Nr«. mtKü Donderdag S4 December. Tweede JESlaxl. A®. 1914. „VREDE OP AARDE." Een Kerstnacht op Zee. De Verloving onder den Kerstboom. LEIDSCH Indien ooit de werkelijkheid in onver- doenlijken strijd is geweest met de heer lijke boodschap van hot Kerstfeest dan. is hot in het jaar, dat wij thans beleven, nu <er oen oorlog woedt, zooals de geschiedenis der volkeren er geen voorbeeld van aan te wijzen weet. Als op den Kerstmorgen over de nevelach tige velden van torenklok tot torenklok het vriendelijk door heel de Christenheid als Kerstboodschap erkende Vrede op Aarde" woder klinkt, zullen wij dan den moed hebben daarmede in te stemmen en daar bij te herhalen, dat andere woord er innig mede verbonden,,in menschen een welbehagen" En als wij het uitspreken dan hooren wij misschien tusschen liet ge lui der vrodosklokken in, uit de verte, ge rommel als van een verwijderd onweer. Dan brengen kanonnen en geweren r.iet ver hui ten onzo grenzen dood en verderf in ■dichte menschengeledercn. En daar kunnen ee-lfs geen kerstklokken klinken, omdat ook r,ij door het wapengeweld niet werden ge spaard. In oude tijden toen do monsohen nog niet zoo beschaafd waren als thans en niet zoo ontwikkeld, betrokken de legers althans nog hun winterkwartieren. De sneeuw op de velden bleef onbezoedeld, het Kerstfeest kon worden gevierd. En in deze, onzo verlichte en beschaafde 20ste eeuw, gaat do menschenmoord op groobe schaal door, zelfs op hot Kerst feest, ca het doet het „Vrede op Aarde, in menschen een welbehagen" verstommen. Is het niet om moodeloo3 to worden cn in wrevel den Kerstdag en zijn lieflijke vrede- bodo uit de ziel weg te bannen en te wan trouwen aan de toekomst dor menschheid? Wij weten, dat velen onzer het geneigd rijn te doen, het missehien reed3 gedaan hebben en onverschillig geworden de din gen dezer wereld voortaan willen nemen Eooals zo zijn cn van do toekomst voor de tnenschheid niots moer verwachten in de richting, zoo schoon en verheven in do Kerstboodschap aangegeven. Mogen wij daartegen aan den vooravond van het Kerstfeest eons ernstig waarschu wen 1 Als de besten onder ons wanhopig wor den, en den strijd van het onzichbhaar goed opgeven, dan zal do wereld worden overge laten aan hebzucht, baatzucht en andere boozo machten en zij zullen bestendig heer- Bchen, zooals zij hot tihans gelukkig slechte .tijdelijk doen. Juist ons zuchten en ons lijden, omdat de wereld in zoo snerpende tegenspraak is met wat do grootste en edelste geesten der menschheid er van verwachtten, is een be wijs te moer dat, wat wij thans doorleven is het abnormale, met het waarachtig men- eohelijke in strijd, terwijl hetgeen 't Kerst evangelie predikt, is wat wij begecren en wat ons ten slotte alleen bevredigen kan. Als wij dat golooven, wanhopen wij niet meer aan de toekomst, al is het heden ver ward en duister en vol gruwel, want dan rijn we verzekerd, dat even vast als op deze donkere dagen van Kerstmis eenmaal zon nige zomerdagen zullen volgen, ook op dezen gruwzamen oorlog de vredo zal vol gen. En na dezon oorlog zullen, als na olken krijg, dc oogen van meerderen geopend wor den \oor de waarheid, dat ruwheid en ge weld niet de middelen zijn, om de mensch heid op te voeren tot een hooger plan. Dezo oorlog zou op een beschaafde en verfijnde wijze worden gevoerd, heette het. Men zou zich streng houden aan door deskundigen omschreven rechtsregelen, werd gezegd. Do werkelijkheid is voor hen, die er zoo over dachten, een groote desillusie geble ken. En zij zullen met de vredcovrienden van vroegor zich vereenigen om voor de toe komst ook zulk een oorlog onmogelijk te maken. Zoo zijn er ook nu weer teekenen die er op wijzen, dat uit het booze het goed© kan voortkomen. Daaraan moeten we vasthouden en het elkander altijd weer, weer horinnoron. Er is nog nooit een Kerstfeest gevierd waarop de menschen zoo gruwden van oor log en oorlogsgeweld en zoo doordrongen waren van het besef, dat het „Trede op Aarde 1" niet mag blijven een lied, een wenscli cn bede alleen, maar, dat w© ©r voor moeten werken en strijden. En daarom lezers, al valt het ons op dit Kerstfeest zwaarder dan ooit aan te hef fen de leuze van den vrede en van het wel behagen in menschen, wij moeten blijven volharden in heb geloof, dat de Christus- geest overwinnen zal. En wij moeten krachtiger dan ooit ons aangorden om zelf daarvoor te werken cn to strijden, anderen tot den strijd opwek kend. Wie dit begrijpt wanhoopt ook morgen niet, maar viert het Kerstfeest mede, zij het ook met weemoodigen ernst en met diepe deernis voor do duizenden, voor wie de Kerstboodschap thans klinkt als een bit tere ironie. Dc Sinaasappel als Kcrstniisvrucht. Terwijl appelen cn noten onder alle christelijke volkeren als Kerstinisfruit bij de feestviering dienst doen, verovert (se- j dert de laatste jaren) ook de sinaasappel een eigen plaatsje als Kerstmis vrucht. Zoo wel bij arm of rijk is hij te vinden en wordt niet achteraf gezet door d.e zoo rijk voorhanden zijnde andere vruchten, als bijv. rozijnen, dadels, rijgen en aman delen. Men jkaii de verklaring er voor hierin vinden, dat de sinaasappel popu lair is. De gouden appel der Jiespcridcn, die eenmaal een ware bekorinf? had voor de Ouden, komt ons thans als een zeer ge woon iets voor, die te krijgen is in het kleinste stadje of in het afg-elegensfce dorp. Zeker is het aan het gemakkelijk verkeer te danken, dat de schatten uit het Zui den, evenals uit Kct verre westen van Amerika, in de groote, ruime schort van Europa worden opgevangen. Was inder tijd de productie uit Italië voldoende, toen de sinaasappel nog was de zeer begerens waardige, maar niet goedkoope vrucht, mi zij echter verkocht wordt voor 4 of 6 voor een dubbeltje, moeten ook andere land streken ons hun overvloed schenken. Even als de gewone appel, wordt thans ook dc sinaasappel .door Amerika ons toegezon den. De meest uitgestrekte aanplantingen vindt men in Californic. In het jaar 1893 werden van Sacramento-Tal uit (waar de eerste sinaasappelboom werd geplant) slechts vier wagonladingen met sinaasap pelen verzonden; in het jaar 1896 was dc verzending tot 81 wagonladingen geste gen. In 1901 klom het aantal tot 2341 wagonladingen, een cijfer, dat genoeg zegt, hoe groot de plaats is, die dc sinaasap pelen-cultuur in Jjoordelijk.Californië in neemt. Kerstfeest op dc Slagvelden. Evenals in 1870 ïal ook thans op hot slag veld Kerstfeest Worden gevierd, in hoofd zaak natuurlijk bij de Duibschers. In '70 is hun Kerstvreugde echter min of meer gestoord, doordat de Eranschen van de Kerststemming gebruik maakten., en enkele stellingen veroverden. Thans zijn, naar men uit Duitscbland schrijft, maatregelen getroffen, dab zich een herhaling van '70 niet zal kunnen voordoen. Ieder soldaat aan het front krijgt enkele uren om Kerst mis te vieren. Zijn die voorbij, dan moet hij weer in heb vuur, en kunnen anderen zijn plaat» bij den Kerstboom innemen. Een treurig Kerstfeest. §00r (Nacht tot §icht. V7\j wandelen hier vaak inh6t duister En mlsson do lamp voor den vcot, Maar eonmaal wordt alles tot klaarheid WIJ reizen hot Licht te gomoetl Op aoo7olo raadslon en vragen, Lie 't loven op aards ons dost, "Wordt 't antwoord hisrhovon gegevsn Wy roizoa hot Licht to gemoot! En zelfs op de moeilijkste wegen Maakt God hot aan 't einde nog goed Want hoopvol getuigon Z\jn kindron: Wy roizen hot Licht to gemo3tl Het pad door hot donkere doodsdal Betreen wy met kalmte en moed Wy riohton hot oog naar don hemel, Wy roizen het Licht to gomood l En wordt diir het Licht dozor werold Boor ons ééns als Zoning "begroet Ban Juichen w' in zalig aanschouwon wy reisden hot Licht te gemoctl Kerstliederen. Tot dc meest bekende 'Kerstliederen moet zeker het: „Stille Nacht, Heilige Nacht" gerekend worden. Bij zeer velen lieerscht de meening', dat Michael Haydn de componist van dit wel bekende lied zou zijn. Dit is echter, on juist. In 1813, den 24en December, kwam de hulppriester, Joseph Mohr te Oberndorf an der Salzbach bij den organist Franz Gruber met een gedicht en het verzoek daarbij muziek te schrijven voor twee solostemmen en koor, met begeleiding van gitaar. Dienzelfden avond was de eenvou dige melodie geschreven en in den Hei ligen Nacht nog' werd zij gezongen in de Nicolaaskerk te Oberndorf, zooals gezegd met begeleiding van gitaar, omdat het or gel cr slecht en onbruikbaar was. Mohr zelf £ong haar met mooie tenorstem en de componist de, bas-partij. Dc 'boeren wa ren verrukt over die melodie cn vermoed den niet, dat zij de wereld door zou gaan. Hoe ze uit 't dorp gebracht werd naar elders en in 1834 met tekst (zes couplet ten in Gebhardt's Jugcndfreund" afge drukt werd, weet men nietmaar wel, dat Michael Haydn, die in Salzburg woonde, lang ten onrechte voor den componist is gehouden. Franz Gruber, in 1863 gestor- van, kreeg op zijn grafstoen de woorden: „DeinSchöpfer des wollbekanuten Weih- nachtslicdes Stille Nacht, Heilige Nacht." 't Was in den avond van 24 December 1890 aan boord van den Fransehen paket- stoomer „Braganco". Het diner dor pas sagiers in de kajuit eerste klasse was zoo goed als afgeloopdh. Door do wijd geopen de patrijspoorten kwam een geurige, fris- sche lucht naar binnen en streek over do inet het dessert nog zwaar beladen tafels do warmte was geweken voor do liohto bries, die, mot tropische geuren bezwan gerd, van de reeds nabij zijnde kust woei. De eerst-o sterren flonkerden reeds aan den diepblauwen hemel. Volgens de berekening van don comman dant kon men ieder oogenblik do vuren van do Braziliaansoho kust in het gezicht krijgen, on nog voordat de nacht geheel was verstreken, het anker uitwerpen op do reed© van ïtio-dc-Jajxeiro. Naar buiten gedreven door do gezellige, doch voor haar pijnlijke vroolijkheid har er reisgenoot-en, was een nog jonge vrouw, in diepen rouw gekleed, naar het dek ge vlucht on had daar in oen dier achterste j hoekjes onder de verschansing plaat» geno- j men in een rieten dokstocl. I Boven haar hoofd flikkerde on flonkerde het onvergelijkelijke Zui derfirmament. Geen wolkje was er in het- luchtruim te be speuren. Een witte lichtende schuimstrcop achter het schip duidde de baan aan, waarlangs do snelle schrocfwenteling het voortstuwde, en vooruit op dc brug teokendo zich scherp omlijnd de silhouet af van den wachtheb bende© officier, die daar met zijn kijker 1 gewapend op cn neder stapte. De jonge vrouw zat in diepe gepeinzen verzonken. In den geest liet zij haar nog zoo kort, doch reed;, zoo droevig loven aan zich voorbijgaan. Haar ziel verwijlde bij de na gedachtenis van ha-ar kind, een zoon, -dien zij had verloren bij do nagedachtenis van haar echtgenoot, dio haar eveneens door den dood was ontrukt. Hoe zou liet haar daar gaan, in dab verro Brazilië, waar haar tegenwoordigheid werd 'vcrcisclit voor de regeling een-er nalaten schap en waar zij niemand, niemand kende Wat. zou zij later doen, wanneer zij weer in Frankrijk terug was met haar rijkdom Het vaderland is het land, waar men zijn liofde heeft, en alles, wat zij liefhad, was nu immers verdwenen voorgoed....;, ver dwenen voor altoos-.. Het foestgedruisc'h uit het salon steeg tot haar op luid en vroolijk gelach, vev- warde stommen, hot. klinken van glazen, hob paffen van kurken, die met een lui den knal uit den ha-la dor cliarapagnefles teken vlogen, do tonen der piano, waarop eerst- liederen door 'zangstommen begeleid, later danswijzen werden getokkeld dit al le» dooreen vervluchtigde in de kalme avondstilte bovendeks. In het salon hadden de passagiers uitge maakt-, dat het. nu in Frankrijk zoo wat twaalf uur zou zijn, en zij hadden eenparig besloten het Kerstfeest mcb elkander in vroolijkheid te gedenken, deu natioiialea „reveillon" te vieren, op heb uur, waarop hun vrienden en bloedverwanten in het va derland dat ook deden. De gedachte, dab hun overtocht bijna was volbraoht, verhoog de nog him opgeruimde vroolijkheid cn do luchtige losheid van den toon. Zij zouden nu immers voor altijd afscheid van elkan der nemen, dio menschen, die heb toeval op éénzelfden bodem had bijeengebracht en dio gedurende weinige weken met elkan der aan boord hadden geleefd op intiemen voot. De banden, welke men in die weken had gelegd, wortolden niet in het verleden en waren slechts een verstrooiing geweest voor het heden, zonder in het minst bindend te ziJd voor de t-oekomst. Er was nu niets meer to vroezoiizij kondon ongestraft de familiariteit wat uitbreiden. Nauwelijks was er van dansen gesproken of een drom van paren zwierde reeds waleend dbor hot ruime salon. Zelfs do oudere dames konden a-nn doza uitbundig© vreugde» geen weerstand bieden cn schaarden zich eveneens in de dansende rijen. Er werd veel cn luid gespro-kon, uit bundig en hartelijk gelach era en in de laat st© uren van de reis, in het gezicht der Braziliaansoho kust, vergat ieder zijn zor gen en bekommernissen cn ook zijn verwach tingen. Men wond zich op bij de gedachte, dat men eerlang weer den voet op vasten bodem zou zetten, en do weergalm van al dio luidruchtig© vreugde steeg op bij vlagen naar het donkere, rustige dek, v.aar do dame in hot zwart- nog steeds onbeweeglijk zat- te mijmeren. Vóór op do boot-, tegen do ankers geleund, zaten oen oude zeerob en een knaap, een lichtmatroos je, te praten en hun pijpje to ï'ooken. De oude zeerob met zijn door wind en zon getaand gelaat-, de knaap met zijn frisch en blozend gezichtje, waren landge noot-en en spraken over hun land, Bre- tagno, waar zij beiden het levenslicht had den aanschouwd cn waar zij beiden na vol brachten arbeid hoopten t© rusten. Ook zij dachten aan het plechtig© feest, dat in die oogenblikken in een dorp je op de kust van het oude Armorica werd gevierdaan den Kerstnacht. En in hun herinnering doemden do met sneeuw be dekte nederige daken op, de met diepe, liardbevroren karresporen doorploegde we gen, het met ijs bevloerde vijvertje en zij spraken over het onderscheid tusschen het ruwe klimaat van Bretagne en de lauwe, zoele atmosfeer der tropen. De zeebonk herdacht den Kerstavond van zijn twintigste levensjaar, toen het hem ver gund was, tussohen tweo reizen naar In- die, in zijn geboortedorp te overwinteren, In dit jaar had hij kennis gemaakt met liet meisjo, dat later zijn vrouw wa-s ge worden, en die nu to midden van de jong ste» harer kinderen zijn huiselijkera haard bewaakte. Wat zouden ze daar thuis wol doen? dacht hij cn zijn hart vloog over do zee met gedachten vol liefde aan zijn dier- baren. De knaap ook doorleefde zijn nog zoo jonge herinneringen zijn smart, toon hij als wees op zee moest gaan, om zijn da-go- lijksch brood to verdienen, als een vogol door den storm uit het nest geworpen, voor dat nog zijn vleugels krachtig genoeg zijn om hem op te houden! Niet© dan de grafsteen, waarender zijn beide oudera sluimerden, bestond er voor hem, om er aan te denken, in het gehucht, waar hij geboren was. Zijn eerste groota zeereis liep -nu op haar eindo era hij zag dat einde niet met vreugde, maar met droefheid naderen, omdat een der dames passagiers zoo vriendelijk en lief tegen hem was geweest dezelfde, dio daar nu zoo eenzaam peinzend zat op het achterdek en die zoo dikwijls met- hem had gepraat over zijn eenzaam, vriend on loos bestaan. Had zij dionzelfde-n morgen nog niet haar fijne wit- to hand over zijn blonden krullelral doen glijden en waren er toen niet plotseling tranen in haar oogon geschoten", bij de moe derlijke licfkoozing, dio zij eens had gekend, doch die zij nu nimmer meer zou kennen 1 In zijn eenvoud had hij niet gevoeld, dat die moeder, aan wie alles wat haar lief was, was ontnomen, in hem haar eigen zoon ge liefkoosd had. De boot vervolgde intussc-hen met snelle vaart den tocht. Plotseling weerklonk de stom van den uitkijker, die een kusftvuur signaleerde. Om. dit zooveel to spoediger to zien vliegt het matroosje do pardoens op met ai de onbedachtzaamheid, zijn leeftijd eigen. In het halfdonker tost hij mis, zijn voet glijdt uit, tevergeefs tracht hij zich vast te grijpen aan een touw, aan een ket ting, hij valt langs de hoogc, gladde flank dor boot cn verdwijnt onder het uiton van oen wanhoopskreet. „Man over boord!" schreeuwt uit alle macht de oude zeerob. „Man over boordherhaalt de wacht vol zonuwachtigera angst. Met vrees on be- De ui'tdceling der geschenken was afgc- I-oopen. Er hecrschto thans stilte in de jgroote zaal van do adellijke woning, welker Ir ui m te straks weergalmde van de jubelen de Mnderstemmem Van al dio opgeruimd© menschen, dio e-r geweest waren, waren br slechts tweo achtergebleven. Zij stonden aan do groote, met witte lakens bedekte tafel en trachtten do vole blanke cn bonte jivaskaarsjes in den kerstboom, die zijn prikkelenden dennegeur door de ruimte Verspreidde, uit te blazen. Hij was een jong doctor in do letteren, üio den geest van den graf el ijken jonker, welke dweepte voor roofridders, jachten, moord- en brandstichting, door de moeilijke kegelen der Latijnsche grammatica trachtte to beteugelen. Zij was do opvoedster, dc onderwijzeres [van hot eenigo ffeuletjo der familie, dat den .broer aan lust naar romaneske avonturen toiets toegafintegendeel oer trachtte to lover treffen. Do onderwijzer was lang on slank, zijn ïijn gelaat wat bleok, raaar thans, door do inspanning van het uitblazen der kaarsjes, ietwat gekleurd. Zijn kleed ij was een beetje Oud; niettegenstaande hij het onzekere grijs ,van den jaskraag voor dezo feestelijk© ge legenheid, op pen andere wijzo in slemmig zwart had veranderd. Do onderwijzeres was oen jongo dame, ternauwernood de kost school ontwassen, mét heldere bruine oogen en blond haar. Do twee spraken geen woord tot elkaar. Dit was des to meer opmerkelijk, daar zij vroeger zoo gaarne met elkaar babbel den. Als do élèves, gedurende do uren niet tan onderricht gewijd, op hot terras of grasperk voor het huis rondsprongen, dan namen zij naast elkander plaats op de ouderwctscho steenen bank cn verhaalden elkaar van hun jeugd, zooals ouden van dagen doon, alsof die gulden tijd reeds zeer ver achter hon lag. Nu en dan had hij haar uit do beste Engelsche schrijvers, van wio hij zjjn bijzondere studie maakte on in 'tbij'zonder uit Shakespeare, gedeelten voor gelezen. Doch daarmede waren zij niet ver gevorderd, want do schoono natuur gaf to veel afleiding. Niettegenstaande zij zich -een paar boven jeugdige dwaasheden verheven men schen verbeeldden te zijn, konden zij er toch niets aan doen, dat het kleine verra derlijk god je zijn scherpen pijl in hun hart schoot- on dat zij langzamerhand, hoewel zij er elkander niets van zeiden, voor elkaar onmisbaar werden. Zoo was het geweest, Tlian* was Eet niet meer zoo. Op zekeren dag bemerkte do onderwijzer, dat mejuffrouw Elige, zoo heette de gouver nante, lievig had. geschreid en toen hij op teedere wijze naar de oorzaak dier droefheid vroeg, gaf zij hem een koel cn ontwijkend antwoord. Sedert dien dag had zij zich van hom afzijdig gehouden. Daarom wilde zij zich ook nu aan dit sa menzijn onttrekken en daar dc gouverneur tamelijk langzaam te werk ging, als-of hij een geschikte theorie voor liet kaarsuit- blazen wild© uitvinden, maakte zij* dubbel zoo veel haast. Door do inspanning raak ten, de kleine, weerspannige lokken aan do slapen los ©n dit maakte het blozende ge zichtje des te bekoorlijker. Eindelijk staakte do gouverneur zijn werk, zag droevig rond rich en toen hij weer opziende bemerkte, dab boven in den boom nog slechts drio lichtjes flikkerden, humde hij en zoide scluoonivallig „Juffrouw ELise, ik wenschte u alleeji te spreken. Ik heb hier in dit huis zeer geluk kige uren gesleten, thans loopt echter de tijd van mijn hier zijn ton eindo. In de eerstvolgende dagen ga ik op reis." I-let meisje zag hem veTSohrikt aan cn verbleekte, maar beet zich op dc lippen en zeid© koeltjes: „Wat dwong u tot dien stap, meneer „Eenigeu tijd geleden heb ik mijn werk over Hamlet voltooid. U kent hc-t, want wij hebben er dikwijls samen over gesproken. „Ja, ik herinner mij," zeid© Elise, en dacht met droefheid, hoe lijj liaar dikwijls yioo- lijk van zijn verwachtingen liad. gespreken, die hij aan dit boek had verbonden; ca hoe zij dan met hem had nicdogedaehb en. mede- gehoopt. „Ilct werk ia nu uitgegevenik had het u reeds willen mededeel©u, maar vond geen gelegenheidhet heeft in golenuxle krin gen eenig opzien verwekt, zoodafc mg een professoraat to G. is aangeboden." „Dat heb ik u vroeger reeds voorspeld!" riep Elise snel, den koelen toon voege tonde, doch voegde er dan afgemeten bij „Wel itf waar heeft mfju oordeel niet voel to be duiden." ,JLn toch heeft do belangstelling in mijn werk, dat ik van uw zijde meende to mo gen ondervinden, mij moer genoegen ge daan dan de bewondering der professoren. Als ik bedenk, hoe. wij in den tuin zaten en u, opziend© van uw bord uurwerk, mot vrien delijk© opmerkzaamheid naar mij" luisterde, dan zou ik kunnen w-enschen, dat ik pas aan het begin van mijn werlc was, dat ik er nog lang aan moest bezig zijn en. mot u ©c over beraadslagen. Thans kan ik echter heb beroep niet afwijzen en moot van hier." Do gouverneur zeid© dit op gedrukten toon cn zag Elisc aan, die, mot do oono hand op do tafel leunend, zwijgend naar den grond zag. „Het valt mij zwaarder, dam gij wel ge- looveu kunt," ging bij langzaam voort, „om mij uit dez© vriendelijk© htjiaclijk© omge ving te vorwijdcron. De overmoedige, maar goedhartig© knaap had ik lief gekregen, cn gaarne verder onderwezen, want hij belooft zijn leermeester eer to zullen aandoen. En vandaag nog heeft jonker Willem mijn hart gestolen door zijn goschonk. Ho© aardig- vnn den wilden knaap, om mij te verrassen met- dio zakuitgavo van mijn lievelingsschrij ver! Maar wie mij hot afscheid bijzonder zwaar maakt, bent u, liefst© juffrouw Elis©.- U was voor mij stee-ls een lieve vriendin; maaxik weet niet wat er gebeurd is wat or tusschen ons is gekomen „Ik 'wenseh u het beste succes, dat uw wetenschap verdient, ©n zal steeds met ge noegen denken aan onz© gesprekken," viel Elise met neergeslagen oogen in de raio. „Dat- wij zoo van olkaar zouden gaan, had ik nimmer kunnen denken", »ai do gou verneur 'treurig; „vroeger hebt g© anders tot mij gesproken." „Spaar mij, meneer!" riep Eliso haastig en bedwong met moei to haar tranen. Meer kon zij niet zeggen of zij ware van toorn en verdriet in snikken uitgebarsten. „Waarmede heb ik dit verdiend?" vroeg do gouverneur verbaasd. Zij vermande zich cn zeide stotterend: „Vergeef mij mijn overijling... Het spijt mijIk weet niet wat ik zeg ,,ïk lieb u niets t-o vergeven. Ik bea dwaas geweest, om t« denken, dat u voca? ïnij genegenheid gevoelde. Als ik u lastig

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 5