FEUILLETON. (Biesn FJêssfarflgsr. Roerende plechtigheid De geestelijke deelt 't gewijde brood en den gewijden wijn uit-Bij allen bijna moet hij den beker helpen steunen, bij sommigen het hoofd opheffen. Den mees ten bijstand heeft de arme lijder met die vreeselijke rugwonde noodig. O, Jezus, die dit liefdemaal instelde op den vooravond van Uw lijden, het schijnt bij 't bulderen der kanonnen en ;t- klette ren van 't staal, of Gij tevergeefs Uw leer hebt geprediktEn neen, o neen, hier, waar jonge levens eindigen, brengt die leer gelatenheid, troost, bemoediging, sterkte. De bediening van dit Heilig Avond maal En weer zeg ik, o, gij, die ziugt- en juicht bij de mare van een zege, en feest- klokken luidt, komt hier en aanschouwt De avond is gevallen. In de zaal hoort men gesteun en gekreun. De zusters schuiven van bed tot bed. Soms klinkt er wartaalwartaal met een diepe bet-eekenis tochEr zijn lij ders die zich thuis wanen en de namen van geliefden stamelen. Maar ook do Engel des Doods komt in de zaalGesteun gaat in gereut-el over...... dan niet meer en een jong leven is afgelegd, een ziele verscheiden De doode wordt weggevoerd, stillekens, door dragers die schijnen te zweven. Maar wijd geopende oogen volgen ze toch den gestorven makker tot de leur. En hij. die 't Heilig Avondmaal bedien de en sterven troostte, wordt dan weer geroepen bij het geopende grafBegra fenissen geschieden plechtig met militair geleide. En de heerlijke herfstzonne, die, hoe donker het ook in België geworden is, maar schijnen blijft, werpt haar stralen op den doodenakker, en weerkaatst haar lucht op helmen en knoopen en wapens. O, jonge Duitsche mannen, Vlaanderen heeft het nooit begeerd, nimmer uitgelokt, dat gij in zijn -grond zoo ontijdig kwaamt rusten Het was bier steeds een bodem, waar vrede woonde, die wel zweet dronk, maar geen bloed vroeg! Bij uw graven staan reusachtige monu ment-en, hier te Gent vooral het kloeke belfort met zijn vergulden draak, do St.-Baafs- en Nicolaastcrens, 't Graven kasteel, de St.-Baafsabdij en andere nog, getuigen uit 'n tijd, toen woest geweld zoo menigmaal 't land in beroering bracht, maar een tijd, dien we zoo verre in 't ver leden waanden. Helaas, er zijn in de laatste drie maan den zoo ontzettend veel graven voor jon ge mannen in Vlaanderen en Wallonië gedolven. Brieven uit Gent zullen gejammer en tranen brengen in menig Duitsch gezin en knapen en meisjes ziFlen schreien, om dat vader niet meer huiswaarts keert en jongere kinderen zullen hun spel afbreken en moeder droevig aanstaren omdat deze weent. Dat zijn ook oorlogstooneelen En al maa? door brengen automobielen, wagens en treinen gewonden naar Brug ge, Rousselaere, Iseghem, Gent en blijft Vlaanderen een groot hospitaa'. Dc stemming in Berlijn, De Berlijnsche correspondent van het „Hbl." schrijft over de stemming te Ber lijn, o. m. het volgende Er is iets raadselachtigs in de stemming van den Berlijner, zooals deze zich open-* baart in het publieke leven, in de gesprek ken binnenshuis. Men zou denken, dat dc. reactie van ckj gebeurtenissen op het oorlogsterrein zich het krachtigst uiten zou in die hoofdstad van het rijk, dat even goed als in de eerste maanden de opeenvolging van overwinnin- gen^cen geestdriftige, zij het dan ook steeds een waardige blijdschap deed ontstaan, de stilstand in het westen en de tegenslag in het oosten een zekere mate van neer slachtigheid veroorzaakt zouden hebben. Maar hiervan is niets te bespeuren. Dat het in de laatste weken niet vlotten vil, noch in het westen, noch in het oosten, weet iedere Berlijner. De militaire censor is niet meer zoo streng als in den beginne. De dagbladen mogen nu ook officieel-e (Nadruk verboden). 1) Ik was bijna reeds zes maanden in functie als leeraar aan het Johanneum te II. en nog altijd wilde het mij niet geluk ken mij in mijn nieuwe omgeving thuis te i gevoelen. Spoedig na mijn aankomst in de oude handelsstad had ik verscheidene aan zienlijke families, aan wie ik was aanbe volen, een bezoek gebracht, en ook waren eenige getrouwde collega's zoo vriendelijk geweest, mij herhaaldelijk uit te noodigen. Maar nergens had ik gevonden, waarnaar ik verlangde. Er woei een tc ijskoude lucht in al die huizen. Ik miste dc welda dige natuurlijkheid, waaraan ik bij dc be volking van mijn geboorteplaats gewoon was geraakt, en dus trok ik mij weer te rug nog vóórdat eenige intieme connecties hadden kunnen ontstaan. Het was een echt kluizenaarsleven, dat ik, gebogen over mijn boeken en over de dikwijls zeer onverkwikkelijke schriften van mijn scholieren, leidde. De omgang met een paar ongehuwde heeren, met. wie ik in de eetzaal kennis ha-d gemaakt, bracht slechts weinig afwisseling in mijn eentonig bestaan en mijn stemming was dientengevolge dikwijls niet van rooskleu- rigen aard. In zulk een neerslachtig oogenblik hoor de ik in de gang voor mijn kamer naar doctor Weltlinger vragen. Het bezoek gold duo mij ea ik wendde met eenige nieuws- communiqué's van de Fransche en En- gelsche üegecringcn opnemen en van dit verlof maken zij, via Nederland, Zwitser land, Noorwegen, een gretig gebruik. En hoewel enkele, en niet de minst gezag hebbende, Berlijnsche kranten bij deze of ficieele mededeelingen van dc vijandelijke staven dikwijls een kinderachtig commen taar. tusschen twee haakjes voegen, ziet het publiek, dat tot oordeelen bevoegd en geneigd is, toch wel in dat generaal Jof- fre en generaal French nu niet alles mt hun duim zuigen. Trouwens, de korte me dedeelingen van den Duitschen generalen staf zelf waren in de laatste weken dik wijls van dien aard, dat de Berlijner zich niet op zijn gemak zou moeten voelen, zelfs wanneer hem de commimiqué's uit Bor deaux en Londen geheim gehouden waren. Men begrijpt hier nu wel, dat de strate gische terugtocht van de Marne naar de Aisne niet vrijwillig geweest is, dat deze verandering in de situatie leiden moest tot het verlengen van het front tot het uiterste puntje van Noord-Frankrijk tot bij de zee, leiden moest tot het innemen van Ant werpen, omdat nuen een sterke vesting niet zoo dicht achter den rug kon hebben. En men ziet nu in, dat de val van Antwerpen, daar het niet gelukte, de militaire bezet-i ting tot capitulatie te dwingen, gevolgd moest worden door de gevechten in Zuid west Bclgdë, het bloedigste van alle bloe dige gevechten in dezen oorlog. De Berlijner voelt intuïtief, dat niet al les wat er in de laatste maand gebeurd! is, had behooren te gebeuren volgens de plannen van den generalen staf. En men fluistert het overal, waarom het daar tusschen Marne en Aisne plotseling zoo tegen sloeg. Men noemt de namen van legerbevelhebbers, die hun collega Von Kluck niet bijtijds hielpen, waardoor deze gedwongen werd tot de achterwaardsche concentratie. De Berlijner weet, dat Nieuwpoort, Dix- muiden en YP^ren duizenden mannen daags kosten, dat in deze buurt vooral een Ber- lijnsch vrijwilligcrs-regiment, bestaande uit Berlijnsche studenten, uit de élite van de Berlijnsche jeugd, het zeer en zeer hard te verantwoorden gehad heeft en dat velen van hen, die zoo vol hoop en moed te velde trokken, niet of verminkt zullen te- rugkeeren Het leven in de Loopgraven. „De Corrière Delia Sera" ontving uit (Parijs de volgende vertelling over het leven in de loopgraven der Fransche krijgers. EeD officier schrijft, dat zijn soldaten achter de sterke verschansingen een soort badka mer hadden ingericht De geheele compagnie kon eiken morgen een douche nemen. Allo generaals, zoo vertelt luj, brachten ons een bezoek en bewonderden het comfort in onze stelling en bewonderden ook ''n barbierswin kel en op een andere plaats richten we nu een Boort variété in. Een onzer is kunsten maker en een ander geeft voorstellingen met een gedresseerden hond. Het wild, dat dikwijls in radeloozen angst tusschen do vijandelijke stellingen voortjaagt-, veroor zaakt soms de malste situaties. Op een oogenblik werd door vriend en vijand op een haas geschoten. Het dier viel, moest nu echter binnengehaald worden. Plotseling riep men in de Duitsche verschansingen met bulderende stemmen: „Tabak! Tabak!'' Toen staakte men het geweervuur. Een Franschman haalde toen doodkalm 't aan geschoten dier en legde een pak tabak, op zijn plaats, dat onmiddellijk daarna, door een Duitscher gehaald werd. Een minuut later durfde echter geen sterveling jn hoofd boven de verschansing uitsteken. Voor tijdverdrijf wordt soms schijfschieten geïmproviseerd. Een Franschman steekt op een stok e©D kepi boven do loopgraven uit, dan vallen onmiddellijk echoten van de te genpartij. Heeft een der kogels doel ge troffen, dan wordt met schoppen en stok ken het signaal gegeven: „raak!" De vol gende krijgslist heeft men verzonnen om zich tegen nachtelijke uitvallen te verdedi gen. Over vele K. M.'s terrein zijn lOOOden en lOCOdcn blikjes ingem. levensmiddelen gesmeten, die door hun geratel bij 'tloopen der aanvallers hivn geheime plannen moeten verraden. gierigheid mijn gelaat naar de deur. Egd groote, magere man trad een minuut later over mijn drempel, Op den eersten blik kwam mij zijn ingevallen, met rimpels doorploegd gelaat geheel vreerad voor, en ik .stond met die afgemeten houding op, welke men onwillekeurig tegenover vreem den aanneemt. Hij kwam echter op mij toe en een weemoedige glimlach speelde om zjjn kleurloozo lippen. „Kent u mij werkelijk niet meer, mijn- Leer Weltlinger Ben ik in die paar jaren zóó veranderd?" Nu wist ik, wien ik voor mij had, en mijn eerste gevoel was dat van oprechte blijdschap, want aan de persoonlijkheid van dien man was de herinnering aan de gelukkigste jaren van mijn leven verbon den. Ik was als student veel bij hem aan huis geweest en tallooze vroolijke uren schoten mij bij het zien Aan hem weer te binnen. Iioe vroolijk en zonnig was het altijd in dat huis geweest; hoe dikwijls had ik in die vijf jaren daarnaar terug verlangdAan elk lid der kleine familie ha-d mijn hart indertijd gehangenaan den heer des huizes, die zoo levendig en gees tig met ons, jonge menschen, wist te pra ten aan zijn stille, bescheiden vrouw, wie dc goedheid op het gelaat stond geschre ven, en waarlijk niet het minst aan de beide dochters Irene en Ilse, die, volgens mijn overtuiging, niet haars gelijken aan bevalligheid en beminnelijkheid hadden. Ik had wel is waar sleahts met schuwe bewondering tot de schoone Irene opge zien, want zij was ongeveer van denzclfden leeftijd als ik en bezat ondanks alle vrien delijkheid een zekere hoogheid, welke haar voor mij geheel ongenaakbaar maakte. By hot buldcron der Kanonnen. (Uit een veldpostbrief van het Westelijk oorlogsterrein.) Denk eens aan, zoo schrijft een luite nant der veldartillerie aan zijn moeder in Berlijn, denk eens aan, ik heb het ijze ren kruis gekregen. Voor een heelemaal niet zoo moeielijke karwei. Een midden in het gevecht staande batterij had geen mu nitie. Dus moest die er gebracht worden. Ik meldde mij er dadelijk voor aan. Wij hadden een door den vijand sterk onder vuur genomen weg van 500 meter voor ons. Een waarschuwing aan mijn mannen om dé ooren stijf dicht te houden en dan ging het er op los, in galop. De weg was door de ontploffende granaten gekenteekend. In razenden galop ging het met den munitie wagen over alles heen, terwijl rechts eu links de granaten losbarstten. Trots alle gevaar had het toch een zekere bekoring. Wat mij hinderde was, dat ik niet zoo snel rijden kon, als mijn paard wel wilde, om dat anders de wagen onderstboven .zou zijn gegaan. Eindelijk waren wij er. Snel do munitie er uit en in galop terug. Wij had den reeds de helft van den terugweg afge legd. Ik voorop, toen ging het: „S 6st! krkrkrak Pal voor ons. Mijn paard sprong terug, zoodat ik bijna over zijn kop vloog, en liep achteruit in do in galop voortsnel lende bespannen wagens. Tot mijn geluk was een paard daarvan getroffen, en neer gevallen, zoodat de wagon tot staan kwam anders was ik aan stukken en brokken ge reden. Nu moesten wij midden in het vuur 't paard uitspannen en kwamen een paar minuten later behouden weder aan. Do granatenschieterij is heelemaal niet zoo erg. Men kan na een beetje oefening en daar is gelegenheid genoeg voor nauw keurig vaststellen, welken weg zoo'n pro jectiel neemt. Merkt men, dat het voorbij zal gaan, dan bukt men niet eens meer, anders is dit zeer aan te bevelen. Bij pro jectielen die \n de lucht ontploffen, heeft men daar echter niets aan De verzorging is prachtig Dagelijks bijna, versijh brood, altijd versch vleesch, worst enz. De vorige week was ik op een rustdag in Metz. Het gevoel, weder eens aan een gedekte tafel tc zitten, je kan er jo haast niet indenken. Dan een stad, die niet brandt, inwoners, die ons niet vijandiggezind zijn, kerken waar uit niet geschoten wordt, buitengewoon Des namiddags zat ik in een eerste-rangs café en 24 uren later werdeu wij reeds weer beschotenDat is do oorlogSch, heeft zich prachtig gedragen. Zijn batterij chef kwam spoedig te vallen hij nam het commando over en bekwam gelijk een zwaai schot in het been. Hij liet zich echter niet wegdragen, maar verbond zichzelf. Intus- schen schoten de verwond op het slagveld liggende Franschen van achter in de bat terij. Met een kalmte als gold het een glas bier leeg to drinken, greep Sch. een geweei en maakte vijf tot zes Franschen onscha delijk, tot hij een tweedo verwonding be kwam en nu 'weggedragen werd. Een één jarige had na een half uur de heele ge- schutbedicning verloren. Ten slotte was hij alleen over, richtte, stelde, laadde en trok af, alles alleen tot eeh vijandelijke pracht- treffer het stuk geschut trof. 's Avonds vond men hem vermorzeld op de overblijf selen van het kanon, trouw aan het op den mond gegraveerde devies: „Pro Gloria et Patria". Wij hebben nu een muziekkapel opge richt. Ik speel fluit, de beide anderen mondharmonica,. dat klinkt schitterend. Wij liggen in een heerlijk berg dorpje aan den voet van een hoogc-n berg kam. "Wij wonen dicht bij de kerk. Op last van de divisio was er vandaag veldgods- dienstoefening. Een predikatio en dan biecht en avondmaal, terwijl de ruiten van 't kleine dorpskerkje van het kanongebul der rinkelden. Toen al die krachtige ge daanten voor mij voor het avondmaal ge reed stonden, mot sabel en revolver, voor een- gedeelte nog met bloed besmeurd, in hun veldgrauwe bullen, werd ik er door ont-roerd. De geestelijke sprak slechts weinige, hartelijke, woorden, die eohtcr, zooals men wel zien kon, den meesten ter harte gingen. Eerst traden alle officieren, dan met zwaren stap, do sporen klette rend, de manschappen tot de tafel des Heeren. Rechts en links prijkto een blauw wit-rood schild, waarvan de onzen het i blauw in zwart veranderd hadden, met 't Maar daarentegen had ik met haar zuster Ilse, die vier jaren jonger was dan zij, op zeer vertrouwelijken voet gestaan. Zij ging immers met haar zestien lentes nog voor een kind door en bij niemand kwam het zeker op, iets bedenkelijks te vinden in haar overmoedigen omgang met den jongen huisvriend van haar vader. Nog lang nadat ik de mooie academiestad had verlaten, waren haar schitterende, schalk- sche, bruine oogen en haar glasheldere lach in mijn herinnering gebleven en het had mij op den dag van het afscheid moei te gekost om voor de anderen te verber gen, hoezeer de scheiding mij ter harte ging. Wij hadden elkaar echter nooit geschre ven en nieuwe indrukken hadden langza merhand de zonnige tafereelen doen ver- bleeken. Doch nu stond met een slag weer alles voor mijn geestespog, alsof pas en kele weken daarover waren verstreken, en de blijdschap, waarmede ik mijn bezoeker de handen schudde, kwam werkelijk uit het- hart. „Welkom, waarde mijnheer Harders riep ik. „Duizendmaal welkom! Waarlijk, dat noem ik een aangename verrassing!" Ik hacl zijn vraag niet beantwoord, want ik zou in een bedenkelijk conflict met mijn waarheidsliefde zijn gekomen, wan neer ik die had moeten ontkennen. Hij was werkelijk zeer veranderd. Het scheen alsof hij in dien korten tijd twintig jaren ouder was geworden en ik wist geen an dere uitlegging aan zijn vervallen uiterlijk te geven, dan dat hij een zware ziekte moest hebben doorgemaakt, waarop een kwijnende toestand gevolgd was. Hij had op mijn uitücodiging in een opschrift: „Coeur de Jésus, sauvez la Franco". Heb ik u al verteld, dat onlangs de keizer bij ons was? Wij bivakkeerden in een klein stadje, toen plotseling de tij ding vernomen werdde keizer komt hier doorWij stelden ons op en daar was hij reeds. Hij liet de auto bij ons, officieren stilhouden, vlak naast mij, en verhaalde de nieuwste overwinningenhij zag er zeer ernstig, maar overigens uitstekend uit. Sedert gisteren donderden groote mor tieren in onze nabijheid. Donnerwctter, die kan een doofstomme zelfs hoeren 4 OctoberWij liggen hier altijd nog. De batterijen zijn boven op de C. L. een möoien bergrug, die ons tevergeefs doet vragen, hoe de Franschen zulk een stelling konden opgeven. Het vuur is in het algemeen tamelijk zwak, alleen eiken avond tusschen 67 bestrooien de Fran schen: ons met een hagel van granaten en shrapnells. Dit alle avonden terugkec- rend onderhoud bij hetwelk tot heden, nog maar een officier en een soldaat ge troffen werden, noemen wij den „avond zegen." Men wordt langzamerhand vreesc- lijk onverschillig er onder. Eergistermid- dag zat ik bij den afdeelingsstaf bij het ökatspel. Eerst floten de eigen schoten wij zaten zoowat 50 meter van onze batte rijen over ons heen, dan hoorde men „boem, boem, sst, krkraak" en de Fran schen vingen aan. Wij speelden rustig door, terwijl 50 tot 60 schreden van ons af de gra naten sprongen. Die niet gesprongen waren werden als bloemvazen op de skattafel ge zet, de scherven van gesprongene prijkten erop als asohbakjes. Zoo leven wij hier. Het is nu een paar dagen wat vreedzamer. Gis teren heb ik een wagen ingespannen en ben een beetje gaan rijden naar Mars-la-Tour en zoo Duitschland in. Dat komt je heel zon derling voor. Als u dit leest, ben ik waar schijnlijk al weer boven en gaat het ver der„Sst—Krkraak" 1 Hedennacht om 2 uur kwam mijn oppasser en wekte mij uit den slaap Wat te doen in het dorp. Ik dacht minstens, dat de Franschen in het dorp waren. Ik sprong dadelijk op en snel de, de revolver in de hand, do 6traat op. Daar zag ik Wat hij bedoelde: er was brand. Een boerenwoning stond in volle vlam. Nu is dat in oorlogstijd geen reden om uit bed to komen, want brandende hui- zen kan men dagelijks zien. Daar ik ech ter nu toch op was, ging ik er heen en keek de zaak eens aan. Een ritmeester van de uhlanen fungeerde als hoofdman en nu had u moeten zien, hoe onze jongens als brand weermannen in het Fransche dorp arbeid den, met twee pompen en emmers water ging men bet vuur te keer. De anderen redden vee en meubelen, terwijl do bewo ners jammerend toezagen. Twee huizen brandden af, toen was het nfgeloopen. Gis teren vloog een Fransche vlieger over ons dorp heen. Wij reden juist in het veld. Voor een bom waren wij niet bang. De zaak was alleen bedenkelijk, wijl de eigen in fanterie op hem schoot, evenals de artil lerie, wier ehrapnells 6teeds recht boven onze hoofden losbarstten. Daarbij sloegen de neervallende kogels van de infanterie vlak naast ons in. Toen wij in het dorp kwamen, toonden de lui ons dozijnen klei ne pijlen van staal, door den vlieger uit geworpen, zoo gróót als eon potlood en ook zoo dik, die in de lucht loodrecht gaan en door hun zwaarte reeds een mensch kun nen dooden, als hij er een op het hoofd krijgt. Een grenadier had er een in den voet gekregen, dat was het heele resultaat van de spelerij, want anders was het niet. Ik heb er een opgenomen als herinnering. Nu zal ik maar eindigen. Vele groeten! Uithoudingsvermogen van een Gewonde. Een (officier schrijft aan de „Köïn. .Volksztg." Toen ik hedenmorgen uit hef venster keek, werd juist een zwaar gewonde jonge dragonder-officier op een kar voorbij gere den. Hij zag er ontzettend ellendig uit pn scheen volkomen uitgeput. Een hospitaal soldaat vroeg m\i, of ik niet wat cognac en melk had. Ik bracht dit en hoorde- toen het volgende verhaalBij een patrouil- lerit had de officier een schot gekregen door beide 'dijen, links vleeschwonden, rechts been-versplintering. Hij valt van zijn paard, dat ook gewond wegholt. Zijn drie begeleiders zijn onmiddellijk dood. Hij ligt daar, niet in staat zich voort to bewegen hoek der sofa plaats genomen, doch hij weigerde tot mijn verrassing beslist do si gaar en het glas wijn, waarvan ik hem wilde voorzien. „Ik onthoud mij geheel van zulke over bodige genotmiddelen", zeide hij. „Zij doen afbreuk aan hot werk der hersenen en verwarren de gedachten". Hij streek bij die woorden .met zijn hand over zijn voorhoofd en ik merkte nu pas de zenuwachtige onrust van zijn bewegin gen op, welke mij niet minder opvaFend scheen dan de verandering in zijn uiterlijk. „Mag ik vragen, wat u naar H. heeft gevoerd?" informeerde ik. „Het zal toch zeker nu, midden in den winter, niet al leen een pleizierroisje zijn?" „Wij wonen hier reeds sinds eenige maanden. Maar pas gisteren hoorde Ilse toevallig van uw aanstelling aan het Jo hanneum. Het is merkwaardig, dat wij elkaar in deze drie maanden nog niet zijn tegengekomen". „Wat? Hebt gij u hier metterwoon ge vestigd?" vroeg ik met onverholen blijd schap. „En met uw geheele familie?" Harders knikte en weer gleed die smar telijke glimlach over zijn gelaat. „Ja, maar mijn familie is intusschen veel klei ner geworden, doctor! Vier jaren geleden is mijn vrouw gestorven en dertien maan den later heb ik mijn dochter Irene be graven. Wellicht herinnert gij u harer nog; zij was een goed kind". Of ik mij haar herinnerde 1 Tot op den huidigen dag had ik immers geen mooier vrouwelijk wezen gezien dan zij. Een ijs koude rilling liep mij bij de medcdeeling van haar dood over den rug en de zonder linge toon, waarop Harders had gespro- en den andoren morgen hoort en ziet li\jt dat hij tusschen twee fronten ligt. Voor hem zitten de Franschen vast in loopgra-: ven en achter hem de Duitschers. In den loop van den nacht hebben beide partijen deze stellingen ingenomen. Hot vrccsehjke is echter, dat hij op honderd meter afstand van de Franschen ligt en zeshonderd me ter van de Duitschers. Nu begint aan beide kanten het scheten. De infanterie-, kogels vliegen over hem heen. Doch ook de Duitsche artillerie beschiet de Fransche loopgraven. IIij bedenkt: als onze artih leric slechts honderd meter te kort schiet, wat bij een afstand van 4000 meter kan voorkomen, dan ligt hij midden in het vuur van zijn eigen troepen. Een Duit sche kartetskogel neemt hern een stukje weg van zijn rechteroor. Zich voor- of achterwaarts bewegen kan hij niet, om dat dc dij den dienst weigert. Hij moer dus wachten, tot een van beide partijen den tegenstander terugwerpt en hem vindt. Het gevecht op deze plaats duurt zes et malen Zes dagen en zes nachten lag de luitenant daar onder het onophoudelijk vu ren van beide kanten Nu en dan had hij een bic enblad opgeknabbeld Dat was pi les geweest. Den zevenden- dag deden de Duitschers een aanval en wierpen de Fran schen terug. Hij was niet in staat nocli het kopje mèlk, noch het glas naar den mond te brengen en was roerend dank baar, toen rk dit deed. J!li vertelde zijn geschiedenis zonder ophef, als iets doodr gewoons. Tommy Atkiiis. Over 'tontebaan van de benaming „Tom my Atkins" voor den Engelschen soldaat, schrijft 'n „Times"-correspondent 't volgen de: „De bijnaam dateert van 1857. Tijdens den opstand in Inctië, vluchtten allo Euro peanen uit Lucknow naar de residentie. On derweg kwamen zij voorbij een soldaat van het 32e infantene-regimeDt van den hertog van Cornwall is. De man stond op een ver vooruitgeschoven schildwachtpost. Toen aij er bij den jongen kerel op aandrongen, met hen de vlucht te nomen en een veilige schuilplaats te zoeken binnen den ringmuur van het paleis van den gouverneur, weiger de hij, en zeide, dat niets hem zijn poet zou doen verlaten. De jonge held heette Thomaa Atkins, en gedurende den geheel en duur van den op stand, werd van eiken soldaat, die een moe dige daad verrichtte met bewondering ge zegd„Ha, dat's een echte Tommy Atkins". I)e Engelselie Sohlaat- Eon redacteur van het „Berl. Tagebl.", die deel neemt aan den strijd in Vlaanderen als reserve-luitenant, zendt aan zijn blad een brief, waarin bij waarschuwt togen het on derschatten van den Engelschen soldaat. Hij vertelt: Vol strijdlust en zeker van een gemakke lijk© overwinning marcheerden al die jonge regimenten tegen den vijand, om Engel schen te vangen, zooals zij zeiden. Ieder man was overtuigd, dat God den EngeJ- schctn slechte daarom zoo lango beenen ge geven had, opdat zij des te sneller bet ha zenpad zouden kunnen kiezen. Men dacht aan de voorstellingen, die men thuis van Tommy Atkins gelezen had en verheugde zich er op, door den oorlog goedkoop aan een tennisracket te zullen komen. Slechte enkelen waarschuwden er voor, de Engel schen te onderschatten. Sneller dan wij dachten kwamen wij met ~clen vijand in aanraking. Op een morgen, hoen wij op marsch waren zeide men plotse ling: de eerste doode Engelschman. Wij galoppeerden het veld in naar een plaats, waar een van onze patrouilles stil hield. Daar lag hij, do eerste Engelschman, dien wij in dezen veldtocht to zien kregen. Dood, op de rechterzijde uitgestrekt. Het doodelijke projectiel was hem te midden door het hart gegaan. Een piepjong, slank ge spiert! lichaam, dat het khaki zeer goed stond. Sneeuwwit was zijn jong, baardeloos gezicht en de linkerhand was krampachtig samen gebald op de borst. Kort daaron vonden wij in een huis twee zwaar gewo.ndo Engelsehe officieren, wieo wij hun dagboeken met belangrijke notities afnamen en een uur later werd de eerste ken, droeg daartoe wellicht nog meer bij dan de bedroevende inhoud zijner woor den. „Welk een vreeselijk ongeluk!" zeide ik, terwijl ik in mijn eersten schrik tever geefs geschikter woorden zocht. „En ik had daarvan niet het minste vermoeden. Hoe zwaar moet gij geledon hebben, ge achte vriend 1" Hij knikte weer, maar zijn onrustige oogen staarden onbestemd voor zich uit. „Ja, zij is dood I" herhaalde hij. „Wij hebben haar op een wintermorgen begra ven. Zij beeft zoo vurig verlangd om nog eens het voorjaar te zien. En zelfs dat was haar ontzegd, zelfs dat!" Ik wenschte wel iets naders omtrent de oorzaak van haar dood te vernemen, maar ik vreesde daarmee slechts nog dieper in de wonde te woelen, welke blijkbaar nog niet genezen was, en dus trachtte ik hot gesprek, na een kort, pijnlijk stilzwijgen, op andere, minder treurige dingen te brengen. Ik wist, dat Harders, die ten tijde van onze kennismaking voor een zeer rijk man doorging, zich zonder bepaald beroep met allerlei wetenschappelijke stu diën had bezig gehouden, en ik meende een geschikt thema gevonden te hebben. Ik vroeg hem namelijk wat er van het werk was geworden, dat hij indertijd was begonnen. „O, dat heb ik reeds lang opgegeven", antwoordde hij achteloos. „Het was dwaze tijdverspilling zonder eenig hooge doel. Sinds eenige jaren heb ik mij op geheel andere werken toegelegd". „Mag men weten, van welken aard di£ werken zijn i l i 11 i l (Wordt vervolgd)*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 6