FEUILLETON. Een politieke intrige. diaansch naderden wij het fort. Erin kon ik echter toch niet, omdat de groote brug over de gracht opgehaald was. Toen nu de commandant ons in het oog kreeg, maakte ik hem wijs dat een geheel regiment met artillerie vlak bij in het bosch stond en dat het vuur onmiddeliijk zou geopend worden, indien nog een minuut met de overgave getreuzeld werd. De commandant liet de brug neer, en wij betraden het zwaar ver sterkte fort. Ik liet ieder op zijn beurt aan treden, wij onderzochten ze, de wapen» moesten ze in het fort achterlaten. Mijn vier mannetjes hadden het geweer iu den aanslag. De commandant van fort Malonne reikte me zijn sabel. Daarna liet ik de Belgen zich in een hoek opstelleD, opdat ze zouden kunnen zien, wie er binnenkwa men, en ik nam met den commandant nog 5 officieren en 20 man gevangen (400 wa ren al van te voren gevlucht;. 1 oen pas liet ik mijn compagnie oprukken 1 De ge zichten van de officieren hadt ge moeten zien, toen ze achteraf ons gering aautal be merkten Do Belgische vlag haalden we neer. Mijn makkers flikten als de drommel van een Belgische broek een hemd en een rood en Franschen buikband 'n Duitsche vlag aan elkaar, die wij heschen. Totdat de af lossing kwam moest ik het fort, dat abso luut onbeschotcn was, bezet houden. Ik maakte 4 stukken van kaliber 21 centime ter buit, zoomede een aantal andere van kleiner kaliber meer dan 100 geweren en pis tolen, 500 granaten en vele duizenden ge weerpatronen. Eerst den volgenden morgen werd ik afgelost. Een moedige Knaap. Een Franscho jongen vau 15 jaar, die meegevochten heeft aan het bombardement van Senlis af tot eenige dagen geleden, toen hij iu den slag aan de Aisne gewond werd, wordt thans in een hospitaal te Parijs ver pleegd en vertelde het volgende over zijn wederwaardigheden aan een vertegenwoor diger van de „laberte": Naast het bed van den jongen, die Gusta- ve Chatam heet, lag, toen de journalist hem bezocht, een roode broek, die naar zijn maat vervaardigd was. ,,lk ben groot en sterk voor mijn leeftijd' vertelde hij op eenvou- digen jongensachtigen toon en alsof er niets bijzonders gebeurd was, ,,ik wilde met de „ooches" vechten en daarom ging ik naar •Senlis, waar ik hoorde, dat er wat gaande was. Op den weg ontmoette ik eerst Alpen jagers en bood aan boodschappen voor hen te doen. Toon vroeg ik hen om een geweer. In het begin lachten zij mij uit, maar gaven mij er tenslotte toch een. Toen zag de kapitein mij on deze-joeg mij weg, zeggende, dat ik nog een kind was. Ik liep weer verder en kwam bij een andere compagnio, die mij mee liet marcheeren. Eindelijk zagen wij de Bo dies" en het gevecht begon. Ik nam het eerst, het besto geweer op en vuurde. jSIie mand lette op mij en ik ging vooruit, totdat ik op het laast geheel alleen was. Ik was mijn compagnie kwijt. Toen kwam er oen auder regiment aan en de soldaten von den goed, dat ik tusschen hun gelederdcn ging. Zoo kwamen wij in den slag aan de Marne. Ik bon in eon bajonet-charge geweest. Wij hielden een bos hooi voor ons uit. Op die manier naderen wij de Duitschers. Ik bon ook in hun loopgraven geweest. Zij veinzen soms dood te zijn, maar dan gaf ik ze even een kleine schop om te zien of ze werkelijk dood waren". Met een excuus voor de taalfouten liet hij zijn dagboek van den slag aan de Aisno zien. dat hij in een schooljongens-cahier had gehouden. Hieronder volgens eenige passa ges er uit: was 2 dagen bij de voorposteD, toen ik eens in een schuur ging kijken of er ook Duitschers in waren. Door een spleet in de gesloten deur keek ik naar binnen en zag Duitsche haverzakken en patroon hul zen op den grond. Met een stuk hout sloeg ik de deur open, laadde mijn geweer en zette er mijn bajonet op. Op de benedenverdie ping was niemand. Ik zag naar boven en vond zeven Duitschers die lagen te slapen. Toen ik binnenkwam werden zij wakker, maar bij 't zien van mijn bajonet gaven zij zich direct over waarop ik^ze beval mee naar beneden te gaan, hetgeen ze maar al te graag deden, waarna ik aan het regiment overleverde. wwiwriaaaw—msmm i) De oude hertog Hein rich en met hem oud en jong, was verrukt over haar schoonheid en beminnelijkhei haar geest, talrijke talenten en bijna nog meer haar tact, haar bescheiden heid en echt vrouwelijke terughou ding tegenover al de huldeblijken van de heeren van het hof. Zelfs de dames dweepten met haar, in de eerste plaats prinses Nikolaa zelf, die niet vermoe dend, dat zij in de schoone gravin een slang aan haaf boezem koesterde haar tot haar vriendin en vertrouwde had ge maakt. De prinses was klein en dik, had leelijke trekken en zag vrij scheel. Ook naar den geest was zij zeet onbeduidend, ofschoon de gravin met haar bewering, dat zij „dom" was, veci te ver ging Zij was slechts zoo fiaïef, lichtgeloovig en goed van vertrou wen, dat het aan het kinderlijke grensde <n in haar buitengewone goedhartigheid itecds geneigd, slechts het beste van de /nenschen te denken. Daarbij maakte zij zich, zooals alle goedhartige lieden, spoe dig over onbeduidende zaken driftig en haar heftigheid steeg dan tot een hoogte, die alle perken te buiten ging. Maar lang duurden zulke eveneens kinderlijke of beter gezegd kinderachtige uitbarstin gen van woede nooit zij liet zich meestal gu.vakkeiijk overtuigen., dat zij ongelijk had gehad, en verzocht dan de personen, wie haar toorn had gegolden, mot tranen om vergeving. Zij had dus vele goede eigen- Een andermaal werden wij uitgestuurd om te zien of twee boerderijen door den vijand bezet waren en de telefoondraden er tusschen door te knippen. Wij waren met 12 man, een sergeant, een korporaal en mijn persoontje. Bij de boerderijen begonnen de Duitschers op ons te schieten. Vijf man en een korpo raal vielen. Een klein eindje verder vielen er nog eenigen. Alleen de sergeant en ik waren nog over. Een kogel ging rakelings langs mijn hoofd. Ik wierp mijzelf achter een hoop stecnen en begon op den buitenkant van het huis te schieten. Ik verschoot al mijn munitie. Toen greep ik mijn geweer en ik ging er van door, maar kort daarop kreeg ik een schot in mijn schouder. Ook de sergeant werd in den voet gewond, doch samen wisten wij verder te sukkelen en slaagden wij er eindelijk in de onzen te be reiken. Humor in «le loopgraaf. Van de stemming bij de Duiteche troepen te velde getuigt een humoristische brief door kapelmeester Franz Becker, een iu Berlijn heel bekende figuur, van het Kaiser Franz- regiment der garde geschreven en in den „Berl. Börsencourier" afgedrukt. De brief luidt blijkens een telegram van de „Ivorr. Norden". Wij lagen na een lan gen marsrli bij G. in bivak en genoten vau den aanblik van de dampende ketels „gou- lasch" en bij het vooruitzicht op een hee- len nacht. rust. Maar daar werden wij in eens gealar meerd, de voorposten waren in aanraking gekomen met sterke Fransche strijd krachten, in eens werd het levendig in ons bivak en weldra was een heftig gevecht gaande. De Fransche artillerie vuurde uit gedekte stellingen, onophoudelijk vlogen met scherp gefluit granaten door de lucht om met ontzettend gekraak uiteen te sprin gen. De infanterie vuurde ook levendig zon der evenwel de Duitsche posities in het duister precies te weten. Ik ging met mijn muzikanten onder dek king vooruit, tot ik kolonel Von K. trof, die mij opdroeg ook mijnerzijds doel te nemen aan dit hclsche concert. Ik kroop met mijn mannen vooruit tot de voorste loopgraaf, liet daar instrumenten uitpakken en speeldo tot groot genoegen onzer mannen het schoone lied; ,,0 wie wolil ist mir am Abend". Na eenigen tijd toen de maan die tot dat oogenblik achter dichte wolkensluiers gebleven was, in ©en© te voorschijn kwam om het slagveld met de springende granaten in het licht te zetten begroetten wij deze vreugdig met het lied „Gut-er Mond, du gehst so stille", waarmee de manschappen dadelijk instemden. Niet lang daarna deden de Franschen een stormaanval. Wij ontvingen hun met het klassieke „Püppchen, du bist. mein Augen- stern". Onze mannen schoten schitterend en de Fransehen deinsden af. Wij bliezen om hen te doen weten wie wij waren den Iijfmarsch van ons regiment, den vurigen Eadetzky- marsch en toen kort daarop de zon bloed rood opging, besloten wij ons concert met het koraal„Wie schon leuchtet der Mor- gensteirn" en ook nu weer zong menigeen van de mannen, met het geweer aan den schender mee." Becker is een der volgende dagen mee strijdende onderscheiden met het ijzeren kruis. Duitsche maatregelen in Sleeswijk. De Stif t-Stidende" van Ribe, meldt een correspondent van do „Times", deelt om trent de beweerde Duitsche oorlogsmaatre gelen in Sleeswijk het volgende mee: Een luchtschiploods werd benoorden Ton- dern gebouwd. Aan de Oostkust werd een batterij geplaatst. Eenige windmolens.nabij Oesby werdeD vernietigd, omdat zij tot richtsnoer der navigatie konden dienen. Een pontonbrug over de Alsen naar Sonderborg werd verwijderd. Al de voorzorgsmaatrege len zijn heel natuurlijk, gelijk de versterking der batterijen langs het Kielerfjord e.a. plaatsen aan de Oost-zeekust. Vrij zeker zijn er in Sleeswijk andere voorzorgsmaatrege len genomen, die met genoemd worden. Duitsche onderdanen tusschen 18 en 55 jaar heoten niet over de grens te mogen gaan. De eilanders van Aarö moesten zich naar Sleeswijk begeven. schappen en bevat veel diepte van gevoel. Vooral uitte zich dat in één opzicht: in haar liefde voor haar neef en bruidegom, prins Karei van Lotharingen. Zij ging in hem op; hij was haar ideaal, haar alles. Dat was ook niet te verwonderen, want de prins was een der knapste mannen van zijn tijd on misschien van alle tijden Groot en slank, maar daarbij krachtig van gestalte, was hij, met zijn edel gelaat, zijn blond krullend haar en de donker blauwe oogen, een ec-hte spruit van den Gerraaanschen stam, het toonbeeld van mannelijke kracht en schoonheid. Daarbij bezat hij uitnemende geestesgaven en on danks zijn jeugd een bijzondere wils- en werkkracht. Wat hij liefhad, had hij harts tochtelijk liefwat hij haatte, haatte hij doodelijkwat hij ondernam, zette hij doormoeilijkheden overwon hij, hinder palen en onmogelijkheden beston ten er niet voor hem. Hij as een uitstekend ja ger, ruiter en strijder, doch een even groot beminnaar van de wetenschappen en schoone kunsten, die hij gedeeltelijk zelf als schilder en musicus beoefende. Zoo bleef hij, onaangetast door het ze denbederf van zijn tijd en de onzedelijk heid, welke er voornamelijk aan het na burige Fransche hof heerschte, een echt Duitsch vorst aan de westelijke grens van het rijk en ging, door allen bemind en bewonderd, als het "ideaal van een toe- komstigen regent door, doch tevens als een soort zonderling, want ofschoon hij zelf edel en schoon was en al het edele cnschoone bevorderde, en bescherm de, scheen hij toch ongevoelig voor het schoon ste onder het schoone: v rouw onschoon - hold. Hij had nooit bemind; bij, de na- Een Z«ii<l-AfrUiftocr en de Duitschers. Het volgend telegram van den gouver neur-generaal dor Zuid-Af rik aan &cho Unie i.-.s ontvangen door den «fcaatesetretarie van Koloniën Sedert het ontslag van generaal Beyers als oonimandaut der Zuid-Afrikaameche strijdmccüL, waren er verschijnselen, die we zen op troebelen in de troepen-contingen ten in het Noord-Westen van do Kaap-pro vincie, die onder bevel van luitenant-kolo nel Maritz statin. De regcering besloot hem van zijn com mando te ontheffen. Majoor Ben Brouwer werd met dit doel door kolonel Brits naar het kamp van Maritz gezonden, doch bij zi;ri aankomst aldaar gevangen genomen. ."V ervolgens werd hij weder in vrijheid ge steld, terw ijl hem een ultimatum medegege ven werd, waarin gezegd werd, dat, wanneer de regeering der Urne hem (Maritz) vóór Zondag den Ilen dezer te 10 uur 's morgens geen waarborgen gegeven had, waarbij aan de generaals Hertzog, de Wet, Beyers, Kemp en Muller toegestaan werd met hem in zijn kamp te komen confereeren, hij de troepen van kolonel Brits zou aanvallen en de Unie binnendringen. Majoor Brouwer verklaarde, dat Maritz, behalve zijn eigen troepen, een Duitsch con tingent tor zijner beschikking had. Boven dien had hij alle officieren en soldaten la ten arresteeren, die weigeren zich bij de Duitschers aan te sluiten. Majoor Brouwer had een overeenkomst gezien,, geteekend door Maritz en den gou verneur der Duitsche kolonie van Zuid- West-Afrika, waarin de onafhankelijkheid der Unie als republiek gewaarborgd werd in ruil voor de W alviseh-baai en andere dee- len van 't Engelsche grondgebied en be paald wordt, dat de Duitschers de Unie slechts zouden binnendringen op verzoek van Maritz. Laatstgenoemde beweerde vol doende wapenen, munitie en Duitecb geld te he_oen. De regeering neemt de meest krachtige maatregelen en zal de staat van beieg in, geheel Zuid-Afrika afkondigen. x ALLERLEI KORTE BERICHTEN. De Railway News" verzamelde gegevens omtrent liet aantal recruten, door het per soneel der Britsche spoorwregen aan het oorlogslegcr geleverd. De elf voornaamste spoorwegen leverden samen over de 35,000 recruten. Een veehandelaar uit het land van Luik, die *geregeld te Leeuwarden de markt be zoekt en daar groote aankoopen deed, kwam de laatste 14 dagen niet meer. Het blijkt, dat zijn 3 zoons -gesneuveld zijn en hij zelf krankzinnig is geworden De Duitschers eischen naar gemeld wordt, van Antwerpen een oorlogsschatting van een half milliard mark. Het Britsch eD Buitenlandsch Bijbel-ge nootschap te Londen hoeft, na het uifcbre- -ken van den oorlog, behalve hetgeen in de Engelsche en Fransche hospitalen verspreid is, honderdduizend evangeliën in het Ehrite sehe leger laten uitreiken, terwijl bovendien de agenten in Rusland zijn gemachtigd om in het B-ussische leger 500,000 evangeliën uit te deelen. Wij hebben gemeld, dat de Duitsche krui sers „Scharnliorst" en „Gneisenau" op 22 September Papeete op Tahiti in brand heb ben geschoten. Den 14den verschenen rij voor Apia, de haven van de Saanoa-edlan- den, tot voor kort Duitsch, nu door de Nieuw-Zeelanders bezet. De Nieuw-Zeelan- ders bereidden zich op een aanval voor, maar de kruisers stroomden na een uur weer weg. Blijkbaar wilden rij niet hun eigen stad beschieten. De ministers van binnenlandsche zaken en spoorwegen in Pruisen hebben, voor zoover het tx>t hun regsorb behoorend per soneel betreft, kwijtschelding verleend van do sedert 1 Augustius j.l. opgelegdte boeten en straffen, wegens de bijzondere toewij ding en ijver gedurende den oorlog aan den dag gelegd. tuurmensch, beschouwde de Jiefde als een wekelijk gevoel. Ook zijn verloofde, prin ses Nikolaa, beminde hij niet; hij had eer om haar beperkt oordeel en onbeduidend heid iets tegen haar. En toch had hij in de verloving met haar toegestemdzij was immers het eenige middel, om aan de regeering te komen en hertog van het schoone land te worden, waarnaar hg zich noemdeHertog echter wilde en moest hij worden, want zoo iemand, dan was hij tot heerscher geboren. Dit bewust zijn droeg hij in zich, het was zijn innigste overtuiging en daaraan moest een offer gebracht worden. Slechts als zulk een be schouwde hij de verbintenis met zijn leelij ke nicht, die zoo geheel het tegendeel -van hem zelf was, en daarom nam zijn gevoel van afkeer voor haar, hoe meer de trouw dag naderde, toehet scheen bijna in haat over te gaan. In dit gevoel tegen de arme Nikolaa werd prins Karei nog versterkt door zijn jongeren broeder, prins Frans van Lotha ringen, die eveneens aan het hof ver toefde. Deze, die niet minder trotsch en bijna nog heerschzuchtiger was dan Karei, misgunde zijn broeder het reoht, welke hem zijn eerstgeboorte en Nikolaa's hand verleende, namelijk het hem ontzegde ge luk, hertog en heerscher te worden. Of schoon even knap van uiterlijk als zijn broeder, geleek hij toch in andere op zichten vooral wat zijn karakter-eigen schappen betrof, in het geheel niet op de zen. Bijna van kindsbeen af had hij zijn nicht Claudia, Nikolaa's jongere zuster, een bekoorlijk meisje, een hartelijke ge negenheid toegedragen, en ook zij, reeds vroegtijdig ontwikkeld, beantwoordde, pn- Een medewerker vaji het „Journal des Débats" werd in het Woevre-gebied door de Duitsabecs gevangen genomen. Hij word door een Pruisischen luitenant ondervraagd over de stellingen der Fransche troepen. „Ik. beweerde niets te weten en keok zoo dom als ik ©enigszins kon ik werd be dreigd, maar tevergeefs. Toen zei de luitenant tot mijMijn vriend, ge zult nu gratis een mooi vuui- werk te zien krijgen." Men boeide me, bracht me naar de streek waar een ge vecht werd verwacht en wierp me in een loopgraaf. Ik viel op mijn rug en lag daar met zes Duitsche soldaten naast me staan de. Te vier uur begon de slag. De Fransche granaten vlogen over de loopgraf. Wel dra werd het rumoer erger en ik dacht dat mijn laatste uur geslagen was. Daar ontplofte een onzer projectielen. Hoofden, armen en stukgescheurde licha men schenen rond te vliegen en met doffen slag neer te vallen. Mijn positie, op den bodem van de loopgraaf, had me gered. Ik had niet het minste letsel bekomen, maar was bedekt met bloed. De Pruisen in de loopgraaf waren allen dood. Ik kreeg weer hoop op redding toen bezwijmde ik. Toen ik bij kwam lag ik op eeA brancard langs den weg. De Franschen hadden de loop graaf genomen en ik was niet langer ge vangene van de»n vijand Het „Petit Journal" verneemt uit Bor deaux dat Frankrijk en Duitrschland krijgs gevangenen zullen uitwisselen Het Fran sche legerbestuur heeft over Zwitserland de eerste lijst van Fransche krijgsgevange nen uit Duitsohland ontvangen De ver schillende trocpenafdeelingen zullen de lijsten nagaan en aangeven, welke gevan genen men uitgeleverd wil hebben. De uit wisseling aal over Poniiarlier geschieden. Yolgeuis het „Nowoja Wremja", zoo racldt een telegram uit Stockholm, zal de Engelsch-Fransohe vloot een divisie door het Suez-kanaal naar den Indischen Oce aan zenden om daar op de „Einden" jacht te maken. Uit een particulier sohrijven blijkt, dat de Belgische postbeambten te Brussel heb ben geweigerd onder Duitsch bestuur te werken. Het werk wordt thans gedaan door Duitsche postbeambten, daartoe uit Duitsoli- land overgekomen. Te Maastricht is aangekomen een Rus sische dokter, een jonge man, slechts eenige maanden gehuwd, die. te Luik vertoevende met zijn echtgenoot©, daar door den oorlog verrast wetrd. Hij bedacht zich niet lang, maar gaf zich! op als militaire dokter en was gedurende de bestorming van Luik werkzaath <a&n het fort van Bon celles. Hier werd h ijzJelf verwond doof ©en kogel in de zijde. Hij Bet rich vervoeren naar zijn tijde lijke woning te Luik en werd door zijn vrouw verbonden. Mefctrmalen kwamen de Duitschers huiszoeking doen, om te zien, of er göen wapens in huls waren; doch ze lieten hem' ongemoeid. Nauwelijks genezen van zijn "wond, verliet hij Luik en voegde zich bdj de Bölgen in Antwerpen, waar hij tot aan het beleg bleef. Hij is van Antwerpen naar Brugge giegaan, in welke stad zich, volgens hëiü, een aanzienlijk aantal Engel sche militairen bevindt. Over Vliasingen is hij nu te Maastricht aangekomen. Hij wil Du trachten rijn vroufw, die rich nog te Luik mloet bbviuden, naar Nederland te doen komen. Een der heeren van hot steuncomité heeft hem mee naar huis genomen en zal hem Verder ri«n te helpen. Het verzoek oen ontslag van Grandi, den Italiaanschen minister van oorlog, is aan genomen. In rijn plaats is tot minister be noemd gteneraal-majoor Zupelli. Parijsche bladen melden, dat de bakende Fransche vlieger Brindcjonc de Moulinais bij een verkenningstocht zwaar gewond is. In de oliefabriek „Germania" te Emmerik, heerscht de laatste dagen een geweldige drukte. Honderden werklieden zijn dag en nacht in de weer, met koorts ach t.i gen ijver arbeidend, in de. af deeling voor waterstof gas, dat daar wordt gewonnen voor de „.Zep pelins". De fabriek wordt streng bewaakt. danks haar jeugdigen leeftijd, zijn liefde. Maar zijn lot, een jongere zoon te zijn. verhinderde den prins naar alle waar schijnlijkheid, ooit de geliefde te bezitten, en daarom zou ook zijn in 't geheim gehate broeder zijn geluk niet in het huwelijk vinden. Alleen om deze reden versterkte Frans zijn broeder Karei in zijn afkeer je gens de erfdochter van den regeerenden hertog, de beklagenswaardige prinses Ni kolaa, die in hem niets minder dan een vijand van haar geluk vermoedde. Zoo 6tonden de zaken,toen plotseling het verschijnen van de schoone gravin De Camaran een onverwachte en diep ingrij pende verandering in alle bestaande ver houdingen teweegbracht. Zij had oorspronkelijk gehoopt, in prins Karei een jongen man van het gewone slag van haar Fransche landslieden te vin den, dat wil zoggen, een levenslustig en luchthartig mensch, dien zij gemakkelijk zou kunnen imponeeren. Maar in plaats daarvan vond zij een man in de ware be- teekenis van het woord, groothartig en edeldenkend. Hoe zou het haar onder zul ke omstandigheden gelukken hem zijn plicht te doen verzaken en zijn hart in liefde" voor haar te doen ontgloeien Het was moeilijk, maar toch wijfelde Gabrielle de Camaran er geen oogenblik aan of zij zou ten laatste de overwinning behalen. Prins Karei had zeker slechts daarom zijn hart voor het, op zijn leeftijd zoo machtig gevoel der liefde gesloten, wijl hij nog geen in waarheid beminnelijke vrouw had ontmoet. Hij zou in haar zulk een loeren kennen I Hoe was dit nu zoo vroeg de gravin riobzehve al te bereiken? Hoe moett Een onderhoud met den Belgischen Gezant in Nederland. De Antwerpsche correspondent van da „Tel." heeft een onderhoud gehad met den' Belgischen gezant bij de Nederlandsche re geering te '6-Gravenhage. Het doel van dit onderhoud was de kwestie der Belgische vluchtelingen in ons land, waarbij ook nog gesproken is over de voorziening van le vensmiddelen van het oosten van België. Baron Fallon heeft zich daar zeer waar- deerond uitgelaten over ons land. Aan deze correspondentie ontleenen w© het volgende U kunt u wel voorstellen, aldus onz» minister, dat deze kwestie (Gesproken wordt over den terugkeer der vluchtelin gen) het voorwerp van al onze bezorgdheid is. Al een dag of drie houd ik me schier met niets anders meer bezig. Ook mijn mee ning is, dat we onze landgenooten niet naar huis kunnen zenden zonder ernstige waar borgen vanwege, de Duitsche overheid te Antwerpen en dergelijke waarborgen zijn inderdaad tot dusver nog niet gegeven. Ik kan u echter wel vertellen, dat de Nederlandsche regee ring gisteren den generaal, die bevel voert te Berge n-o p-Z oozn, naar Antwerpen heeft gezonden, om met den Duitse hen generaal, Von Beseier, overleg te plegen, en zoo mogelijk zulke waarbor gen van hem te bekomen, als en noodig zijn om de uitwijkelingen1 gerust te stellen, in het bijzonder voor wat betreft de veiligheid der ontwa pende burgerwachts en van de weerbare jongelieden. Tot dusver heb ik echter nog niet vernomen, dat de Hollandsche gene raal hier reeds teruggekeerd zou zijn, doch op het middaguur moet ik den minister van Buitenlandsche Zaken spreken, en dan' zal ik wel wat. nieuws voor u hebben. Als u me dan maar even opschellen wilt. Nieti slechts voor de Belgen, maar ook voor de' uit Antwerpen gevluchte Nederlandsche onderdanen heeft de zaak haar belang, dati begrijpt u wel, en 't zal dus zeker wel nieU de schuld zijn van de regeering hier, als 'tj met deze onderhandelingen niet opschiet. Van onderhandelingen gesproken, Ex cellentie, zoo waagden we, meent u niet,, dat ook speciale onderhandelingen zich op* dringen tusschen de Belgischo regeering enf dio van de geallieerden voor wat betreftf den toevoer over zee van levensmiddelen? naar Nederland? Hoe bedoelt u? Ik bedoel dat, waar Nederland zoovee! duizenden van onze vluchtelingen voedt, ter wijl het door den oorlogstoestand, zélf toch' zóózeer in nood geraakt is, dat op menige plaats hieT de bakkers zelfs geen tarwe* brood meer mogen bakken, dat daar de go allieerden en in het bijzonder onze Engel sche vrienden wel wat minder wantrouwig mogeD zijn voor wat aangaat de zendingen van graan naar dit land. Nil nog twijfelen aan de goede gezindheid van Nederland ten onzen opzichte en aan de stiptheid, waar* mede het do plichten der neutraliteit na komt, dat zou wel dc ondankbaarheid t©6 het uiterste drijven zijn. Ik geef het u volkomen toa, en ik kaö u verzekeren, dat daaraan door onze re geering ook wel gedacht is geworden. Daar hebben we bijvoorbeeld al die lichters metj graan, welke de vorige week van uit Ante werpen naar Selzaete werden gesleept Wat mag daarvan wel geworden zijn Mij ia alleen bekend, dat tot Vrijdag toe nog zulke lichters uit Antwerpen ver* brokken zijn. Maar nu hebben we gehoord, dat de vijand Selzaete bezet heeft Dat is het hem juist, riet u. Als mea daar in Selzaete nu maar bij-de-hand ge* noeg geweest is, om die ladingen, vóór del aankomst van de Duitschers, terug in Hol* land te sleopenDeze voorraad hoortf nog aan de Belgische regeering toe, en date zou er middel zijn om ze, ten behoeve vate deN Belgische vluchtelingen en geïnterneer den, door iemand hier in Holland te doem' aankoopen Zoo heeft iedereen zich de bedoeling van onze militaire overheid voorgesteld, als ze die massa graan in den uitersten nood naar de buurt van Terneuzen deed bron* gen. Ja, en dan moeten we er hier nog aan' denken, dat Holland ook voor een aanzien* de vrouw wel geschapen zijn, die, onder Je talrijke vrouwen en meisjes aan het hof, alleen in de oogen van den prins bemin* nelijk scheen 1 Schoonheid en geest alleen brachten 'dit wonder niet tot stand, want' ook anderen waren schoon en geestig, of schoon zij zooals zij zichzelve we-1 ba* kennen mocht in beide oprichten allen overtrof. Neen, daarbij moest nog iets an ders gevoegd worden, waaraan de „ande ren" niet gedacht hadden of waartoe zij niet in staat waren eveneens denken, ge voelen als de man, wiens liefde gewonnen moest worden, zijn karakter aanvullen-i Dit kwam de schoone, geestige vrouw in 1e eerste plaats als noodzakelijk voor, en daarom toonde zij tegenover allo heeren van het hof en tegenover den prins zelf een bijna preutsche terughoudingprins Karei moest gelooven, dat zij, evenals hij, onvatbaar voor het gevoel der liefde was-i Daarentegen schitterde zij in het bijzijn van den prins, doch zonder ooit direct het woord tot hem te richten, met haar, geest en ontwikkelde denkbeelden, welk© steeds de zijne waren. Zij sprak vol geest drift over oude en nieuwe voortbrengse len der kunst, prees werken der plastiek» en schilderkunst, waarmede zooals zij in het geheim te weten was gekomen de prins dweepte, verried verder een bij* zonder© belezenheid en kennis op het ge bied der literatuur, en wanneer zij op verzoek dor prinses bij het spinet of de luit, welke zij beide meesterlijk bespeete de, met haar zachte, zielvolle stem een lied zong, dan was het altijd een corapc sdtie van een der meesters, voor wien print Karei een bijzondere voorliefde had. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 6