16745 Maandag 38 September. Tweede Blad. A0. 1814. Officieeie Kennisgeving. FEUILLETON. LEirsci DAGBLAD IN K 0 M STEN 11 ELA STIN G Burgemeester en Wethouders van Lei den, brengen in herinnering dat den 30stcn September c.k., de 3de termijn vervalt van de Plaatselijke Inkomstenbe lasting, dienst 1014, en dat alzoo op den lsten October minstens de helft van den aanslag moet zijn voldaan. Zij noodigen mitsdien belanghebbenden uit om, ter voorkoming van vervolgings kosten, tot de betaling van het ver schuldigde ten kun lore van den Gemeente- Ontvanger over te gaan." Voorts zij er. op gewezen, dal nu in deze ernstige tijdsomstandigheden vele uitgaven van de gemeente gevorderd worden, het een dure plicht is, dat de belastingschuldi gen er zorg voor dragen dat, evenals hun huishuur en andere schulden, ook hun belastingpenningen stipt op tijd worden voldaan, liet verdient bovendien aanbeve ling om, zoo mogelijk, den gehceJen aan slag te voldoen. Burgemeester en Wethouders voornoemd. N. C. DE GIJSELAAR, Burgemeester. VAN STRIJEN, Secretaris Leiden, 26 September 1914. VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD VAN LEIDEN, op DONDERDAG, 1 October 1914, des namiddags te twee uur. Te behandelen onderwerpen Voorstel tot boatendiging van J. M. N. Kapteyn in de betrekking: van leeraar aan de Jïoogere Burgerschool voor Jongens. (205) Verzoek van J. A. Schreuder om bestendiging ln do betrekking van Stadsgeneesheer. (212) Verzoek van B. M. Noaoh om toestemming tot het geven van onderwijs aan do bijzondere Hoo- gere Burgerschool met 5 Jarigen cursus te Voor schoten. (207) Voorstel tot bestendiging van de huur van heb- winkelhuis Brec-3traat No. 94 aan de dames Th. Bayer en 21. Ooddljn. (208) Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor het slaan von oen nieuwe pijpwel op hot terrein, van het Opoubaar 'Slaohthuiu. (209) Verzoek van A. D. Vijgh e. a. in zake de ge regelde spuiing der stadsgrachten. (210) Verzoek van P. B. V. Quartero e a. om over te gaan tot het maken van een trapbrug over den overweg d r Boll. IJz. Spoorweg-Maataohappij aan den Rijnsburgerweg:. (211) Vaststelling van het lsto suppletoir kohier dor plaatselijke direoto belasting dienst 1914. (213) Vaststelling van hot forensenkohier der plaat selijke directe belasting, dienst 1914. (214) Gemeentezaken. Benoeming Leeraar II. B.-S. Onder verwijzing naar het voorstel van de Commissie van Toezicht op het M. O. en het advies van den Inspecteur geven B. en W. den Raad in overweging, om den heer J. M. N. Kapteyn, leeraar in de Hoogduitsche taal aan het gymnasium alhier, bij Raads besluit van 2 Sept. 1913 voor één jaar be noemd, tot leeraar in bet Duitsch aan de H. B. S. voor Jongens woder voor den tijd van één jaar in die betrekking te bestendi gen en om de bezoldiging van dezen tijde- lijken 'leeraar, aan wien 4 lesuren per week zijn opgedragen, vast te stellen op f400 's jaars. Vergunning tot les geven. Naar aanleiding van een desbetreffend verzoek van den heer E'. M. Noach, leeraar aan de H. 13. E. voor Jongens alhier, ge ven B. en W. den Raad in overweging dezen toestemming te verleenen les te^geveu aan do bijzondere H. B. S. te Voorschoten, mits hij zoo noodig op de gewone schooluren steeds beschikbaar zij voor de H. B. S. al hier. Bestendiging van huur. Op 14 October a. s. eindigt de htiur vau het winkelhuis aan de Breestraat no. 94, voor den tijd van twee jaren verhuurd aan de dames Th. Bayer en M. Goddijn voor de som van f 675 per jaar. Overeenkomstig den wensch der huursters geven 13. en W. den Raad in overweging tegen denzelfden huur prijs en onder dezelfde voorwaarden dezen huur voor den tijd van één jaar te bestendi gen met de bepaling, dat de huur wordt ge acht telkens voor één jaar te zijn verlengd, indien zij niet vier maanden vóór het ein digen van het huurjaar is opgezegd. Een nieuwe Watervoorziening op hel Terrein van het Openbaar Slachthuis. Naar de Commissie voor het Openbaar Slachthuis mededeelt, is er, ten gevolge van het steeds toenemend gebruik van het koelhuis, alsmede in verband met den gróo- ten omzet van ijs in den afgeloopen zomer, een belangrijk tekort aan koelwater ont staan. Het gevolg hiervan is geweest, dat in ruime mate gebruik moest worden ge maakt van singelwater, hetgeen echter met het oog op zijn hooge temperatuur in do zomermaanden voor het beoogde doel min der geschikt is. En aangezien nu de op het slachthuisterrein aanwezige bron slechts een capaciteit heeft van 20 M\ per uur, terwijl ongeveer 40 M\ koelwater per 'uur noodig is, verdient het, naar het oordeel der Com missie,- aanbeveling, tot het slaan van een nieuwe pijpwel met een capaciteit van 50 M\ koelwater per uur over te gaan. De daarmede gepaard gaande kosten, die over 4 jaren zouden kunnen worden verdeeld, worden door haar geraamd op 1000, tegen welke uitgave 'het minder steenkolenver- bruik ruimschoots opweegt. B. en W. kunnen zich met het voorstel der Commissie zeer goed vereenigen. Slechts komt het hun voor, dat de kosten niet.over 4 jaar moeten worden verdeeld, doch defi nitief uit geldleening kunnen warden ge vonden, aangezien hier sprake is van een werk, dat voor een reeks van jaren wordt gemaakt. Spulïng ten behoeve van het Rapenburg. Dóór den heer A. D. Vijgh en 70 anderen is in een adres bij den Gemeenteraad aange drongen om voor de# verversching van het water in het Rapenburg meerdere malen te spuïejj. Zij zeggen daarin o.m. In 1907 werd op verzoek van de gemeente zes maal gespuid, in 1908 zes maal, in 1909 vijf maal, in 1910 drie maal, in 1911 twee maal, in 1912 één maal, en in 1913 eveneens één maal. Wederom zijn wij den zomer genaderd en de stadsgrachten zien er uit als inkt en het water verspreidt den meest walglijken stank. Mag men in deze niet spreken van mis plaatste zuinigheid en toonen vorenstaan de getallen niet ten duidelijkste aan, dat met de proef „spuiing" niet ernstig is voortgegaan Redenen waarom adressanten de vrij heid nemen, in afwachting van afdoende maatregelen, die een oplossing geven aan het vraagstuk „de voorziening van de Leidsche grachten van verseh water", met aandrang te verzoeken inmiddels voort te gaan met geregelde spuiing, zulks op oor deelkundige wijze en voor zoover het Hoog heemraadschap Rijnland in staat zal zijn water in te laten, en vóórts onder nauw lettend toezicht, opdat aan geregelde spuiing werkelijk de hand worde gehouden. B. en W. merken o. a. in hun afwijzend praeadvies op, dat de jaarlijks op de be grooting uitgetrokken post van ƒ2000 moet worden beschouwd als een crediet, waar uit zoo noodig kan worden geput, doch geenszins moet het h. i. de bedoeling zijn, om dat bedrag ieder jaar voor spuiing uit te geven, ook al is deze niet dringend nood zakelijk. Bovendien moet men ook niet vergeten, dat de beslissing, of zal worden gespuid, niet uitsluitend van B. en W. afhangt, doch in I laatste instantie van Rijnland, zoodat de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat, ook al is h i. spuiing met het oog op den toe stond van het water gewenscht, deze toch achterwege blijft. Zoo wérd in de laatste 2 maanden tweemalen jtot Rijnland het verzoek gericht om de spuiinrichtingen te Katwijk in werking te stellen, terwijl er slechts éénmaal is gespuid, aangezien aan onze aanvrage van 10 September j.l. door Rijnland niet kon worden voldaan. Op grond van oen en ander en in aan- merkig nemende, dat met het oog op de tegenwoordige tijdsomstandigheden door do gemeente de zuinigheid moet worden be tracht, geven B. en W. derhalve in over weging hen te machtigen aa-n adressanten te antwoorden, dat alleen wanneer naar het oordeel van het College van B. en W. de toestand van het water der stadsgrach ten dit dringend noodzakelijk maakt en niet to verwachten is, dat ook zonder spuiing verbetering in dien toestand zal komen, een verzoek orn te spuien tot Rijn land zal worden gericht. Geen Trapbrug over den Spoorweg-overgang a. d. Rijusburgerweg. Verschillende bewoners van den Rijusbur gerweg- en omgevmg richtten, evenals een een jaar of zeven geleden, een adres aan den Raad om het daarheen te leiden, dat de bovengenoemde verbinding tusschen Lca- tionsweg en den "Rijnsburgerweg tot stand kwam. Naar aanleiding daarvan wendden B. en W. zich tot de Directi-o der Holl. IJzeren- Spoorwegmij met de vraag of haar Maat schappij ook thans nog bereid was evenals in ÏÖOS de helft der kosten .van een derge lijke trapjesbrug voor haar rekening te ne men. In antwoord op deze vraag, deelde de Directie mede, dat zij de uitbreiding van het stotionsempiacement Leiden binnenkort in studie dacht te nemen. Met het oog op de wijziging en uitbreiding, die de 6poren in den overweg Rijnsburgerweg dan zouden on dergaan, oordeelde zij het oogenblik niet gunstig, om uitgaven te doen voor een voet brug, die vermoedelijk binnenkort toch we der vervangen zou moeten worden. Zij gaf derhalve in overweging thans niet tot het makeft van een voetbrug over te gaan. Het was haar voornemen, zoo schreef zij, om met de verbreeding van het emplace ment een verhoogd middenperron tot stand te brengen. De overweg in den Rijnsburger weg zou daarbij blijven bestaan, doch moe ten worden verbreed, aangezien er sporen zouden bijkomen en de bestaande sporen zouden worden verschoven. Dientengevolge zou een bij do tegenwoordige ligging der sporen passende voetbrug dan niet meer dienstig zijn, weshalve de Directie het be ter vond, dat met hot maken van een zoo danige brug werd gewacht, totdat de nieuwe liggiog der sporen was vastgesteld. De kennisneming van een en ander gaf B. en W. een eenigszins anderen kijk op de zaak. Nu toch bij de Maatschappij Let plan bestond, om tot het maken van een verhoogd middonperron over te gaan, welk perron vermoedelijk door middel van een aan te leggen tunnel zou moeten worden bereikt, rees bij hen de vraag, of het geen aanbeve ling zou verdienen, gelijktijdig ook een tim nel ten dienste van voetgangers en fietsrij ders m den Rijnsburgerweg te maken, in plaats van de aanvankelijk overwogen trap jesbrug. Het aantal traptreden van een tunnel is uit den aard der zaak veel geringer dan van een voetbrug, terwijl de doorgang door een tunnel, vooral voor personen van meer ge vorderden leeftijd, veel gemakkelijker is dan de overgang over een trapjesbrug. Zij wendden zich daarom tot de Directie der Maatschappij met de vraag, of zij reeds bij het ontwerpen van haar plannen voor de de uitbreiding van het emplacement reke ning zou villen houden met het eventueel maken van een tunnel voor voetgangers en fietsrijders van den Stationsweg naar den Rijnsburgerweg, en zoo ja, of zij dan opgave zou willen doen van de daaraan verbonden kosten, welke dan, evenals met betrekking tot de trapjesbrug, gedeeltelijk zouden kun nen worden gedragen door de Maatschap pij en, behoudens goedkeuring vaa den Raad, gedeeltelijk door de gemeente. De Directie verklaarde zich hierop blijkens haar schrijven van 23 Juli j.l. bereid bij het ontwerpen harcr plannen de mogelijkheid van het maken van een dergelijken tunnel te overwegenover de mogelijkheid van uitvoering en het bedrag der kosten van dit werk kon zij echter eerst uitspreken, zoodra haar plannen oen meer vasten vorm zouden hebben aangenomen. Alhoewel het aan B'. en W. derhalve nog niet mogelijk is met bepaalde voorstellen te. komen, hebben zij toch gemeend den Ra^id van den stand der zaak op de hoogte te moeten stellen, terwijl zij tevens verzoe ken hen te machtigen adressanten te berich ten, in welk stadium de aangelegenhei;l, in hun adres ter 3p,rake gebracht, "eckccrt. Verlenging van den Werktijd aan de Gasfabriek. Door Commissarissen der Stedelijke Fa brieken van Gas en Electriciteit werd in dertijd sanctie gehecht aan het besluit der Directie dezer fabrieken, om den normalen werktijd voor do werklieden, in verband met de mobilisatie, van 10 tot 13 uur te ver lengen voor zooverre dat noodig bleek en ten opzichte van werklieden, die niet kon den worden vervangen. Nu deze regeling bestemd is om voor langer dan een maand te werken en B. en W. daartegen geen be zwaar hebben, brengen zij deze bestendiging ter kennis aan den Raad. Bestendiging van een Stads-genecsheer. Door B. en W. wofdt den Raad in over weging gegeven dr. J. A. Schreuder weder om voor den.tijd van drie jaren te besten digen in zijn betrekking van stadsgenees heer. Suppletoir en Forensenkohier der Pi. Directe Belasting. Door B. en W. wordt voorgesteld het lsto suppletoir kohier der pi. dir. bel. over 1914 vast te stellen met een belastbaar inkomen van f 207,340 en het forenzen kohier met een belastbaar inkomen van 207,340. KUNST, LETTEREN. ENZ., Wat ons In Holland geslen 't. De Vereeniging Zuid-Afrikaansche Voor- schotkas fee Amsterdam heeft een uitge breid, fraai geïllustreerd verslag uitgege- ven van het bezoek der 50 Zuid-Afnkaansche boeren, aan Nederland gebracht in Juli. van dit jaar. Het boek is bestemd om op groobe schaal te worden verspreid in Zuid-Afrika en het zal er ongetwijfeld met belangstel ling weiden begroet. Maar ook menige Nederlander, die graag over het landbouw bedrijf wat ziet en leest, die de prachtige boerenhoeven in de verschillende provin ciën van ons land kent, voor wien een wei de met Hollandsch vee een verrukking voor het oog is, zal het boek met genoegen door bladeren en de uitnemende keuze der karak teristieke foto's bewonderen. Amusant is bovendien het Afrikaansch, waarin de tekst, naast een Engelsche, is geschreven. Zoolang de voorraad strekt, zal, tegen vergoeding van kosten van verzending, een ex. worden toegezonden op aanvrage bij den secretaris, dr. N. Mansvelt, Keizers gracht 389, Amsterdam. AGENDA VAN DE WEEK. Maandag Lejdacho -Sohouwburg. ,.Die Kino-KöDigin'* Operette. lalf acht. Woensdag: Voor3ohoten. Horv. Kerk Bidstond, halfaoht. Zaterdag: Leidsoke Schouwburg. „Dc Spaanscbe Vlieg", Klucht. en% „De Armband", Tooneelspel. 8 uur. Dagelijks: Bioscope Variété Théater. Stationsweg. 7 uur. (Zaterdag- en Woensdagmiddag. Matinée 2 u u r.) BURGERLIJKE STAND -OMSTREKEN. AARLANDERYEEN. Bevallen: J. NiemeUèc geb. Kempen, D. Overleden: Barend Snel, 31 j., echtgen. van 31. van Eijk. LEIDERDORP. Geboren: Antoniu3 Johannee Petrus, Z. van. J. n. Henaing en M. A. de Graaf. NOORDW1.JKERHOUTQ-e boren: Johmia, D. van G. Moogekind en A. v. cL Berg. Martinu3, Z. van Corn. Broekhof en O. Bierman. Jacoba Johanna, D. van A. de Groot en O. Yeniugs. Adriana, D. van A. v. d. Raadt en M. Ovor- pclt. Theodora, D. van" P. Moijer en J. do Hollander. Theodorus, Z. van IT. A. v. d. Borg en C. Bakker. NOORDWIJK. Geboren: Adriana" Maria, D. van H. van den Raad en M. van Nobelen. Anna Maria Bertha, D. van J. A. Engelsman en A. J. van der Post. Simon, Z. van Jao. van der Bent en J. van Ilemabergen. Ondertrouwd: Cornelia van B-hijn, 23 j.,. te Noordwijk. en Jansje Pluer, 18 j., te Leiden. Gotrouwd: Hendricus Albertus Vink. 23 J„ en Jacoba Groes, 18 j. Overleden- Willem Schellingerhout. 7 mnd., Z. van P. Schellingerhout en G. Jansen. Lovenl. aangog. kind van het maun. g03l. van A. do Haas en H. Wijuands. RIJNSBURG. Geboren: Cornelia en DaniëL D. en Z. van J. de Mooij en L. de Moo.j. Gorrit, Z. van C. Noort en M. v. Egmond. Adriana. D. van J. N. Haasnoot en A. v. Duijn. Hendrik, Z. van H. v. d. Gugten en J. M. Zandbergen. Ondortrouwd: J. J. Dikkebooxn. jm. 23 j., te Haarlemmermeer, en J. v. Egmond, jd. 21 J., te Rijnsburg. ZOETERWOUDE. Geboren- Gijsbertua. Z. van G. van der Hoeven en M. van Velzen. Johanna, D. van W G. van ïïaastorecht en E. Hillenaar. Overlcdon: Wilhelmina Petronella Chria- tiaanse, 74 j.. echtgen. van Johannes Gerwidu* Hakkenberg. Kunstenaarstrots. Slot) Gedurende meer dan een uur zwierf de graaf van Brémont door het atelier, blijk baar levendig geinteresseerd voor wat hij zag, toen hij plotseling, verrast, stilstond voor twee stillevens, het eene een mand met appelen, het tweede een weitasch, mot wild overvuld. Hij riep uit: ,,Dat is prachtig 1 Dat is verrukkelijk 1 Dat zijn twee meesterwerken!" Zonder met zijn werk op te houden, keek de schilder ter zijde naar de doeken, die men hem had aangewezen, en zeide onverschillig „Denkt u dat?" „Ik denk het zóó, dat ik deze schilde rijen wil koopen". Chabrier lachte in zijn baard. ,,Ik moest het wel weten", overpeinsde hij. „Zijn bankje van duizend gulden kwelt hem". Luid echter zeide hij „Dat hangt er van af". „Waarvan „Van den prijs, dien u besteden wilt". Welnu, duizend gulden voor de twee". „Zie je welpeinsde 'e schilder. „Vin It u het goed? Wilt u meer?" „Neen, mijnheer, ik verkoop mijn schil- 'derijen voor wat ze waard zijn, en deze zijn niets waardMijn hazen hebben te korte pooten en mijn appels zijn te plat. Van twee dingen éénóf u bent een slechte kunstkenner en mijn geweten ver biedt me dan om u te bedriegen, óf het )3 niets dan een voorwendsel van u om me dat bankje van duizend te laten slikken, en dat moet ik tot mijn spijt heelemaal weigeren". De graaf voelde zich een weinig gekrenkt on ging zwijgend naast den schilder zitten. Nu deze zijn nieuwe schilderij gereed had, zette hij er zijn handteekening onder. „En voor dat schilderij?" vroeg graaf De Brémont, die koppig werd. „Kan men hierover niet tot overeenstemming gera ken?" „Niet meer. Het is besteld en beloof I; vanavond wordt het afgeleverd". Er viel niets meer te vragen. De graaf stond op en gaf. Chabrier de hand. „Ik verlaat uzeide hij. „Maar het spijt me meer dan ik u zeggen kan". „Jammer voor u, mijnheer", zeide de schilder, terwijl hij hem uitliet, „maar ik wil niet hebben, dat u van me denkt: die kerel heeft me, omdat ik hem een aalmoes wou geven, duizend gulden voor een paar prullen laten betalen. Houd u uw geld, ik houd mijn prullen". Toen de graaf weer op straat ston hield hij don slag. nog niet verloren. Geze ten in zijn rijtuig, overdacht hij nieuwe listen en lagen. Hij vond. In zijn huis keek hij het adresboek na, en hij vond al heel gauw de woning van den kunstkooper, die Chabrier zoo royaal betaalde. Hij sprak tot zichzelf „Morgen komt het in orde". Den volgenden morgen» voerde hij "zijn plan uit. Al vroeg was hij ter plaatse. „Wat wenscht mijnheer?" vroeg hem de winkelier. „Men heeft me veel verteld", zeide Je graaf, „van een schilder der nieuwe school. Hij heet, hij heet Jules Chabrier, die in het landschap moet uitmunten. Heeft u een schilderij van dezea grooten kunstenaar?" De kunstkooper dacht na, als een waar handelsman. „Op het oogenblik", dacht hij, „dat er naar schilderijen van Jules Chabrier ge vraagd wordt, gaat die zeker de hoogte in. Laten wij er van profiteered". Hij antwoordde dus „Op het oogenblik heb ik maar één schilderij van den meestermaar ik mag er u zeker mee feliciteeren, want het is een van zijn beste". Op hetzelfde oogenblik wees de koopman op een klein dingetje-van-een-schil 'erij- tje, dat de graaf dadelijk als dat van don vorigen dag herkende. Eenige minuten bleef hij er voor staan, als in gedachten verzonken voor het doek, dat nogal banaal was, maar goed afge werkt. De kunstkooper zong er den lof van „Hoe goed is de zorg, die er aan be steed is. Ziet u de kleuren Let u op het perspectief? Welk een heerlijke overeen stemming tusschen licht en schaduw". „Hm, hm, het is niet kwaad", keur le de graaf. „Men ziet, dat mijnheer een kenner is". „Ik wit het koopen. Is het voor hondeH gulden, honderd vijftig gulden? Ik hou J er niet van te pingelen". „Geeft u tweehonderd gulden, en het schilderij is van u". „Goed. Ik betaal. Breng het naar mija villa. Dat is mijn adres". De koopman boog heel diep, toen hij den naam las. „Binnen een uur zal ik het mijnheer den graaf zelf komen brengen". „Goed, maar dat is niet alles. Ik wil veel, verstaat u, vóél werken van dezen meester in mijn verzameling. Als hij beter werk levert, betaal ik graag meer. Schrijf me, als u ieto van hem heeft. Ik koop al tijd van dien man". Mijnheer De Brémont redeneerde aldus: „Zekér zal mijn eerlijke artist van deze tweehonderd gulden geen stuiver zien. Maar dit zal gebeurende kunstkooper zal het werk met alle geweld willen hebben, en daardoor zal het duurder worden. Wan neer hij er nu een prijs voor krijgt, za! de jonge man met de eerzucht, die hR heeft, zeker beter werk willen leveren, en dat zal zijn talent ten goede komen"- Het geschiedde, zooals hij gedacht had. Nauwelijks had hij den winkel van den kunstkoopman verlaten, of deze was al naar Chabrier. Hij vond den artist gereed om uit te gaan. „Wat is er nu, mijnheer Chabrier?! Wilt u niet werken?" „Neen, vandaag niet meer, om de zon ,,U zult werken." „Waarom „Omdat ik uw schulderij al verkocht heb, en ik moet er dadelijk weer een hebben, een, dat beter is, verstaat u?! Ik weet, dat u dat kunt, als u wilt!" „En voor welken prijs?" „Voor den dubbelen." Chabrier liep naar het venster en wees naar de blauwe lucht. „Maar kijk u eens, wat voor heerlijk weer het is." „Ik bied u dertig gulden." „Geen wolkje te bekennen." „Veertig gulden, is 't dan goed?" „Kijk eens a-:in, mijnheer, als u er vijftig van maakt, zal ik mijn jas uittrekken." „Goed, maar u vilt me." „Heeft u er spijt van „Ik heb maar één woord. Fn wanneer levert u af?" „Overmorgen." „U verdient goud." „En u dan?" De koopman glimlachte nu de koopprijs de hoogte iDging, moest dit met den ver koopprijs evenzoo geschieden. „Ik verkoop mijn schilderijen voor wat ze waard zijn", had Chabrier gezegd. Onnoodig to zeggen, dat de graaf er vele kocht. Maar dc artist werkte steeds beter en" nauwkeuriger. Men begon hem te kennen. Hij zond een wérk naar de Tentoonstelling het werd aangenomen het verwierf zelfs den derden prijs. Men roemde hem als een der eerste landschapsschilders. Het was het Succes, dat do Fortuin voor afging. Nooit waren beide machten zoo goed besteed geweest. Doch dikwijls geschiedde het, dat Jules Chabrier aan de oude zorgen terugdacht, toen hij nog zoo kladde, en een kunstkoop man een tientje voor zijn schilderijen gaf, die plotseling „de hoogte" waren inge gaan. Dat was een raadsel, hetwelk hij nog moest oplossen. Eens, terwijl hij met hem praatte, vroeg hij het geheim aan den koopman. „Mijnheer Chabrier", zeide deze, „het is een geheim voor mij, zoowel als voor u. De waarheid is, dat uw kleine schilderijen een rijk liefhebber bekoorden." „Mag ik zijn naam weten?" „Mijnheer De Brémont." „Ik had het kunnen raden", dacht do schilder. Hij liep naar do villa van den graaf. „O mijnheer, wat ben ik u niet schuldig", weende hij, „zonder u, zonder uw hulp, dio mijn trots heeft teruggesootenzou ik vergaan zijnen vergeten.. in do el lende. Ik dan u duizend-, millioen-maal. De graaf reikte hein de hand. „Stijfkop", schertste hij. „Mijn bclooning is uw succes, dat u eerlijk heeft behaald. Ik ben de eerste, die er gelukkig om mag zijn.'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 5