I r». 16843 Zaterdag 2E3Januarr. Tweede BTad. A0. 1915. Brieven van een Leidenaar. Persoverzicht. de Omstreken. LEIDSCH DAGBLAD DXVI. Wanneer men meer dan vijfhonderd maal In het „Leidsch Dagblad" de dingen van 'de week heeft, besproken, dan krijgt men •'door de critiek, openlijk en in het geniep, ('opbouwend en afbrekend, wel zoo lang zamerhand een dikke huid. Voor een lief -aaitje wordt men ongevoelig, een zweep slag striemt nauwelijks meer en een spel- deprik dringt in het geheel niet tot je Jdoor. En zoo ga ik, door de omstandighe den er toe gebracht, mijn gang, ongevoelig iia-ast voor lof en blaam, gedachtig aan ('de levensspreuk van Johan de Wit ('t Is ('toch goed, dat wij ons groote mannen tot /voorbeeld stellen) „Doe wel en zie niet pm l" Maar toch wie blijft er altijd conse quent? Toen ik hoorde, dat in de Raads- I (zitting van 17 December van het vorig jaar I <een protest was opgegaan tegen een mijner i (Brieven en mij werd aangewreven, dat ik 'over iets had geschreven, waarvan ik niet Sbehooriijk op de hoogte was, niet door jeen jong broekje in den Raad, maar een pud, wijs en bezadigd man als de heer J. [Bosch, is het toch een oogenblik door de 1 [dikke huid heengedrongen. Als mij voor tien jaar, toen ik voor ^let eerst Brieven schreef, zoo iets was (Dverkomen, zou ik mij in een eerst volgen den Brief tot een tegenaanval gereed ge maakt hebbennu ben ik al zoo verstandig geworden kalm te wachten totdat ik zwart pp wit de acte van beschuldiging voor fnil heb. - Het stenografische verslag van de be ruste Raadsvergadering nu is voor eenige dagen verschenen en imj blijkt het nogal mee te vallen. De lezers zullen ziek herinneren, dat ik ^uist op St.-Nicolaas-avond naar aanlei ding van een cloor B. en W. den Raads lieden toegezonden overzicht der geraamde ontvangsten en uitgu-ven betreffende de ge meente-reiniging en de vuilverbranding, |©enige beschouwingen hob gewijd aan de yuilverwijdering in Leiden, verschillende yian de daar in vermelde cijfers heb ge geven en ook do eindcijfers der raming heb medegedeeld. Ik meende er aan de gemeentenaren ;een dienst mee to bewijzen. Zij kregen 'daardoor een vrij zuiver beeld van de tegenwoordige exploitatie der gemeente- reiniging; een onderwerp, waarover veel werd gesproken cn dat ons natuurlijk ook allen interesseert. Ik had het stuk, omdat het aan het einde Van de eerste week van December tot ons kwam, een St. Nicol aas-surprise genoemd. ■Dat is al de eerste grief van den heer Bosch. iYermoedelijk is dit woord hem niet waardig Smoeg, voor een stuk, uitgaande van het ollcge van B. en W. Er was echter door mij niets kleineerends mee bedoeld. Trou wens, in een groot dagblad werd ook al eens een wotsontwerp, uitgaande van een Minister, dat zoo tegen St.-Nicolaas in de Kamer kwam, als een surprise aangediend. Laat de heer Bosch zich nog eens den tijd herinneren, dat hij zelf met een kloppend hart oen surprise in ontvangst nam, en in spanning afwachtte, welken indruk een door hem gezonden surprise zou wekken, en er3 kennen, dat zelfs in het woord nog wat poëzie schuilt. Wij moeten niet al te deftig worden, ook niet in en over den Raad. Meer ernstig is de beschuldiging, dat ik blijk zou hebben gegeven niet op de hoogte te zijn geweest van het onderwerp, waar over ik schreef. Heb ik dan, zoo vroeg ik mij af, meer dan tien jaar lang tevergeefs getracht op de hoogte te komen en te blijven van dit vraag stuk, door alles te volgen wat er in open bare vergaderingen en in Raadszittingen over ia gesproken of besloten en wat er in rapporten van deskundigen van nabij en van ver over werd geschreven Die onkunde zou dan moeten blijken hier ■uit, dat ik de pachtsom, die vroeger werd betaald voor de gemeentereiniging, had ver geleken met het eindcijfer van wat nu de vuilvorbranding, het baggeren, kortom al les, wat thans onder de gemeen te reiniging Wordt gebracht-, de gemeento kast. Hoe heb ik het nu Moet ik nu op mijn beurt den heer Bosch verwijten, dat hij en töet hem do gemeenteleden, dien denzelf den indruk hebben gekregen, mijn stuk met goed hebben gelezen? Ik heb immers uitdrukkelijk verklaard, dat er tot de uit gaven voor den reinigingsdienst thans wor den gerekend, die er vroeger niet toe be hoorden, en zelfs in het bijzonder posten, zooals bijv. do 7500 voor do bestrijding van epidemische ziekten en ƒ2300 voor het ver- strekkea van cn den aanlog voor duinwater, genoemd. Daar had de heer B. maar niot overheen mogen lezen en het later in den Raad voor- stollen, dat ik de oude gcmcentereiniging maar klakkeloos naast do tegenwoordige ®ou hebben gesteld. Om in den trant van den heer Bosch zelf te spreken, zou ik kunnen zoggen, dat het oen hoogstaand Raadslid niot past uit te komen met een protest, dat onverdiend was, en dan nog wel op een plaats, waar do aangevallene zich niet verdedigen kon. Gaarne had ik gewild, dat ik het over wicht verke^id had begTepen, in idieri zin, dat de vuil verwijdering, met wat er aan ï£rI>cxndeii is, ja^lijjcs niet pan bod-rag van f 122.000 ruim zal keteten. Ik had er graag een. schrobbeering van een Raadslid voor over gehad, ik kan, belaas, niet Verkla ren, dat ik te hooge cijfers heb gegeven. Het geval ligt er eenmaal toe. Er valt in de naaste toekomst niets aan te ver anderen en het is goed, !dat de burgerij het ineens maar weet. Weggedoezeld kan het toch niet worden en wie in goed ver trouwen aan het protest waarde hecht, zal ten slotte bedrogen uitkomen. Ik geloof, dat de heer Bosch dit ook wel weet. Daarom in de eerste plaats heb ik meer ruimte gewijd aan het protest van dien heer Bosch, dan mij voor mij zelf lief was. Maar ook en vooral nog om wat anders. De huishouding der gemeente is een open bare zaak. Zij moet zooveel mogelijk open baar worden behandeld en gecontroleerd kunnen worden. Vandaar dat ik bedoeld overzicht m hoofdzaak en kort toegelicht heb meegedeeld. Protesten, als die door Iden heer Bosch tegen mij en mijn schrij ven over de gemeente-reiniging werden ge richt, echter zullen, al bedoelen ze het misschien niet, het tegendeel bevorderen. Menschen, bang voor critiek, zullen zich, uit vrees, dat hun ook zoo iets zou kun nen overkomen, hun lioht maar liever onder de korenmaat houden, dan het op een kan delaar te zetten. Laat ik ter geruststelling van mijn lezers ruiterlijk verklaren, dat ik mij door 'der gelijke protesten, al worden ze zelfs in de Raadzaal geuit, niet van de wijs zal laten brengen. Naar- mijn beste weten zal ik .echter elke week, voor zoover ik daartoe in staat ben, iets van de publieke zaak publiek behandelen. Wie het er niet mee eens is, kan mij, en dan ook liefst in het openbaar,- aanvallen, terechtwijzen, bestrijden, wat hij maar wil. Ook dat zal bijdragen tot ver heldering van de zaak, die ons allen gelij kelijk ter harte gaat en het gemeentebelang zal er door bevorderd worden, beter dan met 'doodzwijgen. En de heer Bosch, die Raadslid is, zal het ook wel weten, dat er door het ge meentebestuur niets wordt gedaan, of het kan het licht der openbaarheid verdragen. En daarom te meer, moet er van de zijde van B. en W. en van de Raadsleden zelfs den schijn woirden vermeden, dat men de openbare meening liever er buiten zou wil len houden. Dat schept wantrouwen en cr is voor een regeerend en besturend lichaam niets onaangenamers, dan gewantrouwd te worden. Daarom ook was het verstandig van B. en W.; dat zij een zeer duidelijk overzicht van de kosten der gemeentereiniging heb ben gegeven, al weten zij, dat de exploi tatie zeer is tegengevallen en dat het pu bliek het gemeentebestuur de critiek niet zou onthouden. 't Tijdschrift „GEMEENTEBELANGEN" bevat een artikel van de hand des hoeren A. Duparc, geschreven naar aanleiding van een adres, door de Vereeniging van Ne derlandsche Gemeenten bij de Koningin in gediend en verzoekende de kosten, welke voortvloeien uit de overbrenging naar en do v e r p 1 eging van armekrankzin- n i g e n in gestichten en woningen, die in gevolge de wettelijke regeling worden ge acht deel uit te maken van die gestichten, voor rekening van het Rijk te nemen. ,(Tot 1870 kwamen deze kosten ten lasto der geboorteplaats van de armen. De wet heeft toen do woonplaats aangewezen en die bepaling werd in het ontwerp van 1910 gehandhaafd en door de volksvertegen woordiging goedgekeurd). Do heer Duparc meent, dat- voor de ge meenten een onbillijkheid wordt betracht en hij staaft zijn oordeel met cijfers. Het bedrag over 1912 was ongeveer zeven pCt. van dat van den hoofdolijken omslag. De bijdragen der provinciën loopen nog al uiteen. Ze zijn, volgens door den griffier der Staten van Friesland welwillend verstrek te opgaaf, voor iederon armen krankzinni ge in: Noordbrabant ƒ40, Gelderland ƒ100125, Zuid-Holland 50, Noord-Hol land 50, Zeeland 105130, Utrecht 123 160, Friesland ƒ125, Drente 40—60, Lim burg ƒ40 per jaar, voor Overijsel 2 per week, voor Groningen een vierde van de ve rpleegkostcn Het Rijk geeft40 per jaar. Heb geheelo bedrag, voor deze kosten in Hoofdstuk V (Binnenlandsche Zaken) der Staatsbegrooting voor 1914 uitgetrokken, is 420,000. Uit de medegedeelde cijfers zal genoeg zaam blijken welke groote geldelijko last op de gemeenten is gelegd voor de verple ging van arme krankzinnigen. Hot is tevens een groote onbillijkheid. Met een armen krankzinnige is het in dezen geheel iets anders dian mot een ge wone arme. Do laatste wordt op eigen verzoek in do plaats, waar hij zich bevindt, zijn werkelijk verblijf, ondersteund. Alleszins rationeel. Te meer, omdat do verblijfplaats, althans in den regel, is de werkelijke woonplaats. Daardoor is tot zekere hoogte ©en staats rechtelijke betrekking geboren tusschen den arme en de gemeente, wier bestuur hem, ingevolge de armenwet-, bij gebleken noodzakelijkheid zal hebben te ondersteu nen. Zoodanigo betrekking bestaat echter in geen enkel opzicht tusschen een armen krankzinnige en diens woonplaats. Een arme krankzinnige vraagt niet, in een krankzinnigengesticht te worden opge nomen, behoudens het geval, voorzien bij art. 15 dor Krankzinnigenwet, waarbij het echter in den regel personen betreft, in staat, de kosten te betalen. In alle andere gevallen echter is de officier van justitie, ingevolge art. 13 dier wet, verplicht, mach tiging tot plaatsing in een kranzinnigen- gesticht aan den president der reohtbank, te verzoeken, indi'en hij die plaatsing nood zakelijk acht in het belang der openbare orde tor voorkoming van ongelukken, of zoo het hem is gebleken, dat een krank zinnige wordt verwaarloosd. In het vervolg van zijn betoog wijst de heer Duparc er nog op, dat arme krank zinnigen, vooral zwervers, schippers, dienst boden, enz hun woonplaats dikwijls reeds sedert langen tijd hebben verlaten. Dan ontstaan bijna steeds geschil Ion over de woonplaats tusschen twee of meer gemeen ten, ook wel tusschen gemeenten en het Rijk, welke door de Kroon in het laat ste geval zelve partij moeten worden beslist. Dat deze geschillen niet zeldzaam zijn, blijkt uit de jaarlijksche regeeringsver- slagen aangaande de verrichtingen van het armbestuur. Sprekende over het denkbeeld, om een reddingsvlot, in de Noordzee, te vormen, bemand met Neder'andsche sche pelingen, onder Nederlandsche vlag en met Nederlandsche gezagvoerders, waarbij de vijandelijko loten door gelelegeerden hunner naties zouden vertegenwoordigd zijn, zegt de „VISSCIIER1J-C0URANT" Het is waar. Het overgrootc deel van de menschen Duitsohe, Engelsche, Fran- sehe, Russische, Oostenrijksche, Japansche marine-matrozen van de menschen, die door den zeeoorlog vergaan, verdrin ken met een gaaf gezond lichaam. Een stukgeschoten soldaat 't is ellendiger dan wij vermogen te beschrijven ver langt naar den dood. Maar een in 't wa ter getuimelde zeeman, of een op 't wrak zich vastklemmende matroos vecht tegen den dood. Kunt gij, die bij de warme kachel dit leest, u voorstellen hoe vreeselijk dat wel is? Neen, honderdmaal neen. Het is erger dan de dood. Wij kunnen duizenden redden, en daar naast tien duizenden hoop geven, het ster ven draaglijk te maken. Nederland kan reddingsschepen uitrusten. Een schip, in IJmuiden of Den Helder of Vlissingen gereed liggend, wellicht kruisend, kan tij dig genoeg ter plaatse zijn om duizenden menschen te redden. Daarvoor zijn zeelieden noodig. Wij denken aan onze Noordzeevisschers, die nu voor luttel geld zich bezig houden in Enkhuizen, Spakenburg, Zoutkamp, Mar ken e.a. plaatsen. Die iedere'n droppel wa ter van de Noordzee kennen en herken nen in stikdonkeren nacht. Zij zijn de mannen van de reddingvloot. Zij kunnen de zee haar prooi ontworstelen Er valt hier een groot en grootsch werk te verrichten. Geeft u op. Gij geeft wat ge kunt, uw bekwaamheid en hulp en daarnaast een voorbeeld aan de groote reeders, de kapitaalkrachtigende Regecring. Tot hen een tweede woord Met een of meer schepen uit te rusten doet ge eon grootsch, een menschlievend, een eervol W6rk. Duizenden geredden zul len naast de eenvoudigen, hen dankbaar herdenken, die door hun geld en goeden wil het reddingsschip (schepen) zee deden kiezen. En naast de roem en eer van het land, dat ook u voedt, zult ge de belan gen van dat land en u zelf ruim hebben gediend. Het is onrechtvaardig, maar in Enge land, Frankrijk en Duitschland ziet men op ons neer als minderwaardigen omdat wij geen partij kiezen. Hoogst onrecht vaardig 1 Zeker, maar het is een feit. In Engeland zag schrijver dezer regelen dit feit onder de oogen en de menschen zwichten voor het argument, dat door ons hulp was verleend aan Duitschers, Bel gen en Engelschen, die zonder onze neu traliteit waren verloren geweest. Welnu, laten alle groote naties, met name Duitschland, Engeland en Frankrijk, door u overtuigd worden. Verwerft hun sympathie, door het redden van honder den en honderden van hun broeders en zonen. Na den oorlog moeten wij van he i eten. En men doet beter zaken met men- sohen, die sympat.hiseeren, dan met men schen, die minachten. De honderd duizend of meer guldens een druppel bij wat de oorlog ons kost brengen reuzen-rente Daar zullen duizenden menschen uit al le klassen der samenleving op do ellen digste wijzen omkomen zonder onze hulp. Dat mogen wij niet op ons geweten hebben. Dat mag niet. Mannen van de zee, meldt u aan Ree ders, geeft een schip, kapitaalkrachtigen geeft geld. Regeering één daad. Nederlan ders, verzuimt de gelegenheid niet. Onder het hoofd Talma-rente bevat „HET CENTRUM" het volgende artikel Gelijk men weet, traden op 3 December 1913 eenige artikelen der Invaliditeitswet in werking, met gevolg, dat aan een be paalde categorie van zeventigjarigen, zon der premiebetaling een rente werd toege kend van f 104 per jaar. Kon ten vorigen jare niet juist overzien worden, tot welke financieelc gevolgen zulks leiden zou, thans is dit vrijwel mogelijk geworden, en op de Staatsbegrooting voor dit jaar werd dan ook een bedrag van elf mil- lioen gulden uitgetrokken, tot betaling van genoemde renten. 't Is goed, zulks nu en dan eens in her innering te brengen. Wij zijn den laatsten tijd gewoon ge- geworden met millioenen om te gaan. maar steeds wordt dan daarbij gedacht aan de millioenen, noodig tot dekking der oor logslasten. 't Is daarom goed eens er aan te herinneren, 'dat op de Bcgrooting dit jaar ook elf millioen werden gebracht voor de uitkeeringen aan zeventigjarigen. Meer dan honderdduizend personen ont vangen in 1915 een rente van f104 per jaar. Het is 'de moeite waard tc -overwegen, welke gevolgen zulks heeft, niet alleen voor die personen zelf, maar ook voor hen, die tot dusverre geroepen waren vaak hen te onderhouden. Gelijk men weet, komen die elf millioen uitsluitend ten goede aan de arbeiders klasse, en wel aan die arbeiders, die in de Invaliditeitsverzekering zouden vallen, indien de wet reeds in haar geheel was ingevoerd. Nu wordt op heden door alle klassen der samenleving van hoog tot laag geLcden onder de buitengewone tijdsomstandighe den. Veel wordt er geklaagd, 't Is daarom wel eens goed anderzijds te wijzen op het merkwaardig samenvallen, dat juist nu in dezen tijd een bedrag van elf millioen per jaar onder de arbeiders wordt ge bracht. En wat het zeggen wil, elf millioen, zal men gemakkelijk inzien, wanneer men zich herinnert, welk een beweging er ontstond, toen de mogelijkheid geopend werd, de Staatsbegrooting te belasten we gens betaling der oorlogskosten met 261/. millioen, gedurende 15 jaar, na welken tijd de begrootingspost voor ouderdoms renten nog allerminst zal verdwenen zijn. Wat elf millioen beteekent zal men ook gemakkelijk inzien, wanneer men zich o. a. herinnert, dat al de bijdragen aan het Bij zonder Lager Onderwijs op heden nog niet bedragen negen millioen, dat al de posten voor de uitvoering der dure Kinderwetten, met inbegrip van alle sub- sidiën, toch niet meer bedroegen dan ruim twee en een half millioen. Wij meenen 'derhalve, dat het niet zon der nut is, deze belangrijke zaak nu en dan eens naar voren te halen, opdat ze niet aan 'de aandacht van het groote pu bliek ga ontsnappen, dat schier alleen voor oorlogsnieuws belangstelling tcont. Ten slotte nog deze opmerking. Zoo gemakkelijk komt men er toe te vergeten, aan wien men iets te 'danken heeft. Zoo zoude het ook kunnen gaan in deze zaak. Wij herinneren ons toch, hoe oen jaar geleden, oen onzer voornaamste recht- sche politici ons verhaalde, dat een ont wikkeld man in de Residentie, die geacht mocsl worden good van dc zaken op de hoogte te zijn, hem de opmerking maakte ik begrijp toch heusch niet, dat de rech terzijde niet zoo slim is geweest, die ui.t- keering van f 2 per week te verleenen aan zeventigjarige arbeiders, maar dat zulks nu weer aanstonds aan de linksche Regeering komen moet!II Waar zooveel verwarring en misver stand bestaat, is liet zeker van belang naai' een middel uit te zien, waardoor de herinnering wordt levendig gehouden, dat bedoelde rente worde uitgekeerd krach tens de Invaliditeitswet van den Minister Talma,- die op 7 Maart 1913 door de Tweede Kamer weid aangenomen, cn waar de rechterzijde vóór, de geheele linkerzijde tegen stemde. Dat middel nu wordt waarschijnlijk onbewust aan de hand gedaan in de „Sociale Kroniek" van deze maand, waar eenige cijfers omtrent die renten worden gegeven onder; het opschrift Tal ma-renten. Dat is een goede qualificatie. Het woord is korter dan ouderdoms rente, het is juister en het houdt bij allen de herinnering levendig aan don man, aan wien die renten te danken zijn. Beijveren we ons daarom, het woord „Talma-rente" bij ons volk tc doen ingang' vinden. RECLAMES, h 40 Cent per Regel. BODEGRAVEN. In het afgeloopen jaar werden op do wekclijksche markten alhier aangevoerd 9893 wagens Goudsche ka-as met 470,024 stuks 12 wagens Derbykaas met 730 stuks. 6 wagens Edammer kaas met 438 stuks en 4 wagens Leidsche kaas met 240 stuks, te za- men 9915 wagens, aanbrengende 471,432 ka zen, vertegenwoordigende oen gewicht van ongeveer 2,829,260 K G. Er werden 1091 wagens met kaas minder aangevoerd dan in 1913. Voorts werden ter markt 6 paar den, 1 veulen en 333 lammeren aangevoerd. HAZERSWOUDE Gisteravond hield ds. F. Zantinge, pre dikant der Geref. Kerk te Hoorn, in de kerk der Ned.-Herv. Gcm. een rede in het belang der vereeniging tot Christelijke ver pleging van krankzinnigen en wel naar aan leiding van do verzen 2127 van Markus 1. De collecte voor dc stichtingen der Ver eeniging bracht 30 op, terwijl zes personen zich als nieuwe contribuanten opgaven. Tót voorzitter van het college van no tabelen der Ned.-Hcrv. Gem. is gekozen de heer J. Vellekoop in plaats van den heer P. Groen Czn., die tot kerkvoogd werd be noemdals secretaris de heer C. W. Op- pelaar. Als voorzitter en secretaris-pen ningmeester van het. college van kerkvoog den werden herkozen de heeren T Weze lenburg Kzn. en J. Dokker. Ook in deze gemeente zijn thans twee Belgische kinderen bij particulieren gehuis vest. KATWIJK-AlAN-ZEE. De heer N. Parlevliet, alhier, hoeft het Steuncomité verrast met een gift van ƒ1000. Gisteravond werd in het Militair Te huis aan de Voorstraat den militairen een uitvoering aangobodon. De heer Eerbeek, die dezen avond organiseerde, had eer van zijn werk. Mej. J. Ouwehand begeleidde op de pia no, dc nummers, die de heer Eerbeek op do viool spoelde, waarvan zeer mooi werden uitgevoerd „Berceuse" van Jocclyn en „In termezzo" van Masc-agnie. Mej. Van Leeu wen zong een aantal liederen zeer prachtig, waarbij de liedjes van Emiel Hullebroeek zeer de aandacht trokken en gebisseerd werden. Nog zong do heer W. v d. Benb (bariton) en gaven eenige militairen voor drachten ten beste. Dat deze avonden zeer in den geest van de militairen zijn, getuigen do overvolle zalen telkens weer. Do heer J. Holtrust dankte de medewer- ker^sters) voor hun muziek, zang en voor- draohten. NOORD WIJK. In het voorzaaltje van café „Het Fortuin" vergaderde gisteravond het paa opgerichte Kruisverbond „Sint-Jeroen", vereeniging van R.-K. drankbestrijders. De leiding berustte bij één der leden van hot voorloopig comité, den heer C. Ver- weij, die in zijn openingswoord eenige verklaringen gaf en uitleggingen deed no pens de drankbestrijding in het algemeen, en het Kruisverbond in het bijzonder. De jeugdige Vereeniging begint met 23 leden, waarvan de meesten zich opgaven voor de afd. afschaffers, die zicfr verplich ten, geen gedistilleerde dranken te ge bruiken en zeer matig te zijn in het ge bruik van gegiste dranken, als bier en wijneenigen werden lid van de afd. ge heelonthouders. Behoudens eenige wijzi gingen en aanvullingen, werden de ont- werp-statuten en het ontwerp-reglement vastgesteld, zooals de voorloopige commis sie die ter tafel bracht. Besloten werd, om steeds den tweeden Dinsdag der maand leden-vergadering te houden, waarop steeds door één der leden iets ten beste zal worden gegeven op het uitgebreide terrein der drankbestrijding. In het bestuur werden gekozen de hee ren C. Verweij. (Voorzitter)J. A. Engels man (Secretaris); Hein Verkade (Penning meester); N. M. Alkemade en A. J. v. d. Poel (Oommissarissen). Nadat besloten wae, op statuten en reglement de Bis schoppelijke, en op de statuten de Konink lijke goedkeuring te vragen, werd do ver gadering gesloten. NOOEDWIJK-AAN-ZEE. Gisteravond hield de afd. Noordwijk van „Patrimonium" haar jaarvergadering in de Chr. School. De tijdelijke voorzitter, de heer C. v. d. Wiel Jz., opende de vergadering met een kort woord, waarin hij de nagedachte nis huldigde van het dezer dagen overle den buitengewoon lid, den heer J. Baa1- bergen, tevens mededeelend, dat het be stuur geen vrijheid had gevonden, met het oog op de tijdsomstandigheden, deze jaarvergadering een feestelijk karakter te doen dragen. Uit het verslag van den tijdelijken pen ningmeester, den heer C. Elsgeest, bleek, dat met inbegrip van het saldo van heb vorig jaar was ontvangen 105 31. uitge geven 69,1914, zoodat er thans nog een batig saldo was van 36.11V6- De secretaris van de ziekenkas, de heer D. v. d. Niet Dz., wees in zijn jaarver slag op de moeilijke dagen, die waren door-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 5