER VAM KOOPMANDEL EN FABRIEKEN.
Bursemecster eu "Wethouders vnn Leiden
Gelet op do artikelen 10 en 14 vuu liet Koninklijk
Besluit- vnn 4 Mei 1896 (Staatsblad No. 76). tot
vaststellint.' van een algemeen reglement voor do
Kamers van Koophandel en Fabrieken
Brongen ter kennis van belanghebbenden, dat
op Dinsdag, 23 Februari 1915, des namiddags van
twee tot vier uren. ten Raadhuize de verkiezin
gen zullen plaats hebben van vijf leden, van do
Kamer van Koophandel eu Fabrieken in deze
gemeente, om af te treden op 1 Januari 1917. en
van twee leden dier Kamer, om at' te treden op
1 Januari 1919, zulks tor voorziening in do vaca
tures, ontstaan door het bedanken voor hun be
noeming door de heeren A. Couvéo P.Jzn,. A. do
Koster Jr., A. L. Reiraerinper, M. H. W. A. van
Kossum du Chattel, W. F. Ycrhey van Wijk,
B. J. 11. Haitink en M. H. van Waveren.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
N. O. DE G1JSELAAR.
Burgemeester.
YAN STRIJEN,
Secretaris.
Leiden, 15 Januari 1915.
De Burgemeester en Wetliouder3 van Leiden
doeu to weten, dat door den Raad dier gemeente,
iu zijn vergadering van den 14en Januari 1915,
ii vastgesteld de volgende verordening:
Y E li 0 R 1) E X I N G,
op d® keuring van Eet- en Drinkwaren en
andere Waren.
Artikel 1.
Onder verkoopen wordt in deze verordening
begrepen
a. het ten verkoop voorhanden of in voorraad
hebben
liet voorhanden of in voorraad hebben
op markten of in winkels;
het voorhnnden of in voorraad hebben
in woningen, pakhuizen, vaartuigen, werk
plaatsen of erven van winkeliers, fabri
kanten. kooplieden, venters of slijters;
liet afleveren
hot in do gemeente invoeren;
hot in hel openbaar uitstallen:
liet rondbrengen:
hot to koop aanbieden;
hot vervoeren
b. liet doen of laten verkoopen en het doen
of laten verrichten der in a genoemde
handelingen.
Art. 2.
Het ia verboden to verkoopen:
a. Eet- of drinkwaren, die, hetzij ondeugdelijk
van samenstelling zijn, liotzij tengevolge van
bederf, vermenging met schadelijke bestand-
doelen of eenige andere oortaak in ondeug
delij keil toestand verkeeren;
b. Andere waren, die tengevolge van daarin
aanwezige bestanddeelen bij gebruik overeen
komstig bun bestemming, schadelijk voor het
leven of de gezondheid kunnen zijn.
Art. 3.
liet is verboden eet- of drinkwaren to verkoopen
met- onjuiste opgaven van huu aard, huu hoe
danigheid of hun hoeveelheid.
Art, 4.
Het i« verboden voor liet bereiden van ten vor-
koop bestemde eet- on drinkwaren grondstoffen
to gebruiken, die ondeugdelijk van samenstelling
zijn of in ondeugdelijken toestand verkeeren.
Art. 5.
Het Is verboden eet- of drinkwaren te verkoo
pen, ten verkoop bestemde eetwaren of drinkwaren
te bereiden, bewerken of bewaren op zoodanige
wljzo of met behulp van voorwerpen van een
zoodanige samenstelling, dat die eet- of drink
waren daardoor voor dc gezondheid schadelijke
eigenschappen kunnen verkrijgen.
Art. 6.
Ieder, die waren verkoopt of eet- of drinkwaren
verkoopt of ten verkoop be9temdc eet- of drink
waren bereidt, bewerkt of bewaart, is verplicht
dis waren, of eet- of drinkwaren desgevorderd
met do voorwerpen, waarin zij zich bevinden,
filsmode de voorwerpen gebezigd voor bereiding,
bewerking of verkoop, onmiddellijk aan de met
handhaving dezer verordening belasto amb
tenaren to vertoonon en too to laten, dat dio
varen of eet- of drinkwaren of een gedeelte
daarvan of dio voorwerpen gekeurd of ter kouring
medegenomen worden.
Art. 7.
Het Is verboden voor liet bereiden, bewerken,
bewaren of verkoopen van ten verkoop bestemdo
eet- of drinkwaren een werkplaats, lokaal of erf
to gebruiken, nadat aan den gebruiker door
Burgemeester en Wethouders is aangezegd, dat
door hen de werkplaats, het lokaal of liet erf
voor een dier doeleinden ongeschikt is geoordeeld.
Art. 8
Ieder, die aan het hoofd staat van een inrich
ting, waar ten verkoop bestemde eet- of drink
waren worden bereid, bewerkt, bewaard of ver
kocht, is verplicht to zorgen, dat de werk
plaatsen, lokalen of erven, waar zulks geschiedt
en do voorwerpen met behulp wuarvan do bc-
leiding, bewei kmg. bewaring of verkoop plaats
heeft, of die daartoe bestemd zijn, in behoorlijk
eindelijken staat verkeeren en dat de eet- of
drinkwaren niet verontreinigd worden.
Art. 9.
Het Is verboden voor het bereiden, bewerken,
böwarou of vorkoopen van ten verkoop bestemdo
eet- or drinkwaren een gebouw of erf in gebruik
to hebben, waar een ander middel van water
voorziening aanwezig is dan de duinwaterleiding.
burgemeester en Wethouders kunnen, gehoord
Qo Gezondheids-Commissie, van liet bepaalde in
dit artikel ontheffing verleenen. Aan dozo onthef
fing kunnen voorwaarden worden verbonden.
Art. 10.
Ieder, die ten verkoop bestemde eet- of drink
baren bereidt, bewerkt, bewaart of verkoopt, is
Jverphcht to zorgen, dat voor het reinigen van
IhTociischappen, vaatwerk of andere voorwerpen,
rWelko hij tot de uitoefening van dat bedrijf in
Eebruilc of voorhanden heeft, geen under water
n&ugtnvcnd wordt dan uit een krachtens artikel 9
toegelaten middel van watervoorziening.
Art. 11.
Eet- en drinkwaren, die aanwezig worden bevon-
V,01' markten of in winkels of wel in woningen,
Pakhuizen, vaartuigen, werkplaatsen of erven
van winkeliers, fabrikanten, kooplieden, venters
oi slijters worden geacht ten verkoop bestemd
te 2ijn.
Art. 12.
De ambtenaren der gemeentepolitie en die van
non keuringsdienst van eet- en drinkwaren zijn iu
Jipndor belast met. het opsporon van do
vertrodingen dezer verordening en verplicht des
wege proces-verbaal op to maken,
der V de last verstrekt oin ter handhaving
__YLbepalingen dezer verordening zoo uoodig
tn. üEeu' winkels. werkplaatsen, pakhuizen,
bni ffen.cn erven> ook tegen den wil van den
wonor, eigenaar of gebruiker binnen te treden
1,,. i betreden, mits met inachtneming van do
«epaungen der Wet van 31 Augustus 1853 (St-aats-
t* in"0- uitvoering van dezen laat zal
auen tijde mogen plaats hebben.
Art. 13.
i®„° "«trading van do artikelen 2. 3. 3. 6, 6. 7,
h'er-htün O026!" verordening wordt gestraft met
boei-. '1,S van ten hoogste 2©9 dagen of een gold-
tou hoogste vijf en twintig gulden,
dn c l,.r, ^an de voorworpen, door middel van
trr treding verkropen of waarmede de over-
0. 19 Bepleegd, voor zoovor zij den veroor-
toebehooren. verbeurd verklaren.
Art. 14.
Elke overtreding van de in artikel 13 genoemde
artikelen, waarop een onherroepelijke veroordeelitig
is gevolgd, wordt 111 een of meer der plaatselijko
dagbladen bekend gemankt mc-t vermelding van
den naam en de woonplaats van den overtreder,
den aard der overtreding cn de dagteekening van
het proces-verbaal cn van het vonnis.
Met onherroepelijke veroordccling wordt gelijk
gesteld betaling van de opgelegde boete.
Art. 15.
Door deze verordening werden onverkort gelaten
do bepalingen der verordeningen ,,op het veil
bieden en verkoopen van ooft", ,,op het veil
bieden en verkoopen van viseh", ,,op den invoer,
Jict vervoer, den doorvoer, do keuring van vee
en vleescli en den handel in vleesch in de ge
meente Leiden" cn „op den handel in en den ver
koop van melk".
Art. 16.
Bij het inwerking treden dezer verordening
vervalt de verordening van 20 Juni 1901 (Gemeente
blad No. 10).
Vastgesteld door den Gemeenteraad van Leiden,
gelet oj» het advies der Gezondheidscommissie,
d.d. 17 December 1914, No. 41-18, in zijn openbare
vergadering van den lien Januari 1915.
Do Burgemeester.
N. O. DE GIJSELA AR.
De Socretarie,
YAN STRIJEN.
Zijnde deze verordening aan dc Gedeputeerde
Staten van Zuid-Holland, volgens hun bericht van
den 19-22 Januari 1915, B. No. 62 (2e afd.). G. S.
No. 10, in afschrift medegedeeld.
En is hiervan afaoudiging geschied, waar het
behoort, den 30en Januari 1915.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
N. 0. DE GIJSELAAR,
Burgemeester.
YAN STRIJEN,
Secretaris.
De Burgemeester en Wethouders van L o i d e ri
doen te weten, dat door den Raad dier gemeente,
in zijn vergadering van den 14en Januari 1915,
is vastgesteld de volgende verordening:
VERORDENING,
betreffende het toolaten van kinderen tot
lichtboeldenvertooningen.
Artikel 1.
Het- is aan ondernemers verboden tot- de van
hunnentwege gegeven liolitbeeldenvertooningen
kinderen too to laten.
Dit verbod geldt niet ten opzichte van kinderen,
die doD leeftijd van zestien jaren hebben bereikt.
Art. 2.
Het verbod van art. 1 is roede niet van toe
passing. indien de vertooning kennelijk voor kin
deren bestemd is en
lo. op hetgeen vertoond wordt vooraf schrif
telijk goedkeuring is verkregon van do door
Burgemeester en Wethouders aangewezen
Commissie
2o. bij den ingang van dc voor de vertooning
bestemde localiteit on op de verstrekte
toegangsbewijzen op duidelijk zichtbare wijze
is vermeld, dat de vertooning voor kinderen
bestemd is.
Art, 3.
Do dienaren der gemeentepolitie zijn in het
bijzonder belast met. het. opsporen van de over
tredingen dezer verordening en verplicht deswege
proces-vorbnal op te maken.
Hun wordt de last verstrekt om ter handhaving
van do bepalingen dezer verordening zoo noodig
gebouwen, getimmerten, lokalen, woningen of erven
voor het geven van lichtbceldenvertnonfngen be
stemd of gebezigd, te allen tijde, ook tegen den
wil der bewoners, eigenaars of gebruikers binnen
to treden, mits met inachtneming van do voor
schriften der wet van 31 Augustus 1853 (Staats
blad No. 83).
Art. 4.
Overtreding van ocnigo bepaling dezer verorde
ning wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste
zes dagen of geldboeto van ten lioog3tc vijf cn
twintig gulden,
Art. 5.
Deze verordening treedt in werking op 1 Mei 1915.
Yastgesteld door den Gemeenteraad van Leiden,
iu zijn openbare vergadering van den
14en Januari 1915.
De Burgemeester.
N. O. DE GIJSELAAR.
Do Seoretaris.
VAN STRIJEN.
Zijnde dezo verordening "aan "de Gedeputeerde
Staten van Zuid-Holland, eigens hun bericht van
den 19-22 Januari 1915, B. No. 62 (2o afd G. 8.
No. 10. in afschrift medegedeeld.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het
behoort, dun 30en Januari 1915.
Burgemeester cn Wethouders voornoemJ,
N. O. DE GIJSELAAR,
Burgemeester.
YAN STRIJEN.
öocrctaris.
De Brooiltang.
1 Mijnheer de Redacteur I I
.Veroorloof mij een kleine ruimte s. v. p.,-
naar aanleiding van het ingezonden stukje,
over het gebruik van een z.g.n. broodtaog.
Iedere huisvrouw zal dit voorstel zeker
toejuichen. Ook de vlecsohhouwers zouden
m. l verstandig doen, bij het bedienen hun
ner klanten aan huis, een tang ,of ander
apart instrument te bezigen.
Om echter op ide bakkers terug te komen,
mochten zij ook wel wat beter waken tegen
de zéér onhebbelijke gewoonte van heel
wat huisvrouwen, "die aan de brood kar zelf
hun brood uitzoeken.
Het eene brood is te bruin, het andere
weer te licht, een "derde niet hoog genoeg
naar idie dames haar zin en het gevolg
van een en ander is, dat zij, Idames
met vuile handen, al het brood in de
kar dooi" elkaar smijten, eer zij iets van
hun gading gevonden hebben. Dan komt
de bakker bij dc buren, die maar tevre
den moeten zijn mot die vieze behandeling.
Ik zou wel willen voorstellen, geen brood
meer te nemen van rondbrengers, van wie
blijkt, dat zij bovenstaande onhebbelijk
heden toelaten.
Met idaak vpor de plaatsing,-
JJEdu dw. dienaresse,
L'. R.
Leiden; 29 Jan. 1915.
DXVII.
Over hot instituut schoolartsen, waar
over do Gemeenteraad vermoedelijk eerst
daags zich weder zal hebben uit te spre
ken is in den Leidschen Raad al meer te
doen geweest.
Laat mij, om dc. zaak niet al te diep op
to halen, er aan herinneren, dat in de
sectiovergaderipgen ter behandeling der
gomeentebegrooting van 1905 in het na
jaar van 1904 werd aangedrongen op de
invoering van medisch onderzoek op de la
gere scholen cn dat B. en W. in hun ant
woord konden zeggen, dat zij aan een com
missie uit liet College van Stoxlsgeneeshec-
ren hadden opgedragen, een onderzoek te
doen instellen naar de wensohelijkheicl van
medisch toezicht, aanvankelijk met een zeer
gunstig resultaat. Het rapport van deze
Commissie, dat het onderzoek op een drie
tal scholen ingesteld had, zou eerstdaags
te gemoet kunnen worden gezien. In de
Raadsvergadering van 20 April 1905 drong
een der Raadsleden op publiceering van
dit rapport aan cn op zijn vraag of het
B. en W. aanleiding gaf weldra met een
voorstel tot aanstelling van één of meer
schoolartsen te komen, werd door den toen-
maligen voorzitter bevestigend geantwoord.
In Juli 1905 kwamen B. en W. met hun
voorstel, belichaamd in een verordening,
en deelden te gelijk verschillende gege
vens mee uit het rapport over het onder
zoek, door de artsen, de heeren Stigter cn
De Jong op de scholen aan de Brandewijn-
steeg en in de Gortestraat, naar den li-
chamelijken toestand der leerlingen inge
steld mee.
Dezo gegevens waren eenvoudig ontstel
lend. Van alle kanten werd daardoor een
beeld gegeven van de noodlottige samen
werking van ziekten en gebreken, die de
kinderen tot lichamelijke of geestelijke in
validen maakten, dooh er voorts opgewe-
zen, dat door tijdig ingrijpen en door gun
stige factoren aan het werk te zetten, het
gevaar dikwijls zou kunnen worden terug
gedrongen.
Na het bekend worden van den ernsti-
gen toestand kon men niet anders ver
wachten of de verordening, regelende dat
toezicht, moest in Leiden tot stand ko
men.
Het heeft, echter nog tot het voorjaar
van 1906 geduurd eer het zoo ver kwam.
Er waren allerlei stroomingen in den Raad
en er deden zich verschillende vragen voor
bijv. ei het onderzoek zich zou bepalen tot
de 2do en 4do klasse-scholen of dat alle
lagere scholen er onder begrepen zouden
worden, of het toezicht zich enkel zou be
palen tot ziekten en gebreken, die voor an
dere leerlingen gevaar opleverden, of ook
op gebreken, die den leerling zelf kwaad
doen. Zou men zich daarbij bopalen tot de.
openbare gemeentescholen of zouden ook
de bijzondere scholen in het toezicht wor
den opgenomen?
En eindelijk; hoeveel artsen zouden
met het toezicht worden belast? Kan één
het doen, of waren er twee of meer noo-
dig?
Het denkbeeld, een beroepsarts er voor
aan te stellen, iemand, die zich in het bij
zonder en zoo goed als uitsluitend met het
toezicht zou belasten, daarop weid toen
nog niet ernstig aangedrongen. Na uitvoe
rige discussies en nadat tweemaal over vrij
principicele voorstellen de stemmen had
den gestaakt, kwam eindelijk de verorde
ning tot stond, die op 1 Juli 1906 in wer
king is gekomen.
Besloten werd, dat op de bijzondere scho
len slechte het toezicht zal worden uitge
oefend, voor zoover, dat dit door de school
besturen wordt verlangd, en dat in het on
derzoek ook de 1ste- en 2de klasse-scholen
zullen worden opgenomen.
Aanvankelijk was do deelneming onder
de bijzondere scholen lang niet algemeen.
Sedert ee>nigen tijd hebben, als wij ons niet
bedriegen, do besturen van alle bijzonde
re scholen zich echter bij het onderzoek
neergelegd. Het nut cn de goede werking
er van is gebleken en wordt algemeen er
kend.
Het gaat echter alleen niet ver genoeg.
In den Gemeenteraad heeft mr. Van der
Eist ziöh tot tolk gemaakt van hen, die
met de eerste bescheiden stappen op den weg
van het hygiënisch schoolonderzoek niet
tevreden zijn. En lyj heeft het bij woorden
niet gelaten. Zooals het dezer dagen nog
in dit blad is meegedeeld, heeft hij reeds
in Maart 1913 een nieuwe ontwerp.veror-
dening ingediend cn deze uitvoerig toege
licht. Op het voetspoor van Den Haag cn
Groningen wil hij, door aanstelling van een
beroeps.solioola.rts, het geneeskundig en hy
giënisch toezicht op de loerlingon op broe
deren grondslag vestigen. Dc schoolarts zal
zich geheel aan zijn taaie moeten wijden,
althans geheel buiten de gezinspraktijk moe
ten staan.
Natuurlijk heeft dat verschillende voordee-
len, die door don voorsteller in de toelich
ting uitvoerig worden aangegeven. Eén dezer
voordeelcn is, dat hij grondig van het ge-
heclo gebied der schoolhygiéno kan kennis
nomen, naast zijn collega's oen onafhanke
lijke plaats innemen, zijn gehoelen invloed
ten bate van het kind en do gezinnen aan
wenden, zijn volle werkkracht cn tijd er aan
wijden, zoodat oontinuitcit van den arbeid
is gowaarborgd.
Hem zal ook het hygiënisch' toezicht op
de scholen zelf kunnen worden toevertrouwd.
Mij dunkt, daartegen is woinig te zoggen.
Er staat echter tegenover, dat het door mr.
an der Eist voorgestaan en verdedigd stel
sel, een vrij aanzienlijke verliooging van
kosten zal meebrengen.
Aannemende, dat de te benoemen ambte
naar bevoegd zal zijn consult en spreekuren-
praktijk uit te oefenen, wil do voorsteller
het salaris stellen op f4000, waarvoor men
in dat geval wel een kundigen arte kan
krijgen. Verder wil hij hem. nog een klerkje
terzijde stellen met een salaris van f 500
a f 700.
Inderdaad is dit bedrag veel grooter dan
wat. er thans aan wordt ten koste gelogd,
waar elk der artsen f 500 vergoeding ont
vangt, zoodat de kosten f1500 bedragen.
Maar de schoolartsen geven in hun rapport,
waarin zij trouwens de aanstelling van een
beroepsarts ontraden, wijzigingen aan, "waar
door het wenschelijk zal zijn er nog een
4den schoolarts bij te benoemen en het trak
tement op f 800 te brengen, waardoor de
kosten van de bestaande regeling toch ook
zullen worden uitgebreid tot f 3200. Het
verschil zou dan al niet zoo liecl groot
meer zijn.
De heer an der E. somt. verschillende
bezwaren tegen het bestaande stelsel op,
die ik hier niet kan behandelen. In hoofd
zaak komen zij echter hierop neer, dat de
schoolartsen persoonlijk te weinig in con
tact komen met- de ouders eu dat. als tus-
schenpersoon veelal liet hoofd der school
optreedt. Door de schoolartsen wordt dit be
zwaar wel bestreden en de hoofden der scho
len meenen zelfs, clat liet bestaande systeem
beter is, daar zij het vertrouwen der kin
deren en daardoor ook clat der ouders ge-
nicteu, meer dan de arts, dien ze nauwe
lijks kennen. Mij schijnt dit laatste wel
eenigszins betwistbaar. Het moge in zaken,
het onderwijs rakend, zoo zijn, waar het
ziekten en gebreken geldt, handelt men liefst
alleen met den- dokter. Do beroepsarte zal,
als hij zijn taak opvat zooals het behoort,
cn dc rechte man óp do rechte plaats is,
ook geen onbekende voor do ouders 'olijven.
Integendeel.
- Het college van schoolartsen zoowel als dc
hoofden van scholen ruimen in het leven
van den arbeider want liet zijn meest
arbeiderskinderen, waarom het hier gaat.
een veel to grootc- plaats in voor den huis
arts, naar wien zij bij een ziekte of gebrek
van hun kind thans verwezen worden.
Ecu flinke beroepsarte, die zicli geheel en
elk uur van den dag aan het onderzoek
van het schoolkind en van den hygiënischcn
toestand, de omgeving, waarin het tijdens
de schooluren verkeert, wijdt, kan mi i. veel
meer prestoeren clan drie gewone artsen,
die- gezinspraktijk hebben en het school
arts zijn ais een bijbaantje moeten beschou
wen.
Door al de bezwaren, door de school
artsen zelf, door de hoofden van scholen en
ook door B. cn \V. tegen het stelsel van den
lieer Van der E. aangevoerd, ben ik dan
ook niet overtuigd, dat het aanbeveling zou
verdienen het bestaande systeem te hand
haven, tenzij men, met liet oog op den
moeilijken tijd, waarin wij verkeeren, tegen
vermeerdering der kosten opziet.
Daarvan afgezien eu dat hebben, de
School- en de Gezondheidscommissie terecht
ook gedaan de financieclc regeling is
een zaak voor den Gemeenteraad lijkt
het mij met deze beide lichamen, toe, dat
een beroepsarts de voorkeur verdient bo-
vèn waarneming door praktiseerende art
sen. Maar met dc Schoolcommissie zx>u ik
ock de bewaarscholen onder heb toezicht
willen opnemen. Ik zou geen enkelo reden
kunnen aanwijzen, waarom medisch toezicht
op do bewaarscholen minder noodzakelijk
is dan op de gewone lagere scholen.
Do besturen cn de meeste hoofden der
bijzonclero scholen, wien ook door B. en
W. om advies is gevraagd, hebben tegen
heta voorstel van den heer Van der E. be
zwaren van anderen, van principieelen
aard, die men eerst goed kan begrijpen,
wanneer men zich op hun standpunt plaatst
en die men als zoodanig liecft te eerbie
digen.
Het is inderdaad waar, dat het nieuwe
systeom meer dan het oude, de ouders van
de zorg voor de gezondheid hunner kinde
ren ontheft en als men uit beginsel aan
neemt, dat deze taak van Godswege aan
cle ouders is opgelegd, dan kan rucn het
niet goedvinden, dat zij door de overheid
wordt overgenomen. Do voorsteller zal
echter antwoorden, dat de schoolarts ook
in zijn systeem dezo taak gaarne en zelfs
bij voorkeur aan de natuurlijke verzorgers
overlaat, maar ter wille van liet kind zelf
en uit het oogpunt van het belang, dat de
maatschappij heeft bij zooveel mogelijk ge
zonde, krachtige leden, alleen dan op
treedt, wanneer cle ouderlijke zorg schro
melijk tekort schiet.
Eigenlijk is dit ook, zij hot dan ook in
mindere mate, het ge\al bij het thans fun-
geerend systeem, en clat is immer alge
meen ook voor de bijzondere scholen reeds
aanvaard.
Waar evenwel dezo bezwaren door B. en
W. terecht niet gering geaoht worden,
waar dit College ook vele clcr bezwaren van
het College van stadsgeneeshecren cn van
de hoofden der scholen deelt, en waar het
bovendien de geraamde kosten nog veel te
laag acht, is het te begrijpen, dat het den
Raad adviseert het nieuwe voorstel niet
aan te nemen. De heer Yan der E. heeft
do tijdsomstandigheden dan ook niet. mee.
Hadden B. en W. een beetje haast met
het praedviea gemaakt, zoodat vóór de
crisis het voorstel reeds in behandeling had
kunnen komen, dan zou het, naar mijn
meening, een goede kans op aanneming
hebben gehad. Thans zal het vermoedelijk
geen meerderheid in den Raad vinden.
Allen zullen het er echter wel overeen*
zijn, dat door dit Raadslid een knap stuk
werk is geleverd, dat ook, al blijft hefc
oude stolsel gehandhaafd, zijn nut zal
doen. Hij kan zich verder troosten met de
gedachte, dat het in de toekomst toch
den wog zal opgaan, dien hij heeft aange
wezen.
Onder het hoofd B 1 ij f t neutraal!
lezen wij in het WEEKBLAD VOOR
BLOEMBOLLEN Cl LTü I'll" het volgen
de
Herhaaldelijk blijkt uit mededeelingea
in de buitenlandsche tuinbouwpers, dat
onze vakgenooton en anderen, hetzij i;r
hun briefwisseling, hetzij bij hun verblijf
in den vrcemcle, niet alleen voor zichzelf
partij kiozen voor een der oorlogvoerend©
partijen, maar zichzelf niet ontzien te ver
kondigen, dat heel Nederland er zoo over
denkt als zij.
Afgezien van het feit, clat een dergelij
ke bewering allen grond mist, althans vol
komen onbewezen is, kunnen zulke uitin
gen, onzen tuinbouwexport, ja misschien
zelfs ons goheele land in ernstig gevaar
brengen. Herhaaldelijk tooh zijn dergelijke
onvoorzichtige, overbodige en ongegrond©
beweringen in de pers van de tegenstan
dera overgenomen en hebben zij aan die
zijde begrijpelijke verontwaardiging en
bedreiging van onzen tuinbouwexport met
boycot uitgelokt.
Laat men tooh inzien, dat men met zulk©
volkomen overbodige en ongewenscht©
uitingen niets andei's beirikt, clan een vij
andige stemming tegen onzen handel en
tegen ons land. Iedereen in ons vak prijst
om strijd de Regeering voor cle wijze, waar
op zij tot- dusver cle moeilijkheden van den.
toestand heeft weten te ontgaan, ieder
een hoopt, dat Nederland buiten den
strijd moge blijven, maar tegelijk uiten
sommigen onzer vakgenooton zich per
soonlijk of in geschriften op de meest on
voorzichtige en onverantwoordelijke wij
ze, waardoor zij onzen geheelen tuinbouw
bij een der oorlogvoerend© partijen ver
dacht e-n gehaat maken.
Thans heeft wederom iemand, die ziek
tot de Gartner" schijnt te rekenen, do
heer Leonard A. Springer, het oorbaar
geaoht in ,,Möllers Deutsche Gartner
Zeitung" van 23 Januari, Nota bene oj»
papier met het briefhoofd „Architect v.
d. Hout en do Plantsoenen der Gemeente
Haarlem", een stukje te plaatsen, waarin
hij zegt de meening van „Wir Hollander
unci vorzüglich wir Hollandische Gartner"
mede to deelcn.
Wij protesteeren ten krachtigste tegen
dergelijk optreden. De heer Springer
mist ten ecnenmale het recht en de be
voegdheid om te spreken uit naam van
„wir Hollandisoke Gartner" en zijn uitla
tingen komen geheel en uitsluitend voor
zijn" persoonlijke verantwoording.
De Ncderlandsche tuinbouwers en in 't
bijzonder zij, wier bestaan afhangt van den
bloembollenexport, weigeren slachtoffers
te worclen van het geschrijf cn gepraat
van personen, wien blijkbaar het inzicht
omtrent cle gevolgen van hun daden ten
eenenmalo ontbreekt. Wij zijn overtuigd,
dat. zij volkomen te goeder trouw gemeend
hebben, hun volkomen persoonlijke mee
ning te mogen mededeelcn, als die van
het Nederlandscho volk of d c Neder-
landsoho tuinbouwers. Wij zijn ook over
tuigd, dat zij, met nadruk op het gevaar
lijke van hun handelwijze gewezen, zioli
van een herhaling van hun fout zullen
weten to onthouden. Wij vertrouwen, dab
ook zij, die buiten ons vak staan, zooals cl©
heer Springer cn anderen, wier bestaan
niet. van den export afhankelijk is, niet
langer zullen wensohen mede to werken
om hun landgenooten, dio van dien exporb
moeten loven, eu wier gchecle bedrijf daar
van afhangt, ernstig in hun bestaan te be
dreigen.
Dat. deze vrees niet denkbeeldig is, blijkt
ten overvloede uit hetzelfde Duitsdhe tijd
schrift, waarin een der grootsto Duitseha
tuinbouwfirma's een advertentie heeft go-
plaatst van dezen inhoud
„Holland! Wiihrcnd der Kriogs-
dauer wünsehe ich keinen Bo such von
liollandischen Gesohaftsrcisenden der
vorwiegend deutsohfeindlichcn, keinee-
wegs neutralen Haltung vieler Hollan
der wegen".
Gij, Nederlanders, wilt toch niet Neer-
lands grootste vijand zijn 1 Wij vragen
niets anders, clan dat gij u houdt- aan de
door H. M. dc Koningin en Haar raads
lieden voorgeschreven stipte neutraliteit.
Wat bereikt gij met uw gepra-at en ge
schrijf? Immers niets, behalve, clat gij uw
landgenooten belemmert in hun handels
betrekkingen met het buitenland en dat
gij in dozen, toch reeds zoo buitengewoon
moeilijken tijd, hun liet bestaan nootleloos
nog zwaarder ma-akt.
En daarom, blijft neutraal en «wljgtï