N®. 16735 Woensdag 16 September. Tweede Blad. A°. 1914. De Pers over de Troonrede. Ditmaal draagt de Troonrede een zeer bijzonder karakter door den oorlog in het buitenland en den daarmede in verband staanden toestand binnenslands. Alle politieke organen spreken met groo te waardeering over de krachtige, fiere rede, die zoo juist weergeeft wat in ons volk in deze dagen omgaat. De bladen zijn het er over eens, dat in dezen oorlogstijd geen Regeerings-pro- gramma als in dagen van "Vrede kon wor den ontwikkeld. Allen juichen toe, dat men zooveel na druk nog eens verklaard is, dat Neder land's neutraliteit gehandhaafd zal wor den, tegen welke mogendheden dok. Enkele bijzondere opmerkingen willen wij hier onder de aandacht brengen. De „Nieuwe Rotterdamsche Courant" (vrij-lib.), meent, dat de •Troonrede haar hoogtepunt vindt aan heb slot, waarin H.M. gewaagt van de trou we plichtsbetrachting en de hoop uit spreekt, dat de eendracht van het land tot het einde zal worden volgehouden. Er zou aanleiding zijn schrijft zij dezen keer van de gewoonte der latere ja ren af te wijken, en de Troonrede met een Adres van de Kamers te beantwoorden ,,Wij zijn gelukkig naar Uw verheven voorbeeld het Vaderland te kunnen die nen". Indien de Sta ten-Generaal met een spontaan, welgekozen woord hun dank baarheid wisten uit te spreken voor het geen H. M. de Koningin in deze moeilijke tijden voor het land heeft gedaan en nog steeds doet, zouden zij, beter dan nog ooit liot geval is geweest, naar het hart van het volk spreken. Zoo zich eendracht en kracht heeft geopenbaard in do laatste weken, dan was daarvan mede een belang rijke oorzaak, dat wij ons sterk geweten hebben, geschaard om Onze Koningin, in wie wij een bezielend voorbeeld hebben gevonden. Het was niet anders verwacht doch wij hebben het nooit zoo gevoeld, als in deze dagen. Dan schrijft het blad o.a. nog: Dank zij de krachtige wijze, waarop niet alleen aan onze landsgrenzen, maar ook daarbinnen, de Regeering met me dewerking van allen, daarvan zijn wij overtuigd tegen elke overtreding van de neutraliteitsverplichtingen heeft weten te waken, kan worden vastgesteld, ,,dat Onze vriendschappelijke betrekkingen met alle mogendheden ongestoord zijn geble ven". Zoo moet het blijven. En zoo kan het blijven, indien de oorlogvoerende mo gendheden uit de handelingen der Regee ring en uit die van particulieren, en ook uit de houding der pers wij zijn ons van den hoogen plicht, die óók op de pers rust, wel bewust de overtuiging kan blijven putten, dat geen gedachte aan Nederland verderaf ligt, dan een om op slinksche wijze jegens een der oorlog voerende partijen in het Westen of Oosten meer dan tegenover andere welwillend te zijn. Het „Handelsblad" (lib.) merkt op: Van belang is het gedeelte, dat op onze koloniën betrekking heeftde Regeering weet van de toestanden daar blijkbaar meer dan ons tot nu toe bekend was ge worden. Ook in Oost-Indiè is de economi sche t-oestand door den oorlog zeer achter uitgegaan, maar ook daar zijn de noodige maatregelen genomen en met voldoening zien wij, dat de toestand der inlandsche bevolking, die natuurlijk het minst kan verdragen, niet onbevredigend wordt ge noemd. Moge dat zoo blijven Wat over Wcst-Indië gezegd wordt, is ten deele minder bevredigend, maar ook daar is ten minste voor levensmiddelen ge zorgd. Ten slotte wordt nog eens de nadruk ge legd op de noodzakelijkheid onze neutrali teit streng te handhaven, oolc door de wijze, waarop de handel te werk gaat. De Regeering weet blijkbaar, dat een schen ding van onze neutraliteit in het bijzonder door Nederlandsche kooplieden en door hen, die van Nederlandsche havens gebruik maken, zeer ernstige gevolgen kan hebben. In een onlangs versohenen proefschrift werd betoogd, dat het beschrijvende gedeel te van de jaarlijksohe Troonrede als waar deloos moet worden beschouwd. In het aan- kopdigende gedeelte, het Regeeringspro- gram voor de komende wetgevende periode of voor het aangebroken parlementaire jaar bevattend, acht „DeNieuwc Oonrant" (vrij-lib.) het csscntieele en daarmede het nut van de Troonrede gelegen. De rede, die de Staten-Generaal met ge spannen aandacht H. M. de Koningin in de Ridderzaal hebben hooren uitsproken, lo genstraft die stelling. Voor het. eerst sedert de opening der buitengewone zitting van 16 October 1848 ontbreekt een overzicht van de aan te bieden wetsontwerpen of van den te verrichten wetgevende» arbeid in de rede geheel. En toch wie had onder de tegenwoor dige, „zeer buitengewone omstandigheden" de plechtige toespraak van de Koningin tot de Volksvertegenwoordiging willen mis sen? Was niet juist thans, ondanks de vol komen ontstentenis van het aankondigende gcdeelle, de Troonrede van bijzonder© Plantkundige beteekenis? Van den troon af is bevestigd, en het woord zal door heel Europa gehoord wor den, dat de volstrekte neutraliteit, die Ne derland in acht neemt en met al zijn krach ten zal handhaven, tot dusver op geen en kele wijze geschonden is. Wie de onrechtvaardige, èn uit onwetend heid èn uit arglistigheid voortspruitende verdenkingen vernam, waaraan ons land in deze rampspoedige dagen bij voortduring blootstaat, zal, zegt het blad, beseffen, dat deze fiere verzekering te rechter tijd komt en dat alléén onze Koningin haar allerzijds over onze grenzen kan doen weerklinken. Het blad trof vooral hetgeen gezegd wordt over den voorshands niet onbevre- digenden toestand der inlandsche bevol king, wier houding niets te wenschen laat. Nog gisteren bracht ons de Oost-Indische mail een brief, welke die goede tijding ton volle bevestigt. Begrijpelijkerwijze wekt do plotselinge toevloed na-ar de steden van duizenden koelies, wegens gebrek aan werk op do vele ondernemingen, die stilstaan, onder de Europeescho bevolking eenige ongerustheid welke, men weet het. daar ginds niet altijd op volkomen waardige wijze geuit of ..verborgen wordt. Maar, zoo werd ons geschreven van een plaats, waar men het weten kan, voor dien angst bestaat geen redentalrijke blijken van sympathie en medewerking van de inland sche bevolking stroomen den Gouverneur- Generaal toe; er vormen zich onder haar verscheidene vrijwilligerskorpsen, die hun diensten komen aanbieden voor geval van nood. Dat is een moedgevend verschijnsel. Had de Koningin woorden- van lof willen spreken, zij had, zegt het blad, zeker in de eerste plaats meer dan één der mannen ge noemd, die in deze moeilijke dagen het naast bij haar staan. Een Regceringsstuk als de Troonrede biedt daartoe de gelegenheid niet, maar men begrijpt ook zonder dat, hoezeer de aanwezigheid en liet beleid van sommige ministers en den opperbevelhebber (om slechts deze aan te duiden) aan de Koningin een gevoel van gerustheid en veiligheid moet geven. Nog meer wordt dat gevoel versterkt door do aaneensluiting, die, zooals elders door den oorlog, bij ons door het dreigen de gevaar werd teweeg gebracht. Ik ge voel mij gelukkig door die eendracht zegt do Koningin en verwacht, dat zij tot het einde toe zal worden volgehouden. Waarlijk, in lange tijden zag onze Regee ring, met een wilskrachtige, bezonnen en scherpziende Oranje aan het hoofd, het Nederlandsche volk niet in zulk een een heidsstemming van bereidwilligheid en vertrouwen om zich heen als op dit oogen- blik. "Volgens ,,Het Nieuws van den 1) a g" (neutr.) is de waarschuwing aan het 6Lot der Troonrede, in verband met de hand having onzer neutraliteit, een zeer ernstige overweging ten volle waard. Reeds verluid de, dat de Britsche regeering vertoogen tot de onze had gericht. Deze geruchten blijken onwaar te- zijn geweest, doch wij moeten het ons voor gezegd houden, dat allerwegen, over onze grenzen, met zeer kritische blik ken op onze daden acht wordt gegeven. En in het bijzonder wat een deel van onzen han del betreft, meenon wij, dat de liegeering zioh niet met een waarschuwing kan verge noegen, maar zeer soherp zou mogen optre den tegen al wie, door eigen belangen boven het gemeen te stellen, die uiterst tere Ne derlandsche onzijdigheid zelfs maar eeniger- Hiato in gevaar zónden brengen. Voor,het eerst sinds lange jaren een Troon rede met inhoud, doch welk een inhoud zegt „De Telegraaf" (neutr.) En toch.... Want al moge het Koninklijk woord somber klinken bij de opsomming van de slagen, die ons land te midden der oorlogvoerende vol kereu getroffen hebben, al moge de toestand in Indiö >zeer en zeer veel te wenschen overlaten, uit het geheel spreekt vastbera denheid en kloekheid, do ernstige wil, de cri sis tot haar kleinst mogelijke verhoudingen te beperken. En alles wijat er op, dat onze Regeering daarin slagen zal. Een groot go- vaar dreigt' er nog altijd on krachtig wordt or op gewezen waar een beroep gedaan op allen, „om ook in handel en verkeer met zorgvuldigheid alles te vermijden, wat onze neutraliteit in gevaar zou kunnen brengen." De zucht, om niet te zeggen hartstocht, van ons volk, om, waar de kans schoon is, geld tc verdienen, dateert niet van gisteren men denke aan onze voorvaderlijke ,,lor- rondraaiers" en wij begrijpen levendig, dat het der Regeoring groote zorgen baart, Kaar in neutrale bauen tc houden. De eigen aardige ligging van ons land, zijn groote ha vens en ten slotte zijn Rijnvaart-acte, die ons oplegt den goederenhandel op den Rijn tee te staan, zoo noodig te beschermen, zijn allo factoren, die in deze tijdon de waak zaamheid vau'oiize Regeering onafgebroken op een zware proef stellen, waarbij de goede trouw van heel ons volk haar een onmisbare steun is. Maakt, ondanks alles, de Troon rede op ons, Nederlanders, den indruk van kracht en bedachtzaamheid, ook over onze grenzen zal zij niet nalaten de geesten te be vredigen. Niet overbodig schijnt het te zijn, dat er nog eens uitdrukkelijk in gezogd wordt, dat Nederland met alle kracht zijn volstrekte neutraliteit zal handhaven. De van zekere zijTle rondgestrooide geruchten over onze slappe houding tegenover een der oorlogvoerende partijen, heeft reeds te veel kwaad bloed gezet en het is zooveel to er gerlijker, omdat ieder, die onze volksstem ming kent, weet, dat een Regeering, die zulks zou gedongen of in de hand werken, eenvoudig onmogelijk zou zijn. België's verheven voorbeeld is voor geen onkel klein volk verloren gegaan en als een fanfare klinke het daarom uit deze Troon rede frank en fier over de grenzenWie on ze neutraliteit zou willen schenden, zal een eendrachtig volk tegenover zich vinden 1 Een mooi stuk, een sober stuk, waarvan de aanhef het ongewone verklaart, noemt „Het Vaderland" (Ume-lib.) de Troonrede. Wie zich herinnert in wat sombere stem ming de beide Kamers der Staten-Gene raal op 3 Aug. haar vergadering hielden, zal, zegt heb blad, moeten toegeven, dat de loop der zaken tot nog toe voor Ne derland zeer bevredigend was. Het woord van lof voor de mobilisatie van zee- en landmacht mocht zeker niet ontbrekenwie zich voor oogen haalt hoe wij in 1870 in dit opzicht ten eenenmale te kort schoten, kan niet anders dan buitengewoon voldaan zijn over wat thans in dezen is verricht. Daarnaast blijve ech ter de wensch niet onuitgesproken, dat de zware taak, die onze weermacht heeft te vervullen, weldra beëindigd kan wor den. Van groot gewicht acht ,,H e t V a d e r- 1 a n d" het, dat nu eens van de aller hoogste plaats een oproep is gedaan aan onzen handel, om zelfs den schijn van neutraliteitsschending te vermijdenhet behoeft niet altijd winstbejag te zijn, dat daarvan de schuld draagt, ook onvoor zichtigheid kan hier veel kwaad brouwen. ,,Met recht mocht eindelijk gewaagd worden van de trouwe plichtsbetrachting en eendracht onder het Nederlandsche volk; ook thans is weer zooals steeds in de ure des gevaars, gezien hoe hecht de band is tusschen Oranje en Nederland". En toch e. ontbreekt iets in deze Troonrede, maar dab kan nu eenmaal niet staan in een stuk, waarvoor H.M. Ministers verantwoordelijk zijn. En dat ontbrekende is eon woord van diepge- voelden dank aan ons Ministerie, dat met onverdroten ijver en met buitengewoon helder inzicht in hetgeen de toestand eisclite, al deze bange weken op post was. Eerst later zal men geheel kunnen over zien wat reuzentaak in de historisohe da gen van 1914 op het toen zitting hebbend Kabinet heeft gerust, en hoe het deze heeft vervuld. Maar als de stemming in weinige weken ten onzent oversloeg van dolle paniek tot bezadigd afwachten, dan ligt dat zeker ook voor een groot deel daaraan, dat het Nederlandsche volk ge voelt, vertrouwt en waardeert, dat Ie hoogste dienaren der Kroon zoo in alle opzichten voor hun taak berekend zijn. Dat feit kon natuurlijk in de Troon rede niet gememoreerd wordenhet is het ongeschreven gedeelte er van, maar het kan gerust ongeschreven blijven, want het is gegrift in het hart van elk Neder- landscli burger. Een eere-saluut aan het Ministerie der nationale verdediging. De „Middelburgsohe Courant" (vrijz.) zegt: Een buitengewone Troonrede, geboren in een oorlogstijd Positief door haar uitvoerige beschouwing over do economische gevolgen hier en in Indië van den oorlogstoestandnegatief door de totale afwezigheid van de gewone aankondiging van wetsontwerpen. Een Troonrede pok zonder politiek. De staatkundige binnenlandsche strijd ia ge schorst. Van de kiesrechtuitbreiding, van het onderwijsvraagstuk, van de sociale wet ten wordt in deze rede niet gesproken. Ze zijn naar achteren geschoven door het veel grooter oogenblikkelijk belang van het be houd van den vrede voor ons land en van het herstel zooveel het mogelijk is van onze welvaart. Natuurlijk ia liet uitstel geen afstel. Het spreekt vanzelf, dat ook de kwesties van binnenlandsch politiek beleid weer aan do orde zullen komen, zoodra de omstandig heden zullen toelaten ook daaraan weer de aandacht te besteden, Voor het oogenblik echter slechts dat ééne waakzaamheid tegenover alle gevol gen, die de oorlog voor ons land heeft en nog kan hebben. We zijn cr van overtuigd, dat het Neder landsche volk in zijn overgroote meerder heid die houding goedkeurt. De zorg voor do vreeselijke gebeurtenissen om ons heen laat. geen plaats voor gedachten aan poli- tieken strijd. De ,,Zutphen8che Courant" (unie-lib.) Daar spreekt gevoel en medelijden uit, daar klinkt een toon van meewarigheid met do door den krijg bezoohte wolken om ons heen. Men hoort en men voelt, hoe vast be sloten Koningin en Ministers zijn, om onze onzijdigheid te handhaven, en hoc H. M. dat zeggen kan in de vaste zekorheid, bij dat streven te kunnen rekenen op den eenpa- rigeu steun van heel ons volk. En tevens wordt er in onzo herinnering teruggeroe pen we loven in bewogen tijden zoo snelwat onze Koningin persoonlijk eu onze ministers als zoodanig reeds deden, mot vèr-vooruitzienden blik en vaste hand, om do nadeelige gevolgen van den oorlog voor de welvaart van ons land te koeren. Zonder schroom, maar ook zonder over drijving wordt ons verteld, van hoe grooten omvang de schade en hoe zwaar de druk is, waaronder wij leven. En dat niet alleen hier, maar ook in onze Koloniën. Maar ge lukkig gevoelen wij ons, dat het mogelijk was, het vertrouwen in de leiders van 's lands zaken te bewaren, ziende de flinke maatregelen welke zij allerwegen namen. „De M a a s b o a e" (R.-K.) wijst er op, dat men in de Troonrede a,bsoluut niets vindt van hetgeen haar anders tot een zoo belangwekkend stuk vermag te maken. Van de naastliggende wetgevende plan nen der Regeering, waar anders met span ning naar uitgezien wordt, thans zelfs geen woord. Dat is een wel beduidende geste der Regeering. Geen schijn of schaduw mag er wezen, waardoor de onmisbare volks eenheid kon worden verstoord. Zoo moet het Koninklijk woord, niet reppend van politiek, door Harer Majes- tcits onderdanen worden begrepen. Straks, als over de verwoesting der slagvelden, waar, God, geve 't, geen Neer- landsch bloed moge vloeien, de vredeszon weer zal zijn opgegaan, mag de strijd in den boezem van ons volk over het inwen dig staatsbeleid herbeginnen. Die kamp zal ons dan weer door het geweten worden opgelegd, zoo goed als het ons thans gebiedt op het Koninklijk voor gaan alleen te denken aan wat ons volk naar buiten eerbied, aanzien, vrede en vrijheid schenken kan. Tot latere, minder booze tijden, blijft dan rusten èn Grondwetsherziening èn on derwijshervorming èn de kwestie v;\n Staatspensioen èn uitvoering der wetten- Talma èn het vraagstuk van het koloniaal beleid. Dat alles rust in het binnenst van ons volk, om onze eenheid als een sterke veste te doen rijzen uit het Europeesch oorlogs gewoel. De vastberadenheid en het wakker plichtsbesef van het Nederlandsche volk zijn aldus het blad door Hare Majes teit op gelukkige wijze vertolkt. Het spreekt vervolgens den wensch uit, „dat haar woorden mogen klinken tob over de grenzen van Haar gebied, opdat overal, in het Westen zoo goed als in het Oosten en Zuiden worde verstaan, dat Ne derland niets anders wenschb dan vrede en rust, maar de zaak van zijn vrijheid verknocht acht aan zijn staatkundige on zijdigheid". „Do Tij d" (R.-K.) schrijft Yoor zoover zij de ons allen bekende fei ten memoreert, behoeft heb woord van de Koningin geen commentaar. Er komen ooh- ter in de Troonrede enkele mededeelingen voor, waarop wel de bijzondere aandacht mag worden gevestigd. Allereerst hebben wij met vreugde het feit hooren constateeren, dab de mobilisa tie van zee- en landmacht zonder eenige stoornis is voltooid in minder dan den daar voor vastgestelden tijd. Dat is een lof spraak, zoowel op ons volk, dat onze weer macht heeft geleverd, als op den staf en den oud-minister Colijn, van wien het be kend is, dat hij aan de regeling der mobili satie zijn geheel ministerschap heeft go- wijd. Hieraan is het zeer stellig to danken, dat onze neutraliteit een volstrekte kon zijn, en dat zij tot dusver op geen enkele wijze is geschonden. H. M. zal deze verkla ring wel met trots hebben afgelegd. Zij is bestemd, om over do wereld verspreid te worden en vooral in België moet men haar nog eens luide onder het volk verkondigen. Van belang is ook, dat onzo producten van land- en tuiubouw en van de voedings-, industrie weder aftrek vinden, zoowel tiaar Engeland, als naar Duitschland en België. Deze uitvoer is voor ons volk een levens beginsel en het zou niet aaugaau, daaraan eenige belemmering in den weg te leggen. Wij weten, dat er velen zijn, die het mis prijzen en gaarne zouden zien, dat allo uit voer verboden werd, om den overvloed in het land te houden. Maar daarop is geen kans en het. komt ook geen oorlogvoeren den Staat toe, onze productiviteit te be lemmeren. Nederland moet eerst leven en dan kan het neutraal blijveu! Het blad wijst ook op de weinig bemoedi gende berichten uit de koloniën. Uit „Het Centrum": De zinsnede in de Troonrede over de betrekkingen met de buitenlandsohe mo gendheden die men anders nauwelijks pleegt op te merken, of als een phrase beschouwt is thans van buitengewone beteekenis. Zij is het meest belangrijke en meest verblijdende woord in de gansehe rede. En geheel het volk zal deelen in de dankbaarheid, waarmoe de Koningin ge wag maakte van heb voortduren der vriend schappelijke betrekkingen, evenals in de voldoening, door H. M. betuigd over do snelheid, waarmee Nederland zijn mobili satie voltooide. Nog binnen den vastge stelden tijd was heb Vaderland gereed, om zijn neutraliteit te kunnen handhaven, en met allo krachten zal het dit ook blijven doen. Volstrekte onzijdigheid de Koningin heeft het nog eens duidelijk uitgesproken, dat dit woord waarbij men niet ver zuimde de d a a d te voegen Nederland's houding bepaalt. In het binuenland zal men er zich bij voortduring strikt naat moeten gedragen en dus ook de ernstige opmerking ter harte nemen, welke de Troonrede bevat; en in het buitenland mo ge deze koninklijke verklaring voorgoed een einde maken aan minder juiste, door de feiten gelogenstrafte geftichten „De Residentiebode (R.-K.) bespreekt den onbevredigenden toestand van Curasao, Bonaire en Aruba, en vraagt: Zou er geen gelegenheid zijn, die eilanden in hun worsteling tegen droogte en ziekte te hulp te komen? Er wordt in deze dagen veel van de hulpvaardigheid van ons volk geëischt, maar onze koloniën mogen we toch ook niet aan haar lot over laten. „De Nederlander" (chr.-hist.), na opgemerkt te hebben, dat de Troonrede voldoet aan ieders verwachting, n.l. een weerslag te geven op de omstandigheden van heb oogenblik, schrijft aan het slot D-at in de omstandigheden, waarin wij verkoeren, in deze Troonrede geen nieuwe uitzichten voor wetgevende» arbeid wor den geopend, was te voorzien. In de eer sto plaats eischt thans ons volksbestaan alle aandacht en elks voortdurende inspan ning. Toch is er voor ons gevoel een leemte in deze rede, die niet te miskennen valt. Nu met de droeve feiten is aangetoond hoe een krachtige weermacht, ook voor een klein volk, van beteekenis is voor de hand having van dat volksbestaan, had, naar on/.© meeuing, niet mogen ontbreken eenige aan wijzig van do richting, waarin de Regeering zich de verdere vervulling van onzen de- f onsiep licht voorstelt. Dit te eer, omdat do plannen voor de verdediging in het bijzon der onzer koloniën zoo goed als gereed lig gen, en voorts, omdat door de inrichting van heb zoogenaamd „Verdedigingsfonds" reeds een bopaalde stap gedaan is. Hoe schoon heb ook lijke, aan pacifistische illu sies mogen we ons vooralsnog niet overge ven. Intusschën, er kunnen goede redenen zijn, waarom in deze omstandigheden dit punt niet moet worden ter sprake gebracht. „Do Standaard" (anti-rev.) zegt: ,,Er is in deze Troonrede geen zinsnee en geen regel, die, links toegejuicht, aan do rechterzijde teleurstelling of ergernis kon wekken." En verder De rede, gelijk ze nu gehouden is, kan niet beter zijn. Ze gaf wat zo moest geven. En meed wat thans gemeden moest worden. En ze deed weldadig aan door de rijpheid van beleid, die er zich in uit. En wat ook niet verzwegen mag worden, al komt deze rede van een liberaal kabinet, ze eindigt toch met ten slotte heel ons volk op den Beschikker van ons lot te wijzen. Ze verliep in grootspraak, maar loopt uib op een bede. Ze eindigt niet met een roe men in eigen kracht, maar met de hope van ons volk op God te stellen, of Hij ons d© kracht, die. we behoeven, moge verleenen Er is dan ook geen twijfel, of allerwegen, in heel ons land zal dit woord onzer Ko ningin weldadig aandoen, en do indruk er van in heb buitenland zal zeer stellig onzo positie als neutrale mogendheid sterken. Met name mag dit gezegd met het. oog op onze koloniën in Oost en West. De Regeering heeft blijkbaar ingezien, dat in een wereldoorlog, die zich reeds aan stonds ook naar Azië heeft overgeplant, do verzekering van onzo koloniale positie zei a voorop moet staan. Breeder dan anders wordt daarom dit maal in de Troonrede ook op onzo kolo niën de aandacht gevestigd. Iets, wat thans vooral noodzakelijk was: geheel in overeen stemming is met den actueclen toestand onze christelijke missie den moed zal ver nieuwen en vooral ook onzen gouverneur- generaal, wiens positief, j'uist op het oogen blik, dat hem do ruste reeds toelachte, eon zoo nameloos zware is geworden, een harb onder den riem zal steken bij do vervulling zijner zoo uiterst moeilijke taak. In ,,D e Rotter d am m o r" (anti-rev.) lezen we De gowoni© wetgevende arbeid staat stil en aller aandacht wordt in dit hachelijk tijdsgewricht ingeroepen voor de leniging van de rampen, die uit den krijg voort vloeien. Van de rompen, die andere mogendhe den treffen, maakt de Troonrede met mo- dodoogoii gewag. Maar evenmin verzwijgt zo daarbij, dat ook Nederland in de ellende deelfr De beproefde Nederlandsche gastvrij heid wordt aan de vreemdelingen gul toe gezegd. Voor eigen inwoners beraamt de Regee ring een aantal maarregelen, welke cco- nómischen druk kunnen afwenden. Gaarne hadden wij daarbij met name vermeld ge zien do toezegging van stappen, die heb vrij verkeer met okoloniën beter dan tob dusver waarborgen. Van bt-teekenis in dit staatsstuk is heb beroep, dat op de burgers gedaan wordt. De leidende gedachte in de Troonrede is het ernstige streven om onze neutrali teit te waarborgen. De Rcgeorir.g voe'.b echter daartoe alleen niet in staat te zijn. Ons volk zelf moet meehelpen en uitdruk kelijk wordt dan ook gewaarschuwd togon. elk pogon om door -egoïstische handelsma- nupulalaes de onzijdigheid in gevaar t« brengen. Zij dat beroep niot tevergeefs 1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 5