D® Europeesch® Qorlsg.
FEUILLETON.
Doe men naar Antwerpen reist*
Een berichtgever van het „Hbld." ver
telt iets aver het reizen van Roosendaal
naar Antwerpen. Het is inderdaad de
moeite waard daaromtrent iets mee te
deelen.
We lezen in dat telegram o.m. het vol
gende
De vele Amsterdamsche zakenmenschen,
die geregeld naar Antwerpen gingen, zul
len verbaasd staan te weten, hoe thans
die afstand afgelegd wordt. Na de visita
tie te Esschen reed de trein vroeger met
een flink vaartje langs de verschillende
tusschenstations en voorbij Capellen, tot
dat men aan de Antwerpsche statie arri
veerde. Sinds een paar dagen echter is,
zooals wij reeds vroeger meegedeeld heb
ben, het baanvak EsschenCapellen uit
geschakeld voor reizigersverkeer. Toen wij
naar de Scheldestad gingen, om eens wat
te vernemen van het nachtelijk bombarde
ment, hebben wij een reis gemaakt, welke
san den diligencetijd herinnert.
Laten wij van dezen eigenaardigen tocht
eens wat verhalen.
In Esschen stapten dus de passagiers,
die niet talrijk waren, uit. Men wandelde
langs de gendarmen met het geweer over
den schouder en langs de politie-agenten.
Buiten het station stond een verzameling
vehikels, zooals men zelden ziet. Wanneer
de voertuigen niet uit voorhistorische tij
den dateerden, dan waren zij met plankjes,
die een huif moeste voorstellen, zoodanig
betimmerd, dat ze er nog minder aanlok
kelijk uitzagen. De koetsiers, al is deze
naam te weidsch voor de mannen, die de
teugels in handen hielden, vroegen natuur
lijk zooveel zij konden. Vijftien franc voor^
twee personen. Afdingen gaf niet veel,
want de eigenaars der vehikels wisten
maar al to goed, dat de reizigers toch niet
vier uur lang naar Capellen zouden loo-
pen, om daar dan ten slotte geen trein
meer te vinden.
Een kleine beschrijving van een
landauer, waarmee het verkeer dus alleen
onderhouden kan wordende bekleeding
is vaalgroen, de raampjes zijn zonder rui
ten, al het houtwerk er aan is gebroken
of gebarsten, slechts de wielen zijn solide.
Het gerammel overtreft de stoutste ver
wachtingen. Wanneer eigenlijk alle passa
giers verzameld zijn, vangt de tocht aan
langs eindelooze wegen. Een paar maal
moeten de papieren getoond. Of deze lan
delijke bewakers van het Belgisch gron 1-
gebied veel begrijpen van de verheven
taal op de buitenlandsche passen is te be
twijfelen. Onderweg wordt aangelegd aan
een estaminet. De menschen drinken het
Belgisch bier, dat voor liefhebbers van...
ander bier ondrinkbaar is, het paard krijgt
ook wat te drinken. Maar men wacht zich
er voor een vergelijking te maken met
Duitsch bier. Zelfs het vragen naar Dort-
munder, of naar ,,een donker" deed in
Antwerpen reeds iemand voor een spion
aanzien. Wanneer wij uit het rijtuig keken
dan viel het op, hoevele villa's en landhui
zen onbewoond waren. De ijzeren rollui
ken waren naar beneden gelaten. Maar
rondom die doodsch en eenzaam uitziende
huizen bloeiden de rozen, geurden andere
bloemen, groeiden heesters, wingerd en
planten wild dooreen. En dit alles gaf aan
de kleine kasteeltjes iets sprookjesachtig.
Zij herinnerden ons aan het kasteel van
de Schoon© Slaapster" en andere sprook
jes uit onze jeugd.
Maar er was geen tijd om te droomen.
Plotseling bevonden wij ons weer in de
werkelijkheid en zagen wij een heel bosch
geveld, soldaten aan prikkeldraad-ver
sperringen, loopgraven en versterkingen.
Overal op het uitgestrekte veld stegen
rookkolommen en vlammen op. Het gehee-
le terrein moest plat gebrand worden, op
dat de infanteristen en artilleristen achter
de sterk uitziende verschansingen een
goed uitzicht zullen hebben. Er werd daar
hard gewerkt. Voortdurend kwamen wij
soldaten tegen, glinsterden bajonetten
langs ons portier. Een motorfiets met
27)
Nu begon de marteling opnieuw.
„Ik kan op 't oogenblik niet bet-alen,"
zeide mevrouw Bertram ten hoogste zenuw
achtig, „want ik ontdek daar juist, dat ik
al mijn geld kwijt ben! Ik bezat dat van
morgen nog. Ik heb dat óf op het strand
verloren óf het is mij ontstolen."
„Ik vraag wel excuus, dame," zeide- de
teigenaar van het hotel op luiden toon, „in
mijn huis wordt nooit gestolen, men heeft
hier nog nooit iets gemist, en ik veronder
stel
„Misschien heeft de dame. het geld ver
loren,bracht de kellner op even luiden
toon in het midden, terwijl hij op het woord
„misschien" een eigenaardigen nadruk legde,
welke mevrouw Bertram ergerde.
„Ik zal dadelijk aan mijn man telegra^
feeren, als u mij de onkosten van een
telegram zoudt willen voorschieten. U zal
nog vandaag of morgen betaald worden,"
verklaarde mevrouw Bertram. „Ik moet mij
bovendien haasten, want de boot zal zeker
wel dadelijk vertrekken, nietwaar Zij stond
op, ten einde aan de onaangename scène een
eind te maken.
„Neemt u mij niet kwalijk, maar zoo
eenvoudig is de zaak toch niet!" zeide de
hotelhouder. „Gaat u maar eens een oogen
blik met mij me© naar het bureau. De
boot vertrekt pas over een uur. U hüeffc
nog tijd genoeg.Hij keerde zich om zon
der een antwoord af te wachten, terwijl
toe vrouw Bertram geheel uit het veld ge-
Itibm vaIhiIp Sy-hjjr verontwaar
twee soldaten reed ons achterop, cavale
risten passeerden ons. Het was daar een
en al bedrijvigheid. Langs den weg lagen
groote blokken steen en hoopen zand, óm
versterkingen van te maken. "Wij zagen
bordjes waarop stond: ,,zooveelste mitrail-
leur-afdeeling", „artillerie de forteresse"
enz.
In het dorpje Capellen zelf nog meer
soldaten, meest infanteristen met hun
platte kwartiermutsjes met roode banden,
doch ook jagers waren er, met glimmende
sjako's. Overal lazen de soldaten de Ga
zetten, waarin gisteren zooveel stond over
den Zeppelin-aanval, te lezen. Welk een
geweldige verontwaardiging heeft dit ge
wekt 1 En wanneer dan eindelijk ons vehikel
na ruim twee en een half uur gereden te
hebben, voor het stationnetje van Capel
len stopt, dan is het een toeval, dat juist
een trein naar Antwerpen vertrekt.
Want men mag van geluk spreken, als
blijkt, dat de machinist en koetsier met
elkaar rekening gehouden hebben.
Dc bestorming van Luik,
Een officier, die bij de bestorming van
Luik zwaar gewond werd, geeft in de
„Weserztg." een pakkende beschrijving
van dezen ontzettenden militairen arbeid.
Onze tocht ging in 27 uur in triomf naar
de Belgische grenzen. Stroomende regen.
Marsch door de Ardennen. De dorpen als
uitgestorven, 's nachts beschoten en ge
alarmeerd; geen rust. Om 5 uur 's morgens
(6 Aug.) marsch door het Ourthe-dal,
langzaam, overal hindernissen. Boomen
gekapt, rotsen gesprongen, eindelijk over
resten van burgers en straten een vreese-
lijke marsch. 's Middags kwartier in Com-
blin au Pont (zuidelijk van Luik), de hui
zen snel geopend, complimenten, geen
stroo, geen eten. Bij het station ontdek ik
een herberg: boonen, wijn, schitterend.
Nu zou rust volgen. Maar 1 De negorij
zag er erg ongezellig uit, tusschen hooge,
steile rotsen en voor ons de gesprongen
brug over de Ourthe. Om 7 uur 's avonds
alarm. Een kapitein komt aangehold:
„Bestorm Lujk I" Onmogelijk, de menschen
kunnen niet meer, de forten zijn 35 K.M.
verwijderd* Reeds na 30 minuten ontvan
gen we vuur. Revolver voor den dag en
vooruit. Drie kerels vluchten. „Levez les
mains". Krijgsraad. Verder. Het wemelt
van allerlei soort troepen. Vreeselijke re
gen, onweer, pikdonker. Steeds verder.
De mensehen vallen, zij blijven liggen,
bij hoopen. Om 12 uur maneschijn, beter
weer, granatendonder. Plotseling komt de
tijding: „onze bagage is overvallen, de
oompagnie terug, het dorp afgebrand, de
inwoners neergeschoten. Franc-tireurs-af-
grijselijkheden. Wij stormen intusschen
verder, tot dicht bij Luik. Wij gaan ach
ter een bosch. Vier regimenten, de ransel
af, de ijzeren porties voor den dag. Laat
ste vermaning. Aantreden voor de bestor
ming. Granaten fluiten doch zonder doel.
Een holle weg; onze artillerie zit hulpe
loos tot- aan den buik in den modder en
kan niet vooruit.wij er voorbijgeen
marsch. Galop. Plotseling een wilde ko
gelregen naast ons, wij worden door ons
eigen volk beschoten. Het lukt, dit ken
baar te maken. Dan direct in de vuurlini*
der forten. Een woest geschreeuw: het pa
rool is Wörth. Vriend en vijand niet to
onderscheidenik lig voor een boom en
prikkeldraadversperring. Granaten ont
ploffen overal, hellelawijt, geweervuur,
dat de lucht er heet van wordt. Eenige
schreden voor ons betere dekking. Ik
stoot luitenant G.^aan: „Vooruitgaan?"
...Geen antwoord... dood! De kanitein
springt opin de borst getroffen, valt ach
terover. Ik, de arm omhoog; compagnie
hoort naar mijn commando; ik sprirg er
op af, vreeselijke slag, vlug drie pas ach
teruit, waanzinnige pijn, granaat in de
linkerzij. Een officier voor mij, roept nog
zijn naam, geeft mij de handen Jood.
Voor mij een vaandel, de drager is dood;
ik wil er heen kruipen, doch ontvang twee
schoten in den rechter en een in den lin
kerarm. Ik bijt van pijn in den grond; een
diging streden in haar. Deze scène 1 Deze be
handeling!
Maar zij kreeg haar verdiende loon. Waar
om had zij den raad van haar vriendin op
gevolgd en was naar Borkunv gereisd in
plaats van naar Ostende, terwijl de stem'
van haar geweten haar toch had gezegd, dat
zij verkeerd deed!
In het bureau wachtte haar een formed©
terechtzitting. Leider dier zitting en tevens
[rechter, op onwettige wijze was de
hotelhouder, d e heer Die blei n, zelf en die
werd bijgewoond door zijn vrouw en den
oberkellner. Getuige was de kellner.
Haar-wachtte geen zacht vonnis; in aller
oogen stond reeds de veroordeeling te lezen
voordat het verhoor begon.
„U kan dus niet betalen Heeft u hier
ook niemand, geen kennis, die voor u kan
inspringen r
Mevrouw Bertram gevoelde zich gekrenkt
door de gebiedende manier, waarop die vragen
weiden gedaan. „Ik ken hier niemand, en
hen hier vreemd.ik ben trohwena voor het
eerst in mijn leven op Borkum (En het zal
zeker ook wel de laatste maal zijn, dacht .zij
hij zich zelve). Is het hier nog nooit voor
gekomen, dat iemand zijn gêld verloor?"
„O, zeker," zeide de hoer Dietlein met een
koelen glimlach, „een paar andere alleen-
ïcizende dames hebben dat ook beweerd en
juist de omstandigheid, dat de gevallen toe
nemen, noodzaakt inij, niet telkens weetr leen
oog toe te drukken." Hij keerde zich Daar
den kellner t-oe on 6prak zacht met hom.
echt-er met zoo zacht, dat zij niet eenige
woorden kon verstaan. Zij meende in onmacht
te vallen, do grond scheen onder haar voeten
weg te zinkon, want zij hoorde de woorden:
politie, bödtritgfcier 1
I)us zoo ver was liet met haar gekomen?
gewond officier naast mij roept, om verster
king, maar alles gaat naar links weg. Eeni
ge schreden voor ons de Belgische loop
graven. Trots den kogelregen overkomt
mij verder niets. Bijna 12 uur lag ik daar,
intusschen door een arts verbonden, kan
nog niet vervoerd worden, 's Middags doör
manschappen weggedragen, kom met he-
vigen koorts bij mijn regiment terug.
Vreeselijke verliezen: drie kapiteins, zes
luitenants gesneuveld, bijna allen van mijn
bataljon. Hoe ik er kwam, weet ik niet,
maar ik sloeg de oogèn op in het hospitaal,
een katholieke school met Russische Jood-
sche studenten als verplegers. De eerste
dagen had ik gemeene pijnen en ik gold
voor zeer gevaarlijk. Thans gaat het een
beetje. Er zijn hier anderen, die nog veel
beer moeten lijden, dat houdt je kalm.
Een kapiteinsvrouw was hierheen gesneld,
om haar dooden man nog te zieneen
granaat trof den auto, gisteren is ze be
graven. Ik bezit niets meer: mijn bagage
gestolen, mijn ransel voor de bestorming
verloren. Wat ik aan mijn lijf had, was
door bloed zoo bedorven, dat het ver
brand moest worden. Een lief oud moeder
tje wascht en verstelt mijn uniform.
Be Uhlanen komen!
Ebn bewoonster van Vleokem', "een dorpje
bij Aalst, kwam via Antwerpen te Roosen
daal aan. Z'ij vertelde ons eenige staaltjes
van den sclirik, welke thans op het Bel
gische land hoc-rscht voor d© uhlanen. Het
geroep: „Daar komën de uhlanen!" is reeds
voldoende om een paniek onder de bevolking
der dorpen en gehuchten te veroorzaken en
dan vlucht ieder. Mannen, die met bloote
vosten op het land Werken, latten alles achter
en vluchten. Sommigen lieten ztelfs hun
vrouwen in den steek. Op teen boerderij, waar
zes mannen werkten, vluchtten ook allen hals
over kop, zonder zich om' vrouw en kind
te bekommeren. Een burgemeester, die een
anto had, gaf het voorbeeld en rende zijn
dorpelingten vooruit den weg naar Gent op.
Onder de vluchtelingen was een jongen, die
slechts een zwembroekje droeg.
Later bleek, dat er geen uhlanen in aan
tocht waren en dat honderden vluchtelin
gen voor niets .uren hadden geloopen. De-
zelfde panieken komen tegenwoordig her
haaldelijk voor en nu in verschillende dor
pen alle gendarmen en gardes.civiques naar
Antwerpen opgeroepen zijn, veroorzaakt dit
onder de dorpsbewoners groote angst.
Do beer Henri Jansen uit Grave, uit
voerder van een gedeelte der werken van
den spoorweg GentBrussel, die met zijn
vrouw en vijf kindoren van zijn tegenwoor
dige woonplaats, het dorpje Vleckem. naar
hier was gekomen, deed ©en soortgelijk ver
haal.
..M-or nog dan het verblijf der Duit-
schc-rs," aldus de heer Jansen, „veroorzaakte
de aankondiging van hun komst in Ver
schillende plaatsen een groote paniek. In
Ylcckem' werd juist een kerkdienst gehou
den. toen iemand met het angst aanjagende
bericht binnenstormde, dat de uhlanen in
aantocht waren. Allen, mannen, vrouwen
en kindteroD, ijlden naar buit-en en zochten
hun heil in de vlucht. Bijna niemand bleef
achter.
Steeds maar voort holden de menschen,
naar Aalst, naaT Gent, in ieder dorpje
nieuwe opgewondenheid veroorzakend. Het
bleek een halven dag later, dat het slechts
toen kleine patrouille Duitscliers was, wier
aankomst zooveel schrik had veroorzaakt.
Zij deden ten minste in Vleckem geen kwaad,
en vertrokken ook Weer spoedig."
Bc slag aau de Belgisch—Franschc
grens.
De „Petit Parisien" geeft de volgende
verhalen over den slag van Zaterdag tot
Maandag
Het Engelsche leger heeft weerstand ge
boden aan zes felle aanvallen der Duit-
schers. Volgens gewonde soldaten richtten
de entent-elegers in de nabijheid van Ber
gen (Mons) ware hekatomben van Duit-
schers aan. Zoo hooge damme vormden de
lijken der Duitschers op het slagveld, dat
de Turco'a bij een vinnigen aanval groote
moeite ondervonden om met den vijand in
aanraking te komen.
Duitsche cavalerie, op zijn minst een di
visie sterk, is Fransch gebied binnengere
den in de richting van Condé aan de
O, dat was een hard© 6traf voor haar licht
zinnigheid
„Maar ik bid u," zeide zij bijna ween end,
„laat mij toch aan mijn man telegrafeeren,
aan den apotheker Bertram', in Rillingen,
Ik zal niet vertrekken, ik zal hier blijven,
totdat het antwoord en liet geld er zijn."
„Dat zult gij in elk geval moeten doenl"
bracht de gebiedster des huizes in het midden,
een ongewoon dikke dame inet een hoog
moedig gezicht., die de jonge zondares reeds
lang met scherpe blikken van het hoofd
tot do voeten had opgenomen.
„U zal mij moeten toestaan," verklaarde
nu ook liaar heer gemaal zeer beslist, „dat
ikzelf mij om inlichtingen tot do politie
in Killingen wend. Zjjn die goed, dan heeft
het met d© betaling geen haast."
„Gij hadt die dame niet moeten opnemen,"
begon mevrouw Dietlein weer. „Ons liuis
is geen verblijfpltaats voor onbekende, alleen-
reizende jonge dames. Dergelijke personen
doen schade aan den naam van ons hotel."
Mevrouw Bertram wierp haar een vlam-
menden blik toe. „Dat is ongehoord, af
schuwelijk Doch daarop werd zij zwak en
barstte in tranen uit- „Zulk een behandeling,
het is een schande) Ik ga zelf naar de
politie! Liever in hot politiebureau dan bij
u, waar men mij niets doet dan beschimpen."
De heer Dietlein begon weer te twijfelen.
„Killingen? Dat is toch Killingen aan den
Neekar
Mevrouw Bertram knikte slechts, terwijl zij
met een kanten zakdoekje haar oogen af
droogde.
„U kent dan zeker ook d© wijnzaak,
Ell rich on Gie?"
„Heel goed.
..En die firma zal den apotheker Bertram
ioch zeker ook kennen
Schelde. Na verscheidene dorpen te zijn
doorgereden, stiet deze cavalerie Dinsdag-
om 4 uur bij Boucht.in op Fransehe artil
lerie, die haar geheel vernietigde.
Twee Duitsche vliegers zijn over Kame-
rijk gevlogen. Een is neergeschoten. Twee
Duitsche offioleren werden gedood.
Volgens inlichtingen, door de regeering
ontvangen, waren de verliezen van de
Franschen in de laatste Blagen veel minder
dan men eerst geloofde. De verliezen, aan
Duitschen kant waren aanmerkelijk.
Het sneuvelen van Prins Frieilrleh
Wilhelm von Lippe.
Gelijk reeds algemeen door officieel© te
legrafische mededeelingen uit Detmold be
kend geworden is, stierf prins Friedrich
Wilhelm von Lippe den 6den Augustus, bij
de bestorming van Luik, den heldendood
voor keizer en vaderland. Wijl daaromtrent
vele onjuiste geruchten de ronde doen, zij
het bericht va-n een betrouwbaar ooggetui
ge medegedeeld Na verbitterde schermut
selingen trokken wij op den ochtend van
den 6den Augustus met succes tegen Luik
op. De afdeeling, waartoe ik behoorde en bij
wie zich een der regimentsvaandels en de
regiments-commandant prins Friedrich Wil
helm von Lippe bevond, bereikte nog dien-
zelfden ochtend de noordoostelijke wallen
van Luik. Hier werden wij van alle zijden
door Belgische troepen omsingeld, die ons
eteeds nauwer insloten en een hagel van
kogels op ons deed neerkomen. Op bevel
van den prins formeerde onze afdeeling een
kring, en wij verdedigden ons langen tijd
op de meest hardnekkige wijze. Eindelijk
kwam van links een sterke troepenafdeeling
tot onze hulp opdagen. Om den toestand
beter te lommen overzien, verhief de prins
zich op zijn knieën, monsterde met de veld
kijker de naderende troepen en gaf mij,
die vlak bij hem lag, het bevel„Houdt
het vaandel omhoog, opdat zij bijtijds her
kennen." Ik gehoorzaamde en zwaaide met
het vaandel in het rond, wat onmiddellijk
aanleiding gaf tot 'n versterkt vuur van
den vijand. Mij werd het vaandel uit de
hand geschoten en de prins tegelijkertijd in
hals en borst doodelijk getroffen. Het was
toen ongeveer 11 uur in den ochtendzijn
laatste woorden waren Groet u
Tegen Barbaarschheld.
De „Vorwarts" van 24 Augustus schrijft
onder bovenstaanden titel het volgende
over de gruwelen van den oorlog buiten
den eigenlijken strijd op het slagveld.
Wij hooren van de juwelen der tegen
standers. De Duitsche troepen worden in
den rug door burgers beschoten, ergerlij
ke schanddaden zouden gepleegd zijn aan
gewonden, enz.
Voorzoover deze mededeelingen op waar
heid berusten, zal er wel niemand 2ijn,
die dit niet ten strengste afkeurt. Maar
mogen wij het toestaan, dat nu ook in
Duitsehland een roep, van middeneeuw-
sche wreedheid getuigend, gehoord wordt?
Dat de meest waanzinnige gruweldaden
geëischt worden, alleen om te „wreken?"
Recht en zede 1 Dergelijke overwegingen
kunnen een „groote natie" niet van haar
stuk brengen, aldus de „Berl. Neuestcn
Nachr.". Men verlangt, dat alle officieele
personen te Brussel in hechtenis zullen
genomen worden en moeten boeten voor
wat volgens niet eens zekere berichten
het gepeupel zou misdreven hebben.
Men verlangt, dat de bezette stad onmid
dellijk een half milliard oorlogsschatting
móet betalen, dat alle levensmiddelen van
het veroverde land in beslag genomen en
ten slotte allo bewoners uit hun huis en
hof moeten verdreven worden. Krachtig
komt de „Vorwarts" tegen deze denk
beelden op, al is het voorloopig er mee
tevreden, de publiciteit daarvan als een
goed wapen er tegen te gebruiken.
Hebben deze patriotten, aldus genoemd
blad, alle verantwoordelijkheidsgevoel ver
loren en beseffen ze niet, welk een indruk
dergelijke uitlatingen in het buitenland
moeten maken? Begrijpen ze niet, hoe zij
dien lieden materiaal leveren, die onder
de tegenstanders van Duitsehland alles in
het werk stellen om de bevolking op te
hitsen en haar tot den uitersten wanhoops-
oorlog te drijven, waarvoor weer honder
den en duizenden Duitsche soldaten moe
ten opgeofferd worden? En welk een in
druk moeten die uitlatingen maken in neu
trale staten? Een dergelijk optreden kan
het Duitsche vaderland slechts nadeel be
rokkenen, besluit de „Vorwarts", dez#
strijd moet met onbezoedelde wapenen ge
voerd worden.
Een Toespraak van den Keizer.
Volgens een bericht in de „Dortm. Trj^i
m'onia", hield de keizer, in het hoofdkwartier^
na een parade dor troepen, de volgende toe*
6pïaak:
„Kameraden
„Ik heb u hieir om mij verzameld, om mij!
met ut© verheugen over de heerlijke over
winning, die onze kameradon op verschillend#
dagen in harden strijd hebben behaald.
Troepen uit alle deelen des lands hielpen
ons in onweerstaanbare dapperheid, in on
wankelbare trouw bij het behalen van Kiert
gTOOt© 6UC0C8.
Zij stonden onder aanvoering van deti,
Beicaschen Koningszoon naast elkaar óp
streden met don zelfden moed, troepen van
alle liohtingen, actieve troepen, reserves en
landweer.
Dez© overwinning danken wij vóór alle#
onzen goeden God. Hij zal ons niet verlaten,
daar wij strijden voor een heilige en recht*
vaardige zaak.
Velen van onke kameraden zijn roods in,
den strijd gevallen; zij stierven als helden
voor het vaderland. Wij herdenken hon mót
trots en brengen een driewerf „hoera" uit
ter ©ere van hen, die daar ginds in het
veld staan.
Wij hebben nog menigen bloedigen slag
in het vooruitzicht. Laat ons hopen, dat ook
in het vervolg de uitslag zal zijn als nu. Wil
zullen den strijd niet opgeven ©n den vijann
steeds op de hielen zitten.
Wij blijven vertrouwen op onzen goeden^
ouden God daar boven.
Wij willen overwinnen en wij moetetg
overwinnen."
Bc Keizer over <dost-Pruisen.
Heb Pruisische 6taatsministerie ontving
het volgende telegram van den keizer
Groot Hoofdkwartier 27 Augustus. D#
beproeving van mijn trouwe provincie Ooste
pruisen door he>t binnendringen van vijan
delijke troepen vervult mij met hartelijk#
deelneming. Ik ken den in nog moeilijker
tijd betoonden on wankel baren moed mijner
Oostpruisen te goed om niet te weten, dat
zij steeds bereid zijn op het altaar van het
vaderland goed en bloed te offeren en d#
verschrikkingen van den oorlog manhaftig
to dragen. Het vertrouwen in de onweer
staanbare macht van ons heldhaftig leger
en het onwankelbare geloof aan de hulp van
den levenden God, die het Duitsche .volk
in zijn rechtvaardige zaak en noodweer tot
dusver zulk een wonderbaarlijkon bijstand
heeft verleend, zullen niemand doen wanke
len in het vertrouwen op een spoedige be
vrijding va-n het vaderland van de vijanden?
er omheen. Ik wensch echter, dat alles wai
tot leniging van den huidigen nood in Oost*
pruisen, zoowel die van de van hun erf very
drevenen als ook die der in hun bezit eü
beroep gestoorde bevolking geschieden kan,
als een daad van dankbaarheid van hertj
vaderland dadelijk ter lm-nd wordt genomen.
Ik draag aan het staatsministerie op om
in vereeniging met de autoriteiten, de pro
vinciale en stedelijke vereenigingen en de
hulpvereenigingen op verschillend gebied
ingrijpende maatregelen te nemen en mij
rapport uit te brengen over hetgeen ge
schiedt.
Dc 42 cM.-kanonnen.
De 42 cM. kanonnen werpen kogels van
1600 pond in de vestingen en prestoeren
dingen welko men tot dusverre voor onmo
gelijk gehouden had. Denk eens een pro
jectiel van 1.80 meter lang. dat op een af
stand van 8 K. M. nog door een dikken
muur heendringt om dan te springen en
zijn granaatscherven nog 1 K. M. ver t#
strooien
Men begrijpt, dat zulke geweldig zwarö
stukken ingegraven moeten worden, daaf
zij anders te ver uit de stelling zouden ko
men. Zij hebben 16 beczine-locomotieven en
zoowat 30 paarden voor hun vervoer noodig.
Dat zijn enorme getallen, maar enorm id
dan ook hun uitwerking.
„O ja, mijn man krijgt zelfs wijn van
Ellrich en Oic."
„Mooi, mooi," zeide de heer Dietlein be
leefd, terwijl hij in zijn handen wreef. „Ik
zal liever bij Ellrich en Cie. informeeren,
els u dat goed vindt. Ik sta reeds lang
met die zaak in relatie. Dat is toch heter
dan zich dadelijk tot de politie te wen
den voegde hij ©r ietwat onzelcer, tot zijn
vrouw gewend, bij.
Die scheen zeer ontevreden. „Dat is jouw
zaak; doe, wat ge wiltl" gaf zij barsch
ten antwoord, en verliet de terechtzitting.
En hiermede was die opgehesen. „U wënscht
toch zeker zoo lang op uw kamer te blijven
totdat het antwoord komt?" vroeg de heer
Dietlein de jonge vrouw.
Zij had wel kun:. :i zeggen: „Uw wensch
is voor mij een b .1!" Maar zij was in
dat oogenblik niet m een stemming om te
schertsen.
„Nog oen oogenblikDe hear Dietlein
nam voor de schrijftafel plaat9.
Doch spoedig legde hij de pen wéér weg.
„Ik heb het volgende telegram opgesteld en
hoop, dat het uw goedkeuring zal weg
dragen: Ellrich en Cie. Rillingen. Is daar
teen apotheker Bertram? Is hij getrouwd?
H ot'el Dietlein."
Mevrouw Bertram' knikte slechts.
„Komt etr een toestemmend antwoord, dan
el a at uw vertrek niets meer in den weg,
madame
Het antwoord luidde: „Apotheker Ber
tram is sinds gisteren wegens het vermoor
den van zijn vrouw in hechtenis genomen,
Ellrich en Cie."
Akten van het koninklijk landgeïeeht Nor,
den ip de strafzaak tegen N. N. (zoogc^
naamd Gertrude Bertram, apothekers vrouw
in Killingen aan den Neekar^ wegen» bedrog.
BLAD I.
8 Augustus 1909. 1
Politiebureau Borkum.
De vrouw van den hotelhouder Dietlein,
Kathariena Dietlein, verschijnt on legt d#
volgende verklaring af:
„Gïstetren, den 7den Augustus 1909,
kwam een onbekende reizigster in ons hotel,
die voorgaf de vtouw van den apotheker
Bertram, uit Killingen, te zijn. Daar zii
zich zeer goed voordeed., elegant gekleed
was en veel bagage bij zich had, vonden
wij er geen bezwaar in haar onderdak tel
verlecnen. Zij is ons voor logies, ontbijt!
'en diner het bedrag van 25 marken 10
pfenning schuldig. Nadat zij hedenmiddag
haar bagage naar Ostende had laten very
zenden, wat wij natuurlijk toelieten, very
klaardo zij plotseling, dat zij ons niet
kon betalen. Haar bewering, dat zij jl#
vrouw van apotheker Bertram, uit Kily
"lingen, was, is volgens het hier hijgcu
voegde telegram van de firma Ellrich en
Cie. onwaar. Wij zijn dus voor een bedrag
van 25 marken, 10 pfennig opgelicht.
„Ik ondergeteekende, heb de beschul
digd© in verhoor genomen en zij houdt
ook tegenover mij vol, dat zij de vrouw,
van apotheker Bertram, uit Killingen, i#.
Zij heeft óf haar geld verloren óf dat i#
haar ontstolen. Daar de beschuldigde haar
persoonlijkheid niet kan bewijzen, heb ik
haar aangekondigd, dat zij voorloopig in
hechtenis wordt genomen, en breng haar
hiermee voor het koninklijk landgcrecht.
Nog zij opgemerkt, dat de beschuldigd#
blijkbaar ontstelde, toen ik haar het tel#*
gram uit Killingen voorlas.
Met achting,
D© inspecteur van politie Worn aft
(Wordt vervolgd)»