Een HoHandsch Onderwijzer
te Esrceux vermoord.
Dit de Omstreken.
Gemengd Nieuws.
Ann een medewerker van hèt dagblad „De
Amsterdammer deed de weduwe van den heer
D. J. Dijkstra, onderwijzer aan de Wilhel-
mina-sehool to Amsterdam, het volgende ver
ba a) over den tragisch en dood van haar
man
Wij gingen 27 Juli op reis naar België.
Mijn man en ik, een vriendin en eenige onder
wijzers. Wij kwamen aan in Elsneux en namen
onzen intrek in Hotel „Bellevue". Prachtig
rvas het weer en het uitzicht op de brug,
die vlak voor het hotel dag, was schitterend.
Hier vernamen wij voor 't «eerst van de
corlogsgeruchtcn, maar de gedachte der men-
scben, die hier woonden, was: „Maak umaar
niet bezorgd, want dat komt. hier zoo dikwijls
voor, dat ze zeggener komt oorlog. Er
gebeurt toch niets, want België is onzijdig."
Dat nu stelde ons weer gerust en deed
ons zelfs besluiten nog een weinig dieper
België in te gaan. namelijk naar Laroohe.
Maar wie schetst onze verbazing, toen wij
daar aankwamen, over het gezicht van de
menschen en de houding van den hotelier. De
menschen keken ons aan met. verwilderde
oogen en riepen maar: „De vijand komt!"
Do hotelier zeide„Gij komt hier niet in;
keer terug, want de vijand komt."
Dan maar terug. Maar hoe? Een trein ging
niet meer, dan maar loopen. En beladen met
onze koffers en pakken namen wij den terug
weg aan. Maar, o ellende, zij hadden dc hoo
rnen langs den weg omgekapt en die dwars
over den weg geworpen en daar prikkeldraad
tusschen gespannen Na een paar uur wor-
etelen kwamen wij aan Mcbruc. Hier was
nog een trein, die naar Luik gaan zou.
Wij namen een kaartje naar Luik en meen
den nu alle bezwaren te hebben overwonnen.
Maar, o schrik, toen de trein ging rijden,
vlogen alle bruggen, die wij overgegaan wa
rm. met donderend geweld in de lucht. Wat
soldaten stapten uit, legden dynamiet in een
gemaakte opening 'en was dan de trein over
do brug heen, dan vloog deze in de lucht.
Schrik en ontsteltenis grepen ons aan. ook
toen wij zagen, dat m«et de rails evenzoo
werd gehandeld. Waar moest dat heen En
nog grooter werd onze ontsteltenis toen wij
in Comblay Pont aankwamen en hoorden:
„Hier uitstappen, niets rijdt meer door. Daar
stemden wij. Wat te doen Naar Luik was
to ver, dan maar naar Esneux.
En zoo geschiedde. Wij kwamen in Esneux
terug, na uren loopen en gingen naar het
zelfde hotel waar wij geweest waren, vlak
tegenover de brug. De hotelhouder zeide ons
hoc de toestand was en dat het beter was
als wij weggingen, maar toen hij hoorde,
dat dit onmogelijk was. nam hij ons weer op.
Kalm1 hebben wij toen de komende dingen
afgewacht. Maar dat is niet lang geweest.
Op een gegeven moment zagen wij vier
wielrijdende Duitsehe soldaten den weg af
komen snellen en bezit nemen van de brug.
Even daarna kwam een heele Duitsehe co
lonne en bezette eveneens de brug. Alles
ging betrekkelijk rustig in zijn werk. De
soldaten kwamen daarna in het hotel en aten
fen dronken en alles scheen rustig te ver
loeren. Vier Duitsehe officieren kwamen bij
ons en begonnen te vertellen, wij vertelden
hun cn alles ging op de meest vriendschap
pelijke wijze. Tevens was het een verrukke
lijk schouwspel het. aankomend Duitsehe leg*er
te zien. Wie het niet. gezien heeft kan het
niet gelooven. maar 't is schitterend. Groote
paarden, sterke kerels, de uitrusting nieuw
fen glinsterend in de zon. Waarlijk, 't maakt
feen verheffenden indruk.
Woensdagavond legden wij ons dan ook
vermoeid van het zien en het helpen der
soldaten om 10 uur zoo goed als het ging
ter ruste. -Maar nauwelijks hadden we ons
nedergelegd, of daar klonk een kanonschot.
■Wat is dat? D? geheele plaats was in een
©ogenblik herschapen in een oorlogskamp.
De soldaten renden door de straten ten de
cavalerie rende in volle vaart de brug over.
Het kanongebulder nam steeds in hevigheid
loc. De Belgen waren gekomen en beschoten
van de hoogten af de brug en het dorp.
Mfin man en ik stonden voor het raam. Het
was een wilde ren.
De Duitschers stormden den Belgen te ge-
moct cn deze beschoten van bovten af de
mannen, die de brug over wilden. Wij zagen
de Duitsehe jongens als kegels omvallen.
Eten k eele rij werd weggeschoten en een andere
Dam die plaats in om evenzoo te worden
omgeworpen. En hoe verschrikkelijk het ook
wa-s cn wij tot in ons hart beefden, konden
we niet. nalaten dit ontzettend schouwspel
iaan tp zien.
Mijn man zat voor het raam tot een kogel
dichtbij kwam, waaruit wij begrepen te moe
ten opstaan. Ik greep zijn hand en gevoelde
hoe hij klam was van het zweet. „Vreest
ge," zeide ik, „je waart nooit bang." Neen,
zei hij, „ik vrees niet voor mijzelf, ik denk
aan de kinderen. Dit- was eigenlijk het laatste
woord dat ik van hem hoorde.
De. Duitschers hadden de Belgen ontmoet
ten eenïgen krijgsgevangen eémaakt, die zij met
geboeide handen bij ons in het hotel brach
ten. Een werd gebracht in een kamter en
daar bewaakt door de soldaten.
Nu scheen een oogenblik rust te zullen
komen en alles werd stil. Maar die krijgs
gevangenen zouten ons ongeluk worden. Want
geen uur daarna komen Belgische troepen
aan om die gevangenen te ontzetten.
Wat torn geschiedde valt haast buiten alle
beschrijving. Het hotel werd als doorzeefd
met kogels. De kanonnen bulderden op de
hoogten en namen schoorsteen en dak van
het hotel weg. De ramen werden er uitge
schoten, de kasten doorboord, de pooten vlo
gen onder de stoelen vandaan en de schoorsteen
in het huis viel in puin voor onze voeten.
Er was maar één kreet: „Bed je!" En zie,
daar kreeg ik een bijzondere ingeving. Ik
dacht: Zóó zijn wij verloren, maar de waard
bier heeft twee kinderen en die zal hij wel
in veiligheid brengen, ik-moet dien man in
het oog houden. En zoo geschiedde ook.
Wij klemden ons aan hem vast en volg
den hem en zijn kinderen naar een keuken.
In die keuken was een gat dat uitkwam in
eem kolenkelder. Hierin lieten wij ons
neder en sloten de deur toe met een gren
del. Onbewegenlijk hebben wij zoo een uur.
gelegen, plat op onzen buik, zonder een
woord te spreken, ja, haast zonder to dur
ven ademhalen.
Mijn man was bij mij, evenals de oberkell-
ner die ook mede gavlucht was. Deze el
lendeling had tot mijn allergrootsten
schrik een revolver bij zich. Als deze ge
vonden werd, zouden wij immers allen zon
der pardon gefusilleerd worden. Na een uur
scheen bot schiet/en te bedaren en hoorden
we boven ons loopen.
Toen meende mijn man het oogenblik ge
komen, om te zien, of wij weer uit. deze
ellendige ruimte konden komen en hij
ging. Ach, was hij nooit gegaan. Want bij
ging om niet weder te keeren. Hij klóm den
kelder uit, ging do keuken door, opende
do deur naar de straat en nauw bad hij
deze geopend, of een schot klonk en met
doorboord hart lag hij dood op do straat.
Wie dat gedaan heeft, een Belg of Duit
schor? ben ik niet te weten gekomen. Zoo
hebben wij hem later gevonden.
Ik wist niet van hetgeen hem overkomen
was, doch wachtte; maar hij kwam niet.
Ik riep, maar kreeg geen antwoord. Ik
meende, hij zal aan 't helpen zijn van'ge
wonden of zieken en begal mij ook naar
boven. Maar nauwelijks boven, begon bet
hetzelfde leven weer. Nog ontzettend was
liet gebulder der kanonnen en liet invallen
der huizen. Terug naar den kelder was de
eenige reddiug.
Een uur ging voorbij. Weer lagen wij
lang uit, op onze borst, sidderend en be
vend. Want bet schrikkelijk© dat zich aan
ons voordeed was, dat wij, glurend door
eenige spleten in den zolder en muren,
Tlammen zagen, alles vlammen en rook.
Toen kreeg de toestand iets helgcli. Wie
zou bier redden Nu brandde bet boven
ons en wij, wat. zouden wij De angst be
reikte zulk een hoogtepunt-, dat wij beslo
ten, er gebeurde wat. wilde, bier vandaan
to gaan.
Tegelijkertijd boorden wij zware voet
stappen boven ons van Duitsehe soldaten.
Wij kropen uit- onzen kelder -en vonden
boven soldaten, die alles doorzochten. Bij
liet bevel..Handen omhoog", voldeden
wij hieraan direct. Men greep ons aan, be
tastte ons of wij ook wapens hadden en ge
begrijpt wat een angst ik toen doorstond
over dien kellner mot zijn pistool.
Maar God lof, een wonder geschiedde; hoe
wel men hem doorzocht, vond men het pistool
niet. Het was even dieper gtezakt. dan de
soldatenliand voelde. Wij werden direct aan
't werk ge zot om de gewonden te helpen.
Maar, o schrikkelijke toestand, ik moest
daartoe stappen over de lijkenmen kon niet
heen of weer of men moest over 't lichaam
van «een mtensch. Maar God gaf kracht in
dezen ongeleenden toestand. Maar waar was
iuijn man? Ik meende het uit te gillen. Zeg
clan toch waa*r hij is. Ik vroeg aan den
hotelier on zeide: „Gij weet het, ik gebied
u. zeg het mij.7'
..Ts hij gewond'" Ja. zei de man. Ik vroeg:
„Is hij dood Toen antwoordde hij niet,
maat ik wist het.
Wat konden mij toen geweren of kogels
verschrikken. Ik moest hem hébben en ging
naaï buiten.
Daar vond ib hem lang uitgestrekt op de
straat. Een glimlach op zijn gelaat cn met
vast toegeknepen lippen. Zijn hart- was door-
tcord. Ik knielde neder en kust© hem. Daar
lag h^j, wat. moest ik doen? En hadden de
Belgen toten maar rustig gebleven, maar
helaas, daar donderden alweer dc kanonnen,
en wij moesten van de straat. In het hotel
kon niet, maar wij vluchtten in den kelder
van een huis verderop.
Negen huizen stonden in brand en op in
storten. Toen ik weer ©enigszins tot bezin
ning kwam', zaten wij met 10 menschen in
een JHein keldertje. Ik hoorde niets anders
dan die gebeden dezer menschen. Zij riepen
alle heiligen en God in den Hemel aan. Ja,
zo sbieekten ook mij te bidden. „Zijt ge
katholiek?" vroegen zij. „Bid dan toch!"
„Neen," zeide ik, „ik hen protestant en zal
ook bidden, maar op mijn wijze."
V ter-en-twintig uur hebben wij zoo in dezen
toestand doorgebracht. Het leek eten eeuw.
"Van eten geen sprake, van drinken evenmin.
Het goed kleefde ons aan 't lijf. In zeven
dagen heb ik geen stuk' kleerten kunnen uit
trokken. maar heb gewaakt-, dag en nacht,
Eindelijk kon ik het niet uithouden en wilde
naar mijn man, naar zijn lijk. Ik bad en
smeekte den hotelier, mtet ons mede te gaan,
maar hij weigerde.
Zoo ging ik dan met mijn vriendin alleen.
Wat een tafereel, toen wij buiten kwamen.
Wie zal het beschrijven En dan die lijken,
dio ontzettende lijken 1 Eenige mannen waren
bezig de lijken op een kar te laden. Zij
wierpen z© er in als blokken hout. En toen
ik aan het hotel kwam, was de gang als
een goot waaruit bloed liep, komende van
de lijken in de kamers. Men was dan ook
bezig de gang aan te vegen.
Daar vond ik ook mijn man terug; hier
knielde ik hij litem neder. Ik kan niet zeggen,
wat ik in deze oogenhlikkcn doorleefde, maar
dit stond hij mij vast: hij moest niet begraven
als die anderen, die ik zag, nam'elijk in eten
groot gat mtet ongeblnsohte kalk. Hij zon
alleen begraven worden en als hét kon in
een kist.
Na ontzaglijk© moeite gelukte het mij een
man te vinden, dio mij hielp. Een houten
kist werd gemaakt en daarin een zinken
en zoo werd mijn rnan gelegd in zijn laatste/
huis. Om zijn naam er onuitwischhaaT op te
hebben, greep ik een schaar ©n kraste ©r
zijn naam in: H. J. Dijkstra.
Tw«ee Duitsehe officieren kwamen toeloopen
en zagen mij bezig. Zeer beleefd en vriende
lijk spraken zij mij aan. Ik vertelde hun mijn
wedervaren en zij waren ztier medelijdend.
Zij hielpen mij een kussentje van stroo ma
ken, waarop het stoffelijk overschot ver
voerd kon worden naar ©en nabij gelegten
kerkhof. En zoo geschiedde!
Mijn man op een boerenwagen ik en
mijn vriendin er aohter. Bij stroomen viel
de regen neer. De soldaten en burgers kek£n
ons somber na'. ,Qok de officieren vergezel
den ons. Een pïiestefc vroeg of hij em lijk
dienst mocht houden.
„Neen," zeido ik, ;,ik dank if; jk ben pro
testant en zal zelf ©en lijkdienst hóïld^jn.'
Da t heb ik d&n ook vedaAn m juüa Ï&4&
werd gezet, in een grafkelder van ©en mijn
heer, die welwillend dezte plaats vow het
lijk van mijn echtgenoot afstond.
Toen keerde ik terug, alleen en ellendig.
Want. wat zou ik doen? Ze hadden alles van
mijn man gestolen, zijn horloge, ring en geld.
Zijn ring wild© ik terughebben, het koste wat
het wilde. Nu had ik een sterk vermoeden dat
die kelln-er hem gestolen had en op mijn be
slist gezegde: Man, jij hebt mijn man be
et oleiL sohTok hij zóó, dat hij direct door do
mand viel en zei: Niet ik, maar mijn vrouw
deed het. Deze kwam dan ook met de voor
werpen aandragen. Y an het geld echter kreeg
ik niets, want dat hadden zij niet, zeiden ze.
Ik was echter al blij met deze dingen en
peinsde wat nu te doeu. Eerlijk gezegd, had
d© ellende mij zoo «ngegrepen, dat ik er
niet ver af was, mij in het water der rivier
te werpen. Maar, Goddank! mij viel nog een
andtero gedacht© in. Ik zeide tot mijn vriendin
Laten wij het laatste wagen en den Duit-
schen generaal opzoeken. Wij gingen naar
het station. Daar was de staf gelegerd. Een
soldaat die ons den toegang ontzegde, be
antwoordden wij op zulk een wijs, dat de
man verbluft ons liet begaan. Wij zagen toen
een ouden generaal mét kaarten voor zich
op het perron zitten.
De soldaat, sprak hem aan en zeide: „Zie
hier een vrouw die geen man, geen geld en
geen eten meer hééft." Do oude man vestigde
doordringend zijn oog op mij en zei: „Dat is
treurig dame, dat is treurig."
Allervriendelijkst werd ik beban(leid. Direct
motst ik eten. Men bracht ons, mijn vriendin
en mij, naar de keuken en Het ons het beste
geven wat ©r was. Ja, zóó alles waren deze
mannen voor ons, dat gecommandeerd werd.
„geef dezen dames nieuwe borden en nieuwe
verken." Dit bewijs van attentie ontroerde mij
zeei. Tevens ontvingen wij een bewijs van den
generaal, dat. wij naar Luik mochten. En niet
alleen dit, maar ook ©en wagen werd gehaald
én aan den koetsier gezegd: „Bréng deze
dames naar Lnik naar den Hollandschten
consul en denk er om, dat ze daar goed
moeten aankomen."
Zoo reden wij weg, vol dankbaarheid en lof
voor de Tedding Gods, maar ook voor de goede
Duitsoho militairen, die ons zoo Hef en vrien
delijk hebben behandeld. Want menschelijker-
wijs gesprokken, als deze mannen niet zoo ge
handeld hadden, ik had nimmer mijn huis en
kinderen wedergezien
Zoo kwanren wij na drie uur rijden te Luik.
Luik was bezet door de Duitschers en ik
rnocst naar den consul. Maar ach, wat een
ontgoocheling. Ik meende nu gered te zijn.
Bij een Hollandschen consul zal je geholpen
worden en wat was het geval? De man ver
slond noch sprak Hollandsch. Er moest een
vrouw gehaald worden, die Duitsch en
Fransch sprak, want de rnan sprak of ver
stond ook geen Duitsch en wij spraken
Duitsch.
Op alles wat behandeld werd. door middel
van de vrouwelijke tolk, was het antwoord:
„Ik kan er niets aan doen: Geld heb ik niet,
alleen daze 7 franc". Wij namen ze in vrede
maar aan en moesten van deze 7 francs in
Luik logeeren. Op het stadhuis wilde ik
een biljet vragen om naar Holland te mogen.
Maar wat wil het geval? Het papic-r. dat dc
Duitscher mij gegeven had, Het ik ook nu
zien en dat was ©en groote fout. Want die
Duitsehc-r had er in geschreven, dat ik een
vrouw was, wier man was doodgeschoten door
'een Belg. Dit had ik niet gezegd, want ik
wist niet, wie hot gedaan had.
Toen ik nu dit stuk Het zieu aan een*Bel-
gischen politieman, die aan de deur stond,
las hij ook dat van dien Belgisehen soldaat,
©n daar wordt do man zóó woedend, dat hij
mij bij mijn hor9t grijpt en mij met kracht
achteruitwerpt, zoodat ik tuimel.
Nu moet ge weten, ik had van 'e morgens
8 uur tot 's middag9 6 uur gestaan in een
drom van menschen, 'die op het stadhuis
moesten zijn. Eteaclit had ik niet meer, want
eten deed ik niet en dan dat staan, ik was
de bezwijming nabif en dan ten slotte dez©
behandeling, ik meende te sterven.
Teirug in het hotel, had ik dit stuk nog
steeds in de hand en vroeg iemand, het mij
voor te lezen. Nauw had hij het gezien of hij
zeide: „Wel, go kunt op dit stuk gerust naar
Heiland. Ga slechts naar den militairen com
mandant, dan zijt ge klaar.7' Ik deed alzoo
en jawel, dez© zeide: „Ga morgen om 8
uur naar het station, dan gaat een militaire
trein." Zoo deed ik. Orn 8 nur was ik
present, maar ach, daar deelde mij de officier
mede, dat die trein pas om 12 uur ging.
Er scheen geen einde aan mijn ellende te
komen.
Eindelijk, daar gingen wij. En wederom
zoo'n vriendelijk© attentie van de Duitsch©
militairen. Ik kreeg namelijk een tweede
klasse rijtuig, dat toevallig tussclfeh den
trein inTeed. Zoo namen mijn vriendin en ik
en nog oen oude heer en dame, die in Luik
waren, plaats en reden naar AAen.
In Aken zocht ik den Hollandschen consul
op. Daarna ben ik gespoord naar Vaals en
Maastricht en kwam zoo eindelijk na drie
w«cken in Holland terug. Op do grens zag ik
de Hollandsohe vlag. O, wat ©en gezicht was
dit. Mijn hart scheen te bersten van blijd
schap. Holland, hier was Hollandtoen
naar Amsterdam. Maar hoe dichter ik mijn
dierbaar huis naderd©, hoe meer nam een
nameloos verdriet d© overhand. Want was de
vreugde groot, das ik mijn kinderen zou
terugzien, ik zou hen echter niet kunnen
Wederzien, zonder de boodschapster te wezen
van «de droevigst© aller tijdingen, namelijk,
dat wie zij óók verwachtten nimmer zou
wederkeeren, want hun vader was gelood en
begraven in een vreemd land.
BlüCLANIü^
k 40 Cents per regel.
Men weiger© verhoogde prijzen te betalen.
Gen. Agentschap Sana togen Amsterdam.
HILLEGOM.
Verplaatst ie van Apeldoorn naar
hier de klerk der P. en T. eerst© klasse
P. H. Bonsbank, mét intkekkHig ram rijn
verplaatsing naar Druteu.
NOORDWIJKERHOUT.
Mej. G. L. Mouwen, alhier, is in Den
Haag geslaagd voor het examen hoofdakte.
KERKELIJKE BERICHTEN.
R ij n e b u !r g. Ohr. Getr. Gem. Donderdag
avond te halfacht, da J. v. d. Vegt. Bid
stond.
WOUBRUGGE.
Gemeenteraad.
Voorzitterde heer T. P. Kleyn, bur
gemeester.
Aanwezig: alle leden.
Ten aanzien van het schrijven van den
ontslagen monteur "W. F. Jos, die zich
niet zou neerleggen bij zijn ontslag door
den Raad en de gemeente in rechten zou
aanspreken, stellen B. en W. voor, dit
voor kennisgeving aan te nemen. Zonder
discussie en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
De voorzitter stelt aan de orde de be
noeming van twee leden der commissie te
gen schoolverzuim. De tweetallen zijn de
heeren W. van der Waa en N. Bouthoorn,
en J. van Dam en A. D. H. Heenk. Bei ie
laatstgenoemden, aftredende leden, wor
den herkozen.
Op de aanbeveling ter herbenoeming
van leden in het college van zetters wor
den geplaatst de heeren J. van Dani en
J. M. van der Voorn en als hun plaats
vervangers de heeren C. Molenaar en O.
P. van der Geest.
B. en W. stellen voor een tijdelijke amb
tenaar ter Secretarie te benoemen op een
tractement van 60 per maand.
De heer Heenk vraagt of de werkzaam
heden thans zoo zijn uitgebreid, dat dit
noodig is.
De voorzitter wijst op het vele werk,
dat den secretaris de laatste jaren is op
gedragen cn daardoor zijn verschillende
werkzaamheden blijven liggen; ook was
het plan een ander stelsel van administra
tie in te voeren, Daar de tegenwoordige
eïschen.
Na breedvoerige bespreking wordt lit
voorstel aangenomen.
De voorzitter zegt, dat hij voor de te
genwoordige omstandigheden nog geen
erediet heeft aangevraagd, om eerst het
particulier initiatief te laten werken
De heer Lieverse vraagt, wie de uitkce-
ring regelt van Rijksvergoeding voor kost
winners. De voorzitter antwoordt, dat hij
dit regelt onder goedkeuring van den Mi
nister van Oorlog. Hij deelt mede naar
welke bepalingen de vergoeding ziel) re
gelt. Verder wenscht hij te weten of de
Raad de risico op zich neenït voor ver
goedingen, welke niet door het Rijk moch
ten worden voldaan.
De vergadering had hiertegen geen be
zwaar.
De voorzitter deelt mede, dat de 'ïaeht-
agent. van politie TerRorsfc in werkelijkcn
dienst is als milicien en dat tot nu-toe zijn
tractement- is betaald, en vraagt den Raad
verder te willen besluiten.
Besloten wordt tot 1 September a.s. dit
salaris nog te voldoen cn verder zijn geziD
te rangschikken onder die, welke aan
spraak maken op de vergoeding van kost
winners.
Na rondvraag sluit de voorzitter de ver
gadering.
BURGERLIJKE STAND.
ZOETER WOUDE Geboren: Helena Cornelia D. v.
W. noocjorvorat en van A Kortekaa*. Adiianus, Z.
van E. A van den Akkor en van J. Slincoiland.
Gehuwd: Hermanns Johannes van Amsterdam
43 J. weduwnaar van Maria Vlasveld on Leentjo Cornelia
OoljcDdük 31 jaar.
Overl odon: Dirk Motycr 23 j.
LEIDERDORP. G e b oro n:' Christiaan Hugo, Z. van
H. don Hollander on M. W. Rnigrok.
OverledoD: Lovenloos kind van "W. Schrama en
J. Halvoinaan, Gerardus Johannes Berkhout, oud
17 mannden.
NOORDWIJKERHOUT. Geboren: Petronolla, d. van
Jan v. d. Borg W.zn. en Anna VerdegaaL
VALKENBURG. Geboxen: Aagje, Dochter van F.
A. Peet en Aagje Parlevllet.
ALPBEN. Bevallen: A. H. van Donk geb KaptoJJn
Z. M. v. d. IJ Sr-el gcb. Mooren Z D. Zwaan geb-
Aalbors D. T. Couveo geb. Blonk Z. A. Heidbnurt
geb. Van Straten, Z. J. C. Zijlstra geb. Do Vos, lovenl. Z.
BODEGRAVEN. Bevallen: A.Uitholgeb.PJornp.Z.—
B. T. Kouwenhoyen gob. Lodorus, Z. J. Zaal goo. do
Hdbg, Z.
O v erl o d en: H. van dor KleUa IS jr. M. Vooidouw,
wod. van J. Bode, &0 jr. AI. van Wijk 0 mnd.
HAZKRSWOUDEL Beval Ion: G. Dorsman geb. van
Vliet, Z. N. Oppolaar geb. Verheul, D. J. A. Roos geb.
van Elk, D. 0. W, do Boer, geb. Vormeulen.D. J. M.
Groen geb. Zandvliet, Z. N. van der Haven gob. de
Bruin. Z.
Ovorloden: Potms van der Werf jm. 19 Jr.- J.
Blonk weduwnr. van Ja. Voois, 62 jr.
KATWIJK. Go boren: Grietje, D. v. S. P. Burger
hout cn J. Brussoo. Cornells Dirk, Z. v. C. van Leeu
wen en A- de Langen-Gjjsbort, Z. v. W. van Eiin en
M. Haasnoot. Eliza Ballus, Z. v. P. Hngoord en F. Bo-
zerner.
OverledoD: Sopbia Schaap, oud 2 D. v. 0. en
A. v. Duijvenbodc.
Gehuwd: J. T. Wil"inga jm. on G. C. J. Rutgors jd.
LISSE. Geboren: Johanna Goertrnida Magaretbai
dochter van F. C. J. Z -Jaloot on P. F. Kaptjjn. Potrus
Maria, zoon van P. va Dijk en K. Hok. J51Lsaboth,dochtor
van H. van Voorst i 0. van Eijk. Dirk, zoon van P.
van Luik en D. Kapt n. Cornells Adrlanus GUsbertus
Jacobus, zoon van P. Ni nwenhuis eD O. A. Hagon. Hen-
ricus AdriaDus, zoon van FI. G. van Liorop c-n M. Hecms-
kork. Wilhelmus Francisc-is Johannes, zoon van J. Da-
men en C. Rusman. Cornelia, zoon van M. do Wreedoon
T. Gardol.
OUDSHOORN. Bovallen: J. de Jong geb. Hoogo-
boom.Z»— G Maas gob. don Blanken, Z. P. v.d. HeU-
doD geb. Goerlol, Z.
VOORHOUT. Geboren Leonardos Hendrikus, Z. v.
Loonardus Hondiikus van der Hooven en Maria Heleiia
Haket. Fianciscus Cornells Johannos Petras, l. v.
Wilbolmus Hu\jts on Theodora Maria Krimp. Holona
Antonla Mana, d. v. Cornells de Groot en Maria Zwanen,
burg. Johannes, z. v. Dirk i-inisman en Anna van
der Eist, Hermanns Hondricus, z. v. Hermanus
Georlings on Elisabeth Warmordam. Cornelia d. v.
Hendrikus van Wont en Maitina Cornolia van Wlerin
gen.
Overleden: Levenloos aangegovon kind van het
mannelijk geslacht van Goraidus van der Lans en Jo
hanna Schtama, Johannes v. cL Zwot, oud 80jr., echtg,
van Sophia van den Boogaard.
WASSENAAR. Geboron: Jacoba Caüiarina, d. v.
B. P. van Beden on J. C. Neerscholte Willem, z. v.
J. van Delft en A. Bogewoning. MarJa Johanna, d.v.
P. Putker on A. van der Goer. -Diik Mannus, z. v. J.
Veerman en M. C. van Zwol. Maria Cornelia, d. v. G.
Loodostoyn en AL Ruygrok van de Werwe.
Overleden: Th. 11. Kortekaas,Z., C m. D. do Wit,
M„ 72 j.
ZWAMMERDAM. Gehuwd: J. W. Oskam jm. 20 jr. en
N. W. Offers, jd. 18 Jr. J. H, van Weizen, jiu. 23 jr. en
en G. van der HeUdon 22 jr.
Eentaxi-SLutfodie 'b namiddags
met veel vaart uit d© richting Kneuterdijk
de Parkatr. in Den Haag wilde inrijden,
kwam met groote kracht tegen den steen-en
paal aan nabij de schutting om de Klooster
kerk, zoodat hij geheel omsloeg en een gat
maakte in de houten schutting. De chauf
feur kon ongedeerd uit de auto klauteren,
maar de inzittende passagier, do reserve
luitenant Hoogkamer, werd met een groo
te hoofdwonde met moeite uit zijn benarde
positio gehaald en dadelijk het nabijgele
genhuis van het „Roode Kruis binnenge
dragen.
De auto was erg gehavend. Vermoedelijk
heeft de chauffeur den draaf te ruim geno
men of haperde er iets aan de stuurinrich
ting.
Op den Bergschen Plas, achter
Plaats Lommerrijk, te Hillegersberg, zijn
bij het roeien door het omslaan vair een
boot, twee meisjes van 20 tot 30 jaar en'
een jongmensch, te Rotterdam woonachtig,
te water gevallen cn verdronken. Het lijk
van een der meisjes is opgehaald. Een
vierde persoon, die eveneens in de roei
boot zat, werd gered.
Jong Nijlpaard in Artis.
Het bestuur van „Artis" te Amsterdam,
heeft, ten einde de kraamkamer zoo rustig
mogelijk te houden, tot nog toe geen mel
ding gemaakt van de geboorte van ecu
Nijlpaardje op 24 JuH j.l. Moeder ©n kind
zijn gezond en kunnen nu weer bezoeken
afwachten, zoodat zij voor het publiek ta
zien zijn.
In het Aquarium is in een der basins cIq
o" v b-fl.ien tc zieu. De wand
van het langwerpige perkamentachtig©
ei is zóó doorschijnend dat de bewegingen
van het embryo duidelijk zijn waar te ne
men.
Er is ingebroken bij den
landbouwer A. Zonneveld, onder Haarlem-
merliede. Vermist worden tal van ldeinoo-
diën. benevens 700 aan geld.
Bij een onderzoek der politie, in den
vroegen morgen, zoodra men den diefstal
had bemerkt, vluchtten uit den hooiberg
vier personen, die echter niet kondeD wor
den achterhaald.
Door eenige Winters wijksche
jagers zijn in het Masterveld drie volwas
sen vossen geschoten.
In eenige Drentsche dorpen
heeft hèt de laatste nachten sterk gevro
ren Aan de laatbloeiende tuinboonen is
heel wat schade aangericht.
7 0-jarige echtvereeniging.
Wij lazen in „De Rotterdammer" de vol*
gende merkwaardige advertentie
70-jarige echtverecniging van Marinus
den Boer Czn. en Grietje Boot Jd. Hunne,
hun liefhebbende 12 kinderen, 11 behuwd"
kinderen, 64 kleinkinderen, 21 behuwd*
kleinkinderen, 76 acht 2-kleinkn der en,?
Dirksland, 20 Augustus 1914
De vorige week vond men
te Amersfoort in de kazerne der bereden
wapens de deur van een rustkamer inge*
trapt. Daarbinnen was de inhoud dooreen*
geworpen en geschonden. Zoo waren kap'
pen afgesneden van rijlaarzen, enz. Wegens
het niet aanwezig zijn van inventaris kon
nog niet gezegd worden, wat vermisü
wordt. Op den openbaren weg, nabij de
kazerne, is echter een revolver teruggo*
vonden. Sedert dien is het aantal wacht
posten uitgebreid-
Het. vergaan van de „Baronl
Gautsch". Naar men weet is van Ita>*
liaanschen kant gemeld, dat het gezonken
Oostenrijksche Lloydschip „Baron!
Gautsch", op een mijn was geloopen, dooï
de Oostenrijkers gelogd.
Over de oorzaak van de schipbreuk lezeif
wij nu in de „Lok. Anz." het volgende:
De officier Joseph Luppi, de tweede ka*
pitein van de „Baron Gautsch" is to Fiumèi
aangekomen en heeft daar met de grootatj
mogelijke beslistheid verklaard, dat -de „Ba«
ron Gautsch" niet op een mijn geloopen^
doch het offer van een bomaanslag gewor«'
den is. Kapitein Luppi vertelde van hetj
schrikkelijk gebeuren de volgende bijzon
derheden
„Het zal zoowat drie uur geweest zijzÉ
toen ik in een rustigen slaap gestoord werd
door een doffen slag gevolgd door hevig
gekraak. Meteen drong door de deur van!
do eerste klasse heete damp en verstik*
kendo rookik kwam op het bovendek^
doch kon do commandobrug niet meer be<
reiken door do gloeiende stoom en de dik*
ke rookwolken dio uit de machinekamers
drongen. Op het bovendek bevonden zich
een goede vierhonderd passagiers, die in
wilden angst zwemgordels wegrukten en z©
om het lijf bonden.
Het water drong door de open kajuit-
vensters met zooveel kracht binnen, dat'
het ruim binnen vier minuten volstonden
toen begon het schip te zinken. Ik zat met
veertig passagiers in een boot ;nauwclijka
hadden wij afgestooten of de „Baron
Gautsch" verdween in de diepte, met al
len, die zich nog op het dek be
vonden. Bijna alle menschen, die met'
zwemgordels om van het schip in zee waren
gesprongen, zijn geredalleen een paar
die te dicht bij het schip gebleven waren,
werden door de zuiging van het water naar
de diepte gesleept. Ook twee reddingsboo*
ten, vol met passagiers en matrozen gin!*
gen in een kolk verloren.
Voortdurend gaven.wij signalen en wel*
dra zagen wij heel in do verte, drie sncllei
torpedobooten aankomen binnen bet half*
uur waren zij op de plaats van het onheil
en weldra waren allen, die met zwemgor*
dels om ronddreven, opgepikt."
„De ramp. is stellig" zoo verklaard^
kapitein Luppi ten 6lotte „veroorzaak*
door een in de macbinèkamcres verborgeiï
holscho machine, die ook het napliareser*
voir heeft doen springen. Kapitein Wintel^
en dc eerste officier Tenze zijn tot op het
laatst© oogenblik op de commandobrug ga*
bleven Winter heeft zich nog kunnen redt
den, doch Tenze is in do naptha gestikt' f