FEUILLETON.
(Biesn FJêssfarflgsr.
Roerende plechtigheid
De geestelijke deelt 't gewijde brood en
den gewijden wijn uit-Bij allen bijna
moet hij den beker helpen steunen, bij
sommigen het hoofd opheffen. Den mees
ten bijstand heeft de arme lijder met die
vreeselijke rugwonde noodig.
O, Jezus, die dit liefdemaal instelde op
den vooravond van Uw lijden, het schijnt
bij 't bulderen der kanonnen en ;t- klette
ren van 't staal, of Gij tevergeefs Uw leer
hebt geprediktEn neen, o neen,
hier, waar jonge levens eindigen, brengt
die leer gelatenheid, troost, bemoediging,
sterkte.
De bediening van dit Heilig Avond
maal
En weer zeg ik, o, gij, die ziugt- en
juicht bij de mare van een zege, en feest-
klokken luidt, komt hier en aanschouwt
De avond is gevallen. In de zaal hoort
men gesteun en gekreun. De zusters
schuiven van bed tot bed.
Soms klinkt er wartaalwartaal met
een diepe bet-eekenis tochEr zijn lij
ders die zich thuis wanen en de namen
van geliefden stamelen.
Maar ook do Engel des Doods komt in
de zaalGesteun gaat in gereut-el
over...... dan niet meer en een jong leven
is afgelegd, een ziele verscheiden
De doode wordt weggevoerd, stillekens,
door dragers die schijnen te zweven.
Maar wijd geopende oogen volgen ze toch
den gestorven makker tot de leur.
En hij. die 't Heilig Avondmaal bedien
de en sterven troostte, wordt dan weer
geroepen bij het geopende grafBegra
fenissen geschieden plechtig met militair
geleide. En de heerlijke herfstzonne, die,
hoe donker het ook in België geworden is,
maar schijnen blijft, werpt haar stralen
op den doodenakker, en weerkaatst haar
lucht op helmen en knoopen en wapens.
O, jonge Duitsche mannen, Vlaanderen
heeft het nooit begeerd, nimmer uitgelokt,
dat gij in zijn -grond zoo ontijdig kwaamt
rusten
Het was bier steeds een bodem, waar
vrede woonde, die wel zweet dronk, maar
geen bloed vroeg!
Bij uw graven staan reusachtige monu
ment-en, hier te Gent vooral het kloeke
belfort met zijn vergulden draak, do
St.-Baafs- en Nicolaastcrens, 't Graven
kasteel, de St.-Baafsabdij en andere nog,
getuigen uit 'n tijd, toen woest geweld zoo
menigmaal 't land in beroering bracht,
maar een tijd, dien we zoo verre in 't ver
leden waanden.
Helaas, er zijn in de laatste drie maan
den zoo ontzettend veel graven voor jon
ge mannen in Vlaanderen en Wallonië
gedolven.
Brieven uit Gent zullen gejammer en
tranen brengen in menig Duitsch gezin
en knapen en meisjes ziFlen schreien, om
dat vader niet meer huiswaarts keert en
jongere kinderen zullen hun spel afbreken
en moeder droevig aanstaren omdat deze
weent.
Dat zijn ook oorlogstooneelen
En al maa? door brengen automobielen,
wagens en treinen gewonden naar Brug
ge, Rousselaere, Iseghem, Gent en blijft
Vlaanderen een groot hospitaa'.
Dc stemming in Berlijn,
De Berlijnsche correspondent van het
„Hbl." schrijft over de stemming te Ber
lijn, o. m. het volgende
Er is iets raadselachtigs in de stemming
van den Berlijner, zooals deze zich open-*
baart in het publieke leven, in de gesprek
ken binnenshuis.
Men zou denken, dat dc. reactie van ckj
gebeurtenissen op het oorlogsterrein zich
het krachtigst uiten zou in die hoofdstad
van het rijk, dat even goed als in de eerste
maanden de opeenvolging van overwinnin-
gen^cen geestdriftige, zij het dan ook steeds
een waardige blijdschap deed ontstaan, de
stilstand in het westen en de tegenslag
in het oosten een zekere mate van neer
slachtigheid veroorzaakt zouden hebben.
Maar hiervan is niets te bespeuren.
Dat het in de laatste weken niet vlotten
vil, noch in het westen, noch in het oosten,
weet iedere Berlijner. De militaire censor
is niet meer zoo streng als in den beginne.
De dagbladen mogen nu ook officieel-e
(Nadruk verboden).
1)
Ik was bijna reeds zes maanden in
functie als leeraar aan het Johanneum te
II. en nog altijd wilde het mij niet geluk
ken mij in mijn nieuwe omgeving thuis te i
gevoelen. Spoedig na mijn aankomst in de
oude handelsstad had ik verscheidene aan
zienlijke families, aan wie ik was aanbe
volen, een bezoek gebracht, en ook waren
eenige getrouwde collega's zoo vriendelijk
geweest, mij herhaaldelijk uit te noodigen.
Maar nergens had ik gevonden, waarnaar
ik verlangde. Er woei een tc ijskoude
lucht in al die huizen. Ik miste dc welda
dige natuurlijkheid, waaraan ik bij dc be
volking van mijn geboorteplaats gewoon
was geraakt, en dus trok ik mij weer te
rug nog vóórdat eenige intieme connecties
hadden kunnen ontstaan.
Het was een echt kluizenaarsleven, dat
ik, gebogen over mijn boeken en over de
dikwijls zeer onverkwikkelijke schriften
van mijn scholieren, leidde. De omgang
met een paar ongehuwde heeren, met. wie
ik in de eetzaal kennis ha-d gemaakt,
bracht slechts weinig afwisseling in mijn
eentonig bestaan en mijn stemming was
dientengevolge dikwijls niet van rooskleu-
rigen aard.
In zulk een neerslachtig oogenblik hoor
de ik in de gang voor mijn kamer naar
doctor Weltlinger vragen. Het bezoek gold
duo mij ea ik wendde met eenige nieuws-
communiqué's van de Fransche en En-
gelsche üegecringcn opnemen en van dit
verlof maken zij, via Nederland, Zwitser
land, Noorwegen, een gretig gebruik. En
hoewel enkele, en niet de minst gezag
hebbende, Berlijnsche kranten bij deze of
ficieele mededeelingen van dc vijandelijke
staven dikwijls een kinderachtig commen
taar. tusschen twee haakjes voegen, ziet
het publiek, dat tot oordeelen bevoegd en
geneigd is, toch wel in dat generaal Jof-
fre en generaal French nu niet alles mt
hun duim zuigen. Trouwens, de korte me
dedeelingen van den Duitschen generalen
staf zelf waren in de laatste weken dik
wijls van dien aard, dat de Berlijner zich
niet op zijn gemak zou moeten voelen, zelfs
wanneer hem de commimiqué's uit Bor
deaux en Londen geheim gehouden waren.
Men begrijpt hier nu wel, dat de strate
gische terugtocht van de Marne naar de
Aisne niet vrijwillig geweest is, dat deze
verandering in de situatie leiden moest tot
het verlengen van het front tot het uiterste
puntje van Noord-Frankrijk tot bij de zee,
leiden moest tot het innemen van Ant
werpen, omdat nuen een sterke vesting niet
zoo dicht achter den rug kon hebben. En
men ziet nu in, dat de val van Antwerpen,
daar het niet gelukte, de militaire bezet-i
ting tot capitulatie te dwingen, gevolgd
moest worden door de gevechten in Zuid
west Bclgdë, het bloedigste van alle bloe
dige gevechten in dezen oorlog.
De Berlijner voelt intuïtief, dat niet al
les wat er in de laatste maand gebeurd!
is, had behooren te gebeuren volgens de
plannen van den generalen staf.
En men fluistert het overal, waarom het
daar tusschen Marne en Aisne plotseling
zoo tegen sloeg. Men noemt de namen van
legerbevelhebbers, die hun collega Von
Kluck niet bijtijds hielpen, waardoor deze
gedwongen werd tot de achterwaardsche
concentratie.
De Berlijner weet, dat Nieuwpoort, Dix-
muiden en YP^ren duizenden mannen daags
kosten, dat in deze buurt vooral een Ber-
lijnsch vrijwilligcrs-regiment, bestaande uit
Berlijnsche studenten, uit de élite van de
Berlijnsche jeugd, het zeer en zeer hard te
verantwoorden gehad heeft en dat velen
van hen, die zoo vol hoop en moed te
velde trokken, niet of verminkt zullen te-
rugkeeren
Het leven in de Loopgraven.
„De Corrière Delia Sera" ontving uit
(Parijs de volgende vertelling over het leven
in de loopgraven der Fransche krijgers.
EeD officier schrijft, dat zijn soldaten achter
de sterke verschansingen een soort badka
mer hadden ingericht De geheele compagnie
kon eiken morgen een douche nemen. Allo
generaals, zoo vertelt luj, brachten ons een
bezoek en bewonderden het comfort in onze
stelling en bewonderden ook ''n barbierswin
kel en op een andere plaats richten we nu
een Boort variété in. Een onzer is kunsten
maker en een ander geeft voorstellingen
met een gedresseerden hond. Het wild, dat
dikwijls in radeloozen angst tusschen do
vijandelijke stellingen voortjaagt-, veroor
zaakt soms de malste situaties. Op een
oogenblik werd door vriend en vijand op
een haas geschoten. Het dier viel, moest nu
echter binnengehaald worden. Plotseling
riep men in de Duitsche verschansingen met
bulderende stemmen: „Tabak! Tabak!''
Toen staakte men het geweervuur. Een
Franschman haalde toen doodkalm 't aan
geschoten dier en legde een pak tabak, op
zijn plaats, dat onmiddellijk daarna, door
een Duitscher gehaald werd. Een minuut
later durfde echter geen sterveling jn
hoofd boven de verschansing uitsteken.
Voor tijdverdrijf wordt soms schijfschieten
geïmproviseerd. Een Franschman steekt op
een stok e©D kepi boven do loopgraven uit,
dan vallen onmiddellijk echoten van de te
genpartij. Heeft een der kogels doel ge
troffen, dan wordt met schoppen en stok
ken het signaal gegeven: „raak!" De vol
gende krijgslist heeft men verzonnen om
zich tegen nachtelijke uitvallen te verdedi
gen. Over vele K. M.'s terrein zijn lOOOden
en lOCOdcn blikjes ingem. levensmiddelen
gesmeten, die door hun geratel bij 'tloopen
der aanvallers hivn geheime plannen moeten
verraden.
gierigheid mijn gelaat naar de deur. Egd
groote, magere man trad een minuut later
over mijn drempel, Op den eersten blik
kwam mij zijn ingevallen, met rimpels
doorploegd gelaat geheel vreerad voor, en
ik .stond met die afgemeten houding op,
welke men onwillekeurig tegenover vreem
den aanneemt. Hij kwam echter op mij toe
en een weemoedige glimlach speelde om
zjjn kleurloozo lippen.
„Kent u mij werkelijk niet meer, mijn-
Leer Weltlinger Ben ik in die paar jaren
zóó veranderd?"
Nu wist ik, wien ik voor mij had, en
mijn eerste gevoel was dat van oprechte
blijdschap, want aan de persoonlijkheid
van dien man was de herinnering aan de
gelukkigste jaren van mijn leven verbon
den. Ik was als student veel bij hem aan
huis geweest en tallooze vroolijke uren
schoten mij bij het zien Aan hem weer te
binnen. Iioe vroolijk en zonnig was het
altijd in dat huis geweest; hoe dikwijls
had ik in die vijf jaren daarnaar terug
verlangdAan elk lid der kleine familie
ha-d mijn hart indertijd gehangenaan den
heer des huizes, die zoo levendig en gees
tig met ons, jonge menschen, wist te pra
ten aan zijn stille, bescheiden vrouw, wie
dc goedheid op het gelaat stond geschre
ven, en waarlijk niet het minst aan de
beide dochters Irene en Ilse, die, volgens
mijn overtuiging, niet haars gelijken aan
bevalligheid en beminnelijkheid hadden.
Ik had wel is waar sleahts met schuwe
bewondering tot de schoone Irene opge
zien, want zij was ongeveer van denzclfden
leeftijd als ik en bezat ondanks alle vrien
delijkheid een zekere hoogheid, welke haar
voor mij geheel ongenaakbaar maakte.
By hot buldcron der Kanonnen.
(Uit een veldpostbrief van het Westelijk
oorlogsterrein.)
Denk eens aan, zoo schrijft een luite
nant der veldartillerie aan zijn moeder in
Berlijn, denk eens aan, ik heb het ijze
ren kruis gekregen. Voor een heelemaal
niet zoo moeielijke karwei. Een midden in
het gevecht staande batterij had geen mu
nitie. Dus moest die er gebracht worden.
Ik meldde mij er dadelijk voor aan. Wij
hadden een door den vijand sterk onder
vuur genomen weg van 500 meter voor ons.
Een waarschuwing aan mijn mannen om
dé ooren stijf dicht te houden en dan ging
het er op los, in galop. De weg was door de
ontploffende granaten gekenteekend. In
razenden galop ging het met den munitie
wagen over alles heen, terwijl rechts eu
links de granaten losbarstten. Trots alle
gevaar had het toch een zekere bekoring.
Wat mij hinderde was, dat ik niet zoo snel
rijden kon, als mijn paard wel wilde, om
dat anders de wagen onderstboven .zou zijn
gegaan. Eindelijk waren wij er. Snel do
munitie er uit en in galop terug. Wij had
den reeds de helft van den terugweg afge
legd. Ik voorop, toen ging het: „S 6st!
krkrkrak Pal voor ons. Mijn paard sprong
terug, zoodat ik bijna over zijn kop vloog,
en liep achteruit in do in galop voortsnel
lende bespannen wagens. Tot mijn geluk
was een paard daarvan getroffen, en neer
gevallen, zoodat de wagon tot staan kwam
anders was ik aan stukken en brokken ge
reden. Nu moesten wij midden in het vuur
't paard uitspannen en kwamen een paar
minuten later behouden weder aan. Do
granatenschieterij is heelemaal niet zoo
erg. Men kan na een beetje oefening en
daar is gelegenheid genoeg voor nauw
keurig vaststellen, welken weg zoo'n pro
jectiel neemt. Merkt men, dat het voorbij
zal gaan, dan bukt men niet eens meer,
anders is dit zeer aan te bevelen. Bij pro
jectielen die \n de lucht ontploffen, heeft
men daar echter niets aan De verzorging
is prachtig Dagelijks bijna, versijh brood,
altijd versch vleesch, worst enz. De vorige
week was ik op een rustdag in Metz. Het
gevoel, weder eens aan een gedekte tafel
tc zitten, je kan er jo haast niet indenken.
Dan een stad, die niet brandt, inwoners, die
ons niet vijandiggezind zijn, kerken waar
uit niet geschoten wordt, buitengewoon
Des namiddags zat ik in een eerste-rangs
café en 24 uren later werdeu wij reeds
weer beschotenDat is do oorlogSch,
heeft zich prachtig gedragen. Zijn batterij
chef kwam spoedig te vallen hij nam het
commando over en bekwam gelijk een zwaai
schot in het been. Hij liet zich echter niet
wegdragen, maar verbond zichzelf. Intus-
schen schoten de verwond op het slagveld
liggende Franschen van achter in de bat
terij. Met een kalmte als gold het een glas
bier leeg to drinken, greep Sch. een geweei
en maakte vijf tot zes Franschen onscha
delijk, tot hij een tweedo verwonding be
kwam en nu 'weggedragen werd. Een één
jarige had na een half uur de heele ge-
schutbedicning verloren. Ten slotte was hij
alleen over, richtte, stelde, laadde en trok
af, alles alleen tot eeh vijandelijke pracht-
treffer het stuk geschut trof. 's Avonds
vond men hem vermorzeld op de overblijf
selen van het kanon, trouw aan het op den
mond gegraveerde devies: „Pro Gloria et
Patria".
Wij hebben nu een muziekkapel opge
richt. Ik speel fluit, de beide anderen
mondharmonica,. dat klinkt schitterend.
Wij liggen in een heerlijk berg
dorpje aan den voet van een hoogc-n berg
kam. "Wij wonen dicht bij de kerk. Op last
van de divisio was er vandaag veldgods-
dienstoefening. Een predikatio en dan
biecht en avondmaal, terwijl de ruiten van
't kleine dorpskerkje van het kanongebul
der rinkelden. Toen al die krachtige ge
daanten voor mij voor het avondmaal ge
reed stonden, mot sabel en revolver, voor
een- gedeelte nog met bloed besmeurd, in
hun veldgrauwe bullen, werd ik er door
ont-roerd. De geestelijke sprak slechts
weinige, hartelijke, woorden, die eohtcr,
zooals men wel zien kon, den meesten ter
harte gingen. Eerst traden alle officieren,
dan met zwaren stap, do sporen klette
rend, de manschappen tot de tafel des
Heeren. Rechts en links prijkto een blauw
wit-rood schild, waarvan de onzen het i
blauw in zwart veranderd hadden, met 't
Maar daarentegen had ik met haar zuster
Ilse, die vier jaren jonger was dan zij,
op zeer vertrouwelijken voet gestaan. Zij
ging immers met haar zestien lentes nog
voor een kind door en bij niemand kwam
het zeker op, iets bedenkelijks te vinden
in haar overmoedigen omgang met den
jongen huisvriend van haar vader. Nog
lang nadat ik de mooie academiestad had
verlaten, waren haar schitterende, schalk-
sche, bruine oogen en haar glasheldere
lach in mijn herinnering gebleven en het
had mij op den dag van het afscheid moei
te gekost om voor de anderen te verber
gen, hoezeer de scheiding mij ter harte
ging.
Wij hadden elkaar echter nooit geschre
ven en nieuwe indrukken hadden langza
merhand de zonnige tafereelen doen ver-
bleeken. Doch nu stond met een slag weer
alles voor mijn geestespog, alsof pas en
kele weken daarover waren verstreken, en
de blijdschap, waarmede ik mijn bezoeker
de handen schudde, kwam werkelijk uit
het- hart.
„Welkom, waarde mijnheer Harders
riep ik. „Duizendmaal welkom! Waarlijk,
dat noem ik een aangename verrassing!"
Ik hacl zijn vraag niet beantwoord, want
ik zou in een bedenkelijk conflict met
mijn waarheidsliefde zijn gekomen, wan
neer ik die had moeten ontkennen. Hij
was werkelijk zeer veranderd. Het scheen
alsof hij in dien korten tijd twintig jaren
ouder was geworden en ik wist geen an
dere uitlegging aan zijn vervallen uiterlijk
te geven, dan dat hij een zware ziekte
moest hebben doorgemaakt, waarop een
kwijnende toestand gevolgd was.
Hij had op mijn uitücodiging in een
opschrift: „Coeur de Jésus, sauvez la
Franco". Heb ik u al verteld, dat onlangs
de keizer bij ons was? Wij bivakkeerden
in een klein stadje, toen plotseling de tij
ding vernomen werdde keizer komt
hier doorWij stelden ons op en daar was
hij reeds. Hij liet de auto bij ons, officieren
stilhouden, vlak naast mij, en verhaalde
de nieuwste overwinningenhij zag er
zeer ernstig, maar overigens uitstekend
uit. Sedert gisteren donderden groote mor
tieren in onze nabijheid. Donnerwctter,
die kan een doofstomme zelfs hoeren
4 OctoberWij liggen hier altijd
nog. De batterijen zijn boven op de C. L.
een möoien bergrug, die ons tevergeefs
doet vragen, hoe de Franschen zulk een
stelling konden opgeven. Het vuur is in
het algemeen tamelijk zwak, alleen eiken
avond tusschen 67 bestrooien de Fran
schen: ons met een hagel van granaten en
shrapnells. Dit alle avonden terugkec-
rend onderhoud bij hetwelk tot heden,
nog maar een officier en een soldaat ge
troffen werden, noemen wij den „avond
zegen." Men wordt langzamerhand vreesc-
lijk onverschillig er onder. Eergistermid-
dag zat ik bij den afdeelingsstaf bij het
ökatspel. Eerst floten de eigen schoten
wij zaten zoowat 50 meter van onze batte
rijen over ons heen, dan hoorde men
„boem, boem, sst, krkraak" en de Fran
schen vingen aan. Wij speelden rustig door,
terwijl 50 tot 60 schreden van ons af de gra
naten sprongen. Die niet gesprongen waren
werden als bloemvazen op de skattafel ge
zet, de scherven van gesprongene prijkten
erop als asohbakjes. Zoo leven wij hier. Het
is nu een paar dagen wat vreedzamer. Gis
teren heb ik een wagen ingespannen en ben
een beetje gaan rijden naar Mars-la-Tour en
zoo Duitschland in. Dat komt je heel zon
derling voor. Als u dit leest, ben ik waar
schijnlijk al weer boven en gaat het ver
der„Sst—Krkraak" 1 Hedennacht om 2
uur kwam mijn oppasser en wekte mij uit
den slaap Wat te doen in het dorp. Ik
dacht minstens, dat de Franschen in het
dorp waren. Ik sprong dadelijk op en snel
de, de revolver in de hand, do 6traat op.
Daar zag ik Wat hij bedoelde: er was
brand. Een boerenwoning stond in volle
vlam. Nu is dat in oorlogstijd geen reden
om uit bed to komen, want brandende hui-
zen kan men dagelijks zien. Daar ik ech
ter nu toch op was, ging ik er heen en keek
de zaak eens aan. Een ritmeester van de
uhlanen fungeerde als hoofdman en nu had
u moeten zien, hoe onze jongens als brand
weermannen in het Fransche dorp arbeid
den, met twee pompen en emmers water
ging men bet vuur te keer. De anderen
redden vee en meubelen, terwijl do bewo
ners jammerend toezagen. Twee huizen
brandden af, toen was het nfgeloopen. Gis
teren vloog een Fransche vlieger over ons
dorp heen. Wij reden juist in het veld. Voor
een bom waren wij niet bang. De zaak
was alleen bedenkelijk, wijl de eigen in
fanterie op hem schoot, evenals de artil
lerie, wier ehrapnells 6teeds recht boven
onze hoofden losbarstten. Daarbij sloegen
de neervallende kogels van de infanterie
vlak naast ons in. Toen wij in het dorp
kwamen, toonden de lui ons dozijnen klei
ne pijlen van staal, door den vlieger uit
geworpen, zoo gróót als eon potlood en ook
zoo dik, die in de lucht loodrecht gaan en
door hun zwaarte reeds een mensch kun
nen dooden, als hij er een op het hoofd
krijgt. Een grenadier had er een in den
voet gekregen, dat was het heele resultaat
van de spelerij, want anders was het niet.
Ik heb er een opgenomen als herinnering.
Nu zal ik maar eindigen. Vele groeten!
Uithoudingsvermogen van een Gewonde.
Een (officier schrijft aan de „Köïn.
.Volksztg."
Toen ik hedenmorgen uit hef venster
keek, werd juist een zwaar gewonde jonge
dragonder-officier op een kar voorbij gere
den. Hij zag er ontzettend ellendig uit pn
scheen volkomen uitgeput. Een hospitaal
soldaat vroeg m\i, of ik niet wat cognac
en melk had. Ik bracht dit en hoorde-
toen het volgende verhaalBij een patrouil-
lerit had de officier een schot gekregen
door beide 'dijen, links vleeschwonden,
rechts been-versplintering. Hij valt van zijn
paard, dat ook gewond wegholt. Zijn drie
begeleiders zijn onmiddellijk dood. Hij ligt
daar, niet in staat zich voort to bewegen
hoek der sofa plaats genomen, doch hij
weigerde tot mijn verrassing beslist do si
gaar en het glas wijn, waarvan ik hem
wilde voorzien.
„Ik onthoud mij geheel van zulke over
bodige genotmiddelen", zeide hij. „Zij
doen afbreuk aan hot werk der hersenen
en verwarren de gedachten".
Hij streek bij die woorden .met zijn hand
over zijn voorhoofd en ik merkte nu pas
de zenuwachtige onrust van zijn bewegin
gen op, welke mij niet minder opvaFend
scheen dan de verandering in zijn uiterlijk.
„Mag ik vragen, wat u naar H. heeft
gevoerd?" informeerde ik. „Het zal toch
zeker nu, midden in den winter, niet al
leen een pleizierroisje zijn?"
„Wij wonen hier reeds sinds eenige
maanden. Maar pas gisteren hoorde Ilse
toevallig van uw aanstelling aan het Jo
hanneum. Het is merkwaardig, dat wij
elkaar in deze drie maanden nog niet zijn
tegengekomen".
„Wat? Hebt gij u hier metterwoon ge
vestigd?" vroeg ik met onverholen blijd
schap. „En met uw geheele familie?"
Harders knikte en weer gleed die smar
telijke glimlach over zijn gelaat. „Ja,
maar mijn familie is intusschen veel klei
ner geworden, doctor! Vier jaren geleden
is mijn vrouw gestorven en dertien maan
den later heb ik mijn dochter Irene be
graven. Wellicht herinnert gij u harer
nog; zij was een goed kind".
Of ik mij haar herinnerde 1 Tot op den
huidigen dag had ik immers geen mooier
vrouwelijk wezen gezien dan zij. Een ijs
koude rilling liep mij bij de medcdeeling
van haar dood over den rug en de zonder
linge toon, waarop Harders had gespro-
en den andoren morgen hoort en ziet li\jt
dat hij tusschen twee fronten ligt. Voor
hem zitten de Franschen vast in loopgra-:
ven en achter hem de Duitschers. In den
loop van den nacht hebben beide partijen
deze stellingen ingenomen. Hot vrccsehjke
is echter, dat hij op honderd meter afstand
van de Franschen ligt en zeshonderd me
ter van de Duitschers. Nu begint aan
beide kanten het scheten. De infanterie-,
kogels vliegen over hem heen. Doch ook de
Duitsche artillerie beschiet de Fransche
loopgraven. IIij bedenkt: als onze artih
leric slechts honderd meter te kort schiet,
wat bij een afstand van 4000 meter kan
voorkomen, dan ligt hij midden in het
vuur van zijn eigen troepen. Een Duit
sche kartetskogel neemt hern een stukje
weg van zijn rechteroor. Zich voor- of
achterwaarts bewegen kan hij niet, om
dat dc dij den dienst weigert. Hij moer
dus wachten, tot een van beide partijen
den tegenstander terugwerpt en hem vindt.
Het gevecht op deze plaats duurt zes et
malen Zes dagen en zes nachten lag de
luitenant daar onder het onophoudelijk vu
ren van beide kanten Nu en dan had hij
een bic enblad opgeknabbeld Dat was pi
les geweest. Den zevenden- dag deden de
Duitschers een aanval en wierpen de Fran
schen terug. Hij was niet in staat nocli
het kopje mèlk, noch het glas naar den
mond te brengen en was roerend dank
baar, toen rk dit deed. J!li vertelde zijn
geschiedenis zonder ophef, als iets doodr
gewoons.
Tommy Atkiiis.
Over 'tontebaan van de benaming „Tom
my Atkins" voor den Engelschen soldaat,
schrijft 'n „Times"-correspondent 't volgen
de:
„De bijnaam dateert van 1857. Tijdens
den opstand in Inctië, vluchtten allo Euro
peanen uit Lucknow naar de residentie. On
derweg kwamen zij voorbij een soldaat van
het 32e infantene-regimeDt van den hertog
van Cornwall is. De man stond op een ver
vooruitgeschoven schildwachtpost. Toen aij
er bij den jongen kerel op aandrongen, met
hen de vlucht te nomen en een veilige
schuilplaats te zoeken binnen den ringmuur
van het paleis van den gouverneur, weiger
de hij, en zeide, dat niets hem zijn poet zou
doen verlaten.
De jonge held heette Thomaa Atkins, en
gedurende den geheel en duur van den op
stand, werd van eiken soldaat, die een moe
dige daad verrichtte met bewondering ge
zegd„Ha, dat's een echte Tommy Atkins".
I)e Engelselie Sohlaat-
Eon redacteur van het „Berl. Tagebl.",
die deel neemt aan den strijd in Vlaanderen
als reserve-luitenant, zendt aan zijn blad een
brief, waarin bij waarschuwt togen het on
derschatten van den Engelschen soldaat. Hij
vertelt:
Vol strijdlust en zeker van een gemakke
lijk© overwinning marcheerden al die jonge
regimenten tegen den vijand, om Engel
schen te vangen, zooals zij zeiden. Ieder
man was overtuigd, dat God den EngeJ-
schctn slechte daarom zoo lango beenen ge
geven had, opdat zij des te sneller bet ha
zenpad zouden kunnen kiezen. Men dacht
aan de voorstellingen, die men thuis van
Tommy Atkins gelezen had en verheugde
zich er op, door den oorlog goedkoop aan
een tennisracket te zullen komen. Slechte
enkelen waarschuwden er voor, de Engel
schen te onderschatten.
Sneller dan wij dachten kwamen wij met
~clen vijand in aanraking. Op een morgen,
hoen wij op marsch waren zeide men plotse
ling: de eerste doode Engelschman. Wij
galoppeerden het veld in naar een plaats,
waar een van onze patrouilles stil hield.
Daar lag hij, do eerste Engelschman, dien
wij in dezen veldtocht to zien kregen.
Dood, op de rechterzijde uitgestrekt. Het
doodelijke projectiel was hem te midden door
het hart gegaan. Een piepjong, slank ge
spiert! lichaam, dat het khaki zeer goed
stond. Sneeuwwit was zijn jong, baardeloos
gezicht en de linkerhand was krampachtig
samen gebald op de borst.
Kort daaron vonden wij in een huis twee
zwaar gewo.ndo Engelsehe officieren, wieo
wij hun dagboeken met belangrijke notities
afnamen en een uur later werd de eerste
ken, droeg daartoe wellicht nog meer bij
dan de bedroevende inhoud zijner woor
den.
„Welk een vreeselijk ongeluk!" zeide
ik, terwijl ik in mijn eersten schrik tever
geefs geschikter woorden zocht. „En ik
had daarvan niet het minste vermoeden.
Hoe zwaar moet gij geledon hebben, ge
achte vriend 1"
Hij knikte weer, maar zijn onrustige
oogen staarden onbestemd voor zich uit.
„Ja, zij is dood I" herhaalde hij. „Wij
hebben haar op een wintermorgen begra
ven. Zij beeft zoo vurig verlangd om nog
eens het voorjaar te zien. En zelfs dat
was haar ontzegd, zelfs dat!"
Ik wenschte wel iets naders omtrent de
oorzaak van haar dood te vernemen, maar
ik vreesde daarmee slechts nog dieper in
de wonde te woelen, welke blijkbaar nog
niet genezen was, en dus trachtte ik hot
gesprek, na een kort, pijnlijk stilzwijgen,
op andere, minder treurige dingen te
brengen. Ik wist, dat Harders, die ten
tijde van onze kennismaking voor een zeer
rijk man doorging, zich zonder bepaald
beroep met allerlei wetenschappelijke stu
diën had bezig gehouden, en ik meende
een geschikt thema gevonden te hebben.
Ik vroeg hem namelijk wat er van het
werk was geworden, dat hij indertijd was
begonnen.
„O, dat heb ik reeds lang opgegeven",
antwoordde hij achteloos. „Het was
dwaze tijdverspilling zonder eenig hooge
doel. Sinds eenige jaren heb ik mij op
geheel andere werken toegelegd".
„Mag men weten, van welken aard di£
werken zijn
i l i 11 i l (Wordt vervolgd)*