Eerste Kamer.
FEUILLETON.
I> ÏAN JLm
PERSOVERZICHT.
Vragan en Antwoorden.
In de gistcruamiddag gehouden vergade-
deelde de VOORZITTER (baron VAN
HjüliSl TOT. VOOliST) mede, dat het
iiicstie-ontweip geen aanleiding tot op-
ocikingen had gegeven in de afdeelingen.
Het ontwerp-Beurswet en het ontwerp in
Iftke vermijding van faillissement, enz.
i.iddcn tot enkele opmerkingen aanleiding
regeven. Hoewel geen eindverslag is ver
dienen, stelt spreker voor de ontwerpen
ladelijk in behandeling te nemen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt het
i m n esti e-o n t w e r p vervolgens goed
gekeurd.
Bij de wet tot voorkoming van
fnillisement maakt de heer VAN
f)EN BIESEN eenige opmerkingen, die
loor den MINISTER VAN JUSTITIE
[den heer ORT) worden beantwoord. Spr.
irijst er op, dat het ondoenlijk is, in de wet
Onderscheid te maken tusschen hen, die niet
[linnen betalen, en hen, die het wel zouden
mnnen. Spr. acht het ontwerp urgent. Het
necrendeel der zaken zal riin van zeer een-
,-oudigen aard en deskundigen zullen niet
jioodiifc zijn. Bijna alle aanvragen tot
litstel zullen zijn van eenvoudigen aard en
Bppèl acht spr. overbodig. Spr. wijst er
roorts op, dat trekker en endossant van een
wissel geheel verantwoordelijk zijn voor het
bedrag, doch eveneens een beroep kunnen
doen op deze wet.
Het ontwerp wordt vervolgens zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
Daarna kwam aan de orde de Beurs-
tt et.
Na voorlezing van het afdeelingsverslag
verklaart de heer VAN DEN BIESEN naar
aanleiding van art.. 6 (herbeleening prolon
gatie), dat hij die herbeleeningen altijd met
lecde oogen heeft gezien. Het geschiedt
echter overal. Spr. meent, dat scherp on
derscheid dient te worden gemaakt tusschen
do herbeleening en het oorspronkelijke
pandrecht. Dat het pandrecht blijft bestaan,
acH spr. van groot belang voor gevallen van
faillissement. Als men het pandrecht kwijt
is, zegt spr., is men het recht ook kwijt.
Spr. heeft zich naar den Minister van Land
bouw begeven en dezen medegedeeld, dat hij
over dit onderwerp het woord wilde voeren,
en gevraagd of de Minister liever had, dat
li ij het naliet-, doch de Minister had geen be
zwaar.
De heer VAN NI EROP wijst op het
gnote belang van dit ontwerp. Het gaat
uni een 3o0 -100 millioen gulden. Spr. heeft
zich zelf afgevraagd of een moratorium ook
beter zou zijn. Het nadeel van een
moratorium is echter, dat het-,t geheele eco
nomische leven stop zet en veel werkloos
heid doet ontstaan. Een gelukkig teeken in
(1. droeve dagen acht spr. het, dat we het
zonder moratorium hebben kunnen stellen.
Aan de offervaardigheid onzer groote fi-
n.mcieelo instellingen brengt de heer VAN
HIEROP hulde, speciaal aan de Nederland-
jsne Bank en het 200-millioen-syndicaat, dat
weinigen ongetroost liet heengaan. De aan
gevraagde sommen waren niet zoo groot als
verwacht werd. Het bleek, dat er meer angst
bestond voor geldgebrek dan geldgeferek.
Het syndicaat heeft in de eerste plaats ge-
AistöbeUing gebracht. Voor afslachten is
spr. niet bevreesd. Men heeft te doen met
lieden van zekere standing", die op de
Beurs met een vinger zouden worden nage
wezen. Op de veilingen kan iedereen een
b< .1 doen en van afslachten zal geen sprake
ziju. Zelfs na een vreeselijken oorlog volgt
het herstel spoediger dan door de meesteJi
verwacht wordt. Echter ontstaat na een
oorlog een zoodanige vraag naar geld, dat
de koersen de gevolgen zullen ondervinden.
Deze wet zal geen verbetering brengen in
do langzame aflossing van prolongaties.
Afdoende acht spr. het ontwerp niet. Re*
geling der loopende prolongaties acht spr.
noodig. Nog vraagt spr. of het ontwerp
voldoende rekening houdt met de belangen
der geldgevers. Overal doet zich de last ge
voelen, dat gelden, tijdelijk belegd om
eenige rente te maken, niet kunnen worden
terugontvangen. Spr. weet, dat herbelee
ning overal in zwang is voor zeer aanzien
lijke bedragen, sinds jaren en zonder toe
stemming van den pandgever. De herbelee
ning is dringend noodig en spr. bestrijdt het
betoog van den heer Marchant in de Tweede
81)
,,Wat zegt u hiervan?" vroeg de rechter
koel, terwijl hij de deur opende, waarheen
fcij zich als toevallig had begeven.
Een gerechtsdienaar trad binnen met een
afschuwelijken, ouden hond, die woeden
ftan het korte touw trok en met een ste-
vigen muilkorf voorzien, slechts door een
dof gebrom lucht gaf aan zijn verontwaar
diging over deze onwaardige handelwijze
toi als corpus delicti te dienen.
De dokter ontstelde onwillekeurig.
Welnu" zeidc de rechter op scherpen
J°on, ,,dit is de hond, dien gij voorgeeft
gedood te hebben! Verklaar u! Of wei-
Bert gij ook hieromtrent opheldering te ge
ven V'
Steiner glimlachte ietwat gedwongen
»'Dc zaak is zeer eenvoudig. Ik had den
bond vergeten, toen ik op reis ging. In
Stuttgart schoot mij mijn belofte, dat ik
bern zou dooden, weer te binnen. Ik
jchreef daarom aan mijn ouden, getrouwen
knecht, Jacob Pieter, dat hij den hond
fnoest vergiftigen. Ik had geen reden er
11 to twijfelen, dat dit gebeurd was. Ik
schreef daarom ook dien brief aan Ber
tram. Waarom Jacob zich niet van mijn
°Pdracht heeft gekweten, weet ik natuurlijk
n,et. De knecht is mogelijk niet verhoord?"
vMcg hij ietwat ironisch, wat de rechter
®ri»ter geheel ignoreerde.
-.Neem den hond weer mee!" beval hij
ei) Politie agent. Daarop wendde hy zioh
Kamer. Gewenscht zou het zijn, dat het be
drag der herbeleeningE was beperkt, o^.dat
het surplus niet heïbeleend worde.
Dat er echter bij de tegenwoordig snelle
manier van wetgeven lacunes ontstaan, acht
spr. zeer verklaarbaar. Spr. zal, hoewel met
ze' eren schroom, vóór het ontwerp stemmen
daar hij alle vertrouwen stelt in den Minis
ter, dien hij aan het werk zag.
De MINISTER VAN LANDBOUW enz.
de heer TREUB, sluit zich aan bij de woor
den van den heer Van Nierop betreffende
het moratorium en het syndicaat. Of ech
ter aan alle gerechtvaardigde crediet-be-
hoeften is voldaan, zooals de heer Van
Nierop meent, betwijfelt spr. Een aantal so
lide ondernemingen uit den hoogeren mid
denstand worden door het syndicaat niet
geholpen, o.a. waar het betreft voorraden,
die ze niet in onderpand kunnen geven. Voor
deze ondernemingen worden nieuwe pogin
gen gedaan, waarmede ook de heer Van
Nierop annex is. Van het standpunt der
Nederlandsche Bank zal veel afhangen. Zal
de AJgcmeene Middenstandscredietbank hel
pen. ook waar zakelijke zekerheid niet kan
worden gegeven?
De heer VAN NIEROP ontkent oij inter
ruptie, dat het syndicaat zoodanige eischen
stelt.
De MINISTER, zijn rede vervolgend, be
tuigt zijn instemming met de werking van
het syndicaat. Een bepaling, dat geen hoo-
ger rente gevorderd wordt dan de Ned.
Bank vraagt, acht spr. thans onnoodig.
Zoo noodig, dan zal hij ook hier ingrijpen.
Ooi: spr. verwacht een daling van de koer
sen van vele solide papieren, doch daaraan
kan de regeering niets doen.
Den heer Van den Biesen geeft spr. toe,
dat art. 6 dezer wet niet overeenkomt met
het pandrecht en herbeleening mogelijk
wordt gemaakt. Het pandrecht regelt ech
ter alleen de zaken, waarvoor geen speciale
regelen zijn gesteld. Het betreft hier 'n nood
De geheele regeering is dankbaar voor het
vertrouwen in haar gesteld
Na reolieken van de heeren VAN DEN
BIESEN en VAN NIEROP, bêantwoord
door den MINISTER, werd het ontwerp
zonder hoofdelijke stemming aangenomen en
de vergadering tot nader order verdaagd.
In hot weekblad „De School" lazen
wij een artikel over den oorlog en de
school, hetwelk aldus aanvangt
Daar zitten ze weer voor ons, de leer
lingen, die we in vollen vrede nog
verlieten. In de vacantie is het gekomen,
het nieuwe, het belangwekkende, het on
rustwekkende.
Eerst de mobilisatie met haar aantrek
kelijke drukte; daarna allerwege het kin
derlijk oorlogsspel met houten sabels, met
pijl en boog, achter boomen en eigenge
maakte verschansingen. Maar naast het
spel de ernst: berichten over dooden en
gewonden, weggeschoten bruggen en neer
geschoten non-combattanten
De oudsten der spes patriae hebben ge
neusd in kranten, hebben met open oor
geluisterd, waar en wanneer volwassenen
van gedachten wisselden over de gebeurte
nissen op de slagvelden en ter zee.
En nu zitten ze weer voor ons, met hun
gedachten bij 't krijgsgedaver en de troe
penbewegingen en als hun lippen 't niet
doen mochten, dan vragen hun oogen: Wat
denkt meester van den oorlog Hoe staan
thans do partijen Aan welken kant zal
de overwinning zijn Zullen wij nog oorlog
krijgen?
Wat staat ons in dit geval te doen?
De schijver wijst dan op het gevaar om
thans de jeugd te betrekken in de vredes
beweging, haar door 't voorlezen van roe
rende relazen te doen gevoelen welk een
verwildering de oorlog brengt over de com
battanten, wat een ellende over de non-
combattanten. 't Zou een misdaad begaan
zijn aan de kinderziel, wanneer wij voor
't beestachtige, het walgingwekkende van
den krijg opzettelijk aandacht vroegen.
Ook zouden we gevaar loopen, door on
willekeurig kleuren der gebeurtenissen,
door te plastische beschrijvingen liefde op
u wekken voor 't krijgsbedrijf, de slagers-
en wildenneigingen in den jongeD mensch
wakker te maken. Groote nuchterheid hij
't verhalen van feiten schijnt ons Has
weer tot Steiner. Jacob Pieter is in ver
hoor genomen Hij kon slechts meedeelen,
dat gij naar Noorwegen waart vertrokken,
en heeft dus niets ten uwen gunste gezegd.
Er bestond tot dusver geen aanleiding hem
over den hond uit te hooren, daar Bertram
beweerde, dat gijzelf den hond hadt ge
dood en gij datzelfde hier duidelijk in dezen
brief hebt beweerd. Nu zou plotseling, nu
het blijkt, dat het dier nog in leven is, den
knecht zijn opgedragen den hond uit den
weg te ruimen! Dokter Steiner", voegde
hij er met verheffing van stem bij, ,,zou
u niet eindelijk willen verklaren waarom
gij, in plaats van naar Lübeck te reizen,
naar Zurich zijt gegaan? Ik raad u mij
alles toe te vertrouwen, wat tot uw in
vrijheidstelling kan dienen. Als gij on
schuldig zijt, geef dan aan, wat uw on
schuld kan bewijzen; uw bestaan staat op
het spel".
,,Ik wil u verraden, dat in het bege
leidend schrijven bij uw uitlevering de
Züricher politiebeambte uw schuld zeer in
twijfel trok op grond van de tusschenkomst
eener jonge dame, die zich als getuige op
wierp en beloofde hier spoedig het een en
ander mee te deelen, wat uw onschuld
moest bewijzenMaar de jonge dame
heeft haar belofte tot dusver niet stand
gedaan".
,,Een jonge dame in Zürich riep dok
ter Steiner opgewonden. „Wel, dat kan
niemand anders zijn dan zij zelve 1 Zij wil
voor mij in de bres springenO, u
maakt mij gelukkig, mijnheerZeg mij,
als 't u blieft, was het juffrouw Hanna
Degen
„Houd u kalm", antwoordde de rechter
van instructie seer koel} ,,zy noemde
jrfiehi.
Maar te zwijgen over wat heel de we-
>êld door de geesten beweegt en de ge
moederen in beweging brengt, zoo ni.*t
in opstand, wij zouden 't niet gaarne aan
raden.
Belangstelling hebben we bij de jeugd
willen opwekken voor veel wat gebeurd is
in 't verleden. En we zouden zwijgen over
't heden, dat in de belangstelling der
jeugd zich naar voren dringt, eiken dig
en elk uur? Het zou onnatuurlijk zijn.
Wat kan eenvoudiger en natuurlijker
zijn in hoogere klassen, dan het nagaan
op een oorlogskaart van de hoofdgebeurte
nissen? Dat behoeft niet dagelijks te ge
schieden, dat gebeurt, als er weer een be
langrijk feit is afgespeeld. Dan wordt een
vlagje of een speld verzet, dan wordt ver
teld over hetgeen de nieuwe gebeurtenis
karakteriseert
En dat daarbij 't gevoel van den onder
wijzer soms in werking komt, het is natuur
lijk. Dat hij bijwijlen een traan moet in
slikken, is menschelijk. Dat soms zijn stem
zal dalen tot gefluister, ligt voor de hand.
De ontroering van den volwassene, van
den sterke, zal ontroering wekken bij het
kind. Zóó is het goed, en zóó is het ook
genoeg. Een oogenblik van stilte, en dan
weer aan den gewonen arbeid
Naast den krijg zelf, vragen de econo
mische gevolgen daarvan de aandacht,
levensmiddelen stijgen in prijs, steenkolen
worden schaarsch, de werkzaamheden wor
den ingekrompen. De oorzaak van een en
ander kan in groote trekken met de leer
lingen worden besproken.
Er verluiden allerlei berichten omtrent
de wijze, waarop Nederland in staat van
verdediging is gebracht. De behandeling
van ons stelsel van verweer is nu een dank
baar, onderwerp.
De opleving van ons nationaliteitsgevoel,
van onzen Nederlandschen lief Jadigheids-
zin, we willen er op wijzen, als 't pas
geeft. Maar het tijdelijk verdwijnen der
tegenstellingen tusschen de politieke par
tijen, we gaan het in school met stilzwijgen
voorbij.
Zal oorlog oorlog dooden?
Ziehier over deze vraag het oordeel van
twee manneQ, die 1870 hebben meegeleefd.
De V an-Dag-tot-Dag-schrijver in i.efc
,,H andelsblad" antwoordt: Wellicht.
Maar hij schrijft:
„O, ware deze oorlog nu slechts del
oorlog, die oorlog doodt en dus voortaan
onmogelijk maaktDit zou een mooie naam
voor den ooriog van 1914 zijnMocht hij
de menschheid overtuigen, dat oorlog
voortaan ondenkbaar is geworden, dat» een
nog meer geperfectioneerde oorlog alge-
me cine vernietiging zou brengen.
Maar in tusschen spannen al de oorlog
voerende volken zich in om meer en meer
mannen te oefenen en naar voren te bren
gen".
De „Standaar d"-redacteur wijst
op het BijbelwooTd, betwolk oorlogen
voorspelt tot aan de voleinding der we-
redd. Hiermede werd zijnerzijds steeds ge
rekend
„Bijna oen halve eeuw lang was het ge
lukt den steeds dreigenden ooriog tegen
te houden, niet allerwegen, maar als al
gemeen Europeeschen krijg. Voor de be
stendiging viam den Vrede is een actie in
gezet als vroeger nooit. En in 'tRoocïe
Xruig en in Steun-Comité's van alle zij
den poogde men thans aanstonds den
jammer te ontvangen, die nu over volk
na volk werd uitgestort.
We gaven aan geen droom, aan geen
fantasie toe. We bleven steeds met del
werkelijkheid rekenen. En daarom heeft
wat nu kwam, ons niet verrast
Het spitst zich alles weer toe, om voortaan
weer met de harde realiteit van 't leven
te rokene>n. Ook In de volken vrjr'kt de zon
de uit 't menschelijk hart door. Uit het
zondig egoïsme spat telkens weer de vonk
uit, die benijding, heerschzucht- en -wrevele
bitterheid doet oplaaien. En juist aan
voelt een ieder weer, hoe er maar één be
houd is, in mannenmoed en biddenden
ernst.
Gode zij dank, dat in zoo hachelijk oogen
blik ook in ons volk die dubbele krachts
uiting niet gemist werd".
zich Hanna Degen. Ik moet echter nog eens
herhalen, dat deze getuige tot dusver niet
is verschenen. De verdenking ligt voor de
hand, dat wij hier te doen hebben met
iemand, die medeplichtig is aan de misdaad
of die toch ten minste een plompe poging
waagt om uw invrijheidstelling te bewer
ken".
In dit oogenblik werd er hevig tegen de
deur geklopt; een gerechtsdienaar trad
binnen.
„Juffrouw Hanna Degen, uit Zürich, ver
langt dringend dadelijk toegelaten te wor
den. Zij heeft iets gewichtigs in de zaak
tegen Bertram mee te deelen", meldde hij.
De rechter dacht na. „Goed. Ik zal het
verhoor staken".
De gevangene Steiner liet zich met een
stralenden glimlach wegleiden; hij volgde
gewillig den gerechtsdienaar. Wat had hij
zich verweerd bij zijn gevangenneming, hoe
de politie, het gerecht en zijn eigen lot
verwenschtl Nu was zij zelve gekomen
om hem uit zijn gevangenschap te be
vrijden. Zij had alles laten staan en liggen,
toen zij zijn ongeluk uit de courant ver
nam zij ha/d zonder dralen de verre reis
van Zürich naar hier ondernomen, alleen
om zijnentwil
Zijn hart vloeide bijna over va t vreug
de. Hij was met reuzenschreden het doel
genaderd, hetwelk zonder dit gelukkig on
geluk in een onafzienbaar, wellicht onbe
reikbaar verschiet voor hem lagl
Hanna Degen deed den rechter van in
structie op vasten toon haar mededeelin-
gen. Zij antwoordde zonder dralen op al
zijn vragen; zij wist immers, dat zij haar
©igen persoon niet mocht ontzien, nadat zij,
Naar aanleiding van het besluit der Re-
geering, om, op liet initiatief, van een ver
mogende, uit vrijwillige bijdrage een, fonds
te vormen „tot verdediging van het
vaderland en de koloniën", schrijft
in „De Nieuwe Courant' oen inzender,
aan wiens artikel door de redactie de plaats
voor liet hoofdartikel verieend wordt:
Tot de eerste dagen van de maand was ik
Overtuigd voorstander van spoedige ten-uit-
voea -legging van het door de jong-sbe Staats
commissie voor do verdediging van Nedtsr-
landsoh-Indië aanbovolene. Ik betreurde het,
dat haar voorstellen niet al lang door do
Regeering aan de goedkeuring van de Volks
vertegenwoordiging waren onderworpen. En
waar ik ons Indië best mogelijk verdedigd
wilde zien, verlangde ik voor Nederland na
tuurlijk niet minder. Nu echter de lang ver
wachte, lang gedreigd hebbende algeinecno
Europeosche ooriog eindelijk is uitgebroken;
nu een groot deel van Europa in vuur en
vlam staat; nu op de meest overtuigende
wijze gebleken is, dat Europa door zich tot
de tanden te wapenen niet heeft kunnen
voorkomen, dat de allesvernielende oorlog
uitbrak wat immers het doel heette van
het opleggen van haast ondraaglijke bewape
ningslasten; niemand zou dan durven be
ginnen nü begint zich bij mij een andere
overtuiging baan te breken en vroeg ik ine
laf. of Nederland, en niet ons land alléén
natuurlijk, maar heel de z.g. beschaafde we
reld, in het vervolg niet een gansch anderen
weg op inoet en kon gaan.
Wat moet er nu gebeuren als de vrede zal
zijn hersteld? Natuurlijk zal dan al de
schade aan wegen, bruggen, huisraad, wo
ningen en gebouwen, enz., enz. spoedigst
mogelijk moeten worden hersteld. Dat zal
schatten en nogmaals schatten kosten, doch
dat zal inoeten gescliiedenmen zal daar
niet buiten kunnen. Maar zal dan dadelijk
ook een ieder weer gaan denken aan het in-
orde-brengen van zijn bewapening? Zullen
dan weer milliarden worden bestemd voor
remplaceering en verbetering van oorlogs
tuig en voor wederopbouw van vestingen en
versterkingen Zal dan tusschen de groote
mogendheden, daarin op een afstand door de
kleine gevolgd, de dwaze wedloop weer be
ginnen om het best ten oorlog toegerust te
zijn? Dat zou toch. ook waar het onvermij
delijk over enkele tientallen van jaren weer
tot een geweldige uitbarsting zou leiden,
dollemanswerk moeten heeten.
De 8ohrijver pleit voor een internationale
overeenkomst tot beperking der bewapenin
gen.
En zou, dit zoo ziju de, in de gegeven om
standigheden ons land in stede van zich tot
den krijg toe te rusten, niet beter doen Jiet
initiatief te nemen, om te trachten het t.x.t.
daarheen 'te leiden, dat op verzoek van
de kleinere Europeesohe staten bijv. Italië
en de Ver. Staten van Noord-Ajnerika zich
verstonden Pm bij de aanstaande vredesonder
handelingen de oorlogvoerenden te bewegen
tot een (algemeene overeenkomst in den be
doelden zin te geraken
Vraag: Hoe moeit ik reizen van Rot
terdam naar Eindhoven? Hoe laat vertrekt
's morgens de eerste trein en kan ik den
zelfden dag weer terug en hoeveel reis
kosten is dat?
Antwoord: Vertrek Rotterdam 8.05
aankomst Eindhoven 10.28. Terugreis
vertrek Eindhoven 7.17aankomst Rotter-
damdam 9.40, zonder overstappen. Enkele
reis 3de kl. kost ƒ1.80.
Vraag: Wilt U zoo goed zijn eens te
melden wat het woord moratorium betee-
keait
Antwoord: „Moratorium'is een
bepaling van Rijkswege uitgevaardigd,
waardoor uitstel van betaling in bepaalde
gevallen wordt gewettigd, om in tijden als
deze het onbillijk failliet verklaren onmoge
lijk te maken.
V raag: Als Holland in oorlog is, is
het dan voor lijfsbehoud op het eiland
Overflakkee veiliger dan hier bij Leiden
onder de kusten?
Antwoord: Dat hangt er maar van
af met wie of wij het te kwaad zouden krij
gen. Als wij den strijd tegen Duitschland
zouden moeten opnemen en den Belgen
en Engelschen terzijde staan, dan zit ge
hier binnen de waterlinie nog wel een tijd-
ofsckoon zonder dat te weten of te wil
len, zulk een onheil met baar verderflijken
raad had aangericht.
Een mooi gezichtje is de beste aanbe
veling in de wereld. Het ging den rechter
van instructie als voorheen den politiebe
ambte in Zürich. Evenals wolken voor de
zon, zoo verdween al zijn twijfel bij de
verklaringen van Hanna Degen.
„Zou mevrouw Gertrude Bertram echter
werkelijk tot dusver haar echtgenoot nog
geenerlei bericht gezonden hebben?" zeide
hij, met een laatst overblijfsel van verden
king. „Ik heb bevel gegeven, dat haar brie
ven moeten onderschept worden. Zoo zij
belicht had gezonden, zou dat in mijn
handen zijn gekomen".
„Mevrouw Gertrude volgt mijn slechten
raad blijkbaar maar al te stipt op", ant
woordde Hanna Degen, door berouw ge
kweld. „Bovendien is een telegram naar
Borkum immers voldoende om zekerheid te
verkrijgen".
„Dat zal dadelijk gebeuren!" antwoord
de de rechter levendig. Hij drukte op de
bel. „Ook zal ik oogenblikkelijk bevel ge
ven, dat do knecht Jacob Pieter gedag
vaard wordt en hem nog eens in ver
hoor nemen".
Vóórdat hij echter nog de noodige be
velen kon geven, weerklonken snelle, haas
tige voetstappen in de weergalmende gang.
Het was de politieagent Pieseke. Hij zag
er merkwaardig verlegen uit en had een
kleur van opwinding; de uitdrukking van
zijn gelaat kon niet voor bovenmatig gees
tig doorgaan.
„Ik meld den rechter van instructie",
bracht hij uit, terwijl hij zich in streng mi
litaire houding voor zijn superieur plaat
je veilig, tenminste als die verdediginge
linie aan de verwachting beantwoordt.
Maar met een vijand in den rug, als men
met Duitschland zou mcenen mede te moe
ten gaan, is het noch op Overflakkee noch
in de streek achter de Duinen hier veilig.
V raag: Kunt u mij ook zeggen of een
postpakket, gezonden aan een militair,
ook vrij van port is zooals brieven
Antwoord: Er is alleen sprake van
briefport tot 20 gram. Dns geen post
pakketten.
V raag: Zoudt u mij den kortsten weg
per fiets op kunnen noemen van Voorscho
ten naar Zalt-Bommel en hoeveel K.M. is
dat?
Antwoord: Voorschoten, Leiden,
Waddinxveen, Gouda, Haastrecht, Schoon
hoven, Nieuwpoort, Slingeland, Gorin-
chem, Vuren, Herwijnen, Hellow, Haalten,
Tuil, Zaltbommel. 85 K.M.
V raag: Wat is de naaste weg van Lei
den naar Enschedé en hoeveel K.M.
Antwoord: Leiden, Alphen, Woer
den, Utrecht, De Bildt, Soesterberg,
Amersfoort, Hoevelaken, Voorthuizen, Oud
Milligen, Nieuw Milligen, Apeldoorn, Teu-
ge, Twello, Deventer, Holten, Markelo,
Goor, Delden, Hengelo, Enschedé.
186.1 K.M.
V raag: Kunt u den naasten weg aan
duiden van Utrecht naar Arnhem, per
fiets 1
Antwoord: Utrecht, De Bildt, Zeist,
Woudenberg, Scherpenzeel, Renswoude,
De Klomp, Ede, Ginkel, Arnhem. 60.2 K.M.
Vraag: a. Zijn in Duitschland de
militaire bevelen óók, eveonls bier, in de
Fransohe taal gesteld?
b. Heeft men daar méér achting voor zijn
eigen taal dan hier?
c. ie soldaat, korporaal, sergeant., offi
cier, compagnie, defileeren, attaqueeren,
enz enz. niet in de Nederland sch© taal
over te brengen
<L Waarom krijgen de paarden eiken dag
vorsch stroo onder zich en het voetvolk
moet en nu reeds 14 dagen mee doen?
Zou het stroo dat in de scholen dienst
heeft gedaan niet voor de paarden geschikt
zijn om daar op te liggen?
De mensehen konden dan een keertje meer
versch stroo krijgen en behoefden niet (zoo-
ais nu) op de harde planken en uitgekauw
de tabak te liggen, doordat bot stroo lang-
zanierha nd verdwenen is 1 Moet er op de
rustkamers voor iederen man geen stroo-
zak aanwezig zijn?
e. If de tent van Van Lier, die vroeger
voor Uw bureau stond, nog in wezen f Zou
die niet voor een prikje voor de soldaten
te hnur zijn en zoodoende meer scholen ont
ruimd kunnen worden?
f. Hoeveel soldaten heeft Nederland nu
op de been
Antwoord: a. Neen, ervenmin als bij
OI1S.
b. Evenveel ais bij ons.
o. Deze woorden zijn internationaal ge
worden en worden min of meer verbasterd
in de legers gebruikt van Duitschland,
Engeland, Frankrijk, Oostenrijk, Neder
land en België. Waarom zou men voor die
woorden, die volgens onze taalgeleerden
burgerrecht verkregen hebben, verwarring
stichtende andere gaan gebruiken
d De paardn krijgen niet eiken d&s
versch stroo. Het wordt slechts bijgevuld
en dat is noodig omdat het dier zijn leger
bevuilt, hetgeen van den menach niet ver
wacht wordt. Doet hij het toch door uit
gekauwde tabak, dan heeft hij het zich zelf
te wijten. Op de rustkamers, d5e bovendien
nu niet ter beschikking staan, behoeve.,
geen stroo zakken aanwezig te zijn. Die er
zijn. rijn alleen bestemd en toereikend voor
vre des sterkte.
e. Dit weten we niet, maar voor het door
u aangegeven doel is zoo'n tochtige tent
toch totaal an geschikt.
f. Op dit moment kunnen we u dit niet
meedeel en.
V raag: Zou u zoo goed willen zijn mij
to zeggen of men een examen moet doea.
om op het laboratorium te komen?
Antwoord: In welke kwaütedt en op
wolk laboratorium bedoelt u? Als assistent-
amanuensis, bedietnde, werkvrouw? Om een'
antwoord te kunnen geven, moet m'en dat
toch Weten.
ste, „ik meld den rechter van instruo-
tie
Doch verder kwam Pieseke niet met stip
melding. Als gehypnotiseerd door d<*
strenge oogen, welke op hem waren go-
richt, kon hij zijn blik niet afwenden, ter
wijl hij naar woorden zocht.
„Welnu
Pieseke wierp zijn hoofd nog verder
achterover. „Ik meld den rechter van in-
struotie", zeide hij met stentorstem,. „dat
de vermoorde mevrouw Bertram zoo juiaf
hier uit Emden is aangekomep l'1
„Praat toch zulk een onzin niet, Piese
ke!" zeide de rechter van instructie half
geërgerd, half geamuseerd. „Wat wilt gij
zeggen
Pieseke was zeer ontsteld. „De zooge
naamde mevrouw Pieseke, die vermoord
moet zijn
„Mevrouw Bertram, wilt gij zeggen 1"
De zoogenaamde mevrouw Bertram, die
vermoord moet zijn
„Mevrouw Bertram, die zoogenaamd ver
moord moet zijn", verbeterde de reohter
van instructie".
„Is zoo juist onder politiegeleide reoht-
streeks van Emden.hier aangekomen.
en ik haar zelf gezien heb", besloot Piese
ke zijn merkwaardige melding met een zeer
ongrammaticale wending.
„Spreek 'langzaam, duidelijk en ver
standig en verte! mij, wat gij zijt te
weten gekomen. Kent gij mevrouw Bertram
persoonlijk
(Slof volgf.J