Vragen en Antwoorden.
FEUILLETON.
Gesn üissÈailffger.
naast zich bij de keel en rolden spoedig
met hen over den grond.
Burel, aldus overrompeld, viel languit, op
zijn rug. Hij liet echter zijn geweer los,
kromde zich vliegensvlug, wierp zich op
den buik, richtte zich op de knieën op en
smeet den Duitschen vlieger met een
„halven Nelson" hardhandig op den grond
en trachtte hem vast te houden.
De Duitscher, inziende dat hij het. onder
spit. zou delven, trok zijn revolver uit de
eeintuurtasch, maar Burel had het gebaar
gezien, en wrikte de pols van zijn aanvaller
om, terwijl hij met de rechterhand diens
hoofd neerhield. Op dat oogenblik naderde
Groleau, die nog niet had durven schieten
uit vrees van zijn makker te zullen raken,
en joeg den Duitschen luitenant bout
portant een kogel door de hersens.
Intusschen had Dubos zich van zijn aan
valler weten te bevrijden en hem met een
kolfslag tegen het hoofd neergeslagen.
Maar de zeer sterke Duitscher stond dade
lijk weer op de been en kwam met een
lang dolkmes in de hand weer op zijn
vijand los, toen een kogel in het rechter
oog cn een bajonetsteek in den buik hem
levenloos op een hoop keien langs den
wegberm deden neerstorten.
Guildhall.
Men schrijft van geachte zijde aan de
„Teh":
De Guildhall van de stad Londen, waarin
het banquet plaats vond, is een der meest
merkwaardige gebouwen van het oudje ge
meentebestuur. Daar zijn elk jaar op den
negenden November de ministers der kroon,
de leden van het corps diplomatique, de
opperbevelhebbers van leger en vloot, de
rechterlijke macht en tal van de meest voor
name personen uit het land de gast van
van den pieuwen lord-mayor van Londen
en de rede van den eerstan minister ,,op
den negenden" wordt altijd tegemoetgezien
als een uiting van meer dan gewone betee
ken is.
Do Hall zelf is bij deze gelegenheid prach
tig verlicht met een groot aantal elrctri-
eche lampen. De tafels zijn kwistig versierd
met bloemen en de gasten zijn allen in groot
tenue. Achter den lord-mayor is een buffet,
■waarop het prachtige gouden servies van
do stad. Boven dit alles welft zich het groote
gebogen eiken dak, zwart van ouderdom.
Do aanwezigheid van veel dames en do
muziek van een militair orkest maken het
geheel even schitterend als hot van belang
is door zijn nationale bcteekenis en als be
wijs van bet voortbestaan der openbare in
stellingen van Engeland. Als het oog over
dit merkwaardige tooneel gaat, wordt do
aandacht getrokken door de herinneringen
aan do groote mannen, die mede hebben ge
holpen het Britsche rijk te maken tot wat
het thans is.
Hier is het standbeeld van Nelson, de ge
liefde held van een zeevarende natie, daar
is het standbeeld van Wellington, met do
drie welsprekendo woorden op het voetstuk:
„Plicht, eer, roem", elk omgeven door een
lauwerkrans, en hier is ook het stundbe?ld
van William Pitt, den groot-en tegenstander
van den grootcn Napoleon Pitt, de En-
gelscho staatsman, die, in de zwaarste cri
sis van zijn land meer dan een eeuw ge
leden woorden uitte, die historisch zijn ge
worden: ,,Engeland heeft zichzelf gered door
zijn inspanning en het zal Eurojja redden
door zijn voorbeeld."
Deze woorden zijn sindsdien nicer dan eens
geuit en in dezelfde plaats door Balfour
niet. veel jaren geleden en door Asquith nog
onlangs, toen hij na het begin van den oor
log zijn beroemde rede hield, oen beroep
deed op de n%tie om het hoofd te bieden
öan do moeilijkheden, waarin het gewikkeld
was «en er de aandacht vanzijn hoorders
op vestigde, dat Engeland meer dan een
ecuvr geleden twintig jaar- lang oorlog had
gevoerd, er bij voegende: ,,Laat ons hetzelfde
deen".
Bij deze gelegenheid was het banquet ook
galenkwaaTdig door een afwijking vaji het
eeuwenoud gebruik. Het is gewoonte alle
leden van de leidende politieke partij te
inviteeren, om op het banquet van den lord-
mayor to spreken. Maar om te wijzen op de
eenheid der natie, werd dit keer van deze
gewoonte afgeweken en de leiders deir oppo
sitie namen plaats naast de leiders der re
geeringen als gasten der stad.
Do Kozakken.
De kozakken uit de Ukraine en van achter
do Porogen, de stroomversnellingen van de
Dnjester (de zoogenaamde Saporogischï ko-^
zakken), van wie alle kozakken afstammen,
bestaan niet meer. Daarentegen heeft de
regeering van den Tsaar, behalve aan den
Don, ook vestigingen van kozakken gesticht
aan de Kocban en aan de Torek in den
Kaukasus. bij Orenburg, bij Astrakan, in
Siberië, aan de Amoer en in Centraal-Azië.
De Don-kozakken leveren negentien regimen
ten, de Kooban-kczaklccn elf, de andere
vestigingen zijn van minder belang. In vre
destijd zijn er 53 kozakken-regimenten, in
oorlogstijd moeten er 154 zijn.
Het type vertegenwoordigen de Don-ko
zakken, wier organisatie we hier zullen schet
sen. Bij dc andereu bestaan Zekere afwijkin
gen van ondergeschikte bcteekenis.
Het gebied van de Don-lcozakken omvat
164,000 vierkante kilometer (is dus bijna,
zoo „groot als half Druisen) en is bevolkt
door tegen de drie milliocn menschen. Het
heele land ressorteert niet onder binnen-
landsclie zaken, maar onder het departe
ment van oorlog. Bovendien heeft de be
volking een uitgebreider zelfbestuur dan
do gewonë gouvernementen. De dorpen,
stanitzen genaamd, onderscheiden zich t:r-
nauweruood van dc Russische dorpen uit
naburige streken en do kozakken zijn gewone
boeren. Daar zij echter nooit- lijfeigenen ge
weest zijn, onderscheiden zij zich in hun
zeden en gewoonten gunstig van de ge
wone Russische moesjiks. Het land is het
eigendom van het vrije kozakken-l?ger.
Vreemdelingen kunnen ?r geen grondbezit
verwerven. Zooals in de Russische dorpsge
meente wordt het bouwland periodiek onder
de families verdeeld. Dc grondbelasting be
hoeven de kozakken niet te betalen, maar als
zij in het leger treden, moeten zijzelf hun
paarden en uniformen bezorgen, terwijl de
staat slechts de wapens levert. Vroeger mag
de vrijheid van belasting en heerendienst
een privilegie geweest zijn, nu is de dienst
plicht in dezen vorm een zware last, te meer,
daar de diensttijd zeer lang is. De voor
bereidende dienst begint met het achttiende
levensjaar en duurt drie jaren. De jonge
mannen leeren rijden en sclüeten, doordat zij
do oefeningen in hun dorpen meemaken. Dan
moeten zij vier jaar dienen en zijn vervol
gens vier jaar met verlof. In dezen tijd
moeten zij eclitcr hun paarden gereed houden,
zonder ze voor den landbouw te mogen
gebruiken. Daarna zijn ze vier jaar in de
reserve en behoeven zij geen rijpaarden meer
te houden. Ten slotte behoor211 zij nog vijf
jaar tot de landweer. In actie ven dienst
krijgt do kozak soldij, waarvan hij zichzelf
en zijn paard onderhouden moet. Daar echter
de soldij zeer laag is. gaat de man uit stelen.
Vooral op paarden voer hebben zij het voor
zien, want voor de paarden, die hun eigen
dom zijn, zijn zij natuurlijk zeer bezorgd.
Daarom zijn steden en dorpen, waar kozak
ken in garnizoen liggen, steeds aan de on
gelooflijkste gauwdievenstreken en plunde
ringen blootgesteld.
De staat heeft op dezo wijze een betrek
kelijk goedkoope ruiterij, maar het kozakken-
volk zelf verarmt cu dc kozakkenregimenfen
zijn een plaag voor het land. Voor dc ko-
zakkendorpen is het geen kleinigheid zeven
jaar lang do rijpaarden te onderhouden en
do leesten voor dc uitrusting, uniform, sabel
enz. op te brengen. Daarbij wordt het land,
in verband met dc vermeerdering der be
volking, te klein, en dientengevolge worden
do perceelen der onderscheidene families
steeds kleiner.
Hoe staat het nu met hun militaire be
kwaamheid Daar de kozak eerst, voor hij
in het front komt, reeds in den voorberei
dingstijd leert rijden, ja, de eerzucht er hem
tce drijft, zich reeds als knaap ijverig te
oefenen, is iedere man ongetwijfeld een goed
ruiter. Op do exercitie velden ziet men de
manschappen vaak heel aardige kunststuk
ken vertoonen. In vollen draf worden geld
stukken van de aarde opgeraapt, de man
schiet, staande op het zadel, of galoppeert
onder den buik van zijn paard hangende.
Dat is do zoogenaamde dzjigitowka. De paar.
den zijn daarvoor meestal goed gedresseerd,
reeds daarom al, omdat zij van jongs af
voor den dienst opgevoed worden. Desniet
temin is de kozak, evenals de bedouin, een
ruwo ruiter, dat wil zeggen, hij verstaat
niet de kunst, zijn paard te. ontzien, qn
bij liet rijden het werk gemakkei ij kei' te
maken. Militairen zijn daarom algemeen van
meening, dat de kozakken rich niet met
moderne cavalerie melen kunnen. Vooral liet
paarden.materiaal is onvoldoeude. Het ko-
zakkenpaard is een door Oosterseh bloed
eenigszins veredeld steppen paard. Zijn
grootste deugd is zijn bijna onuitputtelijk
uithoudingsvermogen.
Maar het is niet snel genoeg. Als het er
op aan komt, vele honderden kilometers ui
te leggen, zal een kozakken-regiment ieder
do baas zijn. omdat de paarden het beter
uithouden.
Op liet Europcesche oorlógs terrein komt er
dit echter zelden op aan, en wat snriheid op
korte afstanden of charges betreft, wordt
niet veel gepresteerd. Door «de verarming
van het. kozakken-gebied is liet paardenma-
teriaal in de laatste tientallen van jaren
steeds minder geworden.
Ten opzichte van de hoofdzaak van de mo
derne cavalerie, den verkenningsdiehst, schie
ten de kozakken volkomen te kort. De zoon
van de steppen is stellig vindingrijk en sluw,
maar de gecompliceerde toestanden van den
Europeesehen oorlog eisehen iets anders dan
deze Indianen.deugden, namelijk oordeel en'
zelfstandig handelen onder alle omstandig
heden. Daarover beschikt de kozak niet. De
kozakken zijn daarom in de laatste oorlogen
van Rusland hoofdzakelijk voor etappen-
-dienst, dekking van de verbindingslijnen ge
bruikt.
De gevechtswjjze van de kozakken berust
op de zoogenaamde lawa. Het is oen goed
ingeoefende tak tack, dio bij het karakter
van de troepen past-. Zij omzwermen den vij
and in kleine groepjes, die vooruilrijden cn
terugwijken, den vijand tot zich trekken en
zoo den aanval voorbereiden, waai'bij zij zich
bliksemsnel eoncentreeren en den vijand op
diens zwakste plaats aanvallen.
(„Vorwarts.")
x
KORTE BERICHTEN.
Verscheidene dames uit Essen meenden
dezer dagen bij een bezoek aan een gevan
genkamp niets beters te kunnen doen, dan
de gevangenen uniformknoopen af to bede
len; toen de wacht tusschenbeide kwam,
lieten ze zich nog niet terugsturen. Daarop
werden ze door een patrouille mee naar de
keuken genomen en gedwongen .piepers te
jassen". De schillen mochten ze als aan
denken meenemen.
Zooals bekend is, wordt aan de Duitsche
grensstations van de reizigers, die het land
binnenkomen, de afgifte van de in hun bezit
zijnde vreemde conranten gevorderd. Hoe
verlangend men is den inhoud daarvan te
kennen, blijkt wel uit het feit-, dat sedert
het uitbreken van den oorlog, tot voor en
kele dagen, de 's avonds ingezamelde nieu
we bladen, vooral de Fra-nsche, Engelsche
en Nederlandsche, die van den Ylissing-
sche-n mail trein werden gehaald, per ex
tra-trein van een der grensstations naar
Wesel werden gebraoht, ter beschikking
van den militairen commandant- aldaar.
De voornaamste Mohammedanen to Sier
ra Leono verklaarden hun loyauteit en
sympathie met Engeland in den tegenwoor-
digen toestand.
De „Norddeutscho Allgemeino Zeit-ung"
deelt mede, dat de graanvoorraden in
Duitschla-nd door soldaten van den land
storm, die nog niet geheel afgericht zijn, be
waakt worden, om brandstichting to voor
komen.
De ambtelijke Duitsche verlieslijsten
zoo meldt een telegram uit Kopenhagen
aan de „Times" geven eon totaal van
509,000 aan dooden, gewonden en vermis
ten. Een lijst bevat alleen 29,281 namen.
De meeste namen op de laatste lijsten
hebben betrekking op verliezen, die in Sep
tember geleden zijn, eenige duizenden dag-
teekenen zelfs nog uit Augustus. Van Octo
ber zijn cr nog maar weinig verliezen op
gegeven.
De „Nordd. Allgem. Zeit." schrijft: De
Duitsche regeering heeft een nauwkeurig
onderzoek gelast ter vaststelling van de
schade, door de Engelschen veroorzaakt-
door do vernieling en plundering van par
ticulier eigendom, kort voordat de vesting
Antwerpen werd overgegeven.
Volgens de tot dusverre verkregen re
sultaten van dit onderzoek bedraagt, blij
kens particuliere mededeelingen uit Brus
sel, de schade van Belgische en neutrale
handelsfirma's minstens 200 niillioen franc.
De Duitsche firma's hebben een veel ge
ringer nadeel geleden.
De Denen hebben veel paarden aan
Duitschland verkocht. Zij hebben er ook
op groote schaal paarden voor opgekocht
in Noorwegen, tot daar de uitvoer beperkt
werd. Nu laten zij de kleine paardjes van
IJsland overkomen. Naar het heet, moeten
deze dieren dienen voor den landbouw, die
ze hard noodig heeft-, aangezien de boeren
hun paarden, bij de hooge prijzen die ze
konden maken, van de hand hebben ge
daan.
In „Punch" een wel onbillijke, maar,
gegeven de in Engeland gangbare mee
ning, op zich zelf goedgevonden hatelijk
heid aan het adres der Duitschers. „Het
luchtschipgevaar", is het onderschrift van
een prent, waarop een eenzaam Londensch
burger op het smalle dak van zijn huisje
met- groote letters schrijft, ter waarschu
wing van Duitsche luchtschepen „Dit is
niet het Britsche Museum".
Zelfs vestingbouwers houden wel eens
van een grapje. Die van Maiiiz» zoo ver
telt de „Frankf. Ztg.", had drie koppen
in zijn gebouw gemetseldde buitenste
stak zijn tong uit tegen den vijand, de
middelste keek zeer ernstig, de derde
kop boven de binnenste poort weende
dikke tranen.
De bouwmeester van de vesting Atrecht
beeldde in een gevelsteen een kat af, die
op een muis jacht maakt en liet er onder
beitelen
Les Francais prendront Arras
Lorsque ce chat prendra ce rat.
Toen de Franschen in 1610 de vesting
innamen, lieten zij de p van prendont weg
hakken; er stond dus:
Les Francais rendront Arras
Lorsque ce chat prendra ce rat.
De „Frankf. Ztg." hoopt-, dat de p weer
door de Duitschers zal worden hersteld
t
Men maakt zich in Amerika ongerust om
trent den pantserkruiser „North Carolina"
Op 2 November heeft dc gezagvoerder aan
de Amerikaansche regeering geseind, dat
het schip te Beiroet op de kust van Sirië
was aangekomen en daar 350 marinesolda
ten had aan land gezet voor de bescherming
van Amerikaansche onderdanen en hun
eigendommen. Op 7 November heeft de
Amerikaansche regeering telegrafisch ver
schillende vragen tot den commandant ge
richt en daarop geen antwoord ontvangen.
Het gerucht gaat, dat do „North. Caro
lina" te Beiroet is in den grond geboord of
opgeblazen. Het is een kruiser van 14,500
ton, loopende 22 knoopen, bewapend met
vier 10 mch-kanonnen en zestien 6-inch
snelvuurkanonnen. Hij werd gebouwd in
1908 en voerde een bemanning van 40 offi
cieren en 821 minderen.
Fel is de strijd, die in Duitschland wordt
gevoerd tegen het gebruik van vreemde,
meer speciaal van Fransche en Engelsche
woorden. In de industriestad Goch prijken
enkele winkelruiten met het opschrift „Hier
wird kein „Adieu" gesagt". In een café
voert de herbergier den strijd tegen de
Fremdwörter door iederen bezoeker, die
zich zulk een woord laat ontvallen, een bus
je voor te houden met- het verzoek om een
gave voor het Roode Kruis als boete voor
deze onpatriottische uiting. Daar het woord
„adieu" in Duitschland algemeen in zwang
wras, kan op deze manier een aardig som
metje bijeenkomen.
In het Oostenrijksche leger strijdt een
vrouw mede. De Oostenrijksche Staatscou
rant meldt
De keizer heeft mevrouw HelLa von Tur-
nau, als blijk van waardeering voor haar
dapper en succesvol gedrag tegenover den
vijand, het ridderkruis van de Frans Josefs-
orde aan het lint van het kruis van mili
taire verdienste verleend.
f Mevrouw von Turnau heeft haar echt-
genoot, luitenant-kolonel von Turnau, naar
het front vergezeld en strijdt als uitnemend
schutter en ruiter aan zijn zijde. Zij is 48
jaar oud en in 1900 gehuwd.
Vraag: Ik heb een huis gehuurd voor
zekeren tijd met recht, om dit huis gedu
rende den huurtijd voor bepaalden prijs to
koopen. Nu is mijn huisbaas voornemens
1 het huis te verkoopen en wanneer zulks ge
schiedt, kan ik natuurlijk de huur handha
ven, maar heb ik nu het recht van koop
ook tegenover een cventueelen nieuwen
huisbaas
In het desbetreffend huurcontract komt
o. m. voor zonder moerde huurder
heeft het recht gedurende den huurtijd het
gehuurde te koopen voor de som van
Antwoord: Wie eventueel kooper is
van uw huis, doet niets ter zake, als een
maal in uw koopcontract de clausule is op
genomen, zooals gij die afschrijft.- Het zou
wat moois zijn, wanneer door verkoop do
wellicht voor u voordceligc koop zou te niet
kunnen worden gedaan Het staat immers
duidelijk in uw contract, dat ge het recht
hebt tot koopen.
Vraag: Verscheidene berichten vaji
Berlijn worden door u geplaatst met op
merking van twijfel, terwijl de berichten
uit Londen blijkbaar met graagte worden
opgenomen. De berichten uit Londen om
trent het nemen van een 42 c.M. mortier
werden door u zonder kanttcekoning ge
plaatst. De „Matin" verneemt uit Londen,
zie editie van 8 November j.l., dat oen der
gelijk mortier genomen is en plaatst dit
onder reserve.
Zijn de Fransehen nu werkelijk zóó be
scheiden, dat zij van "dit feit geen vermel
ding willen maken, of zijn de Engolschen,
die u blijkbaar zoo grif gelooft, zóó leugen
achtig, dat zij dergelijke berichten uit hun
duim zuigen
't Is toch meermalen gebleken, dat onze
overburen het niet zoo „au serieux" nemen
met berichten.
Ontving u reeds bevestiging van Fran
sche zijde
Antwoord: Maken de Franschcxn in
het algemeen ooit melding van het nemen
van machine-geweren of kanonnen? Wij
hebben er nog nooit melding van zien ma-
kon.
Bij elk gevecht vermelden do Duitschor»
zóóveel machinegeweren, zóóveel gevan
genen.
De Fransehen zeggen nooit iets van ge
vangenen of van kanonnen, een enkele
maal deden de Engelschen het.
Of de Engelschen het met berichten niet
„au serieux" nemen, zult u hebben te bo-
"w ij zen.
Vraag: Wij zijn twee vrienden cn zou
den gaarne willen dienen bij de genie in
Utrecht. Kunt u mij ook zeggen hoeveel
handgeld men krijgt, hoe lang ik dienen
moet en waar ik mij moet melden
Antwoord: Yoor het tegenwoordige
is do werving gesloten. Overigens kunt u
informeeren bij den garnizoenscommandant.
Vraag: Ik heb een zoon, die tijdens de
mobilisatie in dienst is, en milit.ieplichtig,
en door omstandigheden wensoht te trou
wen. Heeft zijn vrouw nu recht op vergoe
ding van Rijkswege zoo ja, bij wien moot
zij zich vervoegen
Antwoord: Ja, na het huwelijk, kan
zij zich tot het bekomen van vergoeding op
het Raadhuis vervoegen.
Vraag: Mijn neef is 31 Jqli 1.1. 17 jaar
geworden, nu wil hij zich voor do reserve
bij het leger opgeven. Wanneer moet hij
zich aangeven en wanneer moet hij dan
dienen
Antwoord: Hij kan zich ten allen
tijde aanmelden, bij den commandant van
het garnizoen.
Vraag: Moet ik de gevangenisstraf van'
drio maanden, nog van vóór de mobilisatie,
nog ondergaan? Ik ben nu onder do wape
nen.
Antwoord: Zeker, te zijner tijd zal
men. u wel mededecling doen nopens het
ondergaan van de straf.
4)
Er trilden groote tranen aan haar wim
pers en haar stem beefde. Nog altijd* had
deze stem haar ouden, zachten klank, en
terwijl ik haar hoorde spreken, bedacht
ik, dat haar lach zeker ook nog even hel
der en welluidend zou zijn als voor vijf
jaren, wanneer het slechts een gelukkige
mocht gelukken dien nog eens te voorschijn
te tooveren. En daarbij ging mij door het
hoofd, hoe heerlijk het toch zou zijn, als
ik zelf wellicht die gelukkige was. Een
bedompte atmosfeer van droefheid en
zwaarmoedigheid scheen dit lage vertrek
te vervullen waarlijk, het moest een dank
bare taak zijn om die te verjagen en een
frissche, opwekkende geest van vroolijk-
hcid weer door deuren en vensters binnen
te laten. En ik nam het besluit van nu af
al mijn krachten daartoe aan te wenden.
Ik vroeg of zij en haar vader reeds met
vele menschen kennis hadden gemaakt en
vernam, dat zij in dat opzicht in denzelf
den toestand verkeerden als ik.
„Wij gaan hier met niemand om", zeide
Ilse zuchtend. „Een paar kennissen uit
vroegere dagen, die in het begin zeer
vriendelijk tegen ons wjren, heeft mijn
vader, door zijn voortdurende prikkel
baarheid, spoedig afgeschrikt, zoodat zij
den omgang met ons geheel hebben afge
broken. Ik voel mij hier te midden van al
die drukte en dat gewoel zoo eenzaam,
alsof ik moederziel alleen op een woest
eiland zat".
„Dat zal, hoep 1k, nu anders worden,
juffrouw Ilse", liet ik mij ontvallen. „Het
heeft mij zoo verheugd, dat uw vader mij
opzocht, en mij dunkt, wij zullen nu op
rechte vriendschap sluiten, evenals in den
goeden, ouden tijd, nietwaar?"
Ik had op een blijde toestemming ge
hoopt en het bracht mij eenigszins van
mijn ©tuk, toen Ilse in plaats daarvan als
in droeve moedeloosheid het hoofd liet
zinken.
„Och, gij zult spoedig evenals de ande
ren doen", antwoordde zij, zonder mij aan
te kijken. „En gij zult dan wellicht met
wrok aan ons terugdenken. Waarschijn
lijk, zou ik beter gedaan hebben, wanneer
ik vader in het geheel niet van uw ver
blijf hier had verteld.
„Wat? Het spijt u dus, dat gij mij hier
ziet?" riep ik, ten hoogste beleedigd. „Gij
zoudt het. aangenamer gevonden hebben,
als ik onkundig van het feit ware geble
ven, dat wij in dezelfde stad woonden?"
Zij kreeg een kleur en maakte een ont
kennende beweging. ,»U moet mij niet ver
keerd begrijpen, mijnheer Weltlinger
Juist omdat ik zooveel waarde hecht aan
uw vriendschap, zou ik ons niet aan het
gevaar willen blootstellen, die te verlie
zen, zooals wij reeds de vriendschap van
menig ander goed mensch verloren heb-,
ben".
Ik wilde haar door een onstuimige ver
zekering in de rede vallen, doch Ilse zag
met een smeekenden blik tot mij op, welke
mij het zwijgen oplegde, en ging eenigs
zins verlegen voort: „Het is niet meer
zoo bij ons, als het ten tijde van onzen
vroegeren omgang met u was. Vooral is
mijn vader zeer veranderd. Al de beproe
vingen der laatste jaren hebben hem ver
bitterd en een wantrouwend, zeer prik
kelbaar man van hem gemaakt. Hij denkt
steeds» dat men hem met minachting be
handelt, de minste tegenstand kan hem,
ondanks zijn goedhartigheid, in hevigen
toorn doen ontsteken en in zulke oogen-
blikken is hij nauwelijks geheel meester
o^ er hetgeen hij zegt of doet. Heb ik dus
geen reden voor de vrees, dat hij ook u
zeer spoedig zal \erjagen, ofschoon ik
weet, dat hij van u veel meer houdt, dan
van een der anderen, die zich zoo snel te
ruggetrokken hebben?"
„Voor zulk een gevaar, juffrouw Ilse,
behoeft gij niet bevreesd te zijn. Ik heb
in mijn beroep geleerd mij te beheersehen»
ofschoon ik dat ten opzichte van uw a a-
der niet eens zal behoeven te doen. Want
mijn dankbaarheid en de eerbied voor zijn
verdriet vrijwaren hem voor elke gevoelig
heid van mijn kant. Slechts als ik u lastig
mocht vallen
„Mij?" Haar bruine oogen zagen mij
met een verwijtenden blik aan. „Gij zoudt
zoo iets niet zeggen, als gij vermoeden
kondt, hoe ongelukkig ik mij in deze een
zaamheid gevoel".
„Nu, goed, dan zal ik u het bewijs le
veren, dat mijn vriendschap toc-h eenigs
zins hechter is dan die van uw te gevoe
lige andere kennissen".
Ik meende een glans van vreugde over
haar mooi gezichtje te zien glijden, doch
het volgende oogenblik keek zij weer
even ernstig en zwaarmoedig, zoodat ik
mijn waarneming voor een dwaling moest
houden, waaraan mijn eigen wenschon het
grootste deel hadden gehad. En tot ver
dere waarnemingen werd mij geen gele
genheid meer gegeven, want in de deur
der woning werd een sleutel omgedraaid
en met een mee. verschrikten dan vroo-
lijken uitroep„Daar is mijn vader
sprong Ilse op, ten einde hem te gemoet
te gaan.
Harders kwam mij nu nog meer over
spannen en lijdend voor dan bij het eer
ste weerzien, maar hij toon 'e zich zeer
verheugd over mijn bezoek.
„Vriendelijk van u, dat gij u zoo spoe
dig bij ons laat zien", merkte hij op, ter
wijl hij op zijn zenuwachtige manier da
delijk in de kamer op en neer begon te
loopen. „Gij zijt vermoedelijk een weinig
verbaasd over het- kwartier, dat ik voor
ons heb uitgezocht. Het is wel niet bepaald
schitterend» maar het is toch tamelijk rus
tig en voor mij zeer gelegen. Zoodra ik
met mijn werk klaar ben, betrekken wij
een villa aan de rivier".
Hij keek mij bij die woorden wantrou
wend aan, als verwachtte hij een uit
drukking van twijfel op mijn gelaat te
vinden. Daar ik mij echter wel wachtte,
iets dergelijks te toonen, werd hij nog
vriendelijker en zond ondanks mijn tegen
stribbelen Ilse de kamer uit, opdat zij ons
een smakelijke lunch zou voorzetten.
„Al d'rink ik ook zelf geen wijn meer",
zeide hij, „u weet immers om welke
redenen, dan heb ik voor mijn vrienden
toch nog altijd een druppeltje,» dat zich
niet bepaald behoeft te verstoppen".
Zoodra zijn dochter de kamer had ver
laten, haalde Harders eenige couranten
uit zijn zak en hield die mij met een
triomfeerend gelaat toe.
„Nu, wat heb ik u gisteren gezegd?
Men zal nooit te weten koraon, wie het
gedaan heeft, nooit 1"
De moord, waarvan gisteren sprake was
geweest, had mijn gedachten intusschen
zoo weinig bezig gehouden, dat ik niet
dadelijk wist, wat hij bedoelde, en mijn
verbaasd gelaat scheen Harders eenigszins
ongeduldig te maken.
„Gij herinnert u toch zeker ons gesj - *k
van gisteren", ging liij mei bijzonderen
nadruk voort. „Uw vriend, de politie-
dokter, was immers zoo vol vertrouwen,
dat men den moordenaar, op grond van
de voorhanden signalementen, gemakkelijk
zou weten uit te vinden. Hij zal, denk ik,
zeer spoedig tot de ontdekking komen, dat
hij zich terdege vergist heeft. Hier, lees
Wat ik gisteren voorspeld heb» komt let-
teriijk uit. In de laatste vier en twintig
uur zijn niet minde, dan drie personen in
hechteni:; genomen, welke dien vernuftigen
politie-agenten verdacht voorkwamen, wijl
het een of ander kenteekeh op hen van
toepassing was. De een had een grooten,
roodblonden baard, de tweede verheugde
zich in een gebogen rug en hinkte, en
de derde, van wiens uiterlijk in de cou
ranten niets wordt gezegd, was vermoede
lijk genoodzaakt zich van een bril te moe
ten bedienen. Natuurlijk konden alle drie
heel spoedig bewijzen, dat zij met de zaak
niets hadden uit te staan, en de verstan-?
dige rechtsmannen waren eenvoudig drie
pijnlijke ervaringen rijker geworden. Ik
ben overtuigd, dat hét nog lang niet de
laatsten zijn geweest, welke zij in deze
aangelegenheid bleven".
l' CWjwdt yen-