D® Europeesch® Qorlsg. FEUILLETON. Doe men naar Antwerpen reist* Een berichtgever van het „Hbld." ver telt iets aver het reizen van Roosendaal naar Antwerpen. Het is inderdaad de moeite waard daaromtrent iets mee te deelen. We lezen in dat telegram o.m. het vol gende De vele Amsterdamsche zakenmenschen, die geregeld naar Antwerpen gingen, zul len verbaasd staan te weten, hoe thans die afstand afgelegd wordt. Na de visita tie te Esschen reed de trein vroeger met een flink vaartje langs de verschillende tusschenstations en voorbij Capellen, tot dat men aan de Antwerpsche statie arri veerde. Sinds een paar dagen echter is, zooals wij reeds vroeger meegedeeld heb ben, het baanvak EsschenCapellen uit geschakeld voor reizigersverkeer. Toen wij naar de Scheldestad gingen, om eens wat te vernemen van het nachtelijk bombarde ment, hebben wij een reis gemaakt, welke san den diligencetijd herinnert. Laten wij van dezen eigenaardigen tocht eens wat verhalen. In Esschen stapten dus de passagiers, die niet talrijk waren, uit. Men wandelde langs de gendarmen met het geweer over den schouder en langs de politie-agenten. Buiten het station stond een verzameling vehikels, zooals men zelden ziet. Wanneer de voertuigen niet uit voorhistorische tij den dateerden, dan waren zij met plankjes, die een huif moeste voorstellen, zoodanig betimmerd, dat ze er nog minder aanlok kelijk uitzagen. De koetsiers, al is deze naam te weidsch voor de mannen, die de teugels in handen hielden, vroegen natuur lijk zooveel zij konden. Vijftien franc voor^ twee personen. Afdingen gaf niet veel, want de eigenaars der vehikels wisten maar al to goed, dat de reizigers toch niet vier uur lang naar Capellen zouden loo- pen, om daar dan ten slotte geen trein meer te vinden. Een kleine beschrijving van een landauer, waarmee het verkeer dus alleen onderhouden kan wordende bekleeding is vaalgroen, de raampjes zijn zonder rui ten, al het houtwerk er aan is gebroken of gebarsten, slechts de wielen zijn solide. Het gerammel overtreft de stoutste ver wachtingen. Wanneer eigenlijk alle passa giers verzameld zijn, vangt de tocht aan langs eindelooze wegen. Een paar maal moeten de papieren getoond. Of deze lan delijke bewakers van het Belgisch gron 1- gebied veel begrijpen van de verheven taal op de buitenlandsche passen is te be twijfelen. Onderweg wordt aangelegd aan een estaminet. De menschen drinken het Belgisch bier, dat voor liefhebbers van... ander bier ondrinkbaar is, het paard krijgt ook wat te drinken. Maar men wacht zich er voor een vergelijking te maken met Duitsch bier. Zelfs het vragen naar Dort- munder, of naar ,,een donker" deed in Antwerpen reeds iemand voor een spion aanzien. Wanneer wij uit het rijtuig keken dan viel het op, hoevele villa's en landhui zen onbewoond waren. De ijzeren rollui ken waren naar beneden gelaten. Maar rondom die doodsch en eenzaam uitziende huizen bloeiden de rozen, geurden andere bloemen, groeiden heesters, wingerd en planten wild dooreen. En dit alles gaf aan de kleine kasteeltjes iets sprookjesachtig. Zij herinnerden ons aan het kasteel van de Schoon© Slaapster" en andere sprook jes uit onze jeugd. Maar er was geen tijd om te droomen. Plotseling bevonden wij ons weer in de werkelijkheid en zagen wij een heel bosch geveld, soldaten aan prikkeldraad-ver sperringen, loopgraven en versterkingen. Overal op het uitgestrekte veld stegen rookkolommen en vlammen op. Het gehee- le terrein moest plat gebrand worden, op dat de infanteristen en artilleristen achter de sterk uitziende verschansingen een goed uitzicht zullen hebben. Er werd daar hard gewerkt. Voortdurend kwamen wij soldaten tegen, glinsterden bajonetten langs ons portier. Een motorfiets met 27) Nu begon de marteling opnieuw. „Ik kan op 't oogenblik niet bet-alen," zeide mevrouw Bertram ten hoogste zenuw achtig, „want ik ontdek daar juist, dat ik al mijn geld kwijt ben! Ik bezat dat van morgen nog. Ik heb dat óf op het strand verloren óf het is mij ontstolen." „Ik vraag wel excuus, dame," zeide- de teigenaar van het hotel op luiden toon, „in mijn huis wordt nooit gestolen, men heeft hier nog nooit iets gemist, en ik veronder stel „Misschien heeft de dame. het geld ver loren,bracht de kellner op even luiden toon in het midden, terwijl hij op het woord „misschien" een eigenaardigen nadruk legde, welke mevrouw Bertram ergerde. „Ik zal dadelijk aan mijn man telegra^ feeren, als u mij de onkosten van een telegram zoudt willen voorschieten. U zal nog vandaag of morgen betaald worden," verklaarde mevrouw Bertram. „Ik moet mij bovendien haasten, want de boot zal zeker wel dadelijk vertrekken, nietwaar Zij stond op, ten einde aan de onaangename scène een eind te maken. „Neemt u mij niet kwalijk, maar zoo eenvoudig is de zaak toch niet!" zeide de hotelhouder. „Gaat u maar eens een oogen blik met mij me© naar het bureau. De boot vertrekt pas over een uur. U hüeffc nog tijd genoeg.Hij keerde zich om zon der een antwoord af te wachten, terwijl toe vrouw Bertram geheel uit het veld ge- Itibm vaIhiIp Sy-hjjr verontwaar twee soldaten reed ons achterop, cavale risten passeerden ons. Het was daar een en al bedrijvigheid. Langs den weg lagen groote blokken steen en hoopen zand, óm versterkingen van te maken. "Wij zagen bordjes waarop stond: ,,zooveelste mitrail- leur-afdeeling", „artillerie de forteresse" enz. In het dorpje Capellen zelf nog meer soldaten, meest infanteristen met hun platte kwartiermutsjes met roode banden, doch ook jagers waren er, met glimmende sjako's. Overal lazen de soldaten de Ga zetten, waarin gisteren zooveel stond over den Zeppelin-aanval, te lezen. Welk een geweldige verontwaardiging heeft dit ge wekt 1 En wanneer dan eindelijk ons vehikel na ruim twee en een half uur gereden te hebben, voor het stationnetje van Capel len stopt, dan is het een toeval, dat juist een trein naar Antwerpen vertrekt. Want men mag van geluk spreken, als blijkt, dat de machinist en koetsier met elkaar rekening gehouden hebben. Dc bestorming van Luik, Een officier, die bij de bestorming van Luik zwaar gewond werd, geeft in de „Weserztg." een pakkende beschrijving van dezen ontzettenden militairen arbeid. Onze tocht ging in 27 uur in triomf naar de Belgische grenzen. Stroomende regen. Marsch door de Ardennen. De dorpen als uitgestorven, 's nachts beschoten en ge alarmeerd; geen rust. Om 5 uur 's morgens (6 Aug.) marsch door het Ourthe-dal, langzaam, overal hindernissen. Boomen gekapt, rotsen gesprongen, eindelijk over resten van burgers en straten een vreese- lijke marsch. 's Middags kwartier in Com- blin au Pont (zuidelijk van Luik), de hui zen snel geopend, complimenten, geen stroo, geen eten. Bij het station ontdek ik een herberg: boonen, wijn, schitterend. Nu zou rust volgen. Maar 1 De negorij zag er erg ongezellig uit, tusschen hooge, steile rotsen en voor ons de gesprongen brug over de Ourthe. Om 7 uur 's avonds alarm. Een kapitein komt aangehold: „Bestorm Lujk I" Onmogelijk, de menschen kunnen niet meer, de forten zijn 35 K.M. verwijderd* Reeds na 30 minuten ontvan gen we vuur. Revolver voor den dag en vooruit. Drie kerels vluchten. „Levez les mains". Krijgsraad. Verder. Het wemelt van allerlei soort troepen. Vreeselijke re gen, onweer, pikdonker. Steeds verder. De mensehen vallen, zij blijven liggen, bij hoopen. Om 12 uur maneschijn, beter weer, granatendonder. Plotseling komt de tijding: „onze bagage is overvallen, de oompagnie terug, het dorp afgebrand, de inwoners neergeschoten. Franc-tireurs-af- grijselijkheden. Wij stormen intusschen verder, tot dicht bij Luik. Wij gaan ach ter een bosch. Vier regimenten, de ransel af, de ijzeren porties voor den dag. Laat ste vermaning. Aantreden voor de bestor ming. Granaten fluiten doch zonder doel. Een holle weg; onze artillerie zit hulpe loos tot- aan den buik in den modder en kan niet vooruit.wij er voorbijgeen marsch. Galop. Plotseling een wilde ko gelregen naast ons, wij worden door ons eigen volk beschoten. Het lukt, dit ken baar te maken. Dan direct in de vuurlini* der forten. Een woest geschreeuw: het pa rool is Wörth. Vriend en vijand niet to onderscheidenik lig voor een boom en prikkeldraadversperring. Granaten ont ploffen overal, hellelawijt, geweervuur, dat de lucht er heet van wordt. Eenige schreden voor ons betere dekking. Ik stoot luitenant G.^aan: „Vooruitgaan?" ...Geen antwoord... dood! De kanitein springt opin de borst getroffen, valt ach terover. Ik, de arm omhoog; compagnie hoort naar mijn commando; ik sprirg er op af, vreeselijke slag, vlug drie pas ach teruit, waanzinnige pijn, granaat in de linkerzij. Een officier voor mij, roept nog zijn naam, geeft mij de handen Jood. Voor mij een vaandel, de drager is dood; ik wil er heen kruipen, doch ontvang twee schoten in den rechter en een in den lin kerarm. Ik bijt van pijn in den grond; een diging streden in haar. Deze scène 1 Deze be handeling! Maar zij kreeg haar verdiende loon. Waar om had zij den raad van haar vriendin op gevolgd en was naar Borkunv gereisd in plaats van naar Ostende, terwijl de stem' van haar geweten haar toch had gezegd, dat zij verkeerd deed! In het bureau wachtte haar een formed© terechtzitting. Leider dier zitting en tevens [rechter, op onwettige wijze was de hotelhouder, d e heer Die blei n, zelf en die werd bijgewoond door zijn vrouw en den oberkellner. Getuige was de kellner. Haar-wachtte geen zacht vonnis; in aller oogen stond reeds de veroordeeling te lezen voordat het verhoor begon. „U kan dus niet betalen Heeft u hier ook niemand, geen kennis, die voor u kan inspringen r Mevrouw Bertram gevoelde zich gekrenkt door de gebiedende manier, waarop die vragen weiden gedaan. „Ik ken hier niemand, en hen hier vreemd.ik ben trohwena voor het eerst in mijn leven op Borkum (En het zal zeker ook wel de laatste maal zijn, dacht .zij hij zich zelve). Is het hier nog nooit voor gekomen, dat iemand zijn gêld verloor?" „O, zeker," zeide de hoer Dietlein met een koelen glimlach, „een paar andere alleen- ïcizende dames hebben dat ook beweerd en juist de omstandigheid, dat de gevallen toe nemen, noodzaakt inij, niet telkens weetr leen oog toe te drukken." Hij keerde zich Daar den kellner t-oe on 6prak zacht met hom. echt-er met zoo zacht, dat zij niet eenige woorden kon verstaan. Zij meende in onmacht te vallen, do grond scheen onder haar voeten weg te zinkon, want zij hoorde de woorden: politie, bödtritgfcier 1 I)us zoo ver was liet met haar gekomen? gewond officier naast mij roept, om verster king, maar alles gaat naar links weg. Eeni ge schreden voor ons de Belgische loop graven. Trots den kogelregen overkomt mij verder niets. Bijna 12 uur lag ik daar, intusschen door een arts verbonden, kan nog niet vervoerd worden, 's Middags doör manschappen weggedragen, kom met he- vigen koorts bij mijn regiment terug. Vreeselijke verliezen: drie kapiteins, zes luitenants gesneuveld, bijna allen van mijn bataljon. Hoe ik er kwam, weet ik niet, maar ik sloeg de oogèn op in het hospitaal, een katholieke school met Russische Jood- sche studenten als verplegers. De eerste dagen had ik gemeene pijnen en ik gold voor zeer gevaarlijk. Thans gaat het een beetje. Er zijn hier anderen, die nog veel beer moeten lijden, dat houdt je kalm. Een kapiteinsvrouw was hierheen gesneld, om haar dooden man nog te zieneen granaat trof den auto, gisteren is ze be graven. Ik bezit niets meer: mijn bagage gestolen, mijn ransel voor de bestorming verloren. Wat ik aan mijn lijf had, was door bloed zoo bedorven, dat het ver brand moest worden. Een lief oud moeder tje wascht en verstelt mijn uniform. Be Uhlanen komen! Ebn bewoonster van Vleokem', "een dorpje bij Aalst, kwam via Antwerpen te Roosen daal aan. Z'ij vertelde ons eenige staaltjes van den sclirik, welke thans op het Bel gische land hoc-rscht voor d© uhlanen. Het geroep: „Daar komën de uhlanen!" is reeds voldoende om een paniek onder de bevolking der dorpen en gehuchten te veroorzaken en dan vlucht ieder. Mannen, die met bloote vosten op het land Werken, latten alles achter en vluchten. Sommigen lieten ztelfs hun vrouwen in den steek. Op teen boerderij, waar zes mannen werkten, vluchtten ook allen hals over kop, zonder zich om' vrouw en kind te bekommeren. Een burgemeester, die een anto had, gaf het voorbeeld en rende zijn dorpelingten vooruit den weg naar Gent op. Onder de vluchtelingen was een jongen, die slechts een zwembroekje droeg. Later bleek, dat er geen uhlanen in aan tocht waren en dat honderden vluchtelin gen voor niets .uren hadden geloopen. De- zelfde panieken komen tegenwoordig her haaldelijk voor en nu in verschillende dor pen alle gendarmen en gardes.civiques naar Antwerpen opgeroepen zijn, veroorzaakt dit onder de dorpsbewoners groote angst. Do beer Henri Jansen uit Grave, uit voerder van een gedeelte der werken van den spoorweg GentBrussel, die met zijn vrouw en vijf kindoren van zijn tegenwoor dige woonplaats, het dorpje Vleckem. naar hier was gekomen, deed ©en soortgelijk ver haal. ..M-or nog dan het verblijf der Duit- schc-rs," aldus de heer Jansen, „veroorzaakte de aankondiging van hun komst in Ver schillende plaatsen een groote paniek. In Ylcckem' werd juist een kerkdienst gehou den. toen iemand met het angst aanjagende bericht binnenstormde, dat de uhlanen in aantocht waren. Allen, mannen, vrouwen en kindteroD, ijlden naar buit-en en zochten hun heil in de vlucht. Bijna niemand bleef achter. Steeds maar voort holden de menschen, naar Aalst, naaT Gent, in ieder dorpje nieuwe opgewondenheid veroorzakend. Het bleek een halven dag later, dat het slechts toen kleine patrouille Duitscliers was, wier aankomst zooveel schrik had veroorzaakt. Zij deden ten minste in Vleckem geen kwaad, en vertrokken ook Weer spoedig." Bc slag aau de Belgisch—Franschc grens. De „Petit Parisien" geeft de volgende verhalen over den slag van Zaterdag tot Maandag Het Engelsche leger heeft weerstand ge boden aan zes felle aanvallen der Duit- schers. Volgens gewonde soldaten richtten de entent-elegers in de nabijheid van Ber gen (Mons) ware hekatomben van Duit- schers aan. Zoo hooge damme vormden de lijken der Duitschers op het slagveld, dat de Turco'a bij een vinnigen aanval groote moeite ondervonden om met den vijand in aanraking te komen. Duitsche cavalerie, op zijn minst een di visie sterk, is Fransch gebied binnengere den in de richting van Condé aan de O, dat was een hard© 6traf voor haar licht zinnigheid „Maar ik bid u," zeide zij bijna ween end, „laat mij toch aan mijn man telegrafeeren, aan den apotheker Bertram', in Rillingen, Ik zal niet vertrekken, ik zal hier blijven, totdat het antwoord en liet geld er zijn." „Dat zult gij in elk geval moeten doenl" bracht de gebiedster des huizes in het midden, een ongewoon dikke dame inet een hoog moedig gezicht., die de jonge zondares reeds lang met scherpe blikken van het hoofd tot do voeten had opgenomen. „U zal mij moeten toestaan," verklaarde nu ook liaar heer gemaal zeer beslist, „dat ikzelf mij om inlichtingen tot do politie in Killingen wend. Zjjn die goed, dan heeft het met d© betaling geen haast." „Gij hadt die dame niet moeten opnemen," begon mevrouw Dietlein weer. „Ons liuis is geen verblijfpltaats voor onbekende, alleen- reizende jonge dames. Dergelijke personen doen schade aan den naam van ons hotel." Mevrouw Bertram wierp haar een vlam- menden blik toe. „Dat is ongehoord, af schuwelijk Doch daarop werd zij zwak en barstte in tranen uit- „Zulk een behandeling, het is een schande) Ik ga zelf naar de politie! Liever in hot politiebureau dan bij u, waar men mij niets doet dan beschimpen." De heer Dietlein begon weer te twijfelen. „Killingen? Dat is toch Killingen aan den Neekar Mevrouw Bertram knikte slechts, terwijl zij met een kanten zakdoekje haar oogen af droogde. „U kent dan zeker ook d© wijnzaak, Ell rich on Gie?" „Heel goed. ..En die firma zal den apotheker Bertram ioch zeker ook kennen Schelde. Na verscheidene dorpen te zijn doorgereden, stiet deze cavalerie Dinsdag- om 4 uur bij Boucht.in op Fransehe artil lerie, die haar geheel vernietigde. Twee Duitsche vliegers zijn over Kame- rijk gevlogen. Een is neergeschoten. Twee Duitsche offioleren werden gedood. Volgens inlichtingen, door de regeering ontvangen, waren de verliezen van de Franschen in de laatste Blagen veel minder dan men eerst geloofde. De verliezen, aan Duitschen kant waren aanmerkelijk. Het sneuvelen van Prins Frieilrleh Wilhelm von Lippe. Gelijk reeds algemeen door officieel© te legrafische mededeelingen uit Detmold be kend geworden is, stierf prins Friedrich Wilhelm von Lippe den 6den Augustus, bij de bestorming van Luik, den heldendood voor keizer en vaderland. Wijl daaromtrent vele onjuiste geruchten de ronde doen, zij het bericht va-n een betrouwbaar ooggetui ge medegedeeld Na verbitterde schermut selingen trokken wij op den ochtend van den 6den Augustus met succes tegen Luik op. De afdeeling, waartoe ik behoorde en bij wie zich een der regimentsvaandels en de regiments-commandant prins Friedrich Wil helm von Lippe bevond, bereikte nog dien- zelfden ochtend de noordoostelijke wallen van Luik. Hier werden wij van alle zijden door Belgische troepen omsingeld, die ons eteeds nauwer insloten en een hagel van kogels op ons deed neerkomen. Op bevel van den prins formeerde onze afdeeling een kring, en wij verdedigden ons langen tijd op de meest hardnekkige wijze. Eindelijk kwam van links een sterke troepenafdeeling tot onze hulp opdagen. Om den toestand beter te lommen overzien, verhief de prins zich op zijn knieën, monsterde met de veld kijker de naderende troepen en gaf mij, die vlak bij hem lag, het bevel„Houdt het vaandel omhoog, opdat zij bijtijds her kennen." Ik gehoorzaamde en zwaaide met het vaandel in het rond, wat onmiddellijk aanleiding gaf tot 'n versterkt vuur van den vijand. Mij werd het vaandel uit de hand geschoten en de prins tegelijkertijd in hals en borst doodelijk getroffen. Het was toen ongeveer 11 uur in den ochtendzijn laatste woorden waren Groet u Tegen Barbaarschheld. De „Vorwarts" van 24 Augustus schrijft onder bovenstaanden titel het volgende over de gruwelen van den oorlog buiten den eigenlijken strijd op het slagveld. Wij hooren van de juwelen der tegen standers. De Duitsche troepen worden in den rug door burgers beschoten, ergerlij ke schanddaden zouden gepleegd zijn aan gewonden, enz. Voorzoover deze mededeelingen op waar heid berusten, zal er wel niemand 2ijn, die dit niet ten strengste afkeurt. Maar mogen wij het toestaan, dat nu ook in Duitsehland een roep, van middeneeuw- sche wreedheid getuigend, gehoord wordt? Dat de meest waanzinnige gruweldaden geëischt worden, alleen om te „wreken?" Recht en zede 1 Dergelijke overwegingen kunnen een „groote natie" niet van haar stuk brengen, aldus de „Berl. Neuestcn Nachr.". Men verlangt, dat alle officieele personen te Brussel in hechtenis zullen genomen worden en moeten boeten voor wat volgens niet eens zekere berichten het gepeupel zou misdreven hebben. Men verlangt, dat de bezette stad onmid dellijk een half milliard oorlogsschatting móet betalen, dat alle levensmiddelen van het veroverde land in beslag genomen en ten slotte allo bewoners uit hun huis en hof moeten verdreven worden. Krachtig komt de „Vorwarts" tegen deze denk beelden op, al is het voorloopig er mee tevreden, de publiciteit daarvan als een goed wapen er tegen te gebruiken. Hebben deze patriotten, aldus genoemd blad, alle verantwoordelijkheidsgevoel ver loren en beseffen ze niet, welk een indruk dergelijke uitlatingen in het buitenland moeten maken? Begrijpen ze niet, hoe zij dien lieden materiaal leveren, die onder de tegenstanders van Duitsehland alles in het werk stellen om de bevolking op te hitsen en haar tot den uitersten wanhoops- oorlog te drijven, waarvoor weer honder den en duizenden Duitsche soldaten moe ten opgeofferd worden? En welk een in druk moeten die uitlatingen maken in neu trale staten? Een dergelijk optreden kan het Duitsche vaderland slechts nadeel be rokkenen, besluit de „Vorwarts", dez# strijd moet met onbezoedelde wapenen ge voerd worden. Een Toespraak van den Keizer. Volgens een bericht in de „Dortm. Trj^i m'onia", hield de keizer, in het hoofdkwartier^ na een parade dor troepen, de volgende toe* 6pïaak: „Kameraden „Ik heb u hieir om mij verzameld, om mij! met ut© verheugen over de heerlijke over winning, die onze kameradon op verschillend# dagen in harden strijd hebben behaald. Troepen uit alle deelen des lands hielpen ons in onweerstaanbare dapperheid, in on wankelbare trouw bij het behalen van Kiert gTOOt© 6UC0C8. Zij stonden onder aanvoering van deti, Beicaschen Koningszoon naast elkaar óp streden met don zelfden moed, troepen van alle liohtingen, actieve troepen, reserves en landweer. Dez© overwinning danken wij vóór alle# onzen goeden God. Hij zal ons niet verlaten, daar wij strijden voor een heilige en recht* vaardige zaak. Velen van onke kameraden zijn roods in, den strijd gevallen; zij stierven als helden voor het vaderland. Wij herdenken hon mót trots en brengen een driewerf „hoera" uit ter ©ere van hen, die daar ginds in het veld staan. Wij hebben nog menigen bloedigen slag in het vooruitzicht. Laat ons hopen, dat ook in het vervolg de uitslag zal zijn als nu. Wil zullen den strijd niet opgeven ©n den vijann steeds op de hielen zitten. Wij blijven vertrouwen op onzen goeden^ ouden God daar boven. Wij willen overwinnen en wij moetetg overwinnen." Bc Keizer over <dost-Pruisen. Heb Pruisische 6taatsministerie ontving het volgende telegram van den keizer Groot Hoofdkwartier 27 Augustus. D# beproeving van mijn trouwe provincie Ooste pruisen door he>t binnendringen van vijan delijke troepen vervult mij met hartelijk# deelneming. Ik ken den in nog moeilijker tijd betoonden on wankel baren moed mijner Oostpruisen te goed om niet te weten, dat zij steeds bereid zijn op het altaar van het vaderland goed en bloed te offeren en d# verschrikkingen van den oorlog manhaftig to dragen. Het vertrouwen in de onweer staanbare macht van ons heldhaftig leger en het onwankelbare geloof aan de hulp van den levenden God, die het Duitsche .volk in zijn rechtvaardige zaak en noodweer tot dusver zulk een wonderbaarlijkon bijstand heeft verleend, zullen niemand doen wanke len in het vertrouwen op een spoedige be vrijding va-n het vaderland van de vijanden? er omheen. Ik wensch echter, dat alles wai tot leniging van den huidigen nood in Oost* pruisen, zoowel die van de van hun erf very drevenen als ook die der in hun bezit eü beroep gestoorde bevolking geschieden kan, als een daad van dankbaarheid van hertj vaderland dadelijk ter lm-nd wordt genomen. Ik draag aan het staatsministerie op om in vereeniging met de autoriteiten, de pro vinciale en stedelijke vereenigingen en de hulpvereenigingen op verschillend gebied ingrijpende maatregelen te nemen en mij rapport uit te brengen over hetgeen ge schiedt. Dc 42 cM.-kanonnen. De 42 cM. kanonnen werpen kogels van 1600 pond in de vestingen en prestoeren dingen welko men tot dusverre voor onmo gelijk gehouden had. Denk eens een pro jectiel van 1.80 meter lang. dat op een af stand van 8 K. M. nog door een dikken muur heendringt om dan te springen en zijn granaatscherven nog 1 K. M. ver t# strooien Men begrijpt, dat zulke geweldig zwarö stukken ingegraven moeten worden, daaf zij anders te ver uit de stelling zouden ko men. Zij hebben 16 beczine-locomotieven en zoowat 30 paarden voor hun vervoer noodig. Dat zijn enorme getallen, maar enorm id dan ook hun uitwerking. „O ja, mijn man krijgt zelfs wijn van Ellrich en Oic." „Mooi, mooi," zeide de heer Dietlein be leefd, terwijl hij in zijn handen wreef. „Ik zal liever bij Ellrich en Cie. informeeren, els u dat goed vindt. Ik sta reeds lang met die zaak in relatie. Dat is toch heter dan zich dadelijk tot de politie te wen den voegde hij ©r ietwat onzelcer, tot zijn vrouw gewend, bij. Die scheen zeer ontevreden. „Dat is jouw zaak; doe, wat ge wiltl" gaf zij barsch ten antwoord, en verliet de terechtzitting. En hiermede was die opgehesen. „U wënscht toch zeker zoo lang op uw kamer te blijven totdat het antwoord komt?" vroeg de heer Dietlein de jonge vrouw. Zij had wel kun:. :i zeggen: „Uw wensch is voor mij een b .1!" Maar zij was in dat oogenblik niet m een stemming om te schertsen. „Nog oen oogenblikDe hear Dietlein nam voor de schrijftafel plaat9. Doch spoedig legde hij de pen wéér weg. „Ik heb het volgende telegram opgesteld en hoop, dat het uw goedkeuring zal weg dragen: Ellrich en Cie. Rillingen. Is daar teen apotheker Bertram? Is hij getrouwd? H ot'el Dietlein." Mevrouw Bertram' knikte slechts. „Komt etr een toestemmend antwoord, dan el a at uw vertrek niets meer in den weg, madame Het antwoord luidde: „Apotheker Ber tram is sinds gisteren wegens het vermoor den van zijn vrouw in hechtenis genomen, Ellrich en Cie." Akten van het koninklijk landgeïeeht Nor, den ip de strafzaak tegen N. N. (zoogc^ naamd Gertrude Bertram, apothekers vrouw in Killingen aan den Neekar^ wegen» bedrog. BLAD I. 8 Augustus 1909. 1 Politiebureau Borkum. De vrouw van den hotelhouder Dietlein, Kathariena Dietlein, verschijnt on legt d# volgende verklaring af: „Gïstetren, den 7den Augustus 1909, kwam een onbekende reizigster in ons hotel, die voorgaf de vtouw van den apotheker Bertram, uit Killingen, te zijn. Daar zii zich zeer goed voordeed., elegant gekleed was en veel bagage bij zich had, vonden wij er geen bezwaar in haar onderdak tel verlecnen. Zij is ons voor logies, ontbijt! 'en diner het bedrag van 25 marken 10 pfenning schuldig. Nadat zij hedenmiddag haar bagage naar Ostende had laten very zenden, wat wij natuurlijk toelieten, very klaardo zij plotseling, dat zij ons niet kon betalen. Haar bewering, dat zij jl# vrouw van apotheker Bertram, uit Kily "lingen, was, is volgens het hier hijgcu voegde telegram van de firma Ellrich en Cie. onwaar. Wij zijn dus voor een bedrag van 25 marken, 10 pfennig opgelicht. „Ik ondergeteekende, heb de beschul digd© in verhoor genomen en zij houdt ook tegenover mij vol, dat zij de vrouw, van apotheker Bertram, uit Killingen, i#. Zij heeft óf haar geld verloren óf dat i# haar ontstolen. Daar de beschuldigde haar persoonlijkheid niet kan bewijzen, heb ik haar aangekondigd, dat zij voorloopig in hechtenis wordt genomen, en breng haar hiermee voor het koninklijk landgcrecht. Nog zij opgemerkt, dat de beschuldigd# blijkbaar ontstelde, toen ik haar het tel#* gram uit Killingen voorlas. Met achting, D© inspecteur van politie Worn aft (Wordt vervolgd)»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 6